Voor verhalen over Gent, Gravensteen, Griekenland, Grijsloke, Gezondheid, Geneeskunde, Gehoor, G-plek, Genealogie, Gerard, Georges, Gekheid-op-een-stokje... zie: www.bloggen.be/kris
Wie stuurt een tekening bij één van de mythologische verhalen? Per e-mail a.u.b. (kris.vansteenbrugge@skynet.be) . De mooiste tekeningen worden gepubliceerd. Vergeet niet uw naam te vermelden + naam van de school en klas.
Voor verhalen over Gent, Gravensteen, Griekenland, Grijsloke, Gezondheid, Gravensteen, Geneeskunde, Gehoor, G-plek, Genealogie, Gerard, Georges, Gekheid-op-een-stokje... zie: www.bloggen.be/pierpont www.bloggen.be/kris
GRIEKSE MYTHOLOGIE
Boeiende verhalen uit het oude Hellas PICTAIKU's (de allernieuwste kunstvorm) vindt u op www.bloggen.be/pictaiku
17-10-2008
DE TWISTAPPEL (toneelstuk).
"De Twistappel" is een toneelstuk in twee bedrijven (6 dames, 7 heren), over de aanleiding tot de Trojaanse oorlog. Het zit boordevol dolkomische toestanden, grappige toespelingen en anachronismen. Niettemin blijft de authenticiteit van het mythologisch verhaal bewaard. Op aanvraag via e-mail (kris.vansteenbrugge@skynet.be) zend ik u gaarne de volledige tekst.
De verhalen uit de Griekse mythologie zijn weldra aan hun 100e aflevering toe. Nrs. 98, 99 en 100 behandelen het wedervaren van Odysseus bij de cycloop Polyphemos. De ontkoping van dit verhaal: op woensdag 22 oktober.
Het succes van de weblog is bijzonder groot en dat is ongetwijfeld te danken aan de vele geïnteresseerde leerlingen van het middelbaar onderwijs, zowel in Nederland als in Vlaanderen. Daarvoor mijn hartelijke dank!
Jan Bauwens, de illustrator van mijn verhalen, stuurde mij deze week ineens een half dozijn cyclopen-tekeningen (zie bijlagen). Dit bracht mij op het idee een verzoek te richten tot de leerlingen om ook eens een tekening op te sturen naar mij (via de gewone post of via e-mail) met als thema: Odysseus en de cycloop. De tekeningen zullen zeker gepubliceerd worden en als de verhalen ooit in boekvorm verschijnen wordt de mooiste en/of origineelste tekening er alleszins in opgenomen. Dus: tijdens de herfstvakantie... tekenen maar. Hopelijk wordt het een vruchtbaar cyclopenfestival. Met mijn beste mythologische groeten, Kris Vansteenbrugge, Sint-Denijsestraat 191 B, 8500 Kortrijk; kris.vansteenbrugge@skynet.be .
< deze tekening is van Jan Bauwens (de tekening is onderaan vergroot weergegeven).
Toen de éénogige reus s morgens wakker werd, zaten Odysseus en zijn mannen weggedoken in de grot. Geen van hen had die nacht een oog dicht gedaan. Polyphemos stak een vuur aan en begon zijn schapen en geiten te melken, zonder acht te slaan op zijn gasten. Toen hij met het werk klaar was, graaide hij met de beide handen in de opeengepakte groep: op een paar na had hij ze allen beet. Twee van hen sloeg hij de schedel in, de anderen liet hij weer vrij. Smakelijk verorberde hij de lichamen, samen met een paar reusachtige plakken geitenkaas. Zonder een woord te zeggen en zonder de overgeblevenen verder nog een blik te gunnen, rolde hij vervolgens het rotsblok vóór de ingang weg en liet zijn kudde buiten, er zorg voor dragend dat zijn gevangenen niet konden ontsnappen. Toen rolde hij het blok terug. Voor Odysseus en de acht overgeblevenen leek de toestand wel hopeloos
Maar Odysseus had diep nagedacht. In de grot had hij een dikke houten paal gezien, die de reus waarschijnlijk gebruikte als knots, of misschien als wandelstok. Hij dacht er ook aan dat in zijn tas een zak wijn zat, van die opperbeste wijn die hij had meegenomen van het eiland Ismaros. Met die wijn en die paal moest er iets aan te vangen zijn. Odysseus begon alvast met stukken af te hakken van de paal, zodat hij een scherpe punt kreeg. Daarna verborg hij de paal onder enkele geitenhuiden.
Toen de cycloop aan het einde van de dag met zijn kudde terugkeerde, trad Odysseus hem onverschrokken tegemoet. Hij stond hem vriendschappelijk te woord en dankte hem zelfs voor zijn gastvrijheid. Als blijk van zijn dankbaarheid trakteerde hij de reus op wijn: een volle stenen kom. Met enige achterdocht zette Polyphemos de kom aan de mond en dronk ervan met kleine teugjes: die drank was hem immers geheel onbekend. De wijn bleek echter algauw heel erg in zijn smaak te vallen.
- Deze drank is pas een echte godendrank. Hierbij verzinkt de nectar in het niet.
Zo sprak de reus en hij gebood Odysseus zijn kom nog eens vol te doen. Odysseus antwoordde terwijl hij opnieuw inschonk:
- Ik ben blij dat het u smaakt en ik wil graag aan uw verzoek voldoen. Maar mag ik u dan misschien vragen het leven te sparen van mij en mijn gezellen?
- Zeg mij wie gij zijt en hoe uw naam luidt en ik zal uw vraag beantwoorden.
- Mijn naam luidt Niemand. Ja, zo noemt iedereen mij: Niemand.
Polyphemos was al flink boven zijn theewater en hij begon onbedaarlijk te lachen:
- Niemand! Wat een gekke naam! Kom op, schenk nog eens in, vriendje Niemand. Dan zal ik u daarvoor belonen.
Na de derde kom wijn waggelde de reus op zijn benen. Hij bralde:
- Vriendje Niemand, van alle dranken is die van u de allerbeste. Maar evenzeer overtreft mensenvlees elke andere spijs. Ik zal u en uw vrienden weliswaar tot de laatste man opeten. Maar om u te bedanken voor uw heerlijke drank, beloof ik u dat gij pas als laatste aan de beurt zult komen.
Na deze woorden greep hij nog twee mannen beet en verslond ze levend. Men hoorde hun beenderen kraken tussen zijn vreselijk gebit. Toen viel hij als een baksteen ten gronde. De drank kreeg nu zijn volle uitwerking. De reus lag lang uitgestrekt op zijn rug in een zware dronkemansroes. Uit zijn mond vloeide overvloedig braaksel: wijn en mensenvlees
< schilderij van J.H.W. Tischbein (onderaan vergroot weergegeven) de tekening onderaan is van Jan Bauwens
Vóór de kust van het Cyclopenland, lag een eiland. Odysseus bracht er zijn schepen aan land, behalve één, waarmee hij, samen met de twaalf dappersten onder zijn mannen erop uit trok om de tegenoverliggende kust te verkennen.
