Het reisverslag van
Wenamon met de titel: de zinloze
tochten van Wen-amon, is een bewaard gebleven rapport van een Egyptische
handelsmissie, waar de ambtenaar Wenamon mee belast werd. Volgens het verslag
moest de heilige bark van Amon-Ra in Thebe hersteld worden. En omdat Egypte
geen degelijk hout bezat, werd Wenamon eropuit gestuurd om in Byblos cederhout
te gaan halen.
Tijdens de reis werd
Wenamon bestolen door een van zijn bemanningsleden en arriveerde zonder goud en
geloofsbrieven in de haven Dor waar hij als een gevolg, niet hartelijk
ontvangen werd door Tjeker-baäl, de lokale vorst. Na veel onderhandelen en het
toezenden van extra fondsen uit Egypte kreeg Wenamon toch zijn lading hout,
maar zijn problemen waren verre van voorbij. Na vervolgens een reis via Tyrus
en Sidon, belandde hij zelfs op Cyprus waar hij door een koningin met de naam Hatiba,
werd opgenomen. De beklagenswaardige indruk die Wenamon maakte is evenredig met
de positie, die Egypte op dat tijdstip in de oude wereld innam. Het einde van
het relaas is verloren gegaan, maar aangezien de papyrus in Thebe is gevonden,
kunnen we er zeker van zijn dat de opdracht van Wenamon een goed einde kende.
Volgens de orthodoxe
Egyptologie wordt het reisverslag van Wen-Amon aan het einde van Manetho s twintigste
of het begin van de eenentwintigste dynastie in de elfde eeuw voor Christus gedateerd.
De meningen betreffende het plaatsen van Wenamon op de tijdsbalk lopen ook in
de orthodoxie uiteen. Sommigen, zoals de Egyptoloog J.H. Breasted (1865-1935),
menen het einde van de tijdsperiode van de regering van Ramses XI te herkennen,
en weer anderen verankeren het vermelde vijfde regeringsjaar in het reisverslag
aan de regering van farao Smendes I van Manetho s eenentwintigste dynastie. Het
was de Grieks-Egyptische historicus Manetho die de eenentwintigste dynastie in
de geschiedenis van Egypte inlaste. In werkelijkheid waren de zogenaamde
heersers van dit huis geen faraos van Koninklijke afstamming, maar machtige
priesters.
Het merkwaardige van het
reisverslag van Wenamon is dat de aanvang van de reis in het vijfde
regeringsjaar van een niet genoemde
farao gedateerd wordt. Het is dus
raden naar de identiteit van de niet genoemde farao en ook en vooral naar
het raden van het waarom, van het niet vernoemen van de naam van de dan
regerende farao, wat ongebruikelijk was in het oude Egypte?
Volgens mijn revisie van het dateren van de koningslijst
van Egypte zoals in Genesis versus Egyptologie, 2009, hoofdstuk 24 gebracht,
behoort Wenamon op de tijdsbalk in de zevende eeuw voor Christus. Aangezien de
invasie van de zeevolken gekoppeld is aan de regering van Ramses III en deze in
mijn revisie in de achtste eeuw voor christus thuishoort dateren we de invasie
van de zeevolken in 712 v. Chr. En hoewel Ramses III van de twintigste dynastie
de overwinning opeiste was het toch mogelijk dat zeevolken zoals onder andere de
Tjeker en nieuwe Filistijnen zich daarna konden
vestigen langs de kust van Klein-Azië. Het was in de havenstad Dor bij de
Tjeker, dat Wenamons nachtmerrie begon. De seculiere Egyptologie heeft geen
moeite met een onafhankelijk Tjeker-land in de elfde en tiende eeuw v.Chr. aan
dezelfde kust waar de koningen van Israël toen zeggenschap hadden. Het gebied
viel nochtans volgens de Bijbel tijdens de orthodoxe tijdsperiode, onder de
controle van de koningen van Israël. Een sterk verenigd Israël dat toen heerste
van de beek van Egypte af tot aan de Eufraat en het plaatje van de orthodoxie
past hier niet in. Het plaatsen van de eenentwingtigste dynastie in deze
tijdsperiode is het gevolg van het hanteren van de foutieve Sothiskalender gelanceerd
door de Egyptoloog Eduard Meyer (1855/1930).
