Voor verhalen over Gent, Gravensteen, Griekenland, Grijsloke, Gezondheid, Geneeskunde, Gehoor, G-plek, Genealogie, Gerard, Georges, Gekheid-op-een-stokje... zie: www.bloggen.be/kris
Wie stuurt een tekening bij één van de mythologische verhalen? Per e-mail a.u.b. (kris.vansteenbrugge@skynet.be) . De mooiste tekeningen worden gepubliceerd. Vergeet niet uw naam te vermelden + naam van de school en klas.
Voor verhalen over Gent, Gravensteen, Griekenland, Grijsloke, Gezondheid, Gravensteen, Geneeskunde, Gehoor, G-plek, Genealogie, Gerard, Georges, Gekheid-op-een-stokje... zie: www.bloggen.be/pierpont www.bloggen.be/kris
GRIEKSE MYTHOLOGIE
Boeiende verhalen uit het oude Hellas PICTAIKU's (de allernieuwste kunstvorm) vindt u op www.bloggen.be/pictaiku
30-06-2022
Verhaal nummer 60
60. De runderen van Geryones (W10).
Geryones was een ontzaglijk grote reus, met drie hoofden, zes armen en drie bovenlichamen, die rond het bekken met elkaar vergroeid waren. Hij was de zoon van één van Okeanosÿ dochters, Kallirrhoë, en van de reus Chrysaor die, zoals verteld in verhaal nummer 27, ontsproten was uit de hals van de onthoofde Medusa. Deze Geryones was koning van Tartessos, een stad in het zuidoosten van Spanje, waar de Guadalquivir-rivier uitmondt in de Atlantische Oceaan. Tegenover de stad Tartessos lag het eiland Erytheia, waar zich nu de stad Cadiz bevindt. Geryones bezat een grote kudde prachtige roodkleurige runderen die graasden op de rijke weilanden van het eiland. Het vee werd bewaakt door de herder Eurytion, een zoon van de god Ares. Eurytion werd hierin bijgestaan door de reusachtige hond Orthros. De tiende opdracht die Herakles te verwerken kreeg bestond erin de runderen van Geryones te stelen en ze naar Mykene te brengen.
Per schip begaf Herakles zich naar het uiterste westen van de Middellandse Zee. Deze was toen nog niet verbonden met de Oceaan: Afrika en Europa zaten nog aan elkander vast met een smalle landengte. Men zegt dat Herakles toen de beide werelddelen van elkaar gescheiden heeft door de Straat van Gibraltar uit te graven. Aan beide zijden van deze zeestraat plaatste hij een berg: de berg Abyle in Afrika, de berg Kalpe in Spanje. We noemen die bergen ook ´zuilen van Herakles¡. Eens hier voorbij bereikte Herakles al gauw het eiland Erytheia en de kudde prachtige roodpurperen runderen. De herder Eurytion en de hond Orthros waren geen onoverkomelijke hinderpaal voor onze held: beiden sloeg hij dood met zijn geweldige knots. Hierna dreef hij het vee voor zich uit in de richting van de kust. De zeegod Poseidon kwam nu Herakles ter hulp: hij liet het peil van de zee dermate zakken dat de dieren zonder te moeten zwemmen het Spaanse vasteland konden bereiken. Nu kwam echter Geryones zelf aangestormd. Koelbloedig en met drie welgemikte pijlen doorboorde Herakles de drie harten van Geryones. Door sommigen wordt beweerd dat Herakles slechts één pijl nodig had: met die ene pijl zou hij de drie harten van Geryones tegelijk doorboord hebben. De reus stuikte dood ter aarde en uit zijn bloed sproot een boom, een kerselaar die vruchtjes droeg zonder pit…
De hele veestapel van Geryones voor zich uit drijvend, begon Herakles aan een slopende tocht doorheen Europa. Van Spanje trok hij alover de Pyreneeën en het Zuiden van Gallië naar Italië. Daar raakte hij de weg een beetje kwijt en een lange tijd doolde hij er rond. Hij verwekte in dat land vele nakomelingen en stichtte er verscheidene steden. Zo zouden de historische steden Pompeï en Herculaneum door Herakles gesticht zijn. Uiteindelijk bereikte hij Istrië en via de westkust van het Balkanschiereiland kwam hij in Griekenlands noordwestelijke provincie Epiros terecht. Er dient gezegd dat zijn kudde op dat ogenblik al met vele eenheden was uitgedund. In zuidoostelijke richting begaf hij zich naar de andere kant van het Grieks vasteland, hij stak de isthmos van Korinthe over en met wat er nog overbleef van de kudde runderen bood hij zich aan in Mykene. Eurystheus, die zeer onder de indruk was, offerde de dieren aan de goden.
