Omsk
Van Togenbirger-De Waelekens' Vertelsels (Alle teksten en tekeningen zijn wettelijk beschermd)
Voor meer verhalen: zie het ARCHIEF of de INHOUDSTAFEL. Ofwel klik telkens op de GROENE PIJL die naar LINKS wijst, onderaan de pagina. Copyright: J. Bauwens.
13-02-2010
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Het tanen van de Noord-Atlantische drift
Klik op de afbeelding om de link te volgen

Het tanen van de Noord-Atlantische drift



In 1752 werd Thor, de god van de donder, getemd door Benjamin Franklin (1706-1790), die dan namelijk de bliksemafleider uitvond. Deze Amerikaanse wetenschapper was van meer markten thuis: hij hielp bij het ontwerp van de eerste luchtballon en de zeppelin, hij schreef over stormen, over de dreiging van de overbevolking en over nog andere moreel gekleurde onderwerpen. Ook bracht hij een onderwerp ter sprake dat ons nu grote klimatologische zorgen zou moeten baren, met name de Golfstroom en zijn temperende invloed op het weer in, onder meer, West-Europa. Ofschoon New York op dezelfde breedtegraad ligt als het warme Rome, is het daar 's winters veel kouder dan in Brussel: de Golfstroom is voor ons, West-Europeanen, een chauffage in de winter. Of dan toch voorlopig nog.

De stroom uit de Golf van Mexico - kortweg de Golfstroom - is in feite een transportband van water die aan de oppervlakte warm water uit de Golf naar onze streken aanvoert. De warme stroming passeert hier en, eenmaal in de koude ijszee aangekomen, duikt het water naar de diepte en keert het, als diepere laag, in tegengestelde richting naar de Golf terug. Daar warmt het water weer op, komt naar boven, en de cyclus herbegint. De Golfstroom brengt ons warmte en voert de koude af.

De beweging van de waterband (vroeger "het kanaal van Bahama" genoemd of, ook nog, de "Floridastroom") wordt niet alleen door temperatuursverschillen op gang gehouden; ook het wisselend soortelijk gewicht van het water ingevolge zijn wisselend zoutgehalte (dat nu door een snelle afsmelting aan de noordpool sterk daalt), is een essentieel onderdeel van die machtige motor. En een machtige motor is dit natuurfenomeen wel, want de stroming verplaatst zo'n honderd keer meer water dan alle rivieren ter wereld samen; haar vermogen evenaart dat van een paar miljoen moderne kerncentrales.

Om nu een ingewikkeld en lang verhaal kort te maken: het afsmelten van het poolijs doet volgens sommige klimatologen deze massale watercirculatie... stilvallen! En wat ons bedreigt als we niet langer zullen genieten van die gigantische aanvoer van tropisch water, zijn winters zoals ze die momenteel ook in Siberië hebben. Een feit is alvast dat metingen uitwijzen dat sinds de millenniumwende de kracht van de Golfstroom al met zowat één derde is afgenomen...

Voor alle duidelijkheid: in Siberië bedraagt het temperatuursverschil tussen de zomer en de winter tot 100° Celsius; in de zomer wordt het in bijvoorbeeld Ojmjakom tot 30°C. warm, in de winter kan het vriezen tot -70°C. De plaats is slechts leefbaar door de aanwezigheid van een natuurlijke warmwaterbron. In Irkutsk, dat evenals Vlaanderen op 50 graden Noorderbreedte ligt, is het vorstrecord -50°C, het januarigemiddelde -15°C. Maar wij hebben geen vulkanen en dus geen geisers met stomend water, en ook geen olie of gas...

 

Edoch, dit ganse schrikbarende verhaal kan ook vrijwel helemaal weggerelativeerd worden. Zoals onze Golfstroom, zijn er immers meer zeestromingen, over de ganse aarde verspreid. Bovendien zijn er ook luchtstromingen. Het zijn immers die transportbanden in het water en ook in de lucht die zeedieren, trekvogels maar ook de vroegere zeilscheepvaarders en de ballonvaarders benutten voor hun periodieke migraties en wereldreizen. Soms worden onvoorstelbare afstanden afgelegd in bijzonder korte tijdsperioden, doch dat blijkt niet te danken aan alleen maar mankracht, vleugels of vinnen: vogels en vissen laten zich als het ware drijven op die snelwegen in het water en in de lucht, zoals ook ervaren ballonvaarders en schippers dat ooit deden: ze zoeken de juiste hoogten of stromingen op, en verder verloopt de verplaatsing geheel moeiteloos en met snelheden die anders alleen sterk gemotoriseerde vliegtuigen of atoomduikboten halen. Nu is het nagaan van de werking van één zo'n stroming al een heel karwei: het is een alfabet aan kennis en aan kunde, waarvan tot heden alleen de A goed is gekend. Het op elkaar inwerken van de talloze stromingen over de aarde, alsmede de ontelbare wisselwerkingen van die stromingen met nog eens talloze andere krachten die het reilen en zeilen op, onder en boven het aardoppervlak mee bepalen, is gewoonweg een volstrekte onmogelijkheid en het zal dat zeer waarschijnlijk ook altijd blijven. De Golfstroom neemt af in kracht, maar blijkbaar doet hij dat zonder dat de temperatuur daar voelbaar door getroffen wordt, en hoe dat dan mogelijk is, wéét men gewoon niet. Of is het nu toch uitzonderlijk aan het winteren? Ja, ook de geslonken zonne-activiteit kon hier voor een stuk wel mee te maken hebben. Of wat dacht u van een zogenaamde "kleine ijstijd", zoals onmiskenbaar te zien op de nu bijna vijfhonderd jaar oude winterlandschappen van Pieter Brueghel de Oude? Wie zal het zeggen!

Bronnen:

Google Earth;
http://nl.wikipedia.org/wiki/Pieter_Bruegel_de_Oude  ; http://nl.wikipedia.org/wiki/Geiser_(bron)  ; http://en.wikipedia.org/wiki/Irkutsk  ; http://nl.wikipedia.org/wiki/Ojmjakon  ; http://nl.wikipedia.org/wiki/Siberi%C3%AB  ; http://nl.wikipedia.org/wiki/Golfstroom  ; http://nl.wikipedia.org/wiki/Benjamin_Franklin  ; http://nl.wikipedia.org/wiki/Waterstof_(element)  ;
en andere.

(J.B., 13 februari 2010)


08-02-2010
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Februari
Februari

Bijlagen:
februari_0001.wmv (3.7 MB)   


07-02-2010
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Tijd is krediet
Klik op de afbeelding om de link te volgen

Tijd is krediet

Het kwam al eerder en zelfs al meer dan eens aan bod: de tijd gaat vandaag veel sneller dan gisteren, de beweging van de tijd verloopt - trouwens net zoals de valbeweging - allerminst met een eenparige snelheid; de tijd verloopt versneld. Dit is weliswaar moeilijk voorstelbaar, maar laten we eerst nogmaals stilstaan bij de tijd als zodanig.

In de filosofie wordt algemeen gesteld dat het tijdsbegrip noodzakelijk verbonden is met het begrip van de oorzakelijkheid. Dat betekent dat we ons de tijd pas kunnen voorstellen in termen van oorzakelijkheid. De oorzaak immers is wat aan het gevolg daarvan voorafgaat en het gevolg volgt op zijn oorzaak. Dat is wat de filosofie hierover zegt. Maar gaat men daar niet wat slordig te werk en vergeet men zodoende niet enkele bijzonderheden?

Er ligt immers nog een dieper begrip aan de grondslag van het denken in termen van oorzakelijkheid, een begrip dat over het hoofd wordt gezien, en dat is het begrip van de wil: de oorzakelijkheid, en bijgevolg ook de tijd, zijn pas voorstelbaar in termen van de (persoonlijke) wil. De wil - of de onwil, de vrees - is immers wat voorafgaat aan de handeling - of aan de gebeurtenis, welke een afgeleide is van de handeling - en de fysieke daad volgt op de wilsact, die in feite een 'geestelijke' daad is. Want gesteld dat de wil niet voorafging aan de handeling, dan zou die wil ook niet kunnen bestaan: indien de wil ook op de handeling kon volgen, dan zou hij niet langer de wil zijn aangezien hij dan helemaal niet in staat was om de handeling te sturen.

De aandachtige lezer zal hier meteen opmerken dat aan de grond van het wilsbegrip, het begrip van de geest moet liggen, aangezien het binnen de ruimte van de geest moet zijn, dat zich een wilsact voltrekt, die immers nog steeds geen fysieke daad is. In het fysicalisme zal weliswaar ook de wilsact fysiek worden genoemd - bijvoorbeeld als een gebeurtenis of een beweging in de hersenen die bepaalde bewegingen van de spieren veroorzaakt - maar anderzijds kan die gebeurtenis in de hersenen ook worden beschouwd als een eerste fase van die fysieke daad welke, in zijn geheel, door de niet-fysieke wil veroorzaakt wordt.

Teneinde nu onmiddellijk te antwoorden op een voor de hand liggende tegenwerping vanuit fysicalistische hoek, moeten we onder de geest niet een of ander onstoffelijk beginsel verstaan, maar wel een noodzakelijk product van het maatschappelijke bestel, precies zoals de eigen identiteit dat is. In twee woorden: een maatschappij kan pas functioneren als haar leden verantwoordelijkheid dragen, en dat is pas mogelijk als zij zich gedragen als 'redelijke' of 'consequente' personen of als personen die in staat zijn om hun daden te rechtvaardigen in relatie tot de wet. Maar de wet kan het gedrag pas sturen als mag verondersteld worden dat dit gedrag op zijn beurt gestuurd kan worden door de betrokkenen die noodzakelijk willende personen zijn. Dat de wil geestelijk van aard is, betekent zodoende dat hij een verplichting is, en in die zin is hij dus niet fysiek van aard.

Uit het bovenstaande volgt dat de tijd pas kan bestaan als eerst de geest bestaat. En over de geest hebben we zopas gezegd dat hij in feite de pijler is waarop een maatschappij rust, aangezien een samenleving slechts kan bestaan als haar leden het bestaan van hun eigen wil of geest aanvaarden. Het zijn zodoende de burgers die hun eigen persoonlijke geest en wil stichten of maken, en zij doen dat op straffe van de tenietgang van hun burgerschap of van de maatschappij. De wil en de geest zijn een 'afspraak' of, beter nog, een 'belofte' welke het bestaan van een maatschappij grondvest. Nog eenvoudiger: zowel het bestaan van de maatschappij als het bestaan van de persoonlijke geest, de wil of de convoceerbaarheid, berusten op afspraken of op (sanctioneerbare) beloften.

Bijzonder vreemd is de conclusie die hier op een weliswaar zeer dwingende manier uit volgt. Immers, als de tijd enkel bestaat bij de gratie van de geest, en deze laatste is niets anders dan een belofte, dan bestaat de tijd zelf bij de gratie van een belofte. Maar als dit inderdaad klopt, dan moet het bestaan van de tijd ergens samenhangen met zoiets als trouw. En voor de tijd waarover wij al dan niet beschikken, zijn we dan persoonlijk verantwoordelijk. Is dan onze tijd - in metafysische zin - niet gelijk aan het krediet dat we (vooralsnog) genieten?

(J.B., 6 februari 2010)


31-01-2010
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Het hoofdgerecht des levens dis...
Klik op de afbeelding om de link te volgen

Het hoofdgerecht des levens dis...

Dikwijls wordt de dood vergeleken met de slaap, maar dat is voorwaar bijzonder onterecht. Of moet men dan geloven dat de dode stof zich gedurende eeuwen - wat zeg ik: gedurende miljarden lichtjaren! - heeft ingespannen tot het onmogelijkste uiterste, om zich los te weken uit het slijk, om cellen daaruit op te bouwen en daaruit dan weer organismen, slakken eerst en insekten, kraaien, vissen, katten, apen en tenslotte mensen met een wakker bewustzijn... die hun kunsten moeizaam tot ontwikkeling brengen in culturen welke honderden generaties duren... teneinde uiteindelijk het summum van genot te kunnen vinden in uitgerekend datgene waarvoor zij sinds het begin der tijden op de vlucht zijn, met name de slaap?

Ja, wie de dood vergelijken met een eeuwige slaap, die houden ons warempel voor dat niet de slaap "het hoofdgerecht des levens dis" is, zoals de grootste literator ooit het zegde, maar wel de dood, en dat is een theorie die, op zijn minst, als bijzonder onvanzelfsprekend aangeduid moet worden - zo'n theorie raakt kortom kant noch wal!

Neen, de slaap kan geen terugkeer zijn naar 't onbewuste waar de stof uit voortkomt: dat te geloven ware een aanfluiting van alles wat ons werd geopenbaard. De zozeer nagestreefde toestand van de slaap moet veeleer nog een trapje hoger liggen dan datgene wat wij als de wakkerheid van ons bewustzijn plegen te omschrijven. Maar wàt is dan de slaap?

Alvast is het zo dat men niet slapen kan, als men niet eerst leeft: de slaap heeft het leven nodig, zoals het leven er niet zijn kan zonder de dode stof. Alleen levende wezens kunnen slapen, stenen doen dat beslist niet, wat men er soms ook durft van te zeggen. De slaap is dan naar alle waarschijnlijkheid een bestaansfase die voorafgegaan wordt door de fase van het wakkere individu dat zich moeizaam handhaaft in een wereld overvol van lastige parketten en gevaren.

Wellicht is er geen sprake van een slaap bij wezens die niet al beschikken over een volwaardige geest. Men zou misschien wel kunnen stellen dat alleen mensen volwaardig kunnen slapen omdat alleen zij, dankzij hun geest, volwaardig kunnen dromen. Uiteraard blijkt vooralsnog een relatief klein deel van de mensheid in staat tot het voortbrengen van werkelijk ontwikkelde dromen, maar ook hier is de kwantiteit van geheel ondergeschikt belang aan de kwaliteit.

Niet toevallig spreken wij hier over het voortbrengen van dromen, want dromen ontspringen niet zomaar toevallig aan de takken van de slaap zoals appelen aan de takken van de bomen groeien: zij dienen daarentegen zorgvuldig te worden gekweekt. Dromen zijn, meer bepaald, producten van de geest: zij komen voort uit de taal van woorden, beelden, klanken en van alle denkbare zintuiglijke indrukken waarmee wij dan aan het vlechten gaan.

Eerst zijn er dus de vleselijke organen, de ogen en de oren en al die andere gaten waar doorheen wat buiten ons bestaat, naar binnen komen kan, en dan is het de beurt aan 't grote vlechtwerk dat met die schat aan indrukken aan 't weven gaat door ze met vele talen tot gans nieuwe orden om te vormen die daarbuiten niét bestaan. Hoe puur zintuiglijke klanken middels ingeboren rasters tot woorden worden, is een zuivere magie die bovenop de wereld van het individuele dier, een luik opent op een heel nieuw bestaan daarboven: een Zijn vol zinnen en gebaren, tekens die uit louter vormen komen, schilderijen uit flarden kleur en spatten verf, symfonieën vanuit losse klanken en uit de gewone, gesproken taal, ontspringen gedichten die welhaast onnaspeurbaar iets heel anders verklappen dan wat zij letterlijk lijken te zeggen.

Ja, die mysteries van de ruimte en de tijd die de chaos van 't heelal omtoveren tot de donkere orde die het heden is, die zijn er opdat de dode klompen klei konden bestaan. De dode klei op haar beurt is er voor het leven van de cellen en de beesten en tenslotte ook de mens. Dat leven is er dan voor de geboorte van de geest, want uit maatschappelijke samenwerking ontkiemen talen en culturen... die op wonderlijke wijze uit onze dromen worden geboren.

Wij bestaan echt om te dromen, want slechts in de droom kunnen wij ontsnappen aan die donkere holte die de kosmos is en die niets goeds belooft omdat zij alles wat zij voortbrengt, ombrengt in welhaast dezelfde beweging. Zoals de oergod Kronos die zijn kinderen ombracht, meer bepaald dan door ze op te eten. Op uitzondering van de kleine Zeus, die zich door toedoen van zijn moeder liet vervangen door een steen. Zeus deed zijn vraatzuchtige vader braken en wekte aldus het eens verslonden leven uit de doden op. En misschien is het wel dàt wat onze dromen moeten doen: het paradijs dat eens onze eigen thuis was, terughalen uit die vooralsnog in het licht van de duisternis van de slaap verholen oorden.

(J.B., 31 januari 2010)


28-01-2010
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Wij waren
Klik op de afbeelding om de link te volgen

 Wij waren

NET zoals ikzelf was zij van eenvoudigen huize. Ze was altijd simpel maar goed gekleed, hield zich wat afzijdig zonder dat dit al te veel opviel, en ze vermeed grotere groepen van mensen als het ware instinctief. Toen we elkaar leerden kennen, waren er nog helemaal geen tekenen dat de wereld weldra zou ten onder gaan. Het leek alsof de toekomst voor ons open lag met zelfs een vergezicht op kinderen, kleinkinderen en achterkleinkinderen met daarbij slechts vooruitgang, vrede en geluk in het verschiet. Geheel argeloos stichtten we een gezin, welhaast zoals tortelduiven hun nest maken: ze halen takken en stro en zelfs stukjes plastiek en ander afval waar ze die maar vinden kunnen en vlechten daarmee in alle ernst een warme woonst, hoog en droog, uit de wind en in de zon. Aan deze hemelvaarders namen wij een voorbeeld en net zoals zij leefden ook wij in de hoogten en dicht bij het licht van de zon. We lieten ons drijven op de winden uit het zuiden en als het pijpenstelen regende, verscholen we ons in het hout waarvan we de sterke geuren opsnoven terwijl de ouderen die ons omringden, onophoudelijk verhalen vertelden. Neen, de ziekmakende televisie met zijn opdringerige leugenaars was aan ons niet besteed, en van zijn lawaaierig bestaan wisten we toen alvast niets af. Ook door de enerverende, kunstmatige geluiden van radio's en andere afgoden werden wij niet gehinderd, want er was niet het geld dat op de koop toe voor het bezit van deze kwellingen betaald moet worden. Alles wat we hoorden, waren naast de wind, de regen en de gezangen van de vogels, de stemmen van onze stamgenoten. Ze klonken bezwerend en zo ook geruststellend, en ze vertelden altijd uitgerekend datgene wat passend was op dat eigenste moment. Voorouders doen alles voor, ze zeggen ook alles voor, ze zetten op rijm wat doorgezegd moet worden en onthouden, omdat het uit de oudste tijden stamt, nog van hun ouders en de ouders van hun ouders. Het duurt vaak tot men zelf oud wordt, vooraleer men het belang begrijpt van het bezit uit goede bron van wat geschied is in die tijden die voorafgaan aan het eigen bestaan en aan dat van zijn kinderen, en dan gaat men op zijn beurt aan het vertellen, men rijmt en men stafrijmt en men hoopt dat de jongsten het allemaal tot zich zullen nemen, want het kan kostbaar zijn als er hoge nood is, om te weten hoe de voorvaderen daar zijn mee omgegaan.