Al gauw kwamen ze bij een rotswand. Ze zagen een groot gat dat toegang gaf tot een reusachtig hol. Het was het hol van de éénogige reus Polyphemos, de leider van de aldaar wonende cyclopen. Net als de andere cyclopen woonde Polyphemos alleen in zijn hol, zonder zich veel in te laten met de buren. Hij was een zoon van Poseidon en van de zeenimf Toösa. Voorzichtig betraden Odysseus en zijn makkers de woonplaats van de reus. Toen hun ogen wat aan de duisternis gewend waren, zagen ze enkele jonge geitjes en grote hoeveelheden kaas tegen de wanden. Voedsel te over dus. Ze roosterden een paar van de geitjes en ze deden zich ook te goed aan de kaas. Toen kwam plots een kudde dieren de grot binnen, schapen en geiten door elkaar, gevolgd door een enorme reus met één oog, in het midden van een kolossaal voorhoofd. Eenmaal binnen wentelde de reus een immens rotsblok voor de ingang. In het schemerdonker had hij zijn bezoekers niet opgemerkt. Achteraan in de grot zaten ze angstig weggedoken. De cycloop begon zijn schapen en geiten te melken. Toen hij met het werk klaar was ontstak hij een fakkel. Deze verlichtte de plaats waar de mannen zich stilhielden.
- Wie zijn jullie, en waar komen jullie vandaan, en wat komen jullie hier zoeken? De zware stem van de reus was onheilspellend als de donder en geen van de mannen die niet beefde van de schrik. Toen nam Odysseus het woord.
- Wij zijn schipbreukelingen. Wij zijn op de terugweg naar Ithaca, ons vaderland. Tien jaar lang hebben we gestreden om de verovering van de stad Troje. Uitgeput door de honger zijn we hier geland, hopend op de gastvrijheid van de bewoners.
- Ik ben Polyphemos, zei de reus. En gastvrijheid is mij geheel onbekend.
- Gastvrijheid, wedervoer Odysseus is nochtans eenieders plicht. Het is de deugd die door de goden het meest op prijs wordt gesteld.
- De goden kunnen mij gestolen worden. Geen enkele vreemdeling is hier welkom!
Plots vielen de ogen van de reus op de restanten van de twee geitjes die Odysseus mannen geslacht hadden. Het maakte hem woedend. In zijn razernij greep hij twee van hen beet. Alsof het speelgoedpoppetjes waren, sloeg hij hen met het hoofd tegen de rotswand, zodat de hersens eruit spatten. Toen verslond hij hen met huid en haar.
De mannen stonden verstijfd van angst. Maar de cycloop liet hen verder ongemoeid. Het mensenvlees was hem blijkbaar goed bevallen en voldaan begaf hij zich ter ruste en sliep weldra een diepe doch luidruchtige slaap: zijn vervaarlijk gesnurk was om dol van te worden. De gruwel die zich voor hun ogen had afgespeeld, werkte verlammend op de mannen. Alleen Odysseus zelf bleek algauw weer in staat tot nadenken. Hoe zouden ze uit deze hachelijke toestand kunnen ontsnappen? Het zwaard in het hart van de slapende reus stoten zou geen oplossing bieden. Dan zaten ze immers voor eeuwig opgesloten, want zelfs met zijn allen moesten ze er nog niet aan denken om die zware steen voor de uitgang weg te rollen. Het leek er op dat zij allen tot voedsel zouden dienen voor éénoog Polyphemos, de monsterachtige cycloop.
Maar Odysseus zou Odysseus niet zijn: hij broedde een plan
Een krachtige wind dreef de schepen van Odysseus en zijn overgebleven manschappen in noordelijke richting. Zo bereikten ze de kusten van Thracië. Daar gingen ze aan land bij een kustplaats die Ismaros heette. De inwoners van Ismaros, de Kikonen, waren tijdens de oorlog bondgenoten geweest van Troje. Vanzelfsprekend werden Odysseus en zijn Myrmidonen er niet hartelijk onthaald. Er ontstond een gevecht, waarbij de Kikonen al snel het onderspit moesten delven. Alle mannelijke inwoners van het stadje, die er niet in slaagden het bergachtig binnenland in te vluchten, werden gedood. Enkel Maron, de priester van Apollo, werd gespaard. Uit dankbaarheid schonk hij Odysseus twaalf kruiken opperste beste wijn. Vooraleer van Ismaros weg te varen, plunderden ze de streek en verkrachtten de vrouwen. Odysseus gaf zijn mannen de raad de plaats zo snel mogelijk te verlaten. Zij sloegen die raad echter in de wind en bijna was dát hen fataal geworden. De enkelen die gevlucht waren, hadden geoefende krijgers uit de omgeving gemobiliseerd. Dezen gingen nu de confrontatie aan met Odysseus krijgers en ze doodden er velen. Toch konden de meesten nog hun schepen bereiken.
Een krachtige noordenwind dreef nu de schepen zuidwaarts tot aan kaap Malea, het meest zuidelijke punt van de Peloponnesos. Maar de goden stonden niet langer aan de zijde van de Grieken. Zo kon de kaap niet gerond worden en werden de schepen, twaalf nog in getal, door een felle stormwind in zuidwestelijke richting gedreven. Een tiental dagen later landden ze op de kusten van Noord-Afrika, in het land van de Lotophagen, de lotuseters. De Lotophagen waren vriendelijke en gastvrije mensen die zich voedden met de vruchten van de lotusboom. Lekkere vruchten, die zij Odysseus makkers aanboden. Maar al gauw bleek dat wie van de lotusvrucht gegeten had alles vergeten was van hetgeen zich in het verleden had afgespeeld. Ze herinnerden zich plots niets meer van hun geboortestreek, nog van hun familie, nog van de oorlog. De behoefte om naar hun vaderland terug te keren was helemaal verdwenen en ze wensten niets liever dan te blijven in dit prachtig zonnig land, met zijn hartelijke mensen en zijn heerlijke vruchten. Odysseus en enkele anderen, die net als hijzelf niet van de lotusvruchten hadden gegeten, slaagden er uiteindelijk toch in hen met geweld naar de schepen te drijven.
De volgende halte waar zij, nog steeds gedreven door wilde stormen, aanbelandden, was het land van de cyclopen. Die cyclopen waren woeste reuzen, die slechts één oog bezaten, dat zich bevond in het midden van het voorhoofd. Zij woonden op Sicilië, op de flanken van de Etna en aan de noordelijke kust van het eiland. Ze leefden van de landbouw en de veeteelt. Een ruw en onbeschaafd volk. Ach, waren Odysseus en zijn mannen daar maar nooit terecht gekomen!...
< tekening Jan Bauwens (naar een schilderij van Joseph Solomon) de tekening wordt onderaan vergroot weergegeven
Alvorens de terugreis aan te vangen stelde Agamemnon voor offers te brengen aan de godin Athena, die de Grieken geholpen had in de strijd. Maar Menelaos stond erop onmiddellijk te vertrekken. Athena was hem geen offer waard, zo sprak hij: ze had de oorlog maar geen tien lange jaren moeten laten duren. Ruziënd gingen de beide broeders uiteen. Ze zouden elkaar nooit meer terugzien
Menelaos voer af, samen met Helena. Maar de belediging die hij Athena had aangedaan bleef niet ongestraft. Zijn schip kwam in ongunstige stormwinden terecht, die het naar de kusten van Lybië en Egypte dreven. Het duurde een jaar of zelfs verscheidene jaren, naar sommigen beweren alvorens gunstige zuidenwinden opstaken, die hen toelieten veilig hun thuishaven, Sparta, te bereiken.
Menelaos was overigens niet de enige voor wie de terugreis met zware hindernissen bezaaid was. Een aantal overleefden de tocht niet. Dat was het geval met Ajax van Locris (de kleine Ajax). Zijn schip sloeg te pletter tegen een rots, met de fatale afloop. Zo strafte de godin Athena hem voor een heiligschennende daad die hij tijdens de oorlog had gepleegd. Met geweld had hij Cassandra, de mooie helderziende dochter van koning Priamos, uit Athenas tempel gesleurd om haar te verkrachten.