59. De paarden van Diomedes (W8) en de gordel van Hippolyte (W9).
Voor zijn achtste opdracht moest Herakles zich naar het noorden van Griekenland begeven. Hij moest er de paarden van Diomedes halen en ze naar Eurystheus brengen. Diomedes was een zoon van de oorlogsgod Ares en koning van Thracië. Hij beschikte over vier wilde merries, die zo driest waren dat ze met dikke stalen kettingen aan hun voederbakken dienden vastgebonden te worden. Het waren daarenboven vleesetende paarden en Diomedes voederde hen met mensenvlees. Menigeen die bij de koning te gast kwam, werd in opdracht van de koning door zijn dienstknechten voor de merries geworpen en door de dieren verscheurd en opgegeten: een zware overtreding van de voor de Grieken zó heilige wet van de gastvrijheid. Maar Herakles was een gewaarschuwd man. Gewapend met een knots begaf hij zich tot bij koning Diomedes en vroeg hem de paarden af te staan. Toen Diomedes weigerde gaf Herakles hem met de knots zoÿn dreun op het hoofd dat hij bewusteloos neerzeeg. Herakles wierp hem daarna vóór zijn eigen paarden. Ze verscheurden hun meester terstond en meteen werden ze tam. Het kostte Herakles nu nog weinig moeite om de paarden naar Mykene te brengen en ze aan zijn opdrachtgever te overhandigen.
Het negende werk bestond erin de gordel van Hippolyte te bemachtigen, de koningin van de Amazonen. De Amazonen waren krijgshaftige vrouwen die leefden aan de kusten van de Zwarte Zee. Ze stamden eveneens af van de god Ares. Terwijl zíj te paard gingen jagen of gevechten leverden tegen naburige volkeren, knapten hun echtgenoten de huishoudelijke taken op. De mannen waren er immers zwak en onderdanig: de traditie wilde dat alle jongetjes bij de geboorte armen en benen gebroken werden. Van de vrouwen zegt men dat ze hun rechter borst amputeerden teneinde vlotter pijl en boog te kunnen hanteren. Ze gingen wel eens op bezoek in naburige landen en met gretigheid ontvingen zij de mannen van Lemnos (zie verhaal nummer 39) met als doel een sterk nageslacht in stand te houden. De gordel die hun koningin Hippolyte droeg was er een die versierd was met goud en edelstenen en van een onschatbare waarde. Eurystheus begeerde die gordel voor zijn dochter.