Met de hemelbewoners stonden wij ook op wanneer de zon opstond en zij de luchten in het oosten kleurde met het eerste rood van de dageraad dat algauw de hemel in brand zette en dat in een soms oorverdovend concert van jubel ontstak, beginnende met het kraaien van de hanen, die allereerste herauten van de nieuwe dag, vanuit de vier windstreken van de aarde. Zij lieten ons dan ook begrijpen dat zij in feite de engelen waren die, zoals in de Apocalyps voorspeld over het eschaton, op de bazuinen bliezen om de eindtijd aan te kondigen en de lang verwachte, nieuwe wereld. Maar eigenlijk was het alsof wij al in die beloofde wereld van de toekomst leefden, en dat kwam doordat wij toen eigenlijk zoals de kleinste kinderen waren: wij dachten niet na over de eindigheid van onze dagen en als beminden verdwenen, spraken wij nimmer over de dood. Daarentegen sponnen wij al wat triest kon zijn, in het holst van fantasierijke verhalen in, zodat het onzichtbaar werd, zoals de pop die in een cocon slaapt aan elk oog is onttrokken.



Maar die hemel die eigenlijk een geluk zoals van struisvogels meebracht, kon uiteraard niet blijven duren. Het kostte ons steeds meer moeite om de rauwe werkelijkheid te gaan ontkennen, om wat lelijk was te gaan verbloemen en om pijn en kwellingen voor te stellen als bijzondere genaden waarvan ons de diepe zin ooit wel in vol ornaat zou worden geopenbaard. Waar onze dagelijkse maaltijden aanvankelijk welhaast rituelen waren die wij in stand hielden om aan de godheid eer te brengen, drong het na verloop van tijd toch tot ons door dat wij niet aten voor de schone ogen van arduinen beelden en voor de goede sier: als het voedsel ons ontbrak, dan voelden wij een gruwelijke pijn, een leed dat om zich heen greep en dat ons krenkte in het diepst van onze ziel omdat ons lichaam dat van stof is, vlees van ander leven nodig heeft. Wij gingen honger lijden als de zon niet lang genoeg geschenen had op akkers die niet zo heilig bleken; als droogte kloven in de aarde trok of als een zondvloed de gewassen wegspoelde van onze velden in de heuvels waar de nimfen en de faunen dansten. Soms bleef de lente maanden langer weg dan wij gewoon geworden waren en haalden onze regendansen niets meer uit; soms was er slechts de koude oostenwind die al wat groeide met zijn snijdend ijs verstijfde; soms werd het warm, veel vroeger dan gewoonlijk, en rees het leven in geen tijd ten hemel, om dan eensklaps door een plotse strenge vorst meedogenloos te worden afgemaaid. Poëzie blijkt jammer maar helaas geen hulp te bieden tegen honger, pijn en allerlei gevaren; gedichten blijven voor zover ons de ervaring leert van louter klanken te zijn gemaakt die hooguit een eigen echo produceren en verder gedoemd zijn even vruchteloos te blijven als de weeklachten en smeekbeden van al wie van kou en honger gestaag vergaan.



En zo kwam het dat ons zorgeloos bestaan geleidelijk veranderde, net zoals de dag die overgaat in duisternis, de warmte van de zon in kille regenvlagen. Het goede voedsel werd met schimmel overdekt; frisgroene twijgen uit de schone lente, eens hun vruchten afgeworpen, bogen donker neer ter aarde; het zinderend' ultramarijn van de augustushemel ging over in 't bedrukkend en chaotisch grijs van de novemberdonkerten. Gedwongen werden wij om aan onze zo keurig rijmende paradijsverhalen te gaan twijfelen, gedwongen werden wij om onze doden te begraven, gedwongen om gekromd te lopen door de natte akkers in de glorie van alleen de dood. Kwam het door de zorgeloosheid van de mensen voor de aarde? Was de oorlog oorzaak van al het leed en het tekort? Of rustte op het mensdom sinds oudsher die vloek waarover geen van alle heilige geschriften zwijgen kunnen, en die wij niet anders verstaan dan in al wat onze leden te verduren hebben? Het leven is geen licht met hier en daar een schoonheidsvlekje duisternis; aardedonker is immers gans 't heelal en welhaast alle sterren zijn daarin vergeefse fonkelingen die ten ondergang gedoemd oplichten gelijk kinderlijk onschuldige kreten, zich nauwelijks van 't eigen zijn bewust. Er zijn geen wegwijzers, er is geen lering die een mens met zijn verstand bevatten kan, wij moeten ons behelpen met kwatrijnen en terzinen.



En daarom ook ziet men des avonds in de kleine huisjes in de velden, vlammen als van kaarsen achter 't glas te wapperen staan, ofwel het vuur in kachels en, wijl vele, kleine en nog niets vermoedende kinderen slapen, zitten oudjes met de vingers in elkaar gestrengeld, 't hoofd gebogen of geknield als zij nog kunnen, hun gebeden op te zeggen. Zij praten met hun ouders alsof die, nu zij allang vergaan zijn en tot as herleid, over alle macht beschikken waarvan nog levenden slechts kunnen dromen. Zij praten met hen over de ellende die blijft duren, zij vragen niét zoals Job uit 't testament naar het waarom, puur uit bescheidenheid - zij bidden enkel: als gij het goed vindt, als 't u behaagt, als het geen moeite kost en als ge eens wat tijd teveel mocht hebben... wilt gij dan zo goed zijn om eens aan ons te denken. Alleen denken, dat volstaat, het is immers het gebaar dat telt.



Wij waren van eenvoudigen huize, wij leefden gans ons leven uit, wij zagen onze kinderen groeien, er kwamen vele jaren, zij vlogen al te snel voorbij, en nu zijn onze dagen allemaal geteld, de weelde behoort voorgoed tot het verleden, er is geen vijand en er is geen held.



J.B., 28 januari 2010


24-01-2010
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Saint-Denis
Saint-Denis




22-01-2010
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Stenen en mensen
Klik op de afbeelding om de link te volgen

Stenen en mensen

Toen wij daar in die oude, koude kerk stonden, bij het koor, waar op de muur geschilderd nog een paar heiligen staan in bijna helemaal weggesleten kleuren, zegde hij dat hij niet begrijpen kon hoe mensen daaraan ooit geloof geschonken hadden. Hij wees nu naar een plaasteren beeld van ongeveer een meter hoog, voorstellende een rechtopstaande man die zijn hoofd onder zijn arm droeg.

- Een kopie, zei hij: het origineel prijkt in de gevel van de Notre Dame. Het is Saint-Denis, Sint-Dionysius: de eerste bisschop van Parijs - in de derde eeuw de Gallische stad Lutetia. Samen met twee gezellen werd de missionaris daar door heidenen in een oven geworpen, maar omdat het vuur weigerde hen te verbranden, onthoofdde men hen dan maar op Montmartre - de 'martelaarsberg'. De heilige wilde echter in Saint-Denis begraven worden en trok er daarom onmiddellijk heen, met zijn hoofd in zijn handen. Ik hoor mijn eigen grootvader nog zeggen dat hij het nu niet meer zou moeten proberen, in dat drukke verkeer.

Het beeld bleef me bij, de verschoten binnenmuren, de gebroken ruiten van de eens zo betoverende glasramen, heden tochtgaten en roestig schroot, en ik bedacht dat de beelden, en ook de doeken die daar als het ware halfstok aan hun eikenhouten kaders bengelden in de ijskoude adem van januari, ooit heel anders waren geweest. Nu waren ze 'dood', zoveel was zeker, maar toentertijd werden zij verzorgd, gezalfd, ze stonden in een warme kerk, omgeven door gelovigen die de legende van hun patroonheilige aan elkaar vertelden, jaar na jaar, en er was het licht van honderd kaarsen, gewijde gezangen weerklonken onder het gebinte van de torens, de kerk was dagelijks overvol, zij werd eigenlijk bewoond: door de talloze gelovigen, maar vooreerst ook door al die hemellieden. Uiteraard waren zij nu begraven onder de arduinen vloer, maar aan de wanden stond nog hun gestalte, alsof zij bezig waren in hun dagelijkse doen, in de fleur van hun dagen, predikend, ofwel op het toppunt van hun getuigenis, terwijl ze afgeslacht werden zoals het Lam Gods zelf.

Ooit zat daar op de voorste rij mijnheer Bach, zei hij: onze koorleider, die wekelijks nieuwe muziek maakte voor de zangers en de muzikanten. Het orgel speelde samen met de strijkers, de houtblazers en het koper; allemaal instrumenten van de hoogste kwaliteit, met engelengeduld gemaakt door de vaklieden van deze stad. De muziek bracht de taferelen telkens weer tot leven, het koor sprak in de plaats van Dionysius terwijl het zong, het orgel overtuigde ons ervan dat het de stem was van de heilige die sprak, de fijnbesnaarde strijkers beaamden elk van zijn heldhaftige frasen. En door vertellende glasramen scheen elke morgen weer een nieuwe zon die een eeuwige zondag schiep. Zoals het zonlicht de stenen warm maakte en de ganse duistere aarde omdoopte tot een feest van licht, zo ook wekten de muziek en de gezangen, de heiligen uit de doden op.

Stenen dienen te worden aangekleed, zo docht het mij: beelden komen pas tot leven als zij worden bekeken en als iemand hun geschiedenis vertelt aan anderen die toehoren. Het gaat er met beelden trouwens helemaal niet anders dan met mensen aan toe, want ook wij zouden dood blijven als wij niet baadden in de weelde van de taal. Gezangen en legenden, gebeden en relieken, glasramen, wierook, kaarsen en schilderijen: zij verhullen de waarheid niet, doch zij brengen hem tot spreken door het dode aan te kleden, leven daaruit los te weken en stemmen met smeken tot spreken te bewegen.

- Stenen verschillen hierin warempel niet van mensen, zo liet ik me ontgaan. Hij keek geschrokken op, vroeg me wat ik dan bedoelde, maar omdat hij alweer verder praatte, hield ik mijn antwoord stil, misschien tot een andere keer.

(J.B., 22 januari 2010)


08-01-2010
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De binnen- en de buitenkant
Klik op de afbeelding om de link te volgen

De binnen- en de buitenkant

Van de mens, wel te verstaan, want ook dozen hebben een binnen- en een buitenkant. Mocht men een mens kunnen vergelijken met een doos, dan bedoelde men zijn ingewanden van zodra men over zijn binnenkant sprak. Maar een mens is niet louter de fysieke ruimte die hij inneemt; dat is alleen zijn lichaam. Zij die de mens met zijn lichaam identificeren, zien de ingewanden als de binnenkant, incluis die ingewanden die 'hersenen' heten. Voor hen is dat de "binnenste binnenkant" en dus de geest of de ziel, al om het even. De wil ook, en de gevoelens, het gemoed en het karakter, noem maar op: het zit allemaal op een welbepaalde plaats - vanbinnen uiteraard - net zoals de maag en ook de darmen. "De mens is een buisje met een input en een output", zo verwoordt het de momenteel als meest invloedrijke intellectueel van Vlaanderen uitgeroepen man, in zijn uiteraard bijzonder materialistische visie.

Edoch, indien een mens meer is dan zijn stoffelijk lichaam of, in bewoordingen die beter bij onze vraagstelling hier passen: als de binnenkant van een mens meer is dan zijn ingewanden en zijn hersenen, wat is die binnenkant dan wel?

Laten we zelfs verder gaan, nu we toch al op dit pad beland zijn, en laten we nu meteen de evidente vraag stellen wat dan de buítenkant is van een mens. Immers, we stelden al dat zijn buitenkant niet samenvalt met zijn vel waarop het licht van de zon en van de maan weerkaatst. Nog anders gesteld: als de mens niet zijn vlees is, maar als zijn ganse vlees alleen de buítenkant is van de mens, het binnenste van de lichaamscellen inbegrepen, de hersenen en de zenuwbanen inbegrepen, en ook de hormonen en al die andere stoffen die te pas worden gebracht als hij kijkt, twijfelt, wil of nog anderszins voelt ofwel tast... wat mag dan wel de binnenkant zijn? Wat is onze binnenkant als onze buitenkant ons vlees is?

Te stellen dat ons vlees louter onze buitenkant is, doet ons wel heel fel gelijken op het woord. Valt de buitenkant van een woord immers ook niet samen met zijn letters en met alles wat zij alleen maar op zichzelf betekenen, gaande van de tekeningetjes die ze zijn, tot de soldaten die, elk op hun eigen plaats, marcheren in de kolomme van het alfabet? De binnenkant van een woord daarentegen heeft niets meer met zijn lettertekens te maken: het is immers zijn betekenis, en die verwijst niet langer naar het alfabet en naar de letters, laat staan naar de tekeningetjes die alle letters op zichzelf kunnen zijn, maar wel verwijzen woorden naar de wereld waarin zij namen zijn van dingen en waarin zij ook zowel naar andere woorden als naar andere dingen kunnen verwijzen.

Mensen hebben blijkbaar dat gemeen met woorden, dat hun binnenkant puur betekenis is, ook al hebben zij de stof broodnodig, zoals ook de woorden inkt of klanken nodig hebben, en ook de grammatica en wat niet allemaal meer, zoals het levend vlees de cellen nodig heeft en al die wetten die het reilen en zeilen daarvan in goede banen moeten leiden.

Maar mensen zijn nóg meer dan woorden, want woorden leven niet zoals de mensen leven: aan het bot van de woorden zit veel minder vlees dan aan het menselijk gebeente en sommigen zeggen zelfs dat woorden niet op zichzelf kunnen bestaan doch dat zij op mensen parasiteren. Woorden kunnen mensen zelfs het hoofd op hol brengen en aanzetten tot allerlei bewegingen ofwel hen daarvan weerhouden, ook als zulks in weerwil is van alle andere neigingen in de natuur. Woorden kunnen massa's mensen doden, zoals ook microben dat bij tijden doen, al zitten woorden en microben elk in een àndere binnenkant verborgen.

Hoe mensen dan meer dan woorden zijn, blijft zeer zeker voor altijd een raadsel. Men zegt dat niet slechts mensen doch alle schepselen Gods, de woorden van de Schepper zijn waarmee Hij spreekt, of zingt, of vloekt of roept, wie zal het zeggen? En wellicht heeft ook de schepping zelf een buiten- en een binnenkant, en die laatste te verstaan is ongetwijfeld een Gezellige kunst waarvoor nog lang geen scholen bestaan.

(J.B., 8 januari 2010)


06-01-2010
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Thuis
Klik op de afbeelding om de link te volgen

Thuis

"Emma? Maar waar gaat gij naartoe, mijn kind?"

Over haar stok gebogen voortschuifelend gelijk een trage rups, onderbreekt Emma haar ernstige gang. Nog pientere oogjes kijken op vanonder de zwarte kap. Zij hoort bijna niets meer maar toch herkent zij de vertrouwde stem van Marie die naast haar staat, bezorgd glimlachend. Marie is een bejaarde vrouw, maar Emma is nog een generatie ouder; stokoud is zij al.

"Waar gaat gij naartoe, mijn kind?", herhaalt Marie, nog luider.

Emma lacht, verrukt gelijk een kleuter: "Ewel, naar huis, mijn kind! Naar huis ga ik, mijn kind!"

"Maar Emma: naar huis is niet dààrlangs, mijn kind!", roept Marie nu heel luid in haar oor.

"Ah neen?", kijkt Emma weer op.

"Bah neen gij! Kom, geef mij een arm!" Emma geeft Marie een arm en zij draaien de andere richting op. Twee besjes, Marie is klein maar Emma is nog een graadje kleiner. "Ik zal meegaan met u tot thuis, Emma! Want nu waart ge een beetje mis hé? Hihi!"

Geen week later werd er met twee klokken geluid, voor Emma. Nog een drietal pogingen had zij ondernomen om naar huis te gaan, en dat wil zeggen: naar een naburige gemeente, naar het gehucht waar zij geboren was, zesennegentig jaar geleden. En zij ging wel degelijk de goede kant op, langs de kortste weg ging zij, een binnenweg die zij nog heel goed kende. Tot op de plaats waar ooit het huis stond van haar vader en haar moeder, zou zij zijn gegaan... als men haar niet telkenmale halverwege had opgehouden, met uitleg overladen, in een auto geduwd en teruggebracht.

 

Elke mens wil altijd weer terug daarheen waar hij vandaan komt. Het is blijkbaar een natuurwet, net zoals de valwet. Een appel die van een boom valt, kan men halverwege opvangen en terug proberen op te hangen aan zijn tak, maar als hij eenmaal viel, dan zal hij opnieuw vallen en op een keer zijt ge te laat om zijn val te onderscheppen en dan valt hij voor de laatste keer. Alle lichamen zijn immers onderhevig aan de zwaarte. Alle mensen willen, oud geworden, weer naar huis.

De oorsprong is tegelijk altijd het doel, de start is ook de finish en de eersten zullen de laatsten zijn, want alles wat gebeurt, is precies zoals de wereld zelf: volkomen rond. Rond, bolvormig zelfs, meer nog dan wij met ons verstand bevatten kunnen want, waar wij ons ook bevinden op een bol: wij vallen er niet af, alleen maar omdat wij geloven dat we thuis zijn waar we zijn.