Wie de terugvaart wel overleefden wachtte vaak een ellendige thuiskomst. Eén uitzondering: de oude wijze koning Nestor van Pylos, die zich te allen tijde verstandig en rechtvaardig had gedragen. De goden beloonden hem met een behouden vaart en een warm onthaal bij zijn thuiskomst. Een gelukkige en gezonde oude dag zou nog zijn deel wezen
Een rampzalige thuiskomst stond alleszins Agamemnon te wachten. Hij had Cassandra als slavin meegenomen. Cassandra voorzag welk een vreselijk lot voor haar en voor Agamemnon weggelegd was: de dood! Maar wat baatten haar waarschuwingen: zoals we eerder al verteld hebben (zie verhaal nr. 69), niemand geloofde haar.
In het koninklijk paleis van Mykene werd allerminst met blijde verwachting uitgekeken naar de terugkeer van koning Agamemnon. Diens schoonbroer Aigistos had er zijn plaats op de troon ingenomen en hij deelde daarenboven het bed met s konings vrouw, Klutaimnestra. Weliswaar werd Agamemnon door de inwoners van de stad triomfantelijk ingehaald, maar de stemming was gedrukt, want iedereen wist van de verhouding tussen de koningin en Aigistos. Met geveinsde blijdschap trad Klutaimnestra haar echtgenoot tegemoet en ze verklaarde fier te zijn en blij met zijn thuiskomst, ondanks alles wat in t verleden was geschied. En Agamemnon stelde haar Cassandra voor, als een geschenk van de Trojanen aan hun overwinnaar. Draag goed zorg voor haar, zo sprak hij tot Klutaimnestra. Reken maar, grijnsde ze. Ze had een warm bad klaar gezet voor haar echtgenoot. Agamemnon maakte daar dankbaar gebruik van
Niet veel later verscheen Klutaimnestra triomfantelijk bij de poort van het paleis. Haar kleed was doordrenkt van het bloed. Als een waanzinnige was zij tewerk gegaan: meerdere malen had zij de borst van haar badende echtgenoot met het zwaard doorboord. En op hetzelfde ogenblik sleepte Aigistos het levenloze lichaam van Cassandra naar buiten: de wraak was kompleet! En de vloek die over het het nageslacht van Tantalos en Pelops hing was hiermede nog niet eens ten einde
De meest turbulente terugreis was die van Odysseus. Niet minder dan tien jaar duurde die reis, ongeveer even lang als de oorlog had geduurd. Homeros, die in zijn eerste boek (de Ilias) de oorlog van Troje heeft bezongen, wijdt een tweede boek aan de fantastische belevenissen van Odysseus: de Odysseia. Over de omzwervingen van Odysseus zullen we het hebben in de verhalen die volgen.
< deze figuur wordt onderaan vergroot weergegeven;
De tekeningen onderaan zijn van Jan Bauwens: 1° het paard van Troje (naar een schilderij van Tiepolo); 2° Aeneas ontvlucht Troje (naar een schilderij van Frederico Barocci).
Toen het paard binnengehaald was, werd er volop feest gevierd binnen de muren van de stad. Er werd muziek gemaakt, er werd gezongen en gedanst. Het reusachtig houten paard werd versierd met bloemenkransen en er was vreugde alom. Er werden ook grote hoeveelheden wijn genuttigd, zodat allen dronken werden en tegen de avond in een diepe slaap verzonken. Alleen de Griek Sinon, die met de Trojanen had meegevierd, was nog wakker. Toen alles stil geworden was, sloop hij voorbij de slapende poortwachten, klom op een heuveltje met een lichtbaken in de hand en gaf alzo aan de bij Tenedos achtergebleven strijdmakkers het teken tot de aanval. Nadat de slapende wachters door de aangestormde Grieken op vakkundige wijze naar de andere wereld geholpen waren verlieten de krijgers in de buik van het paard hun schuilplaats. Zonder enig mededogen hakten zij erop los. Wat zich nu voordeed was een ongeziene slachtpartij. De meeste Trojanen werden in hun slaap gedood. Te allen kante werden hoofden afgehouwen, bloed stroomde bij beken. Zo goed als niemand slaagde erin te ontsnappen. Ook koning Priamos niet. Hij kwam oog in oog te staan met Neoptolemos. Genadeloos joeg de zoon van Herakles hem de dood in. Hetzelfde lot was Deiphobos beschoren. Na de dood van Paris had hij zich Helena als bruid toegeëigend. Menelaos verraste beiden, slapend in hetzelfde bed. Met het zwaard doorboorde hij de borstkas van Deiphobos. Hij stond op het punt met datzelfde zwaard ook Helena te doden toen gevoelens van liefde jegens zijn ontrouwe echtgenote plots zijn hart vervulden. Teder en berouwvol keek ze hem aan. Dood mij, sprak zij, want ik heb u schandelijk bedrogen. Maar alle haat was geweken bij Menelaos en vergevingsgezind stak hij zijn zwaard in de schede. Hij nam Helena bij de hand en leidde haar naar de schepen.
Ook Astyanax, het zoontje van Hektor, werd in koelen bloede door de Grieken gedood. Zij wensten immers niet het risico te lopen dat later iemand uit het huis van Priamos een wraakactie zou ondernemen. De Trojaanse vrouwen werden als slavinnen meegenomen, evenals al het goud en de andere kostbaarheden. Toen alles leeggeplunderd was en de rijkdommen van Troje zich op de Griekse schepen bevonden, werd de stad in brand gestoken. Het fiere Troje bestond niet meer. Hera en Athena hadden hun slag thuis gehaald en ze lachten in hun baard.
Eén van de weinige Trojanen die de dans ontsprongen, was Aeneas. Zoals we reeds gezien hebben (verhaal nr. 87) kon hij rekenen op goddelijke hulp. Zijn moeder was niemand minder dan de godin Aphrodite zelf. Zijn vader was de Trojaan Anchises, die verwant was aan het huis van Priamos. Aphrodite was bezweken voor de charmes van deze man, toen hij nog in de kracht van zijn leven was. Zwanger zijnde had ze hem laten beloven aan niemand te vertellen dat hij de vader was van het kind. Maar Anchises had zijn belofte niet gehouden en daarom had de godin hem met blindheid en verlamming geslagen. Aeneas nam zijn vader op de rug en zo ontvluchtte hij de brandende stad. Zijn zoontje Ascanios vergezelde hem. De Grieken legden deze vluchtenden geen strobreed in de weg. Per schip bereikte Aeneas, na een lange avontuurlijke reis, samen met zijn zoon, de westkust van Italië. Zijn vader had de reis niet overleefd. Aeneas vestigde zich aan de oever van de Tiber. Uit zijn nageslacht stammen Romulus en Remus, de legendarische stichters van de stad Rome.
Deze tekeningen werden mij toegezonden door leerlingen uit de lagere school. Het zijn illustraties bij de verhalen 1-8. Zijn er ook goede tekenaars in de middelbare scholen? Alle tekeningen zijn welkom en ze zullen zeker gepubliceerd worden. Over een paar weken gaan we door met de verhalenreeks. De ontknoping van de Trojaanse oorlog staat voor de deur... _______________________________________________________________
< deze afbeelding wordt onderaan vergroot weergegeven
Men zegt dat dit meesterlijk plan Odysseus ingegeven was door Athena. Epeios was de architect die zich met de bouw ervan belastte. Een enorm houten paard, gemaakt om binnenin veertig tot de tanden gewapende Griekse krijgers te herbergen. De meest waardevollen onder de Grieken Agamemnon uitgezonderd waren het die alzo achterbleven in de buik van het paard, op het strand van Troje. Alle anderen trokken naar hun schepen en bliezen de aftocht of althans: zij lieten het vóórkomen alsof het hele Griekse leger verslagen huiswaarts keerde. In werkelijkheid voeren zij niet verder dan tot het eiland Tenedos dat amper een paar mijlen van de kust van Troje verwijderd was. Er werd afgesproken dat één man zou achterblijven op het strand. Zijn naam was Sinon en zijn taak zou erin bestaan de Trojanen, dank zij een machtig stukje toneel in de val te doen lopen, de val van het Trojaanse paard.