Voor de tocht naar de Amazonen had Herakles een aantal dappere mannen verzameld om met hem mee op te trekken. De bekendsten onder hen waren de Atheense koning Theseus en Peleus, de vader van Achilles, die we zullen leren kennen als de dapperste Griekse strijder in de Trojaanse oorlog. Het leek er eerst op dat de opdracht zonder slag of stoot tot een goed einde zou gebracht worden. Bij de aanblik van de stoere held die Herakles was, werd Hippolyte terstond verliefd en ze verklaarde zich bereid hem de gordel als liefdesgeschenk te overhandigen. Maar dat was zonder Hera gerekend. Als Amazone vermomd verspreidde zij onder de andere Amazonen het gerucht dat Herakles gekomen was om hun koningin te doden. Hierop kwamen de gewapende vrouwen te paard van overal aanstormen en ze zouden ongetwijfeld het hoopje Griekse krijgers in de pan gehakt hebben, zo Herakles niet zijn goddelijke krachten had tentoon gespreid. Te voet strijdend en alleen gewapend met een knots doodde hij vele van de strijdende vrouwen. Anderen dreef hij terug. Hippolyte zelf was onder de slachtoffers. Hij ontdeed haar dode lichaam van de gordel en bracht hem naar Eurystheus
Laten we het in dit verhaal even hebben over Daidalos. We vertelden reeds dat hij een ingenieur was aan het hof van koning Minos van Kreta. In feite was Daidalos afkomstig van Athene. Hij was er alom geprezen als een knap wetenschapsman: ingenieur, architect, kunstenaar. Daidalos had een neef die bij hem in de leer ging en zo snel vorderingen maakte dat de meester vreesde dat hijzelf weldra door zijn leerling zou overtroffen worden. Door afgunst gedreven nam hij de jongen mee op het dak van de tempel van Athena, zogezegd om hem een panorama van de stad te laten zien. Maar boven op de tempel gaf hij de jongen een duw zodat hij naar beneden stortte en zijn nek brak. In Athene vermoedde men al dat er kwaad opzet in het spel was en Daidalos werd uit de stad verbannen. Hij vond asiel bij koning Minos, die wat blij was zoÿn knappe bouwmeester in zijn koninkrijk te kunnen binnenhalen. Daidalosÿ kennis zou later goed van pas komen bij de bouw van het labyrint. Toen Minos achteraf echter vernam dat de bouwmeester een kunstmatige koe had gemaakt voor zijn vrouw Pasiphaë (zie het vorig verhaal) en Theseus had geholpen bij zijn strijd tegen Minotauros, sloot hij Daidalos op in zijn eigen labyrint, samen met zijn zoon Ikaros. Maar Daidalos bleek niet voor één gat te vangen. Voor zichzelf en voor zijn zoon maakte hij vleugels van vogelveren, door ze met was aan elkaar te kleven. Hij maakte de vleugels stevig vast aan hun beider schouders. Hiermee zouden ze opstijgen in het luchtruim. Daidalos gaf zijn zoon de raad zeer goed op te letten om niet te laag te vliegen, dat is niet te dicht bij het zeeoppervlak, opdat de vleugels niet nat zouden worden. En ook niet te dicht bij de zon, waardoor de was zou smelten en de vleugels uiteenvallen.
De ontsnapping uit het labyrint lukte wonderwel. Vader en zoon vlogen hoog boven de eilanden van de Egeïsche Zee. Maar Ikaros werd overmoedig. De wijze raad van zijn vader in de wind slaand, steeg hij altijd maar hoger en hoger tot hij uiteindelijk veel te dicht bij de zon kwam. De was tussen de veren smolt en Ikaros stortte te pletter in de zee, dicht bij een eilandje. Daidalos daalde neder op het eiland, hij vond daar het lichaam van zijn zoon en hij begroef het ter plekke. Het eiland werd Ikaria genoemd en het gedeelte van de Egeïsche Zee ten zuiden van het eiland, de Ikarische Zee. De diep bedroefde vader zette nu zijn tocht verder en hij belandde in Sicilië, waar hij nog vele jaren zijn beroep bleef uitoefenen en nog talrijke mooie bouwwerken op zijn actief bracht.
De eerste zes werken van Herakles zijn dus alle te situeren op de Peloponnesos. Voor de laatste zes diende onze held veel grotere verplaatsingen te maken, tot ver buiten de grenzen van het schiereiland. Voor het eerstvolgende werk moest hij zich naar Kreta begeven.