De mieren komen uit een gaatje in het zand, zij moeten op zoek naar allerlei lekkers om op te eten, bevoorradingen ook voor de winter, en die slepen zij dan naar hun gaatje mee, naar die onderaardse mierenspelonken; het is hun thuis, de plaats waar zij uit het ei kwamen en het levenslicht aanschouwden voor het eerst, zoals alle wezens dat doen die onder de zon worden geboren. Als de zon wegdrijft naar het westen, wegzinkt achter de boomgaarden, zwaar van rijpe vruchten, als de hemel rood wordt, roder nog dan in de kleurigste sprookjes, en als de koele vrede van de zomeravond neerdaalt uit de hemel in de vorm van zilte regen, dan kruipen alle mieren content weer in hun nest, zij gaan naar huis voor de duur van de nacht, en zij slapen.

Eenmaal op zijn sterfbed roept een mens weer om de nabijheid van zijn moeder, en zelfs bij hen die niet het geluk hebben in een bed te sterven, weerklinkt zeer waarschijnlijk de roep om de moeder, al was het maar als een gedachte, een scherf van een gedachte, heel ver weg ergens in een achterkwabje van het hoofd. Twee keer hoort een moeder haar kind echt schreien: een eerste keer bij de geboorte, in de geboortekreet, welke geen vreugdekreet is; een laatste keer als het soms oud geworden kind door de dood wordt bezocht, die géén moeder is, en met een kreet die evenmin een kreet is van verlossing. De eerste kreet van een mens is een antwoord op het krijten van de weeën van de moeder. Maar de doodskreet, als zij al weerklinkt: wie zal zeggen wat zij inhoudt? Is zij niet een roep om moeder? Wordt zij beantwoord?

Emma's reis duurde zeker uren, maar op een gegeven ogenblik kwam zij aan op de plaats waar eens de woonst stond waar zij opgroeide en speelde: een klein hoevetje was het, dat diep terzijde naast de steenweg lag, wat verborgen achter dichte hagen. Er was een zwart smeedijzeren hek en het beeld ervan was onlosmakelijk verbonden met dat van Loebas die daarachter onvermoeibaar kwispelend heen en weer liep van de morgen tot de avond. Het huis lag nog dieper, middenin de stallingen en achter de mesthoop, in de schaduw van een eik en van een linde. In de stallen knorde het varkentje en loeide de koe, zij waren kleine keuterboertjes toen, en Emma zag zichzelf daar lopen, haar eerste pasjes, achter de geit aan liep zij. Er waren nog geen middelen om dat ogenblik vast te leggen, misschien juist daardoor lag het nog ongerept in het binnenste van haar hart. Zoals ook het beeld van moeder en van vader.

 

En was het moeder die haar nu de hand reikte, of was het de dood? Zij was als een rups tot daar gekropen; zij leunde op haar stok, het was geen zicht haar zo te zien terzijde van de lawaaierige snelweg, haar blikken rustend in een schuimende greppel vol met colablikjes en met plastic dozen. Zij viel om zoals een bordkarton dat omgeblazen wordt door amper één stoot van de wind. Het was bijna niet meer de moeite om haar kleine lichaam uit het vuilnis weg te vissen.

(J.B., Driekoningen 2010)


03-01-2010
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Doorheen de winterse depressie
Klik op de afbeelding om de link te volgen

Doorheen de winterse depressie

Ergens zegt Shakespeare dat wij maar liever het lastige leven blijven verduren omdat we niet weten wat voor dromen de lange slaap, die de dood is, ons dan te bieden heeft. We nemen het zekere voor het onzekere, ook al is het zekere van ellende overvol: het kan immers nog altijd erger. En eigenlijk moest men zeggen dat wij vooralsnog het zekere voor het onzekere nemen, want die keuze ontspringt slechts aan een uitstel dat zeker geen lang leven is beschoren.

Geen mens treedt het leven binnen op eigen verzoek: deed hij dat wél, dan moest hij er al zijn vooraleer hij het bestaan naar binnen trad. Over wie men is en waar men terecht komt, heeft men dus nog minder inspraak, en dat wil zeggen: nog minder dan helemaal geen.

Maar terwijl een mens voor zijn geboorte, of voor zijn ontvangenis, in feite helemaal geen problemen had met het bestaan dat hem te wachten stond omdat hij helemaal nog niet bestond en derhalve ook geen enkel besef had, laat staan een besef van wat komen zou, liggen de kaarten uiteraard helemaal anders met betrekking tot wat er volgt na onze dood. De dood is niet zomaar een "niet zijn"; de dood is altijd onze dood, ons "niet meer zijn". Erger nog: de dood is de mijne; hij is mijn niet meer zijn. En die gedachte die qua verschrikkelijkheid geen gelijke heeft, vult ons kortstondige leven dag in dag uit.

Als het sneeuwt en de nacht valt maar het wil niet donker worden omdat een volle maan over de witte wereld schijnt, dan kan men een korte wijl de indruk hebben dat leven en dood er eigenlijk niet toe doen, omdat achter die tegenstellingen nog een ander bestaan schuilging, zoals zich achter de tegenstelling van dag en nacht nog een andere klaarte ophoudt welke het magere vermoeden voedt dat dan toch niet àlles wat wij ooit durfden te hopen, ijdel was. Wij voeden deze maanbeschenen durf met magere en witbesneeuwde, nachtelijke takken in een wereld glanzend als van jade in die halssnoeren van Chinese keizersvrouwen uit een prehistorisch tijdperk vol van vazen. We gaan niet slapen nu, we kijken in de witte nacht, we betreden dit tapijt, fris van fonkelende edelstenen, en we laten onze zielen schaatsen in betoverende oorden die misschien niet eens bestaan, maar dat raakt onze koude kleren niet, in dat uitgelezen ogenblik dat overstroomt van vreemde weelde.

Heel even lijkt het alsof de aarde en de hemel slechts decorum waren bij dit onnoemelijk onwezenlijke licht dat in kristallen watervallen luchters zingt van ijspegels en dat schijnt doorheen de vorstbloemen op 't glas. Er was nooit sprake van een leven of een dood, alleen die stille droom bestond, ofwel ook niet. En droomde hij zichzelf, droomden ook wij onszelf, droomde de volle maan zichzelf en ook het ijs, het licht, de kroonluchters en de diepe, vorstfrisse ademteugen. Allen droomden wij onszelf en ook elkander, totdat het almaar kouder werd - totdat wij droomden dat het almaar kouder werd, en wij vastvroren in dat nachtelijke ijs - en wij droomden dat wij vastvroren in het nachtelijke ijs dat we ons droomden - voor eens en voor altijd.

En zo rijmen wij de tijd gelijk een zijden kanten kraag aan onze knagende gedachten vast tegen een al te felle noordenwind; zo glijden wij gestaag door de besneeuwde bergtoppen van januari, februari tegemoet. Maart moet sinds oudsher uitgerekend twaalf zonnige dagen leveren, en dan komt eindelijk april - Aprilis, het klinkt reeds lang de sneeuwklokjes voorbij en ook de krokussen, en daar daagt reeds in de verte Gorter's Mei.

(J.B., 3 januari 2010)


22-12-2009
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Een lucide droom (illustratie)

Een lucide droom (illustratie)

 






19-12-2009
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Een lucide droom
Een lucide droom




07-12-2009
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Wiens brood men eet...

Wiens brood men eet...

Bestaan er werkgevers die arbeiders in dienst nemen met de bedoeling dat deze worden betaald om hun bazen tegen te werken? Bijzonder onwaarschijnlijk is dat, en àls ze bestaan, dan zullen ze beslist niet lang bestaan want aldus doen ze zichzelf alleen maar de das om. Werkgevers nemen uiteraard uitsluitend lui in dienst van wie ze geloven dat ze hen geen windeieren zullen leggen. Welnu, zo gaat het er ook aan toe waar de werkgever de staat is, ook als de staat een zeer onrechtstreekse werkgever is: wie het bestel bekritiseren, die worden afgeweerd en wie het promoten, die worden aangeworven. En dat geldt voor werknemers allerhande: ambtenaren en bedienden, leerkrachten en professoren maar ook kunstenaars, wetenschappers en religieuzen. Allen die invloed uitoefenen op een samenleving, worden op hun beurt maximaal beïnvloed door de regering welke die samenleving regelt: zij die zich aan de bestaande staatsvorm conformeren en die haar politici huldigen, worden onder de schijnwerpers geëtaleerd; zij die de staat en haar leiders aanvallen, worden zoveel mogelijk uitgeschakeld. Of de lof en de kritiek terecht zijn, is wat betreft de regering helemaal niet van tel, want niet de waarheid is hier in het geding, doch haar macht.

Ambtenaren en bedienden hebben de plicht om het staatsapparaat gesmeerd te laten lopen en onder alle beroepen ziet hun taak er de meest eenduidige uit; zij hoeven immers slechts correct en naar waarheid formulieren in te vullen en dossiers samen te stellen en af te handelen. Edoch, reeds hier dreigen leugenachtige en corrupte beheerders de plichtsgetrouwe klerken naar het leven te staan. Zij geven opdracht om kelders 'per abuis' met water vol te laten lopen, zodat de daarin opgestapelde en zorgvuldig door klerken bijgehouden dossiers, welke de processen moeten ondersteunen die de waarheid belichten, geheel onleesbaar worden.

Opvoeders allerhande houden zich niet bezig met politiek, zo zou men denken: zij dienen hun leerlingen en studenten bij te brengen wat een waterstofatoom is, een integraal of een oratorische vraag en zo kunnen zij ongestoord doen wat elkeen van hen verwacht. Edoch, de leerstof wordt bepaald door een inspectie die gelijk een leger poppen aan een zeel naar de pijpen danst van 't staatsapparaat; als teveel moorden en baldadigheden van de leiders geschiedenis geworden zijn, dan schaft die inspectie het vak geschiedenis prompt af. De perceptie wordt hoedanook aangepast en in elkaars handboeken stellen rivaliserende staten elkaar te boek als schurkenstaten, zodat alles in het teken van de oorlog komt te staan.

En de religieuzen dan? Zitten zij niet van de wereld afgezonderd in hun cel, in kloosters die bengelen boven hoge ravijnen, ontoegankelijk en zo ook van de geschiedenis zelf afgesneden in de goddelijke eeuwigheid van het gebed dat deze wereld niet begrijpt?

Vergeet het maar! Het vroege christendom werd reeds door de Romeinse keizers geheel gedomesticeerd, waardoor een win-winsituatie werd geschapen - dat is althans wat de participanten aan die samenzweringen geloven. In de praktijk van alledag, bijvoorbeeld in de godsdienstlessen in de scholen, verbieden dezen die zich Christus' plaatsvervangers wanen aan hun docenten om zich te verzetten tegen scheld- en moordpartijen welke door de staat werden geïnstitutionaliseerd. Zij doen dat om de vet betaalde postjes die zij alsnog van de staat mogen bekleden, te vrijwaren; het gouden kalf is immers heerser over deze wereld waartoe zij krachtens hun optreden ten voeten uit behoren.

De wetenschap dan: wat is zij anders dan de nieuwe religie, die de aloude hogepriesterlijke taken op zich moet nemen, nu de oude religie versleten is door al te veel en te opzichtelijke corruptie en andere misdaden doorheen de eeuwen? De mensen gaan niet meer bij de pastoor te biechten waarvan immers voortdurend lekt dat hij zelf niet eens gelooft - méér dan gek zouden zij moeten zijn, of niet? Zij verkiezen het de huisdokter te raadplegen of de specialist, die hun problemen wegsnijdt als het moet. En wie op de maan gewandeld hebben, die kunnen nog spreken met gezag en ontzag inboezemen zoals toentertijd alleen een sint dat kon die met zijn ezel over de daken wandelde. Neen, in deze tijd zijn daken heus niet hoog genoeg nie meer.

De artiesten tenslotte: wat is er met de kunst gebeurd? Heeft het kunstenaarschap, dat per slot van rekening een roeping is daar deze stiel het schone uit de wereldbrand moet slepen vooraleer het allemaal vergaat, dan geen inspraak meer in deze tijd? Want de artiest beschikt toch zeker wel over één van de allerkrachtigste middelen om het oog, het oor en 't hart te roeren en te boeien van zelfs de geringste mens, met name de schoonheid zelf?

Hemeltergend is het, maar zozeer blijken mensen vandaag vervreemd van de taal van hun eigen hart, dat zij zelfs over het schone zijn gaan liegen. Niet langer immers is de lente heilig, de eik, het perk vol rozen, de zomerse zon en de maan in de mist. Niet langer weerspiegelt het geringste van Gods feeërieke kunstwerken - de "dauwdrop aan der aarde bloeme" - het heelal. Niet langer laat een verliefde jeugd zich door de mystieke zang van de vogels inspireren als de ochtenden diep ademhalen terwijl het daget in het oosten en de vroege lucht al vol met beeldhouwwerken staat. Er is immers geen oog meer voor de seizoenen, alle oren zijn verdoofd door een fel drogerend lawaai dat gelijk een parasiet de plaats van de muziek der sferen nu voorgoed heeft ingenomen. De reukzin is een allang verloren zintuig, de betoverendste bloemengeuren welke dichters tot verhalen inspireerden, vele epen lang, zijn voortaan ineens niets meer nog dan wat paarlen voor de zwijnen; de schepping Gods verdwijnt achter de smog der steden waar in stenen buildings - bunkers - nog slechts bedrieglijke, afmattende computerschermen de aandacht van onze kinderen trekken.

De arrogantie etaleert zichzelf in de musea voor de zogeheten hedendaagse kunst. Doeken, huizenhoog doch in een handomdraai beklad en van een vooruitgeschoven naam voorzien, fungeren feitelijk als dekmantels voor 't witwassen van misdaadgeld, of ook nog als belegging ter vervanging van de sowieso devaluerende biljetten. In musea etaleren nieuwe rijken ook zichzelf; zij schuifelen kunstliefde veinzend door de paleizen van de waanzin en ontmoeten daar hun evenbeelden met wie zij concurreren in de hypocrisie terwijl zij gesprekken veinzen en zelfs grote mystici citeren, zoals ooit wandelende monikken dat deden, in Ruusbroeck, onder de reuzen van het Zoniënwoud.

De nieuwe rijken brengen kunst ter sprake en op teevee eren zij hun idolen in wiens uitwerpselen zij de vruchten van hun arbeid investeren. De ene zelfverklaarde halfgod overdekt de andere met lover op het podium - eenmaal àchter de tribune onthoofden zij elkaar als waren zij fantastische insecten. Slechts banaliteit schiet over waar het simpele zonlicht wordt geschuwd dat door de bla'ren valt des avonds, het leven zelf wordt door wat heden 'kunst' heet, helemaal verkracht.

 

Hij zegde dat omdat hij zelf geen succes had met zijn geschrijf: dat 'artiesten' gepromoot worden door een establishment dat zij op hun beurt bereid zijn om te promoten. Of dat dan nog 'artiesten' zijn, is een heel andere vraag, zei hij. Door de band leent een kunstenaar zich niet voor dergelijke louche zaakjes, het is er trouwens aan te zien dat wie die toer opgaan, niet veel kaas gegeten hebben van het artistieke. En de domme massa doet de rest: het volk applaudisseert voor een doek van zodra een zogenaamde leidinggevende figuur dat aan het volk voordoet, ook als op dat doek helemaal niets afgebeeld wordt, ofwel alleen een drol: apen apen apen na. Het volk, zeg ik - zo ging hij door - maar uiteraard bedoel ik niet het volk: het volk is passief omwille van de weg van de geringste weerstand; het volk laat gewoon begaan. Maar is het niet zo dat mensen die het establishment dwars zitten, een voetje worden gelicht, om het zacht uit te drukken? Ooit gehoord over zogenaamde dissidenten? De Goelag archipel? Krankzinnigengestichten en psychopolitiek? Politiek correct denken? Politisering in de aanwervingen? Demonisering van de tegenstander? Het creëren van vijandbeelden? En zo raasde hij nog een hele tijd door. Het was echter niet nodig om hem uit het straatbeeld weg te halen: dat deden de meewarige blikken van de omstanders wel, en zij isoleerden hem, veel scherper nog dan enige muur of medikament dat ooit had gekund. En al wat hij vertelde, driewerf helaas, was onherroepelijk waanzin. At hij immers niet het brood der goden?

(J.B., 7 december 2009)


06-12-2009
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Evolutie en inwikkeling

Evolutie en inwikkeling

1.

Er is het geloof bij het gros van de mensen, dat alles wat leeft, in evolutie is. Stenen en allerlei energieën slijten af en devalueren, maar wat leeft, lijkt te groeien: het wordt groter en ook 'ingewikkelder' naarmate het zich 'ontwikkelt'. Het woord 'evolutie' betekent overigens ook letterlijk 'ont-wikkeling': het komt van het Latijnse werkwoord 'e-volvere', wat letterlijk '(zich) ont-rollen' is, of '(zich) ont-wikkelen'.

Maar opdat een zaak zich zou kunnen ontrollen of ontwikkelen, moet zij eerst opgerold of ingewikkeld zijn, zoals bijvoorbeeld een klos garen dat is, of zoals een boekrol dat vroeger was.

Wat zich ontrolt, wordt in zijn kleinere onderdelen zichtbaarder dan voorheen, toen het nog in een opgerolde toestand verkeerde. Want wat opgerold of ingewikkeld is, ziet eruit zoals een verpakt cadeautje, waarbij de verpakking haar inhoud aan het oog onttrekt; ofwel zoals iets dat zich als het ware in zichzelf verpakt, zoals een opgerolde sjaal of een paar ineen gevouwen sokken.

In opgerolde of ingewikkelde toestand geraken de dingen tijdens hun groei of tijdens hun productieproces. In het laatste geval gaat het om voorwerpen, die bij uitstek door mensen worden gemaakt, zoals bijvoorbeeld een weefsel, een machine of een tekst; en dat laatste, uit het Grieks stammende woord, betekent oorspronkelijk ook 'weefsel'. Die zaken hebben hun bestaan dan ook aan hun bijzondere manier van 'oprolling' of 'inwikkeling' te danken, wat wil zeggen dat zij, eenmaal in onderdelen uit elkaar gehaald, vernietigd werden of hebben opgehouden zichzelf te zijn. Een tekst die in letter- en leestekens uiteen werd gehaald, heeft opgehouden een tekst te zijn. En een lees- of letterteken dat wordt afgezonderd van de andere lees- en lettertekens, houdt ook op een lees- of letterteken te zijn: in het beste geval is het nog een tekening, een loutere vorm. Elk teken zit noodzakelijk in de rest van de tekst verpakt.

