Erosie
Waren er slechts twee mensen, dan zouden zij zich zeer verschillend voelen. Dat gevoel maar ook het verschil zelf verdwijnt naarmate het aantal soortgenoten toeneemt: hoe meer soortgenoten wij hebben, des te beter gelijken wij op elkaar. En hoe meer wij op elkaar gelijken, des te minder uniek zijn wij. Zeven miljard, een zeven met daarachter negen nullen, zoveel soortgenoten heeft nu elke enkeling, en dat gigantische aantal poogt elk van die zeven miljard enkelingen te verpletteren.
Elke enkeling verzet zich tegen het verpletterd worden door het grote aantal van zijn soortgenoten. Hij doet dat door op een veilige afstand van hen te blijven, door een territorium af te bakenen voor hem alleen, door muren op te trekken rond de plek grond die hij bezit of huurt, of ook nog door gewoon zijn soortgenoten uit te moorden. Dat laatste heeft vanzelfsprekend heel wat voeten in de aarde, want vooraleer men aan het moorden kan, moet men eerst de ander demoniseren, men moet hem eerst tot vijand maken en afschilderen als een bedreiging, een gevaar voor het eigen bestaan.
De 'goodies' en de 'baddies' vormen de twee delen waarin een cel zich opsplitst eenmaal zij groot genoeg geworden is en weer naar ademruimte hunkert. Elke helft beschouwt uiteraard zichzelf als de goede en de ander als de slechte en er volgt een strijd die ervoor zorgt dat ze beiden sterker worden, groter ook, té groot voor de beschikbare ruimte en dan herbegint het spel: de helften delen andermaal, de kwarten verheffen zich, vechten, groeien, delen, en dan is het de beurt aan de achtsten, tweeëndertigsten, vierenzestigsten, honderdachtentwintigsten. Alle machten van twee staan in de rij, hun reeks vormt de geest van de simpele fysieke deling die een verschijning van erosie is en tegelijk een beginsel van de eros die vermenigvuldigt om de loutere lust ervan.
Eens zullen de mensen zo talrijk zijn dat elk onderling verschil geheel weggewist zal zijn. Dan zal men zeggen: "Wij!". Als majesteitsmeervoud, uiteraard, want allen zullen één zijn, de ene zal niet meer zijn dan een spiegel van de ander. En zo ook zullen materiële spiegels overbodig zijn daar men zich in elkander spiegelen zal: "Hoe gaat het met mij vandaag? Ligt mijn haar goed? Wat zal ik aantrekken voor de mis?" Ook conversaties zullen niet meer hoeven, uiteraard. Men zal nog slechts spreken, misschien wel zingen, als uit één en dezelfde mond vol tanden, want verstomming zal ons slaan, wij majesteit, mensdom, gigantisch schepsel vergelijkbaar met een mierenhoop of met een wespenzwerm, een kolonie insecten, bijzonder broederlijk voor elkaar doch wee diegene die er naar durft te wijzen!
De aarde werd gekoloniseerd, zo zal men terecht zeggen. Het mensdom heeft alle andere insecten verorberd. Insecten, ook planten uiteraard, vissen, vogels, zoogdieren, konijnen. Ook alle ertsen zijn verorberd en de planeet, dientengevolge, is helemaal hol. En dan komt de tijd van de schaarste en de terugkeer. Honderdachtentwintig wordt weer vierenzestig, vierenzestig slankt af tot tweeëndertig, uiteindelijk schieten er nog zestien over, nog acht, vier, twee, nog één. Maar de resterende één zal alsnog een spiegel van het mensdom zijn, de zeven met de negen nullen, capabel om bij het minste gevaar op verstikking, onmiddellijk weer aan het delen te gaan.
Elke lichaamscel heeft zeven miljard soortgenoten, bij meer doorvoede individuen zijn dat er wellicht meer dan twintig. En elk lichaam kan zich weerspiegelen in één enkele cel. Als verstikking dreigt en de dood waart rond, bevrijdt zich van het lichaam die ene cel die het allemaal weerspiegelt, en zij gaat haar weg en zoekt een plaats waar zij delen kan dat het een lieve lust is. Eén wordt twee en twee wordt vier, vier wordt acht, zestien, tweeëndertig, vierenzestig. De machten van twee, de simpele geest van de stoffelijke deling, de geest van de nieuwgeboren mens.
De machten van twee, de dingen die hij voortbrengt, de mens naar zijn beeld en zijn gelijkenis, in machten van twee, binair, als een spiegel, de machten van twee, de peecee, het zelf gebreide brein, het bijgebreide mensenbrein, in machten van twee, het web, het interweb. De splitsing, de eros, de onherroepelijke erosie.
(J.B., 25 januari 2012)