Toen de Trojanen opmerkten dat alle Griekse schepen verdwenen waren en de vijand op het strand enkel een reusachtig houten paard en één armzalige strijder hadden achtergelaten, waren de meesten onder hen de mening toegedaan dat de Grieken inderdaad afgedropen waren en dat de overwinning binnen was. Toch waren velen op hun hoede. Was dit paard geen valstrik? En was die Sinon geen achtergelaten spion? Sinon verklaarde dat de Grieken hem hadden willen offeren aan de godin Athene, om haar bijzondere hulp af te smeken voor een voorspoedige thuisvaart, nu voor hen de oorlog toch verloren was. Maar hij had kunnen ontsnappen en had zich verborgen gehouden; alzo was hij ternauwernood aan een gewisse dood ontsnapt. En wat wist Sinon over het reusachtige houten paard? Ook dat was bedoeld om eer te brengen aan Athena en om de godin gunstig te stemmen. Waarom was het paard zo groot? Er zat toch niets in verborgen? Het was zo groot omdat het niet door de poort van de burcht zou kunnen, want als eenmaal het paard binnen de muren van de stad zou zijn, zou Troje machtiger worden dan het roemruchte Mykene. Dat alles wilde Sinon wel verklappen: dat was zijn wraak, vanwege het wrede lot dat de Grieken hem hadden willen laten ondergaan
Sinon had zijn rol bijzonder goed gespeeld en zo goed als allen geloofden zijn woorden. Wel was er s konings dochter, de zieneres Cassandra die het van de daken schreeuwde dat het houten paard een list was en dat het vol gewapende mannen zat, maar, zoals wij weten (zie verhaal nr. 69), niemand geloofde haar. Ernstiger werd de waarzegger Laokoon genomen, de broer van Anchises. Ook hij was ervan overtuigd dat de buik van het paard vol soldaten zat. Maar toen hij zijn speer naar de buik van het paard slingerde kwamen twee grote giftige slangen opdagen uit de zee. De slangen kronkelden zich om de lichamen van Laokoons beide zonen die op dat ogenblik op het strand een offer pleegden ter ere van de god Apollo. Laokoon kwam de jongens ter hulp. Tevergeefs. Samen met zijn beide zonen werd hij door de slangen doodgebeten. Dat was voor de Trojanen het ultieme bewijs dat het paard veilig kon binnengehaald worden. Triomfantelijk werd het dan ook binnen de muren gesleept. De poort was inderdaad te smal, zodat een deel van de vestingsmuur diende afgebroken te worden. In het paard: het kruim van wat nog van het Griekse leger overbleef
(de oorlog van Troje is nog niet helemaal afgelopen, we houden er nog even de spanning in, tot na de grote vakantie )
Deze prachtige tekeningen werden mij toegestuurd door leerlingen van het 6e leerjaar. Wie weet er welke mythologische verhalen uitgebeeld worden? Wie kan een kort verhaaltje schrijven bij deze tekeningen? De verhaaltjes die mij doorgemaild worden, zullen alleszins verschijnen op deze weblog tegen het einde van de grote vakantie. kris.vansteenbrugge@skynet.be
Na deze wapenstilstand herbegon het wapengekletter. Kort na het hernemen van de gevechten werd de Grieken een fatale slag toegebracht: Achilles sneuvelde! Hij werd getroffen door een pijl, afgeschoten door Paris, die daarbij geholpen werd door de God Apollo. Achilles was slechts op één plaats kwetsbaar, in de hielpees, waar zijn moeder Thetis hem had vastgehouden toen ze hem onderdompelde in de Styx. Precies op die plaats drong de pijl naar binnen. Het schot was dodelijk. Terwijl Odysseus de Trojanen op afstand hield, bracht de grote Ajax, het levenloze lichaam in veiligheid. Toen kwam er ruzie tussen de beide strijdmakkers: zowel Odysseus als Ajax meenden aanspraak te mogen maken op Achilles wapenrusting. Er werd publiekelijk over gestemd: er werd beslist dat de wapenrusting Odysseus toekwam. Ajax was daardoor ten zeerste ontgoocheld en vernederd. Hij voelde zich zo gegriefd dat hij zijn eigen makkers en de legerleiding dreigde aan te vallen en te doden. De godin Athena kon de Grieken dit bloedbad besparen door Ajax met totale zinsverbijstering te slaan, waardoor hij zijn woede enkel koelde op een kudde schapen die hij voor soldaten hield. Toen hij daarna tot bezinning kwam en inzag welk een mal figuur hij had geslagen dreef de schaamte hem tot zelfmoord: Ajax stortte zich op zijn eigen zwaard.
Nu hun twee voornaamste strijders dood waren, zag het er eens te meer zeer slecht uit voor de Grieken. Een ziener wees hen op een oude voorspelling, volgens dewelke Troje niet zou ingenomen kunnen worden zonder de boog van Herakles. Deze boog was in het bezit van Philoktetes (zie verhaal nr. 67). Deze Philoktetes was met de Grieken mee opgetrokken naar Troje, maar hij was door hen achtergelaten op het eiland Lemnos omdat hij als gevolg van een besmette verwonding een onuitstaanbare stank verspreidde. Achilles jonge zoon Neoptolemos wiens moeder een dochter was van koning Lykomedes (zie verhaal nr. 81) en Odysseus voeren naar Lemnos. Zij vonden er Philoktetes die nog in leven was, ondanks zijn nog steeds etterende wonde. Zij boden hem, in naam van alle Grieken, hun verontschuldigingen aan, alsook kostbare geschenken. Zo konden ze Philoktetes ertoe overhalen hen naar Troje te vergezellen. Dank zij de goede zorgen van de legerarts Machaon genas hij daar van zijn verwonding. Eigenhandig doodde hij Paris, met een pijl uit de boog van Herakles. Maar uiteindelijk bleek het Griekse leger te zeer verzwakt om nog binnen de muren van de stad door te dringen, iets waar zij per slot van rekening in de afgelopen tien jaar niet waren in geslaagd. Maar de sluwe Odysseus beraamde een plan dat tenslotte tot de overwinning zou leiden: het paard van Troje!
< deze tekening van Jan Bauwens wordt onderaan vergroot weergegeven
De woorden die Achilles tot zijn dode vriend gesproken had (zie verhaal nr. 91) vervulden Zeus met afschuw. Het lichaam van Trojes grootste held door de honden laten verscheuren, dat kon de oppergod niet laten geschieden! Hij riep zijn zoon Hermes bij zich en sprak tot hem:
- Begeef u aanstonds naar Troje, naar het paleis van koning Priamos. Vraag hem een wagen vol te laden met kostbare geschenken en die persoonlijk naar Achilles te brengen. Vraag hem ook vóór Achilles neer te knielen en hem te smeken het lichaam van zijn zoon Hektor terug te geven. Ik ben er zeker van dat Achilles bij het aanschouwen van de zwaar beproefde koning, met weemoed aan zijn eigen vader zal denken, wetende dat die weldra ook om zijn zoon zal rouwen. In ieder mens schuilt immers een hart dat niet ongevoelig is.