Waar niet de producten van onze arbeid in het geding zijn, doch de levende wezens, is hun toestand van oprolling of ingewikkeldheid waarmee zij samenvallen, niét te danken aan ons eigen werk, maar wel aan dat van de natuur. Tenminste voor zover we kunnen zeggen dat de natuur arbeid verricht, want dit woord is een toekomstige vorm van het Latijnse nasci, wat betekent: 'geboren worden'; Natura is het geheel van alles wat geboren zal worden, het is de som van alle dingen die tot leven komen. En al wat leeft, is in-gewikkeld, precies omdat het gegroeid is, omdat het zich ont-wikkeld heeft.

Hoe het leven tot ontwikkeling of tot groei komt, kunnen wij voortdurend vaststellen - vooreerst bij onszelf, maar ook bij anderen en bij anderssoortige levensvormen. Edoch, hoe een levend organisme zich ooit heeft kunnen inwikkelen of oprollen tot wat het is, of beter: hoe, door wat of door wie dat gedaan werd, blijft een open vraag.

Naar analogie van wat wij zelf doen als we zaken in elkaar steken, voortbrengen of samenstellen, hebben wij lang geloofd dat het leven als zodanig werd voortgebracht door de scheppende arbeid van een godheid. Later stapten steeds meer mensen af van die idee en hielden zij het bij een zogenaamde natuurlijke scheppende werkzaamheid, maar dan wel een werkzaamheid die - in tegenstelling tot de menselijke - volslagen blind zou zijn.

Edoch, als wij dan tevens kunnen vaststellen dat zelfs het simpelste levende wezen onvergelijkbaar veel fijner ineen zit dan onze meest ingewikkelde machine - wat moeiteloos bewezen wordt door de onnamaakbaarheid van het leven - dan rijst uiteraard de vraag of wij het niet door ons geschapen leven, dat veel ingewikkelder is dan onze eigen producten, zomaar blind en doelloos mogen achten terwijl wij uiteraard wél weten hoe we onze eigen maaksels hebben bedoeld. Misschien is het wel zo, dat wie dit dan beweren, gewoon niet wéten waartoe het leven werd geschapen of met welke bedoeling het een aanvang heeft genomen. Is het immers niet een tikkeltje aanmatigend om van al datgene wat men met zijn menselijk verstand niet vatten kan, dan maar meteen het bestaan te gaan ontkennen?

Andermaal: dat het leven groeit en zich ontwikkelt, zien we met onze eigen ogen; maar hoe het opgerold of ingewikkeld werd tot wat het is, dat blijft voor ons een raadsel. Zeker is alvast dat het niet zichzelf heeft opgerold of ingewikkeld tot wat het is. En een tikkeltje arrogant ware het om over wat veel fijner nog dan onze eigen maaksels in elkaar zit, te gaan zeggen dat dit geheel toevallig en zonder zin of doel bestond.

Tenzij we er van uit gaan dat ons menselijk gedoe danig lamentabel is, dat zelfs het blinde reilen en zeilen der natuur het kwalitatief in onvergelijkbare mate overtreft. Maar in dat geval is het menselijke vernuft niet het kruim van die natuur, doch veeleer haar beerput. In dat geval maken uit rede gesproken woorden zich belachelijk naast het gieren van de wind. In dat geval zijn misschien wel de meest ingewikkelde wezens, de armtierigste, en staan bovenaan op de ladder van de schepselen de insecten, het plankton, daarboven de bacteriën en de virussen, en nog hoger, de engelen, die immers de allersimpelste schepsels zijn - na God. Wie zal het zeggen?

 

2.

Maar hiermee is het mysterie van de evolutie allerminst opgelost. Hebt gij het gemerkt, beste lezer, hoe wij dan toch met bijzonder weinig tact de moeilijkheden hebben omzeild die in onze tekst naar boven kwamen borrelen gelijk kwalijke dampen, ontsnappend uit veel minder fraaie entiteiten dan deze waarover de tekst zelf handelde? Reeds de eerste paragraaf is van die dampen verrot, daar de tweede zin zonder blikken of blozen scandeert dat wat leeft, lijkt te groeien en groter en ook 'ingewikkelder' wordt naarmate het zich verder 'ontwikkelt'. Hoe immers kan iets zich inwikkelen als het precies het tegenovergestelde doet, met name zich ontwikkelen? Want al wat zich ontwikkelt, zal noodzakelijk simpeler worden aangezien, zoals betoogd, de ontwikkeling het ding in zijn onderdelen belicht en aldus veel helderder maakt wat aanvankelijk door zijn inwikkeling of verpakking aan het (al dan niet kwade) oog onttrokken werd.

De vergelijking die wij sinds oudsher maken tussen onze eigen, menselijke arbeid en de goddelijke scheppingskracht, loopt mank op veel meer plaatsen dan deze die door Aurelius Augustinus werden aangewezen, in casu in zijn bondig doch bijzonder fraai werkje: De fidei et symbolo. Augustinus was het immers die er op wees dat wij geneigd zijn om onze werkzaamheden - weliswaar begrijpelijkerwijze doch geheel verkeerdelijk - te projecteren op de godheid, wat ons er toe brengt om alles in de schepping - uiteraard andermaal ten onrechte - te gaan interpreteren als een geheel van samengestelde of geconstrueerde zaken. We bekijken dan bijvoorbeeld de levende wezens alsof zij, zoals ook onze huizen, uit elementen waren opgebouwd, en wanneer dan elke poging tot (weder)samenstelling van het geheel door een opeenstapeling van zijn elementen, niet het gewenste resultaat oplevert - met name een levend wezen - dan ontneemt een kortsluiting in onze hoofden ons ineens elk verder begrip. De samenstelling van al die elementen waaruit een boom lijkt opgebouwd te zijn, kan op haar beurt nimmermeer een boom opleveren; het tot mislukking gedoemd zijn van al onze pogingen hieromtrent heeft echter niets te maken met die elementen, doch alles met ons bijzonder tekort schietende begrip inzake het onderscheid tussen, enerzijds, samenstellen, construeren of bouwen en, anderzijds, scheppen - een activiteit die wij ons niet anders kunnen voorstellen dan zoals wij die beoefenen wanneer wij dode dingen maken, zoals hamers, tangen en huizen. Die stellen wij immers samen uit voor handen zijnde elementen en helemaal niet uit het niets, zoals de godheid of de godheden dat wél blijken te kunnen. Ons beperkt begrip van wat de goden doen, maakt dat wij aan bouwen en aan samenstellen denken, maar dat is het helemaal niet wat het goddelijke doet: de activiteit van het construeren verhoudt zich tot die van het scheppen zoals de schaduw van een mens zich verhoudt tot zijn levende lichaam van bloed en vlees. Maar er zijn méér verschilpunten dan dit ene dat door Augustinus werd belicht.

Een menselijk product - een voortbrengsel van onze arbeid - is steeds een instrument: iets dat moet dienen om een of ander door ons vooropgesteld doel te helpen bereiken. Een hamer wordt samengesteld uit bijvoorbeeld een relatief lichte houten steel en een zware metalen kop. Hij dient om te hameren, om het gewicht van de kop tegen een voorwerp aan te laten beuken, en dit hameren maakt dan ook zijn wezen uit: elk instrument valt samen met zijn functie. De samenstelling of de inwikkeling - namelijk van de steel en de kop tot een hamer - hoeft zich echter niet te ontwíkkelen tijdens het gebruik van de hamer; indien dit wél zou gebeuren, dan viel de hamer door zijn gebruik uit elkaar, en dat kon bezwaarlijk de bedoeling van zijn maker zijn. Maar ontwikkeling blijkt wél de bedoeling van de godheid met betrekking tot zijn levende schepselen: god heeft klaarblijkelijk zijn schepselen zodanig ingewikkeld, dat hun bestaan zijn hoogste vervulling pas vindt in hun ontwikkeling. Op die manier zou dan ook onze menselijke ontwikkeling niets anders zijn dan een passend antwoord op de goddelijke inwikkeling; onze inwikkeling door god en onze ontwikkeling, mede door onszelf, waren dan zoals twee complementaire bewegingen welke samen een of andere voortgang bewerkten.

Dat de goddelijke schepping niet vergelijkbaar is met de menselijke arbeid, en dat schepselen geen dingen zijn, is één zaak die ons begrip op de proef stelt. Maar kijk: brengt Augustinus ons hier niet op de goede weg inzake een tweede, even moeilijke en daarmee samenhangende zaak, met name dat, in tegenstelling tot onze eigen producten, schepselen helemaal niet 'gemaakt' of ingewikkeld werden om gebruikt te worden, maar dat zij klaarblijkelijk bestaan om zich te ont-wikkelen.

Maar die ont-wikkeling doet dus allerminst de inwikkeling teniet: ze voltooit ze daarentegen als ware ze haar complement. En in die zin is evolutie helemaal niet een of andere verandering in het wilde weg bepaald door toeval of door noodzaak: in dit licht is evolutie of ont-wikkeling het antwoord op de reeds gestelde vraag die de inwikkeling is ofwel de schepping. Is de evolutie niet een luik van de wondere dialoog van de Schepper met zijn schepselen? Een dialoog waarvan de woorden dan het leven zelf zijn? Wie zal het zeggen?

 

3.

Wij geloven dat er evolutie is, maar iets kan zich pas ont-wikkelen als het eerst in-gewikkeld werd, en zo kunnen we misschien stellen dat in de dialoog tussen de godheid en zijn creaturen, de ontwikkeling der schepselen het antwoord is op hun schepping of hun in-wikkeling. Het is dan niet alleen zo dat inwikkeling aan ontwikkeling vooraf moet gaan, want de ontwikkeling van de schepselen, maakt ze ook ingewikkelder of wikkelt ze dus verder in.

De dialoog in deze paradox geeft pas iets van zijn diepte prijs op het ogenblik dat wij het mechanisme van de ontwikkeling wat van naderbij gaan bekijken. Een zich onmiddellijk opdringende vraag luidt dan of een schepsel zelf verdiensten aan zijn wezen heeft. In wat andere bewoordingen vraagt men zich dan af of, en in welke mate, de levende wezens voor hun inwikkeling zelf verantwoordelijk zijn. Maar om die vraag te kunnen beantwoorden, moet men het perspectief verbreden, in die zin dat niet het individu doch de soort, ofwel het levende in zijn geheel, dient te worden beschouwd.

We bekijken dan een levend wezen als een onderdeel van bijvoorbeeld een soort, die wat zij verworven heeft, ontplooit in elk van haar exemplaren apart. Edoch, men ziet nu ook onmiddellijk dat het niet de afzonderlijke exemplaren zijn die zorgen voor de in- en ontwikkeling: het is pas de confrontatie van de soort met de rest van de natuur - zijnde alle omstandigheden - in een 'spel' van differentiatie en vervolgens 'gissen en missen', dat resulteert in nauwkeurig (voor de verdere voortplanting van de soort) uitgeselecteerde, nieuwe exemplaren.

Op de keper beschouwd vernieuwen zich de exemplaren van een soort voortdurend, in die zin dat er geen twee identiek zijn. Pas omdat de aan de omgeving best aangepasten de meeste voortplantingskansen krijgen, kan men over evolutie spreken. Maar hier moet nog worden aan toegevoegd dat die ontwikkeling dan in feite wel te danken is aan eigenschappen die de uitverkoren exemplaren reeds in zich hadden van bij het begin! Met andere woorden werd datgene wat zich verder zal ontwikkelen, niet aan de uitverkoren exemplaren toegevoegd door de omstandigheden: het werd door de omstandigheden niet weggewerkt, en dat is iets heel anders.

In feite zou men op grond van deze vaststellingen kunnen stellen dat een levende soort gebeurlijk om het even wat in zich heeft en dat zij aldus aanvankelijk het vermogen bezit om principieel tot elke denkbare levensvorm te evolueren. Het zijn dan de omstandigheden waarin de soort tot ontwikkeling komt - de omgevingsfactoren - die als het ware al het ongewenste wegsnoeien, precies zoals een beeldhouwer uit een blok marmer een beeltenis van Adam kapt, slechts door het overtollige marmer te verwijderen.

Edoch, schiet het nu ook u te binnen, waarde lezer, dat zulks zonder een gedreven beeldhouwer met concrete plannen in zijn hoofd, quasi onmogelijk is? Laten wij dus alle essentialisme varen want, hoezeer men ook zoekt: in het marmer als zodanig is geen wil tot vormgeving, tot leven te bespeuren! Of kan men die beeldhouwer dan gelijkstellen aan de natuur zelf, waarvan de ene helft telkens de soort in kwestie is, de andere helft haar omstandigheden en dus haar complement?

Maar herinneren we ons nu dat het denken dat wij o zo hoog achten, feitelijk een afgeleide is van het natuurlijke selecteren, en niet andersom. En is het niet zo dat, in dit licht, geen persoonlijke gedachte volmaakter kan wezen dan het sowieso feilloze selectieproces in de natuur, het geheel waarvan alle soorten en, op hun beurt, al hun exemplaren, slechts pogingen tot nabootsing zijn?

(J.B., 3-6 december 2009)






04-12-2009
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Sneeuw

Sneeuw

Er zullen altijd mensen zijn die beweren dat sneeuw slechts een ordinair weersverschijnsel is, zoals er ook altijd mensen zullen zijn die beweren dat mensen slechts toevallige organismen zijn. Menselijke gevoelens zijn slechts chemische reacties, zo dicteert ons de arrogantie, en sneeuw is bevrozen water. Ook die sneeuwkristallen - geen twee kristallen zijn gelijk - zijn toevallige fenomenen die slechts de illusie van schoonheid geven, zoals trouwens àlle symmetrische dingen, omdat de hersenen nu eenmaal verrukt reageren op symmetrieën - aldus de hoogmoed. Maar de werkelijkheid is lichtelijk anders. Zij die nadenken, beseffen dat het waar is dat muziek tussen de noten wordt geschreven, en zo ook verheft poëzie zich ver boven alle woorden die immers meer zijn dan geluiden. Het scheikundige staat in dienst van de gevoelens en niet andersom. Wie nadenken, beseffen dat sneeuw slechts in de platte wetenschapstaal van de weerman, bevrozen water is, verwant met ijs en van de familie van de stof. In werkelijkheid is sneeuw veel meer dan dat.

Om te beginnen is sneeuw: koud licht. Wit licht is sneeuw heel zeker - wit is de kleur van de dood - maar sneeuw is tevens koud: het is de combinatie van het licht met de koude, die sneeuw maakt tot wat sneeuw in wezen is - koud licht.

Licht is vreugde, licht is leven; koude is daarentegen stolling, stilstand, dood. In het koud licht van de sneeuw zijn het leven en de dood zoals nergens anders één geheel, bijna zoals, in het beeldhouwwerk, de steen één is met zijn vorm. Die eenheid in spanning - haast onhoudbaar - spreekt van verrijzenis en ook van onderaardse hemelen. Pas met de dooi blijkt zij een leugen.

De eerste sneeuw in iemands leven brandt zich in de herinnering vast als een niet in te tomen pret, een koud geschater, ofschoon helemaal niet kil, doch fris zoals ook witte bloemen fris zijn: sneeuwklokjes en witte anjers, rozen of zelfs tulpen. In 't witte van de sneeuw is elke kleur van 't spectrum één gemaakt en dat zonder ook maar een enkel spatje morsen. Witte kleren maken mensen rein, witte bergen toveren de nacht om in een bijna-dag en alle licht dat door hoge glasramen kantelt, vormt fonteinen die lijnrecht door koude ijsbekers schijnen.

Indien sneeuw warm was, zij zou zo klaar niet zijn; indien zij zwart was, niet half zo koud. Indien sneeuw vloeibaar was, zij zou niet zo schuimig zijn; indien zij ijs was, niet half zo wit.

(J.B., 02.02.2009)


02-12-2009
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Bijwerkingen
 

Bijwerkingen

Ruim dertig jaar geleden kreeg hij zijn eerste infarct, er volgde dra een bypass-operatie, die verliep opperbest maar de techniek zelf stond toen nog in haar kinderschoenen. Er volgde een operatie aan de benen en later in datzelfde jaar nog moest een nier verwijderd worden. De klachten ingevolge hoge bloeddruk en aderverstopping konden met zware medicamenten wat getemperd worden. Een zorgeloos bestaan was voor hem niet meer weggelegd maar dankzij het dagelijks innemen van handenvol pillen en papjes, kon hij quasi zonder noemenswaardige pijnen toch in leven blijven: eten, slapen, converseren... hij kon zich zelfs in een beperkte doch bevredigende mate verplaatsen. Het grootste probleem waarmee hij in zijn dan toch mooi gestabiliseerde toestand nog wel te kampen had, dat waren de zogenaamde 'bijwerkingen'.

- Het leven zelf heeft talloze bijwerkingen, zegde de dokter, maar zolang dat draaglijk blijft, laten we ons niet ontmoedigen: we beschikken trouwens over al aardig wat vervangstukken, en tegen de pijn hebben we pilletjes en pleisters. Ook die hebben bijwerkingen, maar ook daar hebben we vaak pillen tegen. Het gebeurt zelfs dat placebo's helpen...

- Placebo's? vroeg hij geschrokken: maar dat zijn toch suikerbolletjes?

- Een placebo bevat zelfs geen suiker, zo verbeterde de dokter hem. Maar het is intussen eens en voorgoed bewezen dat het in bepaalde gevallen helpt, en dat is vooral goed nieuws waar échte geneesmiddelen teveel bijwerkingen hebben. Er is uiteraard ook slecht nieuws...


- Toch?

- Welja: het slechte nieuws is dat ook placebo's bijwerkingen kunnen hebben...

- Ongelooflijk, stotterde hij.

- Tja, maar nog een stuk vervelender is dat die bijwerkingen volstrekt onvoorspelbaar zijn!

- Is dat zo? schrok hij.

- Uiteraard, antwoordde de dokter, er zit immers niks in!

- Onvoorstelbaar, mompelde hij weer.

- Maar dat is dan vooral een streep door de rekening van de verzekeraars...

- De verzekeraars?

- Welja: als geneesmiddelen pretenderen doeltreffend te zijn tegen een of andere kwaal, dan zijn ze vaak ook werkzaam waar ze dat niét hoeven te zijn: in die gevallen spreekt men dan van bijwerkingen. Ik hoef je niet meer uit te leggen, wat dat zijn, niet?

