97. Bij de Kikonen en de Lotophagen.xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
< klik op de afbeelding om te vergroten
Een krachtige wind dreef de schepen van Odysseus en zijn overgebleven manschappen in noordelijke richting. Zo bereikten ze de kusten van Thracië. Daar gingen ze aan land bij een kustplaats die Ismaros heette. De inwoners van Ismaros, de Kikonen, waren tijdens de oorlog bondgenoten geweest van Troje. Vanzelfsprekend werden Odysseus en zijn Myrmidonen er niet hartelijk onthaald. Er ontstond een gevecht, waarbij de Kikonen al snel het onderspit moesten delven. Alle mannelijke inwoners van het stadje, die er niet in slaagden het bergachtig binnenland in te vluchten, werden gedood. Enkel Maron, de priester van Apollo, werd gespaard. Uit dankbaarheid schonk hij Odysseus twaalf kruiken opperste beste wijn. Vooraleer van Ismaros weg te varen, plunderden ze de streek en verkrachtten de vrouwen. Odysseus gaf zijn mannen de raad de plaats zo snel mogelijk te verlaten. Zij sloegen die raad echter in de wind en bijna was dát hen fataal geworden. De enkelen die gevlucht waren, hadden geoefende krijgers uit de omgeving gemobiliseerd. Dezen gingen nu de confrontatie aan met Odysseus krijgers en ze doodden er velen. Toch konden de meesten nog hun schepen bereiken.
Een krachtige noordenwind dreef nu de schepen zuidwaarts tot aan kaap Malea, het meest zuidelijke punt van de Peloponnesos. Maar de goden stonden niet langer aan de zijde van de Grieken. Zo kon de kaap niet gerond worden en werden de schepen, twaalf nog in getal, door een felle stormwind in zuidwestelijke richting gedreven. Een tiental dagen later landden ze op de kusten van Noord-Afrika, in het land van de Lotophagen, de lotuseters. De Lotophagen waren vriendelijke en gastvrije mensen die zich voedden met de vruchten van de lotusboom. Lekkere vruchten, die zij Odysseus makkers aanboden. Maar al gauw bleek dat wie van de lotusvrucht gegeten had alles vergeten was van hetgeen zich in het verleden had afgespeeld. Ze herinnerden zich plots niets meer van hun geboortestreek, nog van hun familie, nog van de oorlog. De behoefte om naar hun vaderland terug te keren was helemaal verdwenen en ze wensten niets liever dan te blijven in dit prachtig zonnig land, met zijn hartelijke mensen en zijn heerlijke vruchten. Odysseus en enkele anderen, die net als hijzelf niet van de lotusvruchten hadden gegeten, slaagden er uiteindelijk toch in hen met geweld naar de schepen te drijven.
De volgende halte waar zij, nog steeds gedreven door wilde stormen, aanbelandden, was het land van de cyclopen. Die cyclopen waren woeste reuzen, die slechts één oog bezaten, dat zich bevond in het midden van het voorhoofd. Zij woonden op Sicilië, op de flanken van de Etna en aan de noordelijke kust van het eiland. Ze leefden van de landbouw en de veeteelt. Een ruw en onbeschaafd volk. Ach, waren Odysseus en zijn mannen daar maar nooit terecht gekomen!...
|