En Priamos begaf zich naar Achilles, met een karrevracht kostbaarheden. Hij knielde neer vóór de moordenaar van zijn zoon, hoe zwaar hem dat ook viel, hij kustte diens voeten en smeekte hem Hektors lijk terug te schenken, opdat de Trojanen op een waardige wijze afscheid zouden kunnen nemen van hun grootste held.
Achilles bleek inderdaad niet ongevoelig te zijn voor zoveel verdriet en zoveel nederigheid. Hij voelde medelijden en sympathie voor de oude koning. Zeg mij hoeveel dagen gij nodig denkt te hebben om de rouwplechtigheden te organiseren, sprak Achilles, en laten wij zolang de wapenstilstand afkondigen.
Achilles gaf zijn onderdanen opdracht het lichaam van Hektor te balsemen, het in zijde te wikkelen en het aan de vader terug te geven. En wonder boven wonder, het lichaam bleek geheel onbeschadigd te zijn, ondanks de zeven rondjes rond de burcht (zie verhaal nr. 91): daar had Zeus voor gezorgd!...
De wapenstilstand duurde negen dagen. Dit liet de Trojanen toe rouwplechtigheden te organiseren voor de gesneuvelde Hektor. Terzelfdertijd organiseerde Achilles op het strand rouwspelen ter ere van zijn vriend Patroklos. Deze spelen bestonden uit paardenrennen, boksen, worstelen, hardlopen, spiegelgevecht (d.i. een tweegevecht met harnas, schild en lans), diskuswerpen, boogschieten en speerwerpen, in deze volgorde. Hoe het er aan toeging bij de loopwedstrijd, wordt op een treffende wijze beschreven door een auteur uit de Griekse oudheid (cf. mijn boek Grijslokes Olympiade, 1997, pag. 10):
Achilles bepaalde zelf de prijzen. Voor de eerste was er een kostelijk en kunstig bewerkt zilveren mengvat dat zes maten wijn kon bevatten. Voor de tweede een koe, groot en log. Voor de derde een half talent goud. Er waren drie kandidaten. Eerst was er Ajax, de Snelle, zoon van Oileus. Dan was er Odysseus, sluw en doortrapt. Tenslotte de jonge en vlugge Antilochus, zoon van Nestor. Van bij de start nam Ajax de leiding, maar Odysseus volgde hem van zo nabij dat hij zijn voeten zette in Ajax voetsporen vooraleer deze zich weer met zand hadden gevuld. Ajax voelde de adem van Odysseus in zijn nek. Het hele Griekse leger of wat er nog van overbleef juichte toe. Toen de eindspurt werd ingezet bad de sluwe en listenrijke maar toch ook onverschrokken Odysseus in stilte tot Athena: Hoor mij, godin, en kom als een krachtige hulp voor mijn voeten. En Athena verhoorde zijn smeekbede en maakte zijn leden lenig. En toen zij op de eindmeet toe gingen springen, gleed Ajax uit op de mest van de koeien die Achilles ter ere van Patroklos geofferd had. Zo kwam de doortrapte Odysseus als eerste over de eindmeet en pakte het mengvat. Ajax pakte de koe en zei: Athena, die Odysseus al zo vaak heeft geholpen, heeft mij doen vallen. Iedereen moest hartelijk lachen om hem, want Ajax had de neus en de mond vol rundermest. De jonge Antilochus, die als derde en laatste over de eindmeet gekomen was, zei: De goden verlenen eer aan de ouderen. Tegen Odysseus winnen vermag niemand, tenzij Achilles, de Snelvoet. Hierop zei Achilles: Zeker niet zal deze lof, Antilochus, door u gezegd zijn zonder beloning! Een half talent goud zal ik er nog bijdoen. Antilochus aanvaardde het goud in dank
< deze tekening is van Jan Bauwens en wordt onderaan vergroot weergegeven (de andere tekening onderaan is eveneens van Jan Bauwens)
Thetis legde zich tenslotte neer bij Achilles beslissing om Hektor, de moordenaar van zijn vriend, te lijf te gaan. Ze wist dat haar zoon hiermee zelf zijn lot zou bezegelen en dat pijnigde haar moederhart zeer, maar tegelijkertijd onderging zij een gevoel van trots, want eeuwige roem zou zijn deel zijn. Ze vroeg hem nog even geduld te hebben. Ondertussen begaf ze zich naar Hephaistos en ze smeekte de god voor haar zoon een wapenrusting te smeden, tien keer schitterender dan deze die Hektor droeg en die hij aan het dode lichaam van Patroklos had ontrukt.
Toen Thetis de nieuwe wapenrusting naar haar zoon bracht, ging een golf van bewondering door de gelederen van de Myrmidonen. Zo iets indrukwekkends had nooit een krijgsman gedragen: oogverblindend en daarenboven ondoordringbaar voor de vijandelijke wapens. Alzo geharnast ging Achilles, aan het hoofd van zijn Myrmidonen, het gehavende Griekse leger vervoegen. Nu voelde hij een zekere schaamte, want dat het zó ver was kunnen komen dat besefte hij maar al te goed was zijn domme schuld, en dat alles omwille van die griet, Briseïs. Nú echter bracht hij de hele legermacht in vervoering. Zijn indrukwekkende verschijning deed bij de Griekse strijders de vermoeidheid vergeten, en de pijn. Bij de Trojanen echter zonk de moed in de schoenen en de meesten trokken zich terug tot binnen de muren.
En plots kreeg Achilles zijn aartsvijand Hektor in de gaten. Zijn ogen schoten vuur. Hektor zou eraan geloven! Even aarzelde Hektor of hij zich niet in veiligheid zou brengen binnen de muren. Of zou hij voorstellen Helena terug te geven aan de Grieken, tesamen met een overvloed aan geschenken? Maar wat zou het uitmaken? Achilles wilde wraak boven alles, meer dan de grootste kostbaarheden op aarde. Kon hij zich dan niet beter als een held gedragen en desnoods als een held sneuvelen?
Hij zag Achilles naderen. De schittering van zijn wapenrusting verblindde zijn ogen, maar hij had zich al voorgenomen het duel niet uit de weg te gaan. De goden kenden reeds de afloop van dit duel: in zijn goddelijke weegschaal had Zeus beider kansen tegen elkaar afgewogen en de balans was doorgeslagen in het nadeel van Hektor
Toen zijn tegenstander nog tien stappen van hem verwijderd was, zag Hektor, als uit het niet, nog iemand opdagen aan Achilles zijde: het was de godin Athena. Tegen die twee heb ik geen kans, dacht Hektor, en hij zette het op een lopen. Drie ronden liepen ze rond de burcht, Hektor achtervolgd door Achilles. Daar zag Hektor plots iemand aan zijn zijde: zijn broer Deiphobos! Met diens steun geloofde Hektor niet kansloos te zijn. Hij staakte zijn vlucht en riep Achilles toe: laten we eerlijk strijden en laten we afspreken dat de overwinnaar het lichaam van de overwonnene aan de zijnen teruggeeft.