- Ik kon er warempel over doceren!

- Wel, voor die bijwerkingen dient de bijsluiter uiteraard te waarschuwen, en dat is een zaak van de verzekeraars. Dat zij zich goed proberen in te dekken, maakt dat die bijsluiters zo erg lang zijn. De lettertjes worden almaar kleiner, het papier dunner... Mocht men de bijsluiter in leesbare tekst drukken, dan moest men een boek meegeven bij elk pillendoosje. En in geval van placebo's...

- Een telefoonboek! lachte hij.

- Tja, zei de dokter: maar wat die bijsluiter ook vermeldt... àlle mogelijke bijwerkingen opsommen, kan men nooit, precies omdat ze onvoorspelbaar zijn.

- In de praktijk loopt het zo'n vaart niet, wees gerust, krabbelde hij nu terug: de werkzaamheid van het placebo is immers niet te wijten aan een bepaalde substantie in de pil, want die pil bevat niks dan vulsel: het effect wordt teweeg gebracht door het gelóóf van de patiënt. Je ziet intussen wel waar ik naartoe wil?

- Je bedoelt dat ook de bijwerkingen door de patiënt veroorzaakt worden?

- Tja, dat is dus wat de verzekeraars zouden willen bevestigd zien, zo beaamde de dokter, maar heel zuiver op de graat is die redenering natuurlijk niet...

- Neen?

- Bepaalde bijwerkingen van geneesmiddelen, en dus ook bijwerkingen van placebo's, kunnen veroorzaakt worden door een specifieke angst daarvoor bij de patiënt. Iemand die angst heeft om hoofdpijn te krijgen van zijn pilletje, kan ook een stress ontwikkelen die voor die hoofdpijn garant staat. Maar... er is uiteraard een grote maar!

- Een grote maar?

- Ja, in het geval van een placebo is het wel zo dat er van werkingen of bijwerkingen helemaal geen sprake kan zijn zónder die pil, ook al bevat ze alleen maar vulsel, zie je?

- Dus komen de bijwerkingen dan toch van het vulsel? vroeg hij benieuwd.

- Van belang is dat voor dat vulsel betaald moet worden, zei de dokter, want dat maakt ook dat de schuld terecht komt op de nek van wie achter dat vulsel geld verdienen.

- Erger nog is dat de werkzaamheid van placebo's de geldigheid van de dubbleblind tests teniet doet, of dan toch voor een gedeelte. Je weet wat dubbleblind test zijn?

- Ik heb daar nog van gehoord, ja...

- Zij dienen om de werkzaamheid van een medicament te testen. Men geeft aan de ene helft van een groep proefpersonen met bijvoorbeeld hoge bloeddruk, een pil om die bloeddruk te doen zakken; de andere helft krijgt een placebo dat er eender uitziet als de echte pil. Tijdens de proef weten noch de proefpersonen noch de artsen wie een échte pil te slikken krijgen. Welnu, als diegenen die de échte pil kregen, beduidend vaker genezen dan de anderen, dan is bewezen dat de pil werkt.

- Uiteraard... Maar hoe heeft men dan aangetoond dat ook placebo's werken?

- Tja... het onderzoek moet daar uiteraard een beetje aangepast worden. Ik vermoed dat de ene helft van de groep proefpersonen een placebo te slikken krijgt, de andere helft helemaal niets. Maar om nu terug te keren naar de zaak... en ik geloof dat ze mij is ontsnapt...

- Je zei dat de werkzaamheid van placebo's de geldigheid van die dubbleblind tests voor een stuk teniet doet.

- Inderdaad, ja, want in het allerergste geval werkt het placebo even goed als het medicament, zie je?

- En gaat het dan nog om een ziekte?

- Dat blijft uiteraard de vraag. Maar als er klachten zijn, dan moeten wij ervan uit gaan dat er iets scheelt, nietwaar? Neem nu dat vermoeidheidssyndroom: vroeger dacht men dat het luiheid was, vandaag spreekt men over een virus... Migraine, nog zo'n lastig geval: de oorzaak is dikwijls gewoon onvindbaar!

- En wat is dan de oplossing, dokter?

- Oplossing! De geneeskunde heeft door de eeuwen moeten leren leven met lapmiddeltjes en ook met onoplosbaarheden, al blijven vanzelfsprekend altijd de hoop en de wil bestaan dat er ooit oplossingen komen. Alleen de dood is een absolute uitkomst, maar zo ver zijn we nog niet he? Zolang we leven, kunnen we schipperen, en laten we dat dan ook doen, en met veel plezier!

- Uiteraard...

- Lig maar niet wakker van het vulsel van placebo's, zei de dokter: het is iets bijzonder merkwaardigs, iets veeleer van metafysische dan van medicinale aard.

- Maar meen je dat nu?

- Wat?

- Dat het placeboprobleem metafysisch is.

- Jij hebt zeker al gehoord van de transsubstantiatieleer? vroeg de dokter. Vroeger, in de kleine dorpen, waar wij met de burgemeester en de pastoor soms vergaderden om de bijzondere problemen van de dorpelingen te bespreken, wilden de gesprekken onder invloed van een Saint-Emilion nogal eens ontaarden, en dan durfden allerlei duistere onderwerpen de kop opsteken...

- Zoals de transsubstantiatieleer?

- Inderdaad, het is een op het concilie van Trente bevestigd geloofspunt, dat trouwens de kern vormt van de heilige mis: in de consecratie wordt de wijn veranderd in het bloed van Christus en het brood van de hostie verandert in zijn Lichaam.

- En wanneer precies is dat geloofspunt er gekomen?

- Och, als ik me nog goed herinner dateert dat concilie uit de zestiende eeuw, maar het was al drie eeuwen eerder aan de orde hoor, in Lateranen, en het begrip zelf gaat terug tot Aristoteles, uit de vierde eeuw vóór Christus!

- Aristoteles?

- Aristoteles ontwierp een zogenaamde categorieënleer. Hij geloofde dat alle dingen enerzijds een wezen hebben, maar daarnaast ook allerlei eigenschappen, zogenaamde 'categorieën', zoals kleur en vorm, om nu maar iets te zeggen, want op de keper is wat ik nu zeg niet correct. Maar met Aristoteles zijn begrippen hebben de bisschoppen dan beslist dat in de consecratie de categorieën of dus de eigenschappen van wijn en brood dezelfde blijven, maar dat hun uiteraard geheel onzichtbare wézen voor een ander verwisseld wordt.

- Dat van Christus.

- Precies!

- En dat is ook met placebo's het geval?

- Wel... men zegt dat het geloof bergen kan verzetten. Ik moet nog de eerste berg onder invloed van het geloof zien weglopen, maar uit onze praktijk blijkt dan toch wel dat het geloof een zekere kracht kan geven aan bepaalde mensen, zij het niet aan iedereen; het geloof is dan ook een gave, zegt men...

- Het vulsel van het placebo verandert door het geloof van de patiënt in een werkzaam medicijn?

- Niet het vulsel, niet het vulsel! haastte zich de dokter: Indien er aan het vulsel iets veranderd werd, dan zou dit vast te stellen zijn! Het zogenaamde 'wezen' van de pil verandert!

- En geloof jij dat, dokter?

- Ha, geloven! Ik kan je alvast dit zeggen: als men afspreekt dat de pil gelijk is aan haar stoffelijkheid, dan verandert haar wezen uiteraard niét. Maar als men afspreekt dat de pil niet alleen dat stoffelijke bolletje is, doch alles wat daarbij komt kijken...

- Zoals?

- Zoals... de wetenschap, uiteraard, waarin wij terecht geloven, en het gesprek met de arts die de patiënt raadpleegt, en betaalt, de prijs van het medicijn, de zorg die besteed wordt aan de uitleg over de kwaal en ook nog al de goede zorgen en de raad die op de koop toe worden meegegeven... wel, als men afspreekt dat die ene pil in feite dat alles vertegenwoordigt, dan is het innemen van een pil uiteraard veel meer dan het inslikken van een paar milligram kalk, versta je?

- Interessante uitleg.

- Tja, we hebben allerminst een vervelend vak, dat is waar. En de tijd dat genezing een eerder zeldzame bijwerking was van medicatie, is gelukkig voorbij.

- Zal men ooit alle ziekten kunnen genezen?

- De ziekten niet, maar misschien wel de zieken, ha!

- En dan zal ook de dood verdwijnen?

- Dat durf ik niet te zeggen. Er zullen uiteraard nog altijd ongevallen gebeuren, en wat doe je met iemand die helemaal verhakkeld is? Naast de nieuwe ziekten, want die blijven er natuurlijk ook altijd komen... Maar een deel mensen, die voorzichtig zijn, en die wat geluk hebben, zullen beslist steeds ouder worden. Op het eeuwig leven durf ik, eerlijk gezegd, niet te hopen. Hier lijkt het mij in alle ernst zo te zijn... dat het leven een bijwerking is van de dood in plaats van andersom.

(28 november 2009)


26-11-2009
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De lucide droom

De lucide droom


Onder een 'lucide droom' verstaat men: een droom wiens dromer zich bewust is van het feit dat hij in bed ligt, slaapt en droomt. Alle woordenboeken vertellen met plezier dat de benaming 'lucide droom' afkomstig is van de Nederlandse psychiater, schrijver, significus en ook spiritist, Frederik van Eeden, die leefde van 1860 tot 1932. In een van zijn lucide dromen zou deze zijn zoon Paul hebben ontmoet, kort nadat die, overeenkomstig een eigen voorspelling uit zijn kindertijd, op zijn vierentwintigste stierf aan tuberculose. Er is sindsdien al aardig wat geschreven én geëxperimenteerd rond de lucide droom, en ook veel vroeger al kwam het wat bizarre fenomeen ter sprake, bijvoorbeeld in de brieven van Aurelius Augustinus, geboren in de vierde eeuw. Edoch, een aantal zaken omtrent lucide dromen blijven toegedekt met een waas van geheimzinnigheid.

Het vreemde inzake lucide dromen is dat het besef van de onechtheid van zijn ervaringen, de dromer helemaal niet wakker doet schieten. Het is immers de te verwachten reactie van een gezond persoon, dat hij zich onmiddellijk afwendt van een zaak waarvan hij in de mot krijgt dat ze bedrieglijk is. Tenzij het natuurlijk gaat om zelf gezocht 'bedrog', in dit geval 'amusement' geheten. In dat opzicht zou de lucide droom dan ook veel gemeen hebben met de dagdroom, waarin men zich immers nestelt teneinde voor een korte periode alvast de illusie te hebben dat men aan de soms bijzonder kille realiteit ontkomt.

De lucide droom verschilt grondig van de dagdroom, ofschoon in beide gevallen de dromer beseft dat zijn ervaringen 'onecht' zijn. In het geval van de dagdroom, zoekt wie wakker is via verlangende gedachten een schijnwereld op te wekken, of althans een wereld waarin hij het aangename accentueert en het onaardige probeert te verdoezelen. Dit gebeurt dikwijls reeds in het denken als zodanig, dat immers goed in staat is om werelden te creëren die beantwoorden aan de wensen van hun schepper, zonder rekening hoeven te houden met bijvoorbeeld de natuurwetten. Gedachten dienen niet voor zelfbedrog maar somtijds zijn aardige gedachten gewoon bevorderlijk voor de gezondheid en begaan zijn met z'n gezondheid is iets heel anders dan zichzelf in 't ootje nemen.

Tenslotte worden alle dingen met gedachten aangekleed, en zonder deze kunnen zij gewoon geen kant op en bestààn zij niet. Alles wat is, dient immers een naam te hebben; over al het bestaande moet kunnen worden gepraat, geschreven en ook nagedacht; geen bestaande zaak presteert het om niet de overdenking van al was het maar een mus te zijn. En gedachten kleden de dingen aan maar ook uit; ze smukken ze op, ofwel halen ze die door het slijk. Gedachten zorgen voor de perceptie en zij hebben macht, zij maken dat dezelfde diepvriesmaaltijd die in de frituur twee euro kost, in het driesterrenrestaurant in 't centrum van de stad makkelijk geprijsd kan worden aan het honderdvoudige van dat bedrag. Het lapje grond hier aan de gracht dat geen cent waard is, is met geen miljard dollar te betalen als deze gracht de Hudson heet. Een krabbel met potlood op papier getekend door een heel braaf kind, is waardeloos - dezelfde krabbel waar de naam van Picasso onder prijkt, kunnen slechts een handvol aardbewoners zich veroorloven. De lof verandert zoals koning Midas de dingen bij eenvoudige aanraking in goud, en de vloek doodt ze genadeloos. Die Gedanken sind frei, zo zongen de joden in Auschwitz, maar de gedachten zelf kunnen ook bevrijden ofwel aan ketenen verankeren.

Concrete dingen en gedachten - dromen - hangen onderling altijd even onverbrekelijk samen als de twee componenten die sinds het opstellen van de kwantumtheorie in de oermaterie zelf worden erkend: enerzijds is er het louter stoffelijke, het 'deeltje', anderzijds de 'golf', de 'lading' of de 'geest' van het deeltje, wat eigenlijk nog het best vertaalbaar is als zijn 'invloed'... perfect vergelijkbaar met de invloed van een belastinginspecteur, zoals de wiskundige, René Coppitters het ons leert (1): de kans dat hij komt, zorgt dat ook als hij niét opdaagt, de belastingplichtige zich aan de spelregels onderwerpt. De inspecteur oefent druk uit, ook als hij afwezig is, gewoonweg omdat men niet wéét of hij zal komen. Op dezelfde manier beïnvloedt ook wat helemaal niét bestaat ons handelen en ons leven, van zodra wij slechts de mogelijkheid van dat bestaan gaan overwegen. Woorden kunnen waarschuwen maar de keerzijde van die medaille maakt dat zij ook angst inboezemen voor spoken. Alle dingen hebben namen; soms zijn die namen verwaarloosbaar, soms ook hebben de dingen zelf nauwelijks vlees aan hun botten terwijl hun namen alle andere zaken in het gelid verplichten te marcheren. Het ontbreken van de ene component, zorgt als het ware voor een compensatie door de andere; de stof en de geest lijken elkaar aan te vullen en aldus het geheel in evenwicht te houden. Wie niet sterk is, moet slim zijn, zo wordt sinds mensenheugenis gezegd: het niet bestaande moet het tekort aan het bestaande compenseren - als dat geen magie is!

In de lucide droom beseft de dromer dat zijn droom een droom is en dat wat hij droomt, helemaal niet bestaat in de wereld waarin hij in een bed ligt met gesloten ogen, slaapt en snurkt. Als in zijn lucide droom een operazangeres tot Frederik zegt dat zij vandaag jarig is, dan kan Frederik, eenmaal ontwaakt, haar woorden letterlijk herhalen - "Heden ben ik jarig" - omdat hij ze ook gehoord heeft in zijn droom. De vraag kon dan uiteraard rijzen wat die woorden dan in feite waren, aangezien zij nooit hoorbaar uitgesproken werden en bijgevolg ook nooit met oren konden worden gehoord. Konden zij iets anders zijn dan zijn eigen woorden, onuitgesproken en slechts gedacht - woorden die het stadium van het uitgesproken en het gehoord worden hebben overgeslagen?

In de familie van de auteur dezer doet het verhaal de ronde dat een betovergrootvader - toentertijd de enige geletterde dorpeling - door zijn buurvrouw werd verzocht om haar een brief voor te lezen die zij ontvangen had. Hij toonde zich direct bereid, maar de vrouw verzocht hem eerst uitdrukkelijk om tijdens het voorlezen de oren met zijn vingers dicht te stoppen: zij wilde vermijden dat ook hij van de inhoud van de brief kennis nam.

Uiteraard weten wij inmiddels dat mensen in staat zijn tot stillezen en dat het geschreven woord ons even duidelijk kan zijn als wat luidop gezegd wordt, maar dat die waarheid onbekend was aan wie geen notie van het lezen hadden, is niet verwonderlijk. De anecdote dateert uit de eeuw waarin Frederik van Eeden werd geboren, die het begrip 'lucide droom' in voege bracht; misschien was het toen inderdaad voor de meesten nog geheel onduidelijk of onuitgesproken gedachten mogelijk waren en of zij wel recht hadden op bestaan. Het is immers pas middels een moeizaam en langdurig cultureel proces, dat de welhaast dierlijke, fysieke schreeuw tot gesproken woord geworden is, het gesproken woord tot schrift, en wat neergeschreven werd, tot geheel onstoffelijke gedachte en zelfs tot ideologie, tot stroming en tot levende geest, welhaast gespeend van elke materie.

Wat in de lucide droom gezegd wordt, geschreven, gehoord en gelezen, wordt noch gezegd noch geschreven noch gehoord noch gelezen, terwijl men het zich wel herinneren kan alsof het werd gezegd, geschreven, gehoord of gelezen, en zulks is slechts mogelijk als de spreker of de schrijver dezelfde is als de toehoorder of de lezer... tenzij die twee op een andere wijze met elkander in verbinding staan dan middels de stoffelijke wereld waarin de gedachten van de ene tot gesproken of geschreven woorden worden, en de gesproken of geschreven woorden dan weer tot de gedachten van de andere. Voor mijn part is het duidelijk dat zonder de wereld van de stof die 'mededeling' geheel onmogelijk blijft, tenzij uiteindelijk de spreker of de schrijver en de toehoorder of de lezer, één en hetzelfde wezen zijn, wat moet uitmonden in een solipsistisch universum. Met andere woorden: als blijken mocht dat mensen via dromen met elkander in verbinding kunnen staan, dan kunnen wij er donder op zeggen dat de solipsist het bij het rechte eind heeft: de wereld met alles en allen daarin vervat, is dan een spook van jewelste, de eventuele godheid al dan niet incluis. Wie zal het zeggen!

(J.B., 26 november 2009)

Noten:

(1) Coppitters, René, Het dualistisch en complementair karakter van schepping en evolutie, 1964 (1961), Moregem, uitgeverij Universa, Wetteren, hoofdstuk 14.