Volgens de herziene chronologie komen nu heel wat
puzzelstukjes samen. De eenentwintigste dynastie hoort op de tijdsbalk thuis in
de periode volgend op de verwijdering van de Aton-vereerders, de lange periode
(735/671 v. Chr.) dat de eredienst aan de god Amon in Egypte verboden was en al
de tempels gesloten. Het is logisch te veronderstellen dat de zogenaamde
heilige houten bark van Amon-Ra daarna aan vernieuwing toe was, het enige doel trouwens
van de reis van Wenamon in het vijfde regeringsjaar van de dan regerende farao.
Maar
waarom geen naamvermelding van de dan heersende farao? De eenentwintigste dynastie van Manetho was een zogenaamde
priesterdynastie die regeerde rond de heiligdommen van de god Amon te Thebe,
maar ook een residentie te Tanis in de Nijldelta had. Een Nijldelta die in deze
tijdsperiode een lappendeken was van dynastieën of huizen die in feite allen
vazallen van de Assyriërs waren, Assyriërs die Egypte, onder Essarhaddon in 671
v.Chr., onder de voet hadden gelopen. De belangrijkste aangestelde vazal van de Assyriërs
was Horemheb. Velikovsky maakte duidelijk dat Horemheb in deze tijdspanne als farao
te plaatsen is. Waar ik bij Velikovsky van afwijk is dat ik meen dat de Amarna-faraos,
de Aton-vereerders, onmiddellijk aan Horemheb voorafgingen. Zie TIJD en TIJDEN,
2015, blz. 345-360. Zie link: http://boekscout.nl/shop/ViewProduct.aspx?bookId=5579
Farao Achnaton was een tijdgenoot
van Achaz in Juda en van Pekah en Hosea in Israël. De zogenaamde Amarna briefwisseling
werd met deze koningen gevoerd. Verder toon ik in TIJD en TIJDEN aan dat Labaja met Pekah van
Israël geïdentificeerd kan worden en Rib Addi met Hosea. Pekah, Hosea en Achaz
waren volgens de Bijbel, afgodendienaars wat in de briefwisseling met Achetaton
opvalt. Farao Achnaton regeert nu ten
tijde van de val van Samaria/Soemoer wat in de Amarnabriefwisseling terug te
vinden is. En we moeten bedenken dat de hoofdstad Samaria van het
tienstammenrijk in zijn lange geschiedenis slechts eenmaal ingenomen werd. Een
belangrijk argument om de Amarnatijd ten tijde van de regering van de laatste
koning van het tienstammenrijk: Hosea, te plaatsen. Zie link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1431295200&stopdatum=1431900000
Horemheb,
de door de buitenlandse Assyriërs aangestelde farao, was een gehaat heerser en
het ligt voor de hand dat dit de reden was voor Wenamon om deze gehate naam in
het reisverslag, niet te vermelden. In het orthodoxe model passen de
puzzelstukjes niet met de informatie die we uit de Bijbel voor die periode
hebben. In de herziene chronologie worden puzzelstukjes echter correct ingepast
en wordt aldus het beeld duidelijker. De Assyriërs hadden het veroverde gebied
in Klein-Azië in nieuwe provincies ingedeeld. Dor was op deze manier een
schatplichtig land aan Assyrië met een redelijk onafhankelijk koning aan het
hoofd. In Juda zat de eveneens aan Assyrië schatplichtige Manasse op de troon. In
Egypte, volgens de herziene chronologie nu onder Assyrische overheersing,
werden in deze periode massaal graven van achttiende dynastie-heersers
geschonden en geplunderd. Het waren de priester-heersers van de eenentwintigste
dynastie die een en ander trachten te herstellen. Dit alles is nu beter
verklaarbaar in het herziene model. De Egyptoloog Breasted vermeldt ook dat ten
tijde van Ramses IX een aantal Egyptische afgezanten gedurende zeventien jaar in
Dor door lokale stadvorsten gegijzeld werden, en daarna de dood vonden. Een
periode van chaos en anarchie was het voor heel de regio. Dat Wenamon met de
nodige fondsen naar Dor reisde toont aan dat deze regio niet langer
schatplichtig aan Egypte was wat ten tijde van de Assyriërs onder Sanherib,
Essarhaddon en Assurbanipal het geval was. Het gebied van de Levant stond van
dan af onder de Assyriërs en onder Essarhaddon werd Egypte eveneens
schatplichtig. Er is nog een merkwaardigheid, wanneer men het volledige
reisverslag van Wenamon doorneemt, en dat is dat men in Dor archieven op
papyrus van houtverkopen bijhield en niet meer op kleitabletten. De vorst van
de Tjeker te Dor stelt zich aanmatigend en onafhankelijk tegenover Wenamon op
met absolute onverschilligheid naar de Egyptische god Amon toe.