Nooit, riep Achilles, en dat de honden uw vlees verslinden! Daarop wierp hij zijn speer naar zijn tegenstander, maar de worp miste haar doel. Geen nood, Athena raapte de speer op en bezorgde ze hem terug. Toen gooide Hektor zijn speer. Deze trof Achilles in de borst, maar het harnas bleek werkelijk ondoordringbaar. Hektor keek naast zich of Deiphobos er nog was om hem zíjn speer te overhandigen. Maar Deiphobos was er niet meer. Hektor hoorde de spottende lach van Athena en toen begreep hij dat zíj het was die de gedaante van zijn broer had aangenomen om hem tot de strijd te verlokken. Toen trok hij zijn zwaard en stormde op Achilles af. Maar Achilles ontweek de aanval. Hij kende de zwakke plek in Hektors wapenrusting, die de zijne was geweest: in de hals, tussen de helm en het borststuk Daar plantte Achilles zijn speer. Diep drong het wapen via de hals tot in het hart van Trojes grootste held. Vóór Hektor de geest gaf, smeekte hij Achilles nog zijn lichaam aan zijn vader en moeder terug te schenken. Maar Achilles had andere plannen. Hij ontdeed Hektor van zijn wapenrusting, bond het naakte lichaammet de voeten vast aan de achterkant van zijn strijdwagen en sleepte het alzo in razende vaart en onder het schreeuwen van overwinningskreten zeven keer rond de burcht. Toen hield hij halt bij de plaats waar het lichaam van Patroklos lag opgebaard. Hij nam zijn dode vriend nog eenmaal in de armen en sprak tot hem: uw moordenaar is dood en vóór uw brandstapel zal ik zijn lijk door de honden laten verscheuren!
Het leek wel of Patroklos, in de wapenrusting van zijn vriend, Achilles zelf was. Hij leidde de Myrmidonen naar het slagveld. Angst doorzinderde de Trojaanse gelederen, want zij verkeerden in de waan dat het Achilles was die de troepen aanvoerde. Het leek erop dat de kansen aan het keren waren in het voordeel van de Grieken
In het midden van het slagveld kwam Patroklos plots oog in oog te staan met Hektor. Had Hektor in de gaten dat hij hier niet tegenover de grote Achilles stond? Een feit is dat de Trojaan zijn speer bliksemsnel en met ongekende kracht in de hals van zijn tegenstander stootte, zodat deze dodelijk geraakt ten gronde stortte en weldra de geest gaf. Dit gaf de andere Trojaanse krijgers moed en terwijl zij de Myrmidonen weerstand boden en op afstand hielden, ontdeed Hektor de dode van zijn wapenrusting en trok die zelf aan. Het was of de kracht van Achilles in zijn eigen lichaam overging. Als een oppermachtige veldheer zweepte hij nu zijn mannen op. Talrijk waren de Griekse manschappen die gedood werden of gewond ter aarde bleven liggen. Met moeite waren Menelaos en een paar medestrijders erin geslaagd het lijk van Patroklos in veiligheid te brengen. De Trojanen waren nu evenwel helemaal in de meerderheid en dat duurde tot de avond viel.
Antilochus, de zoon van de oude wijze koning Nestor van Pylos, bracht Achilles het slechte nieuws van de dood van zijn boezemvriend Patroklos. Achilles bleef even in vertwijfeling zitten. Toen sprong hij recht en slaakte door merg en been snijdende kreten, zo luid dat men ze overal kon horen op de Trojaanse vlakte. Wraak, schreeuwde Achilles, geen rust zal ik mijzelf gunnen vóór Hektor de moord op mijn dierbare vriend met zijn eigen bloed heeft betaald! Vervolgens knielde hij neer, sloeg de handen voor de ogen en huilde bittere tranen van immens verdriet. En dat was zijn moeder Thetis niet ontgaan. Zij verliet haar grot, diep onder het zeeoppervlak, en ze begaf zich naar Troje om haar zoon te troosten. Ze trachtte hem tevens te doen afzien van zijn voornemen om Hektor te doden, want zij wist dat, eenmaal Hektor gesneuveld, de dagen van haar zoon, volgens de beschikking van het Noodlot, zouden geteld zijn. Maar Achilles wilde boven alles dat Patroklos dood zou gewroken worden. Nimmer, sprak Achilles, zou ik met een gerust gemoed verder kunnen leven, zolang de moordenaar van mijn trouwe vriend op aarde rondloopt. Vergeef mij, lieve moeder, zo sprak hij verder, ik weet dat het u pijn doet, maar pas als ik Hektor eigenhandig gedood heb, zal ik rust kennen, en daarna zal ik in vrede mijn eigen dood afwachten, als de goden het dan toch zo beslist hebben
< tekening van Jan Bauwens (vrij naar een schilderij van Ingres)
< klik op de tekening om te vergroten
Het zag er benard uit voor de Grieken. De Trojaanse troepen dreigden tot de schepen door te dringen en de hele vloot in brand te steken. Agamemnon vroeg zich af of het dan niet beter zou zijn die avond nog snel de aftocht te blazen en terug te keren naar het vaderland. De aftocht zou roemloos zijn, maar het eigen hachje zouden ze er alvast niet bij inschieten. Velen waren inderdaad geneigd huiswaarts te keren, maar het voorstel viel niet in goede aarde bij de moedigsten onder de Grieken. Daar was in de eerste plaats Diomedes. Keert dan allen terug, zo sprak hij, ontvlucht dit slagveld als geslagen honden. Denkt maar niet dat men u bij uw thuiskomst als helden zal ontvangen. Als lafaards zult gij blijven voortleven in de geest van uw geliefden en van uw nageslacht. Gaat heen, wat talmt gij nog? Ik ga niet mee, ik blijf desnoods alléén vechten tot de dood, zoals het een krijger betaamt.
Door deze woorden waren de gemoederen weer opgezweept. Maar wat kon dat alles baten? Was er iets dat de kansen kon doen keren? Natuurlijk was er iets. Iedereen dacht hetzelfde, maar niemand durfde het uitspreken in het bijzijn van Agamemnon: Achilles! Maar ook Agamemnon had begrepen dat dít hun enige redplank zou zijn: Achilles weer overhalen tot de strijd. Hij riep de grote Ajax bij zich, en de wijze Odysseus en nog een paar anderen. Gaat naar Achilles, zo sprak hij, en zegt hem dat het mij spijt, dat ik hem groot onrecht heb aangedaan. Zegt hem dat ik hem zal overladen met kostbare geschenken en dat ik bereid ben hem Briseïs terug te geven, die ik al die tijd niet heb aangeraakt. Zegt hem ook dat ik hem mijn dochter ten huwelijk aanbied en dat ik hem daarenboven zeven steden zal schenken, waarover hij vrij zal mogen regeren.
Tevergeefs trachtten de afgezanten Achilles te overhalen en onverrichter zake keerden zij terug. Het antwoord van Achilles was kort en duidelijk geweest: nooit! Een dochter van Agamemnon als echtgenote en hém als schoonvader, een groter straf kan in me nauwelijks indenken, en dát noemt hij een geschenk, had Achilles smalend gezegd...
En zoals te verwachten was, werden de Grieken s anderendaags in het nauw gedreven. Daar kwamen al Trojanen aandraven met toortsen om de Griekse schepen in brand te steken. Gelukkig was daar Ajax nog, die deze Trojaanse voorposten één voor één neervelde met zijn zwaard. Maar tegen de overmacht zou ook híj ongetwijfeld de duimen moeten leggen
Achilles zag met afschuw hoe de vijand doorstootte. Diezelfde afschuw heerste ook in het gemoed van zijn trouwe Myrmidonen en zijn boezemvriend Patroklos, die net als Achilles en uit solidariteit met hun chef de wapens lieten rusten, ofschoon iedere vezel van hun lichaam hunkerde naar de strijd. Kon Achilles dit laten gebeuren? Wat kon hém nog de overwinning in deze oorlog schelen, maar zijn trouwe Myrmidonen laten afslachten en hun schepen laten in brand steken, dát mocht hij niet laten gebeuren. Patroklos, zo sprak hij, neem de leiding over de Myrmidonen en trek met hen ten strijde. Trek míjn wapenrusting aan, want ik heb ze niet nodig, vermits ik gezworen heb aan de oorlog te verzaken, en neem ook mijn strijdwagen. Zodoende zullen de Trojanen denken dat ík het ben die mijn troepen leid en dat zal paniek zaaien in hun gelederen.