24-11-2009
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.de golem

De golem



***



Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De golem
 

De golem

Niemand zal het betwisten: er is een enorme vooruitgang geweest in de jongste decennia, met echt tot de verbeelding sprekende ontdekkingen. Hoe wij fysiek én mentaal ineen zitten, dat weten we nu haast perfect en échte namaak is niet ver meer af. Wat zich achter de 'grenzen' van de kosmos verbergt, zal straks op ons eigen beeldscherm ontsluierd worden. Door de nieuwe communicatiemiddelen zal al die kennis alleen maar sneller toenemen en ook nog veel straffer worden, en dit reeds in de eerstkomende jaren. Maar tegelijk met al die grootse dingen, kan men ook vaststellen dat de zin uit het leven aan het wegsijpelen is - en dat blijkt even tastbaar als in kaart gebrachte genen of kleurenfoto's van sterrenstelsels, triljoenen lichtjaren hier vandaan.


Geen jubel omwille van de vooruitgang, maar wél een explosie van drugsconsumptie, vluchtgedrag, misdaad en zelfmoord. Het gelijkt er stilaan op dat die vooruitgang zeker niet ons, mensen, betreft, doch iets helemaal anders. Wijzelf immers gaan onmiskenbaar en met rasse schreden àchteruit!


De doorsnee lezer zou het hoger gezegde uiteraard meteen in verband brengen met een welbepaald links gedachtengoed dat slechts bestond uit leugens met geen andere bedoeling dan de orde van het gangbare bestel te verstoren, ware het niet dat ook hij niet om de feiten heen kan, welke zich immers vertalen in de koele cijfers waar hij dan toch altijd naar vraagt als het er op aan komt zaken zoals geluk, vooruitgang of zin te gaan meten. De zelfmoordcijfers zijn bekend, zij rijzen de pan uit en vormen de eerste doodsoorzaak bij jonge en gezonde mensen, trouwens evenals de cijfers met betrekking tot geweld tegenover derden. Verder zijn daar nog de zorgwekkende cijfers inzake geestelijke gezondheid, of moet men botweg spreken over de recente explosie van allerlei geestesziekten waarmee reeds kleine kinderen te kampen krijgen? En dan hebben we het nog niet gehad over lichamelijke kwalen, zoals kanker, waaraan meer dan de helft van ons zal overlijden, over sociale en ideologische ziekten, of over bijzondere deviaties die nu nog nauwelijks worden onderkend.


Laten we om te beginnen vooral één zaak heel goed voor ogen houden om onvergeeflijke vergissingen desbetreffend voor te zijn: het is niet altijd zo geweest! In de tijdspanne die voorafgaat aan de tijd die wij de onze noemen omdat hij volledig in het teken staat van de mens, was er weliswaar zo goed als geen 'vooruitgang', maar de mensen leefden toen ook niet in onzekerheid en in een gebrek aan zin en aan geluk. De middeleeuwers waren immers diepgelovig, wat wil zeggen dat de geschiedenis niet om hen draaide, doch om God. Meer zelfs: het kwam gewoon niet op bij de mens om zichzelf in het centrum van de belangstelling te plaatsen - zoiets gold op zijn minst als volstrekt ongepast en arrogant, het was een teken van een slechte opvoeding. De mensen bogen nederig het hoofd voor de Heer en voor diens vertegenwoordigers aan wie Hij een stuk van zijn almacht delegeerde: zij gehoorzaamden hen blindelings, ze dachten niet na, ze droegen derhalve ook geen verantwoordelijkheid voor zichzelf: dat gewicht lag op de schouders van die maatschappelijke klassen die het volk regeerden en die bevelen uitdeelden, beloningen maar ook straffen.


Er is een aantrekkelijke kant aan slavernij, die wij niet meer kennen, maar die wij soms via allerlei omwegen en niet zelden tegen forse betaling gaan opzoeken en opnieuw proberen te installeren, en dit alles heeft te maken met de onwil - of is het een onkunde - om verantwoordelijk te zijn voor zichzelf. De slavernij is immers allerminst verdwenen: slaaf zijn is een schande als het een openlijke realiteit betreft, maar via verborgen kanalen is het een kostbaarheid of zelfs een ware lekkernij in de betekenis van een lust. En hier wordt niet zozeer de slavernij van bijvoorbeeld vooraanstaande heren jegens hun maîtresses bedoeld, doch heel eenvoudig het afgeven van de verantwoordelijkheid voor het eigen bestaan via het verkopen van de eigen wil aan gespecialiseerde instellingen die daar dan uiteraard veel geld uit slaan, want verantwoordelijkheid torsen is altijd een last.


Spontaan gaan wij nu aan politici denken, maar de politici van vandaag kunnen lang niet meer realiseren wat voor de middeleeuwse koningen vanzelfsprekend was. En veeleer nog dan koningen, waren het toen kerkvorsten die de last van elke enkeling op zich namen, in ruil voor een aantal andere zaken.


Kleine mensen gaven hun vrijheid af aan oversten en op die manier herstelden zij het geluk dat quasi alle kinderen kennen die zich door zorgdragende ouders geborgen weten: kinderen gehoorzamen immers hun ouders in ruil voor een gemoedsrust die wij vandaag met het ontgroeien van de kinderjaren volkomen verliezen. Misschien is het precies het verlies van die rust die de harten van jongvolwassenen danig uit hun evenwicht brengt dat zij blijkbaar somtijds de dood verkiezen boven een leven waarin men niet langer kind kan zijn. Want met het afstaan van hun vrijheid aan oversten aan wie zij gehoorzaamheid bieden, winnen kinderen of slaven immers een heel andere en misschien wel veel kostbaardere vrijheid die zogenaamde vrije mensen in feite onmogelijk nog kopen kunnen.


Tenzij ze zich volkomen onderwerpen aan het gezag en de macht van het gouden kalf. Maar het is zo klaar als een klontje dat de goudkoorts, qua perversie, elke andere slavernij a priori in haar schaduw stelt. Dit moet vooraf worden gezegd, teneinde de zaken bespreekbaar te maken.


Het gaat hier immers om tegenstellingen die elkaar gaan raken: enerzijds de hoogste macht en eer en, anderzijds, de verfoeilijkste machteloosheid. We kennen ze al van ergens en zij zit feitelijk ingebed in de fundamenten van onze christelijke cultuur die immers draait om een oppermachtige God die zich vrijwillig aan de geringsten onderwerpt en die ook spreekt over een hemel die men niet binnengaat als men niet wordt zoals de kinderen. Edoch, de weg naar zelfs maar een begin van inzicht in dit vreselijke probleem, blijkt bij nader inzien dik bezaaid met taboes van welker bestaan wij in feite geen flauw vermoeden hadden.


***


Elk gezond kind beschikt over een krachtige verbeelding die maakt dat wat dan ook uit zijn droom geboren wordt, terstond werkelijkheid is. Een kind fantaseert zich een kasteel, en het hééft ook een kasteel; het verbeeldt zich een koning te zijn en het ís er ook een. De jongvolwassene kan, als hij verliefd wordt, nog geloven dat de door hem aanbedene het schoonste wezen op aarde is, maar voor definitief volwassenen is het verder ten strengste verboden om zich op een dergelijke losbandige manier aan zijn fantasieën over te geven, en wel op straffe van beschuldiging van algehele krankzinnigheid of zelfs van misdaad. Het taboe dat rust op spelen na de kindertijd is dermate groot dat bijvoorbeeld een rechter die in zijn eigenste slaapkamer met zijn wettige echtgenote zogenaamde sm-spelletjes doet, steevast wordt geruïneerd als men daar achter komt.


Edoch, waarom wordt de verbeelding zo gevreesd? Is het dan niet omdat zij magisch is, wat wil zeggen dat zij ook écht ingrijpt in 't leven? Men dient trouwens in rekening te brengen dat vele van die zaken welke voor 'echt' doorgaan, in feite helemaal niets anders dan verbeelding zijn... maar dan vormen van verbeelding die zich in de werkelijkheid als het ware hebben ingekocht.


Neem nu het Vaticaan met de paus, de bisschoppen en het hele santenkraam van de balletten van de kindse grijsaards: zij amuseren zich voortreffelijk, zij gaan op in hun - geef toe - echt onbetaalbaar spel, maar zij kunnen dat alleen omdat zij zich hebben ingekocht in deze wereld, precies zoals politici dat doen. Probeer maar eens te zéggen dat het een spel is wat zij spelen, dat het onecht is wat zij doen en dat de ernst op hun tronies slechts verkapt dat zij zich rot amuseren! Probeer maar eens te spotten met 'religie', zoals deze spelers hun bezigheid graag noemen! 'Religie' betekent trouwens 'overgave', en wat is spel anders dan overgave, met name aan de verbeelding of dus aan het 'onbestaande' dat bij nader inzien misschien wel grotendeels samenvalt met wat wél geacht wordt te bestaan? Vreemd genoeg is de clerus vaak de eerste om andermans spelletjes en spelen te veroordelen - denk maar aan de veroordeling van de Olympische Spelen tot ketterij onder keizer Theodosius I in 393.


Edoch, als religie en politiek tenslotte vormen zijn van spel - spelen die zich, heel anders dan het kinderlijke spel, hebben ingekocht in deze wereld - dan is ook de slavernij een spel in al zijn vormen. Slechts het ernstig nemen van het spel - en het spelen met de ernst - kan meebrengen dat er kwaad gezien wordt waar er geen vuiltje aan de lucht is of, daarentegen, dat het kwaad wordt toegedekt en aldus welig tieren kan.


Een kind dat uit zijn spel teruggeroepen wordt - bijvoorbeeld door zijn moeder, omdat het etenstijd is - biedt weerstand aan die terugkeer naar de 'werkelijkheid'. Het liefst zou het nog langer blijven opgaan in zijn spel, en wel omdat het spel verslavend is, want extase biedt waar al de rest vaak slechts pure verveling te verkopen heeft. Uiteindelijk heeft slechts de noodzaak het recht om ons los te rukken uit de klauwen van het spel, of beter: uit haar liefhebbende armen waarin men zich verliezen wil, meer nog dan men zich wil verliezen in de dood. Alleen de noodzaak heeft dat recht: zonder te eten en te slapen immers verliest men ook de lust in 't spel en, omgekeerd, gaat men terecht in hongerstaking van zodra men verhinderd wordt om te spelen of om mee te spelen.


Verslaving aan het spel, onderwerping aan de god van 't spel, spel en religie, oersport van de Olympos! De grens tussen spel en ernst is niet zo klaar, en - meer zelfs - die grens is er niet, daar alle spel in ernst geschieden moet terwijl geen ernstige bezigheid, geen werkzaamheid, het uithoudt als zij zich niet verlaten kan op een of ander ritme, op een melodie, al was het maar een radiootje op de achtergrond. De Cubaanse sigarenrollers bijvoorbeeld: zij werken niet; zij luisteren naar een voorlezer die wereldliteratuur debiteert. De tapijtwevers van weleer: zij werken niet; zij bewegen met het gonzend ritme van de machines mee, geëxalteerd door de gigantische kaleidoscopen die zich verheffen achter de getouwen, de enige ware abstracte kunstwerken, ook wel tapijten geheten. De leraren in de scholen: zij werken niet; zij scheppen goud en edelstenen uit een onpeilbare geschiedenis van wetenschap en kunde en zij delen die aan hun kinderen uit, voor elk wat wils, en niets dan spelen doen zij daarmee, en vragen stellen, zoeken, uitpluizen en ontdekken! Snel gaan wij onze boterhammen verorberen als het middag is, om even rap weer aan de slag te kunnen, want het spel wacht met ongeduld op ons, het spel heeft ons in zijn macht, wij willen spelen tot we niet meer weten waar we staan, in 't spel zelf willen wij zowaar vergaan!


***


Men zou het op het eerste gezicht zeker niet vermoeden, maar de ervaring zelf doorheen de jaren toont aan elkeen die niet blind wil blijven, dat het tegendeel van de Waarheid niet zozeer de leugen is, maar wel de zekerheid. Waarheid immers, vereist eerst en vooral vrijheid, terwijl absolute zekerheid slechts kan bestaan in een volstrekt gedetermineerde wereld. Dat de mens van vandaag zich voor alles en nog wat denkt te kunnen verzekeren, maakt ook dat het leven wegsijpelt uit zijn hart. Het vertrouwen wordt ingeruild tegen contracten die feitelijk getuigen van het tegendeel, met name wantrouwen, en contracten zijn pas van kracht als wat zij vastleggen op zijn beurt verzekerd wordt door de wet. Dat de wet wordt nageleefd, wordt dan verzekerd door het leger dat immers dreigt met geweld tegen wie de wet durft te weerstaan. Aldus is zekerheid onloskoppelbaar van geweld - zekerheid is het kenteken van de dood. Het leven daartegen is onzeker, kan niet gedijen zonder vertrouwen, geloof en hoop, hoe ijl die zaken ons ook toeschijnen. Het leven is veel brozer dan de dode stenen, de zerken bestaan vele jaren langer dan diegenen wiens lijk zij bekleden, en de dichters zeggen daarom ook dat alles van waarde weerloos is. Kinderen zijn nog het meest waardevol, en foetussen, want zijn zij niet weerloos? Maar wie voelt zich nog geroepen om hun bestaan te gaan verdedigen, in een wereld waar het recht van de sterkste de regel is geworden, waar concurrentie niet langer van sportiviteit getuigt maar daarentegen van gewetenloze machtswellust - een wereld die het Zijn heeft ingeruild tegen het Hebben? Waarheid vereist vrijheid, zekerheid vraagt om een wereld waarin alles vastligt en niets meer kan veranderen of groeien. Maar precies omdat leven groeien is, is de drang naar zekerheid een doodsdrift en zeker geen verlangen naar het leven - ook niet als men zichzelf voorliegt zich uiteindelijk te willen verzekeren tegen zoiets als de dood.


Niets is onzekerder dan het spel, en niets benadert de waarheid ook dichter dan wat spelers welgemeend aan elkander zeggen en beloven. Mensen die opgaan in het liefdesspel, spreken tot elkander waarheden uit die zelfs de waarheid der wiskundige stellingen in hun schaduw laten. Waar de geniale hedendaagse componist en dichter, Philip Glass, in zijn opera Einstein on the beach (1975) [*] geliefden tot elkaar laat zeggen dat ze elkaar meer beminnen dan het aantal sterren in het heelal en meer dan het aantal zandkorrels op het strand, spreken zij waarheden die nimmer in twijfel getrokken zullen worden door wie ze kent. En wie deze waarheden niet kennen, verkeren zeer helaas in het jammerlijke onvermogen om de diepte der wiskundige waarheden te peilen omdat ook zij, uiteindelijk, niet zonder de waarheid van de liefde te begrijpen zijn.




Verzekeraars hebben slechts de dood te bieden, in ruil voor heel veel geld en dus in ruil voor de slavernij zonder welke al dat geld onmogelijk verzameld kan worden. Maar steeds meer mensen willen zekerheid en dood in plaats van leven en daarom ook hoesten zij geld op om die te verwerven; daarom ook ruilen zij alle levende dagen die God de schepper hen schenkt, tegen dode munten. Er is schoonheid nodig om deze trein recht naar de dood te doen ontsporen, er zijn 'ongelukken' nodig in de betekenis van niet nagejaagde wendingen van het lot die tegen onze wensen in gaan, om aan de duivel die gruwelijke macht te ontnemen die ons betovert met cijfers, zekerheden, munten, stenen, dode wetteksten en witgekalkte graven; er zijn aardbevingen nodig en natuurrampen om erger te voorkomen. En soms volstaat ook het genie van een Philip Glass om het tij voorgoed te keren, om de diepste depressies om te turnen in een jubel die nooit meer eindigt, want dat is wat men zijn minimalisme noemt: het is jubel, het is extase, het is het buiten zichzelf verheven worden, het weggetrokken worden uit de stof, het opstijgen, het verrijzen en het verdwijnen in de verzen, voor eens en voor altijd, om nooit meer weer te keren. Ik zei al, lezer, dat omtrent dit onderwerp de uiteinden elkaar raken.

 

***


De zogenaamd geciviliseerde mensen waarvoor wij doorgaan hebben de onvergeeflijke fout gemaakt zich te hebben laten wennen aan allerlei zogenaamde hulpmiddelen, en wel in die mate dat we zijn gaan geloven dat we van nature hulpeloos zijn. Wij zijn er bijvoorbeeld van overtuigd dat we ons zonder auto niet meer kunnen verplaatsen, er zijn immers nog nauwelijks mensen die niet chaufferen en in menig huishouden heeft elk gezinslid naast een pc nu ook al een pa of een persoonlijke automobiel. Nochtans is het onzin dat wij auto's nodig zouden hebben, het omgekeerde is veeleer het geval: auto's hebben bezitters nodig, die benzine verbruiken en nog vele andere artikelen, en die aldus hier en daar geld in het laatje brengen. Dat de gemiddelde automobilist zich in werkelijkheid veel trager verplaatst dan de fietser en zelfs trager dan de voetganger, wordt geheel verdoezeld. Dat wie zich per auto verplaatst, zelf slechts een fractie weegt van die kar van vele honderden kilo's of zelfs enkele tonnen ballast welke zonder enige zin overal moet worden meegesleept, daaraan denkt geen kat. Dat aan het autoverkeer een steeds groeiend percentage van kinderlevens dient geofferd te worden, komt gewoon niet meer ter sprake. Zeer in tegenstelling tot wat men onder invloed van de beschavingsmanie gelooft, zijn de snelheden die auto's halen als er geen files zijn - zoals op de reklamespots - in feite helemaal niet om over naar huis te schrijven: de mens met als enige voertuig een paar schoenen, haalt topsnelheden van quasi vijftig kilometer per uur en legt als hij dat tenminste niet geheel ontwend is, makkelijk afstanden van vijftig en zelfs honderd kilometer af en meer. Op de fiets halen wij topsnelheden ver boven de honderd kilometer per uur, alsook op een paar skieën, en zo kunnen we op eigen kracht dagelijks afstanden van vele honderden kilometer afleggen. Als een mens dat geleerd heeft, dan zwemt hij rivieren over en zelfs het kanaal aan de Noordzee, en een geoefend duiker gaat zonder instrumenten tot dertig meter diep en blijft daar een half uur onder water, zoals bij uitstek de parelduiker doet. Sommigen varen zonder hulp van motoren en alleen geholpen door de wind, de aardbol rond - in een ballon of met een zeilschip. Met omzeggens een klein beetje vernuft kan men rijtuigen zo licht als fietsen aandrijven met de krachten uit het licht en zich aldus moeiteloos en waarheen dan ook verplaatsen. Het is de gewenning aan de auto maar ook aan die talloze andere instrumenten, die in feite lasten zijn, die de mens verlammen en die hem uiteindelijk laten geloven dat hij armen en benen mist en op den duur zelfs een hoofd!


Misschien wel het allerergste van al die instrumenten is het verraderlijk simpele ruilmiddel geld. Wie thuis de deur uitgaat, kijkt niet of zijn schoenen er nog mee door kunnen voor de duur van de reis, of hij mondvoorraad en water bij zich heeft en eventueel een wapen om zich te verdedigen in geval van nood. Hij vraagt zich ook niet af waar hij terecht zal kunnen en of diegenen aan wiens deur hij zal aanbellen, gastvrij zullen zijn voor hem. Welneen: het enige echte wat men gelooft nodig te hebben als men zijn luie stoel verlaat, is geld, en heeft men er voldoende van op zak, dan voelt men zich zowaar gerust. Geld is immers de verzekeraar bij uitstek, die ons voorliegt al de rest overbodig te maken, want het geld vertelt ons dat alles daarmee gekocht kan worden, zelfs gastvrijheid. Velen onder ons merken zelfs niet meer de grove leugen op die hier in schuilt, en zo doen zij zichzelf de das om: zij geloven immers geen gastvrijheid vanwege anderen meer nodig te hebben, aangezien zij aannemen dat hun geld hen het recht zal geven om in andermans huizen naar binnen te gaan. En zij proberen er abstractie van te maken dat die anderen pas tegen betaling hun woonst voor hen open stellen omdat zij hetzij noodlijdend zijn, hetzij hebzuchtig. Zij danken dan hun logement niet aan de gastvrijheid van hun broeders doch zij hebben het te wijten aan hun nood waarop zij derhalve altijd moeten hopen, of op hun hebzucht, welke a priori betekent dat de gastheer niet de bedoeling heeft om iets te geven doch het doel om zoveel mogelijk te nemen want niet langer vriendschap doch winst is zijn heilige zaak. De gastheer is hier een rivaal geworden, hij deelt zijn huis niet langer met zijn gasten, maar hij versjachert het omdat nood of hebzucht hem geen keuze laten. Geld is misschien wel het allerergste van al onze moderne instrumenten, omdat het zich, meer nog dan auto's, diepvriezers en noem maar op, heeft ingekocht in deze wereld en derhalve reeds heel diep verankerd zit in alle dingen. Het geld is precies zoals het gevaarlijk giftig afval dat zich met de bodem heeft vermengd en dat zelfs het drinkwater heeft aangetast, zodat men alles duchten moet en men niet meer gerust kan zijn. Ja, door al zijn instrumenten welke bedoeld waren als hulpmiddelen die hem zweet zouden besparen, heeft de mens uiteindelijk zijn meest elementaire vorm van vrede kwijtgespeeld, en zo ook die rust welke broodnodig is om bijvoorbeeld aan het schrijven van al was het maar een eenvoudig gedicht te kunnen beginnen. Men ziet inderdaad geen mensen meer die buiten deuntjes lopen te fluiten, men hoort geen huisvrouwen meer zingen, en steeds meer kinderen spelen niet meer tenzij met dat peperdure speelgoed uit de winkel en dan nog het liefst computerspelletjes die van mensen in de prille lente van hun leven die nog in al hun tentakels moeten ontwikkelen, geen andere bekwaamheid vragen dan het drukken met de vingertjes op het plastic toetsenbord. Is het dan echt verbazingwekkend dat die kinderen veranderen in vetbolletjes, om het oneerbiedig uit te drukken, en dat zij neerslachtig worden, niet ontwikkelend zijn en geestesziek nog vooraleer die geest een kans kreeg om zich aan hen te openbaren?


***


Tegelijk met de enorme vooruitgang van de jongste decennia, lijkt de zin uit het bestaan gewoon weg te sijpelen. Maar is dat te verwonderen, als die vooruitgang ons zoveel hulpmiddelen heeft verschaft dat wij zijn gaan geloven dat we zonder die middelen hulpeloze wezens waren? In een rolstoel zitten lijkt makkelijker dan lopen, maar wie aan de rolstoel gekluisterd is, die weet wel beter. De hedendaagse beschaving heeft rolstoelmensen van ons gemaakt, en als wij die beschaving niet snel de rug toekeren, dan kunnen wij straks niet meer op onze eigen benen staan. Of is het inmiddels al zo ver? Zijn wij afhankelijk geworden van onze middelen, ofschoon wij die in het leven riepen om onze onafhankelijkheid te vergroten? Het is het aloude verhaal van de golem.


De legende van de golem is van Joodse origine, al komt die in allerlei varianten eigenlijk in alle beschavingen voor. Een golem is een mens die, naar het voorbeeld van de Schepper zelf, uit klei gemaakt wordt - het woord 'golem' betekent immers 'klomp klei'. Dit keer wordt hij echter niet door God gemaakt maar door de mens... die de godheid naar de kroon wil steken. Maar van de mens die God wil overtroeven, kan men verwachten dat hem een gepaste straf te wachten staat: de ongehoorzaamheid van Adam en Eva werd bestraft met de verbanning uit het paradijs, de zonden van Noach's tijdgenoten werden met een zondvloed overspoeld en ook de bouwmeesters van de toren van Babel werden overeenkomstig het misdrijf gezegend met een algehele spraakverwarring. Bij de Grieken en ook elders vertellen mythen gelijkaardige verhalen: de mens die zijn lot tracht te ontlopen, loopt dit lot slechts tegemoet. De golem dreigt uiteindelijk de mens te overheersen, precies zoals de mens probeerde om boven zijn god te gaan staan. Het is de geschiedenis die zich herhaalt, het is de eeuwige nabootsing welke zodoende tot begrip wil komen - begrip is niets anders dan nabootsing of afbeelding - het is het rad waarvan het eind telkens weer een nieuw begin is, en zo is dit het mysterie zelf van het bestaan dat uiteindelijk nimmer kan ontsluierd worden.


J.B., 20 - 23 november 2009


Noten: [*] http://www.philipglass.com/music/recordings/einstein_on_the_beach_cbs.php  


23-11-2009
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Domesticatie
Klik op de afbeelding om de link te volgen

Domesticatie

Ze zeggen dat katten luie beesten zijn, maar zo te zien zijn ze zeker niet dom. Lui, want ze logeren bij mensen - de wilde katten uitgezonderd. Katten zitten met mensen aan tafel en als die mensen eenzaam zijn - wat vaker voorvalt als zij eens wat ouder worden - dan durven zij galant hun eisen te stellen. Van heel wat katten kan men zonder aarzeling zeggen dat ze mensen in dienst hebben. Een aardig aantal soortgenoten functioneren zonder overdrijven als personeel van katten. Kortom, in het land van de mensen, is de kat koning.

Grote katholieke filosofen hebben ooit bedisseld dat dieren geen personen zijn, en dit zeer in tegenstelling tot mensen. Tot de menselijke soort behoren slechts unieke exemplaren, terwijl alle katten - om het nu maar bij dit beest te houden - eigenlijk eender zijn, wat wil zeggen: vervangbaar. Pas in de jongste jaren duiken kerkhoven voor katten, honden, cavia's en papegaaien op, maar als je het mij vraagt, denk ik wat betreft die modes eigenlijk nog altijd katholiek. Men kan evengoed kerkhoven aanleggen voor pluche teddybeertjes en voor plastic eendjes die bijvoorbeeld ontsnapten aan de aandacht van hun huisgenoten totdat een zekere stank hen daar attent op maakte dat ze met hun zitvlak op de kookplaat stonden.

De genoemde filosofen hebben in dezelfde adem (of in dezelfde tractaten) waarin zij dieren met mensen vergeleken, ook nog de engelen in rekening gebracht. En zij zegden dan - met wat meer woorden - dat de mensensoort zich verhoudt tot de andere dieren zoals de engelen zich verhouden tot de mens. Eigenlijk is die uitspraak nogal wat diepzinniger dan men zomaar bevroeden kon: zij betekent immers dat élke engel een eigen soort vertegenwoordigt. Tenminste als ik het allemaal goed en wel heb verstaan, want er zitten nogal wat jaartjes tussen, enerzijds, de lektuur van de niet bij naam genoemde tractaten en, anderzijds, deze toevallige overdenking.

Edoch, als men van katten zegt dat zij bij de mensen logeren, dan kan men ook zeggen van de mensen dat ze logeren bij de koeien. In India bijvoorbeeld, is de koe een heilig dier, precies omdat wij, mensen, bij haar te gast mogen zijn zoals we als kind te gast zijn bij onze eigen moeder. De koe is een verpersoonlijking van de eeuwige godin omdat ze ons dagelijks voedt. Als men beweert dat zij om die reden niet gedood mag worden, dan begrijp ik dit niet alleen, ik beaam het ook en ik betrap mezelf er op dat ik hier niet langer katholiek doch Indisch denk. Een koe kan weliswaar niet praten op zo'n manier dat ik ook versta wat zij zegt, maar voor wat zij ons te bieden heeft - en dat is zeker niet weinig - is er ook niet zoveel uitleg nodig.

Geleerden zeggen dan weer dat het onzin is om te beweren dat de mensen te gast zijn bij de koeien: de mensen hebben de koeien gedomesticeerd, zo corrigeren zij de Indiërs, en dat is iets heel anders. De koe immers heeft geen keuze als de mens haar dagelijks haar melk ontneemt. Hetzelfde zou dan gelden voor de relaties die wij hebben met de honden, met de katten en met alle andere huisdieren. Er zijn zelfs dieren die door ons gehouden worden omwille van hun vlees, wat wil zeggen dat wij hen sowieso dood willen. En zeg nu zelf: een dergelijke intentie zou een gastheer van zijn gasten toch bezwaarlijk kunnen dulden!?

Maar misschien geldt evenzeer het omgekeerde. De aapjes die in India in het wild leven, trekken steeds vaker en in groten getale de steden binnen, waar zij zich alom verspreiden in de huizen en zich dan warempel als huisdier gaan gedragen. Zij verkiezen het zichzelf aan allerlei huisregels te houden, in ruil voor nu en dan een maaltijd en wat veiligheid ook tegen nog veel wildere beesten die nog lang niet toe zijn aan deze vormen van menselijke beschaving. Het is geen sprookje: deze aapjes willen niet meer naar de wildernis terug; de vrijheid kan hen voortaan gestolen worden. En zo denken ook de tamme honden erover, en de katten, ofschoon zij eigenzinnig blijven, en wellicht ook de koeien en al het andere vee... dat uiteindelijk door mensen zal worden opgegeten. En waarom niet, in ruil voor een dan toch warm en veilig nest met dagelijks goede kost zonder te hoeven werken, vaak gedurende vele jaren...

Toen ik deze losse bedenkingen zomaar wat uit mijn mouw schudde op de trein, teneinde de tegenover mij zittende passagier wat te amuseren, hoorde ik tersluiks een wat diep in zijn kraag gezakte medereiziger die wat verderop mijn litanie klaarblijkelijk had meebeluisterd, mompelen dat ook mensen worden gedomesticeerd door andere, hogere soorten.

- Engelen? vroeg ik.

- Zou ook kunnen, zei hij, maar ik denk veeleer aan hogere wezens van dierlijke aard.

- Leg eens uit! zo porde ik hem aan en ik zag een glimlach verschijnen in de schaduw van zijn kraag.

- Hoger noem ik al die soorten die minder nodig hebben om te bestaan, begrijpt u?

- Neen, zei ik, dat begrijp ik niet.

- Hoe groter iemands behoeften, hoe armer die ook is, akkoord?

- Akkoord, zei ik.

- Engelen kunnen zonder vlees bestaan, zij staan dus hoger dan de mensen, akkoord?

- Fantastisch! zo moest ik toegeven.

- En dan zijn er de dieren die met heel weinig vlees kunnen bestaan, zei hij.

- Waarachtig, ja! moest ik bekennen: u draait de orde om, en hoe! Ga door, ga door!

- Onderaan bij de dieren staat dan de mens, die immers heel veel nodig heeft. Boven hem staan de zogenaamde hogere diersoorten. Dan volgen de lagere diersoorten: de wormen, bijvoorbeeld...

- Ja, inderdaad, de wormen, gaf ik toe, en ik voelde hoe mijn stem verzwakte.

- En de schimmels, zei hij: de bacteriën en de virussen, waarvan sommigen betwijfelen of zij eigenlijk nog wel tot het dierenrijk behoren, ziet u?

- Ach ja, zei ik, maar ik wist daar helaas veel te weinig van af.

- Virussen planten zich voort, zei hij, en in die zin kon men wél zeggen dat ze leven. Anderzijds zijn ze zo simpel...

- U bedoelt, zo probeerde ik zijn zin af te maken, dat ze nauwelijks vlees aan hun botten hebben?

- Precies, zo beaamde hij: het zijn bijna engelen. Het zijn misschien wel de allerhoogste diersoorten.

- En de planten?

- Tja, dat is een verhaal apart...

De trein stond al een tijdje stil, er klonk een fluitsignaal, ik moest mij te vierklauw naar buiten reppen nu of anders kwam ik honderd kilometer ver van huis terecht, midden in de nacht en zonder hoop op nog een trein terug die dag. Hoorde ik nu heel kleine diertjes aan mijn oren knagen en onderonsen dat ze van geluk spreken mochten dat die nieuwsgierige spraakwaterval het foute portier had genomen net toen op volle snelheid een goederentrein langs kwam?

(J.B., 19 november 2009)




Omsk
Archief
  • Alle berichten

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    LITERATUUR - PAS VERSCHENEN:
    Foto

    Koningin Elisabethwedstrijd
     2013
    voor Piano:
    http://www.cmireb.be/nl/ 


    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    De ballade Erlkönig 1815,  Franz Schubert (1797-1828)
    http://www.digischool.nl/ckv2/romantiek/romantiek/muziek/ballade_erlkonig.htm 


    Foto

    Foto

    Foto

    Foto


    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Klassieke muziek:  http://www.bloggen.be/musica/ 
    Foto

    Der Wegweiser

    "Der Wegweiser" ("De Wegwijzer") is een gedicht uit de gedichtencyclus "Die Winterreise" ("De winterreis") van Wilhelm Müller.

    Het gedicht gaat over een wandelaar die de wegen vermijdt waar de andere mensen lopen; hij verkiest de verborgen stegen tussen ondergeneeuwde rotsklippen, alsof hij iets vreselijks heeft begaan en hij mensen moet gaan schuwen. Een verscheurend verlangen drijft hem de woestenij in. Wijzers op de straten wijzen, ze wijzen in de richting van de steden, en hij wandelt en wandelt, opgejaagd op zoek... naar rust. En ineens staat daar een wijzer, pal voor hem, en die wijzer gebiedt hem een straat in te gaan; een straat waaruit niemand ooit terugkeerde.

    Na de tekst hier onder volgt een link naar een video met een beroemde uitvoering, door Dietrich Fischer-Dieskau en Alfred Brendel, van het door Schubert op toon gezette gedicht uit de liederencyclus Die Winterreise.

     

    Der Wegweiser


    (Wilhelm Müller)


    Was vermeid' ich denn die Wege,

    Wo die ander'n Wand'rer gehn,

    Suche mir versteckte Stege

    Durch verschneite Felsenhöh'n?


    Habe ja doch nichts begangen,

    Daß ich Menschen sollte scheu'n, -

    Welch ein törichtes Verlangen

    Treibt mich in die Wüstenei'n?


    Weiser stehen auf den Strassen,

    Weisen auf die Städte zu,

    Und ich wand're sonder Maßen

    Ohne Ruh' und suche Ruh'.


    Einen Weiser seh' ich stehen

    Unverrückt vor meinem Blick;

    Eine Straße muß ich gehen,

    Die noch keiner ging zurück.

    MUZIEK: http://www.youtube.com/watch?v=xjuMgK9SimI&feature=related


    Foto

    Alles ontstaat tussen 'droom' en 'werkelijkheid' -

    Over het jongste boek van Ludo Noens

    De klacht is terecht: in zogenaamde boekenzaken is nog weinig meer te vinden dan fotoalbums omtrent koken, reisgidsen en opgeklopte, tot de prijzenpot veroordeelde, doch volstrekt onleesbare romans van schrijvers die leven van hun naam, welke nu eenmaal niet mag ontbreken op het salontafeltje van de 'interloktueel'. Ook de obligate tijdschriften bieden naast reklame nog slechts lang achterhaalde, in columns gegoten meninkjes van TV-vedetten met weliswaar lange tongen doch lege hoofden. Wie zich vandaag beperkt tot de magazijnen waar de massa koopt, koopt pulp: Cultuur speelt zich in deze tijd weer exclusief af in de marge: echte gedichten schuwen glad papier en over de nu vernieuwende boeken hoor je pas binnen tien jaar op canvas praten - àls die al ooit in het commerciële circuit terechtkomen. Wie artistiek bij wil zijn, dient zich uit te rusten met speciale antennetjes, en die verwijzen naar heel andere publicaties: geen fotobrochures over koken of over citytrips, maar nog echt spannende romans met gevleugelde fantasie, fictie die de 'werkelijkheid' inhaalt, en inspirerende inhoud waar over na te denken valt en ook vruchtbaar over te converseren.

    "Bannelingen uit Droomtijd" (*) is zo'n roman - geheel in de marge, waar de cultuur van deze nieuwe tijd gedijt - al noemt hij zichzelf heel bescheiden 'novelle'. Het volume telt weliswaar geen duizend pagina's maar de inhoud heeft tentakels die zowat alles updaten en onderling relateren wat met de themata van Ludo Noens zijn jongste boek te maken heeft, want deze auteur is bekend om zijn historische nauwgezetheid en om zijn vermogen een veelheid van creatieve verbanden naar de oppervlakte te brengen.