Na afscheid genomen te hebben van vrouw en kind misschien wel voor goed? begaf Hektor zich opnieuw naar het slagveld. Hij had de smeekbede van zijn vrouw getrotseerd om aan de strijd te verzaken. Zeer zeker hield hij er rekening mee dat hij zijn dierbare Andromache en zijn zoontje Astyanax nooit meer zou terugzien, maar hij wilde geen lafaard zijn zoals zijn broer Paris. Daarenboven was hij ervan overtuigd dat zonder hem de Trojanen deze oorlog niet konden winnen. Dan kon hij maar beter sneuvelen dan te moeten meemaken dat de fiere burcht van Troje zou worden ingenomen en verwoest, en dat zijn dierbaren als slaven verder zouden moeten leven onder het juk van de gehate Grieken. Nu Achilles niet aan de strijd deelnam achtte hij de overwinning binnen het bereik. En mocht hijzelf sterven op het slagveld dan wachtte hem de eeuwige roem. Ook het besef dat de opvolging verzekerd was gaf hem moed: dat Astyanax minstens even dapper zou worden als zijn vader, daar was Hektor vast van overtuigd.
Op het strijdveld zwaaide nu de grote Ajax de plak. Eén na één werden Trojaanse krijgers door deze Griekse reus in de pan gehakt. Met zijn grote gestalte stak hij met kop en schouders boven al de anderen uit. Door de afwezigheid van Achilles was hij nu de meest gevreesde strijder in het leger van Agamemnon. Hektor kreeg hem algauw in de gaten en het duurde niet lang of beiden raakten in een duel verwikkeld. De beide mannen beukten met volle kracht op elkander in, zonder evenwel hun verdediging te verwaarlozen. Het bleek dat de een niet voor de ander diende onder te doen in kracht noch behendigheid. Het gevecht duurde lang en stilaan begonnen hun krachten te begeven. Daarenboven begon de duisternis in te vallen. Vermoeid lieten beiden de wapenen rusten. Al waren ze dan vijanden, ze hadden respect gekregen voor elkaars moed en ze drukten elkaar zelfs de hand. Voor vandaag hielden ze de strijd voor bekeken. Morgen was er weer eendag
Die nacht riep Zeus de Olympische goden bijeen. De Trojaanse oorlog wordt vervalst, zo sprak hij, door de bemoeienissen van de goden. Hij legde iedereen verbod op het strijdperk te betreden en allen dienden zich voortaan afzijdig te houden, teneinde de krijgsverrichtingen een eerlijk verloop te laten kennen.
De volgende dag gaat de strijd aanvankelijk gelijk op, maar rond het middaguur komt er een kentering. Hektor bekampt nu Diomedes, die in zijn strijdwagen vergezeld is van Nestor. Het is de strijdwagen van Aeneas, die Diomedes heeft buitgemaakt, samen met de paarden, die ooit hebben toebehoord aan Tros, de overgrootvader van koning Priamos, tevens de stichter van Troje. Deze paarden zijn onsterfelijk en ze waren een geschenk van Zeus aan koning Tros, nadat de oppergod dezes zoon, de mooie knaap Ganymedes had ontvoerd. De verliefde Zeus had de gedaante van een adelaar aangenomen en de jongeling meegenomen naar de Olympos alwaar hij werd aangesteld als wijnschenker van de goden
Maar Hektor is nu duidelijk de meerdere. Hij voelt zich gesteund door Zeus en drijft Diomedes op de vlucht. Hera heeft een sterk vermoeden dat Zeus zelf zich niet afzijdig houdt en de Trojanen bevoordeligt. Zelf gaat ze de grote Ajax opzwepen en diens broer Teukros en Agamemnon en Menelaos . Het mag allemaal niet baten. De Grieken worden teruggedrongen tot dicht bij hun schepen. De avond maakt een einde aan de opmars van de Trojanen. Die nacht zullen ze buiten waken op het slagveld en morgen zullen ze, bij het krieken van de dag, hun vijanden de genadeslag toebrengen. Zo hopen ze
< deze tekening ("Diomedes vóór de strijd") van Jan Bauwens (naar een schilderij van Ingres) wordt onderaan vergroot weergegeven.
De Trojanen leken geneigd het wapenstilstandsverdrag te ondertekenen. Doch dit was zonder Athena gerekend. Als de Trojanen hun nederlaag erkenden zou dat het einde van de oorlog betekenen en zou het nooit komen tot de verwoesting van de stad Troje, waarop zij zozeer gehoopt had. In t geheim spoorde zij, onder de belofte van eeuwige roem, de schutter Pandaros, een bondgenoot van de Trojanen, aan om een van zijn pijlen op Menelaos af te schieten. Het schot was perfect gericht en het zou Menelaos dodelijk getroffen hebben, had Athena de pijl niet doen afwijken, zodat de Griek slechts licht gewond werd aan de schouder. Maar het hek was weer van de dam. Diomedes maakte zich ook weer klaar voor de strijd. Op hem richtte Pandaros nu zijn pijlen. Hij slaagde erin Diomedes tot tweemaal toe te verwonden, maar uiteindelijk moest hij tegen de ontketende strijder uit Argos het onderspit delven.
De Trojaan Aeneas die dit schouwspel op het slagveld had gade geslagen, wilde koste wat het kost het lijk van zijn vriend naar het eigen kamp brengen, maar Diomedes verhinderde hem dat. Hij gooide een zware steen op het been van Aeneas, waardoor het brak. Ongetwijfeld zou ook Aeneas er uiteindelijk het hachje bij ingeschoten hebben, als niet Aphrodite hem ter hulp was gekomen. Ze daalde neer op het slagveld tussen de twee strijders. Doch vóór zij erin slaagde Aeneas in veiligheid te brengen, bracht Diomedes haar een lelijke verwonding toe aan de arm. Bloedend en huilend van de pijn maakt de liefdesgodin zich uit de voeten. Ze begaf zich naar de Olympos, alwaar zij ging uithuilen en troost zoeken bij de oppergod Zeus. Maar deze lachte haar uit en hij verbood haar zich nog verder met de oorlog te bemoeien. Zij kon dat beter overlaten aan Athena en Ares, en zich beperken tot haar eigen domein, de liefde.
Aeneas werd evenwel niet aan zijn lot overgelaten. Het was duidelijk dat hij onder de hoge bescherming stond van de goden, want nu was daar Apollo die hem kwam halen. Even leek het erop dat Diomedes ook Apollo zou aanvallen, maar uiteindelijk week hij toch voor de god. Deze bracht Aeneas tenslotte in veiligheid op de acropolis van Troje, waar hij in alle rust kon herstellen.
Nu stuurde Apollo zijn halfbroeder Ares naar de strijd. Ares schaarde zich aan de zijde van Hektor en van Sarpedon van Lycië, die in een gevecht gewikkeld waren met Diomedes. Deze laatste, die volop de steun genoot van Athena, bracht Ares een diepe steek toe met zijn lans. Vooraleer het strijdperk te verlaten stootte de oorlogsgod zo n vervaarlijk gebrul uit van de pijn, dat de hemel en de aarde ervan daverden. Even trok Hektor zich nu terug. Hij wenste, vooraleer zich met al zijn krachten in de strijd te werpen, eerst nog eens zijn moeder Hekabe te groeten alsook zijn echtgenote Andromache en zijn zoontje Astyanax. Misschien zou het wel een definitief afscheid worden...