    Het tijdskader van de 'vertelling' in "Bannelingen uit Droomtijd" (*) is het controversiële tijdsgewricht van de "flower-power" dat intussen alleen de gepensioneerden onder ons nog hebben meegemaakt: de tijd van de drugsexperimenten die naar werelden leken te leiden die verwant bleken met die van de oudste culturen waaruit onze grote religies en levensbeschouwingen ontsprongen. "Hier ging het niet meer om de zoveelste sociale of politieke omwenteling, maar om een ontologische verschuiving". (p. 79) Meer bepaald filosoferen de personages op verhalende wijze over die heel bijzondere bewustzijnstoestand die het grensgebied bestrijkt tussen de droom en de waaktoestand in: de lucide droom, in de voorgaande eeuw reeds verkend door de Nederlandse psychiater en schrijver, Frederik Van Eeden, die in deze droomvorm naar zijn eigen zeggen met zijn overleden zoon heeft gepraat. Hoe dat mogelijk is, verklaart Noens evenwel niet op een positief wetenschappelijke manier; hij toont wél dat er andere, evenwaardige verklaringsmethoden zijn én hij laat ook zien dàt zoiets mogelijk is.

    De "sixties" verwijzen naar de tijd der Oepanisjaden én naar de religieuze bronnen van de Aboriginals: "De Aboriginals, de oorspronkelijke bewoners van Australië, noemen het alchéringa of Droomtijd (...)", waarin het concrete, het aardse, uit de droom, uit de hemel, werd geschapen, "(...) Maar een onomkeerbare catastrofe zorgde er op een dag voor dat de verbinding tussen hemel en aarde definitief werd verbroken". (p. 81) Noens' novelle werpt ook licht op wat in de parapsychologie de "materialisaties" heten, de "Toelpa's" of de "succubussen", en het doet allemaal denken aan de "kat van Schrödinger"; het onderbepaalde dat pas middels de bewuste toeschouwer zijn definitieve vorm krijgt omdat alles intersubjectief zou zijn. Bovendien bevat het werk een genuanceerd maatschappijkritisch luik dat weerstand biedt aan geschiedenisverdraaiingen die de wondere tijd van de sixties willen banaliseren omdat hij alles behalve past in de onverbiddelijke Westerse economie en in onze Big Brother-wereld: "Onze wetten, economische structuren, wereldbeschouwelijke en religieuze instituten, sociale gebruiken en gedragspatronen zijn historisch geëvolueerd, en dit wordt allemaal verkeerdelijk vereenzelvigd met het leven op zich" (pp. 54-55).

    "Bannelingen uit Droomtijd" (*) zal binnen twintig jaar een best-seller zijn. Het boek werd vandaag gratis verspreid onder de abonnees van Portulaan - een cultureel tijdschrift dat zijn naam niet gestolen heeft en dat vandaag zijn vijfentwintigste jaargang ingaat!

    (*) Zie: http://www.bloggen.be/ludonoens/  

    (Jan Bauwens, 1 januari 2009)



    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Inhoud blog
  • PAS VERSCHENEN * VAN LIBRICIDE NAAR GENOCIDE
  • PAS VERSCHENEN * VAN LIBRICIDE NAAR GENOCIDE
  • Het eindstation
  • a
  • Isaac
  • Meilied
  • Nosferatu (video)
  • Wij waren (video)
  • Johann Pachelbel, Canon (synthesiserversie)
  • Zo is de dood
  • Hoe gezond is sport? Een interview met Omsk van Togenbirger
  • Het recht van de sterkste
  • 12.12.12.
  • Over het gebruik van de patiënt in de eenentwintigste eeuw. Een interview met Omsk Van Togenbirger-De Waelekens
  • De dienaar van
  • actueel: het orgaan
  • Juniregen
  • U moet er af!
  • Koningin Elisabethwedstrijd voor Viool 2012
  • De geest in de fles
  • Inzicht
  • Het magazijn
  • Erosie
  • Kort
  • De eeuwige wederkomst
  • Het hiernamaals
  • Over het ware lot van de mens - Een interview met Omsk Van Togenbirger-De Waelekens
  • Het wezen van de vrolijkheid
  • Dante's afdaling ter helle (3)
  • Dante's afdaling ter helle (2)
  • Dante's afdaling ter helle (1)
  • De tijd
  • De ets
  • Het cultuurbegrip van Stephanos
  • Opstanding
  • Rijk en dom
  • Over de verschillende graden van dood zijn
  • Koude oorlog
  • Het Bureau Voor Onoplosbare Zaken
  • In de kelder
  • Mijn oude grootmoeder
  • De laatsten zullen de laatsten zijn
  • Leugens
  • Enkelvoud
  • Zonde
  • Adieu, groots firmament vol fonkelende sterren!
  • Christus en de kardinalen
  • Het labyrint
  • Het geloof en de werken
  • Sparen en plunderen
  • Zijn wij dan niet de echo onzer verzinsels?
  • Gesprek in de winter
  • Inspiratie
  • Tourette
  • Kwalen zijn geen kwalen. Een stukje voor de eerste winterdag.
  • Koude winters...
  • De toren
  • De fles
  • Kwakzalvers
  • Fijn wit zand
  • De wolk
  • Water & Over de klimaatsverandering
  • Spoken
  • De nieuwe god
  • De witte krokodil
  • Geloof (1)
  • Orde
  • In de toekomst is geen heil...
  • Kaos
  • Doeltreffende medicatie
  • Surrealistische werkelijkheid
  • De gasknop
  • Van Togenbirger's 'atheïsme'
  • Zomer
  • Mijnheer Dupont en de mal van het Zijn
  • Het ei van mei
  • Martha
  • Een zeer gezond besluit
  • Aan de ontbijttafel - illustratie
  • Aan de ontbijttafel
  • Milieuleugentjes om bestwil?
  • Het tanen van de Noord-Atlantische drift
  • Februari
  • Tijd is krediet
  • Het hoofdgerecht des levens dis...
  • Wij waren
  • Saint-Denis
  • Stenen en mensen
  • De binnen- en de buitenkant
  • Thuis
  • Doorheen de winterse depressie
  • Een lucide droom (illustratie)
  • Een lucide droom
  • Wiens brood men eet...
  • Evolutie en inwikkeling
  • Sneeuw
  • Bijwerkingen
  • De lucide droom
  • de golem
  • De golem
  • Domesticatie
  • De tijd gaat achterwaarts te vierklauw
  • Worden wij abstract, mijnheer?
  • Kinderarbeid, organenhandel, zwartwerk en Rechtspraak
  • Over een zucht van een nog heel ander kaliber dan de hebzucht
  • Overbevolking
  • Bram Stoker
  • Kinski
  • N
  • Nosferatu
  • de tuinen
  • De tuinen
  • Het Eeuwige Vuur
  • Het boek
  • De Goede Deur
  • Vlees (roman) - 1
  • Verrijzenis
  • Depressies
  • Inbraak
  • Sonate voor Harpsichord en Cello
  • Het is begonnen!
  • Over redelijkheid en klare taal...
  • De tijd vliegt
  • Panta rei
  • Glazen muren en casino's vol attracties!
  • Der Erlkönig grafiet
  • Der Erkönig (J.W. von Goethe)
  • De winter en de dood
  • Aanhangsels
  • Extase
  • Verbloemingen
  • Voornemens
  • Het gelijmde been (3): De toverstok
  • De lange baan
  • God of de duivel
  • Het gelijmde been (2)
  • Die eerste dagen van november
  • Harken
  • Is mijn geld safe?
  • Herfst
  • Het gelijmde been
  • Eten
  • Verslavingen
  • Kunst
  • Ellende
  • De burcht
  • Geheim en identiteit
  • Hongersnood
  • Rood als duizend rozen
  • Op een vergadering...
  • De molen
  • De poolster
  • Het Orgaan
  • Het boek
  • De twee geschiedschrijvers
  • De Laatste Reis
  • De Laatste Reis (illustratie)
  • De Goede Deur
  • De Onderwereld (roman)
  • Water
  • De Overname
  • Solvejg’s Lied
  • Septembernacht
  • Die Nacht…
  • Die nacht (illustratie 2)
  • Spiegels
  • Over het verouderingsproces
  • Het Credo
  • De Afwas
  • Absolute macht
  • Trillingen
  • Maria
  • De Messias
  • Het Spel van de Wereld
  • De nieuwjaarsramp
  • Het argument
  • Zuster Olympia
  • De Meester
  • DE TUINEN
  • Janus of van de Aliënatie
  • De Neuzen van Tsjernobyl
  • Het Eeuwige Vuur
  • Vladslo, en andere plaatsen...
  • De dood is een gedachte
  • Het 'bijna-leven'
  • Het kind
  • De Apologie van de Eeuwigheid
  • De heer die zichzelf in stukjes hakte
  • Het gesprek
  • Een sollicitatie
  • De Omkering van alle dingen
  • Transsubstantiatie
  • De pikorde
  • De wedloop
  • De virtuele veiligheid
  • Dode handen
  • Samen thuis
  • Het Laatste Oordeel
  • SINTERBUIS
  • Gedenkteken

    Hoofdpunten blog omskvtdw2
  • De spiegel
  • De job
  • De Wrat (1)
  • De Wrat (2)
  • De Wrat (3)
  • De Wrat (4)
  • De Wrat (5)
  • DE HEMEL EN DE GOOT
  • DE VERGEETPUT
  • meer verhalen
  • DE TUMOR
  • DE BEHEERDER VAN HET LABYRINT
  • De beheerder van het labyrint (vervolg)
  • Meer verhalen

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Hoofdpunten blog musica
  • Nosferatu
  • Koningin Elisabethwedstrijd voor Piano 2021
  • Adagio liedcyclus
  • Meilied (muziekvideo)
  • Oh dichosa ventura (muziekvideo)
  • Nosferatu (video)
  • Wij waren (video)
  • Muziekvideo's J.B
  • muziekbestanden J.B.
  • Ave Maria
  • Pianoconcerto 14: Daer zat een sneeuwwit vogeltje
  • Te Deum laudamus10
  • Te Deum laudamus9
  • Te Deum laudamus8
  • Te Deum laudamus7
  • Te Deum laudamus6
  • Te Deum laudamus5
  • Te Deum laudamus4
  • Te Deum laudamus3
  • Te Deum laudamus2
  • Te Deum laudamus1
  • Harpsichord 2 verlengd met cello
  • Pianoconcerto 7 Apocalyptische Dans
  • De zee
  • De geschiedenis van de panfluit
  • Requiem - delen 4 tot 7
  • Requiem - deel 3
  • Requiem - deel 2
  • Requiem - deel 1
  • Keldertrappen - nr. 8/8
  • Keldertrappen - nr. 7/8
  • Keldertrappen - nr. 6/8
  • Keldertrappen - nr. 5/8
  • Keldertrappen - nr. 4/8
  • Keldertrappen - nr. 3/8
  • Keldertrappen - nr. 2/8
  • Keldertrappen - nr. 1/8
  • Harpsichord 13 verbeterd
  • Harpsichord 12
  • Harpsichord 11
  • Harpsichord 10
  • Harpsichord 9
  • Harpsichord 7
  • Harpsichord 6
  • Harpsichord 5
  • Harpsichord 3
  • Harpmuziekje
  • Trompetsonate
  • Nostalgia
  • K 2007
  • Goldbach Variaties
  • Pop 5
  • Pop 4
  • Pop 3
  • Pop 2
  • Pop1
  • Drie ontstemde klavieren
  • muziekvideo
  • portretten componisten
  • Pianoconcerto 14, Daer zat een sneeuwwit vogeltje, Jan Bauwens, Serskamp, 2004.
  • Klarinetconcerto 1 Jan Bauwens Serskamp 2004
  • Kort symfonisch gedicht
  • Door de neevlen van de avond (uit: Adagio van Felix Timmermans)
  • Onze-Lieve-Vrouw van Vlaanderen
  • Gebed voor het Vaderland
  • Boskaboutersymfonie
  • Bomen
  • Victoria lucis
  • Gitaarconcerto 1 "Portulaan"
  • vioolconcerto 1: deel 5 van 6
  • Klarinetconcerto 3: deel 3 van 3
  • Klarinetconcerto 3: deel 2 van 3
  • Klarinetconcerto 3: deel 1 van 3
  • pianoconcerto nr 15
  • Pianoconcerto nr 5 deel 5 van 6
  • Pianoconcerto nr 5 deel 4 van 6
  • Dans
  • Titan
  • Tsunami symfonie
  • Sint-Franciscussymfonie: deel 6 van 6
  • Sint-Franciscussymfonie: deel 5 van 6
  • Sint-Franciscussymfonie: deel 4 van 6
  • Sint-Franciscussymfonie: deel 3 van 6
  • Sint-Franciscussymfonie: deel 2 van 6
  • Sint-Franciscussymfonie: deel 1 van 6
  • Harpmuziekje
  • minimal1
  • Ave Maria
  • Juan de la Cruz' Canciones 7 van 7
  • Juan de la Cruz' Canciones 6 van 7
  • Juan de la Cruz' Canciones 5 van 7
  • Juan de la Cruz' Canciones 4 van 7
  • Juan de la Cruz' Canciones 3 van 7
  • Juan de la Cruz' Canciones 2 van 7
  • Juan de la Cruz' Canciones 1 van 7
  • Tsunami symfonie (Jan Bauwens)
  • Junisymfonie (J. Bauwens)
  • O dichosa ventura
  • Goldbach Variationen voor Piano Solo (J. Bauwens)
  • Orgelconcerto 3 J Bauwens Serskamp 2008
  • Orgelconcerto 2 J Bauwens Serskamp 2004
  • orgelconcerto 1 J Bauwens Serskamp 2004
  • -
  • achtergrond

    Boeken van dezelfde auteur.
    Om een boek te lezen, klik op de prent van de flap.

    Foto

    Foto

    Foto

    EN FRANCAIS:
    Foto
    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Beluister hedendaagse klassieke muziek van dezelfde auteur: klik op de prent van de weblog hieronder.


    Foto

    Foto

    Foto

    Warm aanbevolen:
    Pas verschenen: "Kamers", van Dirk  Biddeloo, grootmeester van de tragie-komedie:
    Foto

    “O jerum jerum jerum…”

     

    “Streuvels is een Vlaamse Dostojevski; Vansteenbrugge, een hedendaagse Streuvels.

    Stijn Streuvels stelde het harde boerenleven te boek net voor het voorgoed verdween.

    Zijn dorpsgenoot, de befaamde chirurg, auteur, kenner en bewonderaar van de Griekse Oudheid, stichter van Vlaanderens mooiste loopkoers en gewezen senior seniorum, dr. Kris Vansteenbrugge, deed hetzelfde met het Vlaamse studentenleven van weleer.

    Een rijkdom aan cultuur en een niet te missen historisch document, op meesterlijke wijze vorm gegeven in een authentieke Vlaamse realistische roman die leest als een trein.”
    (J.B.)

     

    Alle info: klik op de kaft:

     


    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    De nieuwe poëziebundel van
    Guy van Hoof
    (*) is uit:
    "Bekentenissen"
    Meer info: klik op de flap hier onder.
    (*) De dichter heeft een plaats in de top drie van Omsk's voorkeurlijstje der Nederlandse dichtkunst


    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    VAN DEZELFDE AUTEUR:
  • bloggen.be/musica/
  • bloggen.be/tisallemaiet/
  • bloggen.be/hetgoedezoeken/
  • bloggen.be/heteindedertijden/
  • bloggen.be/popvtdw/
  • bloggen.be/bethina/
  • bloggen.be/mithrasgijzeling/
  • bloggen.be/theartofmusic/
  • bloggen.be/tiktak/
  • bloggen.be/mathematicachristiana/

    VAN DEZELFDE AUTEUR: MUZIEK: COMPUTERGESTUURDE UITVOERINGEN IN MP3 EN MUZIEKVIDEO:
  • bloggen.be/musica/
  • bloggen.be/popvtdw/
  • bloggen.be/iserlevennadedood/
  • bloggen.be/spiritus/
  • bloggen.be/ontstaansvraag/
  • bloggen.be/onlifeafterdeath/

  • OVER MUZIEK:
  • bloggen.be/theartofmusic

  • CHRISTENDOM VERSUS FYSICALISME:
  • bloggen.be/bethina/
  • bloggen.be/bethina2/
  • bloggen.be/bethina3/
  • bloggen.be/bethina4/
  • bloggen.be/bethina5/
  • bloggen.be/bethina6/
  • bloggen.be/schepping/
  • bloggen.be/prudence/
  • bloggen.be/andthelightshineth/

  • CHRISTENDOM VERSUS KERKENDOM:
  • bloggen.be/mithrasgijzeling/

  • TELEOLOGIE:
  • bloggen.be/heteindedertijden/

  • EDUCATIEF:
  • bloggen.be/hetgoedezoeken/

  • WISKUNDE, LOGICA EN TELEOLOGIE:
  • bloggen.be/mathematicachristiana/
  • bloggen.be/mathematicachristiana2/
  • bloggen.be/paradoxes/

  • SPORT EN GEZONDHEID
  • bloggen.be/metamanagement/

  • Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Archief per maand
  • 03-2023
  • 12-2020
  • 08-2017
  • 06-2017
  • 01-2017
  • 07-2015
  • 12-2013
  • 10-2013
  • 09-2013
  • 12-2012
  • 09-2012
  • 08-2012
  • 06-2012
  • 05-2012
  • 04-2012
  • 02-2012
  • 01-2012
  • 11-2011
  • 10-2011
  • 09-2011
  • 07-2011
  • 06-2011
  • 04-2011
  • 02-2011
  • 01-2011
  • 12-2010
  • 11-2010
  • 10-2010
  • 09-2010
  • 06-2010
  • 05-2010
  • 04-2010
  • 03-2010
  • 02-2010
  • 01-2010
  • 12-2009
  • 11-2009
  • 10-2009
  • 09-2009
  • 08-2009
  • 05-2009
  • 04-2009
  • 03-2009
  • 02-2009
  • 01-2009
  • 12-2008
  • 11-2008
  • 10-2008
  • 09-2008
  • 08-2008
  • 07-2008
  • 06-2008
  • 01-2008
  • 12-2007
  • 05-2007
  • 02-2007
  • 01-2007
  • 12-2006
  • 11-2006
  • 10-2006
  • 09-2006
  • 08-2006
  • 07-2006
  • 05-2006
  • 03-2006
  • 01-2006



    Blog tegen de wet? Klik hier.
    Gratis blog op https://www.bloggen.be - Meer blogs