< tekening van JanBauwens, naar een Grieks beeld < de tekening is onderaan vergroot weergegeven
Het eerste wapengekletter klonk over de vlakte. Menelaos die bij de Grieken in de voorste gelederen streed, ontwaarde plots in het kamp van de vijand, de gehate Paris, de breker van zijn echtelijk geluk, de veroorzaker van deze oorlog. Als een ontketende stormde Menelaos op Paris af. Deze laatste, plots bevangen door een panische angst, trok zich ijlings terug in de achterste gelederen. Dit had Hektor, de bevelvoerder van de Trojanen, gemerkt. Hij ging zijn broeder achterna, greep hem bij de schouders, schudde hem door elkaar en verweet hem zijn lafheid. Hij slingerde Paris het ongehoorde van zijn handelwijze in het gezicht: de anderen voor hem laten vechten, terwijl hijzelf toch de oorzaak was van deze oorlog! En plots vermande Paris zich. Ik zal dapper zijn, zo sprak hij. Deze oorlog gaat alleen mij en Menelaos aan. Daarom ben ik bereid met hem te duelleren. Ga met dit voorstel naar de tegenstander: dat wie van ons beiden overwint, Helena krijgt toegewezen en alle schatten, door de Grieken buitgemaakt. Dit alles om verder onnodig bloedvergieten te vermijden. Nu stormde Hektor weer naar voor. Zwaaiend met twee geheven speren hoog in de lucht liet hij zijn stem schallen over het strijdperk: Waren de Grieken het eens met het voorstel? Menelaos verklaarde zich onmiddellijk bereid en zo ook de Griekse legerleiding.
De twee strijders stelden zich op, dertig voet van elkander verwijderd. Allen keken met spanning toe. Boven op de burcht stond Helena, om wie dit alles begonnen was. Naast haar de oude grijze koning van Troje, Priamos, de vader van Hektor en Paris en van zoveel voortreffelijke zonen en dochters. Er werd geloot voor wie het eerst de speer mocht werpen. Paris. Zijn speer ketste af op het schild van zijn tegenstander. De speer van Menelaos doorboorde Paris schild en kleed. Beiden waren nog ongedeerd. Nu kwam Menelaos aangestormd. Met zijn eigen zwaard sloeg hij dat van Paris uit diens handen en beukte daarna in op de helm van de Trojaan, doch zijn zwaard brak in twee. Met beide handen greep hij daarna de vijand bij de helm en sleurde hem een eind verder over de vlakte. Zeker zou Paris gewurgd zijn door de helmriem, als niet de godin Aphrodite in hoogsteigen persoon zich met de strijd was komen bemoeien. Zij zorgde ervoor dat de riem brak en ze hulde haar lieveling in een wolk van stof. Even later was Paris verdwenen. Aphrodite had hem van een gewisse dood gered. Maar iedereen had kunnen zien dat Menelaos de meerdere was. Hij stond daar nu met enkel de lege helm in de hand, sakkerend omdat zijn tegenstander verdwenen was: hoe gaarne had hij hem niet afgemaakt in het aanschijn van zovele Grieken en Trojanen en vooral in het aanschijn van Helena. Huiveringen doortrilden haar lichaam nu ze het had meegemaakt hoe haar minnaar het onderspit had moeten delven tegenover haar stoere dappere echtgenoot. Waarom, begon ze zich af te vragen, had ze hém verlaten voor die slappeling?
De Grieken eisten nu de overwinning op. Dit had het einde van de oorlog en van veel bloedvergieten kunnen betekenen, maar het zou allemaal anders lopen
< tekening van Jan Bauwens, naar Ingres < klik op de afbeelding om te vergroten
Thetis ging haar treurende zoon Achilles opzoeken. Haar moederhart kwam in opstand toen ze haar fiere zoon zo wreed gebukt zag door het liefdesverdriet. Ze richtte troostende woorden tot hem en ze beloofde dat ze alles in het werk zou stellen opdat Agamemnon spoedig spijt zou krijgen van het leed dat hij de dapperste aller Griekse strijders had aangedaan.
Thetis begaf zich naar de Olympos. Ze hoopte stellig dat Zeus haar zou bijstaan in haar wraakplan tegen Agamemnon. Ooit had de oppergod haar immers tot echtgenote begeerd (zie nr. 79) en ongetwijfeld moest er nog wel iets van zijn liefde jegens haar overgebleven zijn
Ze vleide zich neer aan de voeten van de machtige god. Vol vertrouwen keek ze hem in de ogen en ze smeekte hem zich de scharen aan de kant van de Trojanen en Agamemnon een lesje te leren. Zeus aarzelde. In deze oorlog was hij tot op dat ogenblik neutraal gebleven. Wat niet kon gezegd worden van de andere Olympische goden. Aphrodite had gekozen voor Paris en dus voor de Trojanen. Ares, die Aphrodite nog steeds beminde, stond aan dezelfde kant. Evenzo Apollo, die een bijzondere voorliefde had voor de Trojaanse held Hektor. Apollos zuster Artemis koos eveneens voor Troje. De zeegod Poseidon daarentegen was de Grieken meer genegen en dat was, om begrijpelijke redenen (zie verhaal nr. 80 de twistappel), ook het geval voor Hera en Athena. Teneinde niet in onmin te vallen met zijn eega en zijn dochter was het dat Zeus zijn neutraliteit wilde bewaren, want diep in zijn binnenste voelde hij meer sympathie voor de Trojanen. En nu de vrouw die hij eens zo zeer had liefgehad en voor wie zijn gevoelens nog allerminst bekoeld waren, daar zo smekend en hoopvol aan zijn voeten lag, besloot hij op Thetis verzoek in te gaan. Hij beloofde haar dat hij Agamemnon zou overhalen tot een spoedige algemene mobilisatie van zijn troepen. Aangezien Achilles op t ogenblik weigerde,met zijn Myrmidonen en zijn vriend Patroklos, aan de strijd deel te nemen, zouden de Grieken ongetwijfeld in de minderheid zijn en in de pan gehakt worden. Dan zou Agamemnon pas beseffen wat hij had teweeggebracht door zich de woede van Achilles op de hals te halen!
In de nacht werd Agamemnon overvallen door een bedrieglijke droom, die de oppergod hem zond. De wijze Nestor bezocht hem in zijn slaap om hem te melden dat het ogenblik gunstig was voor de grote aanval.
De volgende ochtend riep Agamemnon de dappere Griekse leiders bijeen en beval hen hun mannen te mobiliseren: Menelaos van Sparta, Nestor van Pylos, Diomedes van Argos, Odysseus van Ithaka, de grote Ajax van Salamis, zijn naamgenoot Ajax van Lokris, Idomeneus van Kreta, en nog anderen. De legers stelden zich op in de vlakte tussen de burcht en de zeekust. Ook de Trojanen zaten niet stil. De afwezigheid van Achilles alsook van zijn dappere Myrmidonen en zijn vriend Patroklos gaf de Trojaanse krijgers moed: hadden zij nu met Hektor niet de allerdapperste in hun rangen? In groten getale verlieten zij de burcht en stelden zich op in de vlakte, tegenover de Griekse troepen. Vooraan bij de Grieken stonden Paris en Aeneas, naast de voortreffelijke Hektor. Agamemnon had ondertussen nog in de gauwte een vijfjarige os aan Zeus geofferd, teneinde de oppergod gunstig te stemmen. Maar Zeus hield zich weer helemaal neutraal. Met spanning keek hij toe vanop de Olympos en hij dacht bij zichzelf: dat de beste moge winnen
Wie stuurt een tekening? i.v.m. één van deze mythologische verhalen... ... naar kris.vansteenbrugge@skynet.be De mooiste worden gepubliceerd. Vermeld je naam en die van je school+klas.