In Kreta was Minos koning (zie verhaal nummer 13). Minos had de gewoonte ieder jaar een stier te offeren aan Poseidon: de mooiste van zijn hele kudde. Dat offer was de god zeer welgevallig. Nochtans, toen Minos het op een keer in zijn hoofd haalde om niet de mooiste, maar wel een mindere stier te offeren, voelde Poseidon zich ten zeerste vernederd. Om Minos te straffen vervulde de god het hart van ÿs konings vrouw Pasiphaë met ziekelijke liefdesgevoelens voor de prachtige stier die hem was onthouden. Teneinde haar onnatuurlijke drift te bevredigen ging Pasiphaë te rade bij de vindingrijke ingenieur Daidalos, die in die dagen aan het koninklijk hof van Kreta leefde. Daidalos vervaardigde voor haar een grote levensechte koe, waarin zij kon plaatsnemen en op die wijze betrekking hebben met het geliefde dier. Het resultaat hiervan was dat ÿs konings echtgenote later het leven schonk aan een monsterlijk wezen, Minotauros, met het lichaam van een mens en de kop van een stier. Minos gaf opdracht aan Daidalos tot het bouwen van een reusachtige doolhof – het Labyrint – om dáár het wanstaltig lid van de koninklijke familie in onder te brengen, opdat niemand het ooit zou kunnen aanschouwen. Later zou Minotauros gedood worden door de Atheense prins Theseus (zie verhaal nummer 66), met de hulp van Daidalos en Minosÿ dochter Ariadne.
Maar nóg was de woede van Poseidon ondertussen niet ten einde. Hij sloeg Pasiphaëÿs geliefde stier met wilde razernij. Als bezeten draafde het dolle dier door Kreta, dood en vernieling zaaiend alom. Die stier bedwingen en hem levend naar Mykene brengen, was Heraklesÿ zevende opdracht. Een kolfje naar zijn hand. Hij slaagde erin het dier bij de horens te grijpen en het, met zijn buitengewone kracht, op de knieën te krijgen. Hij bracht de stier, zwaar gekneveld en levend naar Eurystheus. Deze was eens te meer verbluft over zoveel atletische gaven en hij beval Herakles de stier weer los te laten lopen, niet in Argos, maar wel voorbij de landengte van Korinthe in Attika, de streek waar Athene gelegen is. Daar zette de stier de vlakte van Marathon in rep en roer en hij zette er zijn verwoestend werk verder tot hij definitief onschadelijk werd gemaakt door Theseus – dat was nog vóór deze naar Kreta voer om de confrontatie met Minotauros aan te gaan.
Herakles had dus de Argonauten verlaten nog vóór ze de Zwarte Zee hadden bereikt (zie nummer 52). Diep bedroefd om het verlies van zijn vriend Hylas keerde hij terug naar Argolis en begaf zich naar het paleis van Mykene alwaar Eurystheus al lang klaar stond met zijn vijfde opdracht. Het was niet alleen een lastig, maar ook een zeer vernederend werk: het reinigen van de stallen van Augias, de koning van Elis in het noordwesten van de Peloponnesos. Koning Augias beschikte over enorme kudden vee: wel drieduizend koeien en evenveel schapen. De stallen waarin de dieren verbleven waren in dertig jaar niet gereinigd. Men kan zich de enorme hoeveelheid mest voorstellen die in de stallen opgestapeld lag en de afgrijselijke stank die de berg uitwerpselen verspreidde, tot ver in de omtrek.
Toen Herakles zich aanmeldde bij koning Augias, zei deze laatste, voor de grap, dat het een werkje van één dag was. Maar Herakles nam deze woorden ernstig en hij sprak: welnu, ik zál uw stallen reinigen in één dag, als ge mij daarvoor als beloning één tiende van uw koninkrijk geeft. Augias stemde daarmee in, want, zo dacht hij, niemand kon zoÿn werk in één enkele dag klaar krijgen! Maar Herakles was niet alleen sterk, hij was ook zeer vindingrijk. Hij maakte een opening in de muur van de stallen, die zich niet ver van de bedding van de Alpheios bevond. De Alpheios is een machtige rivier, die ook door Olympia stroomt. Met wat graafwerken verlegde Herakles het rivierbed, zodat de wateren doorheen de stallen stroomden en alles schoonspoelden, in minder dan één etmaal. Augias stond perplex. Maar toen hem ter ore kwam dat Herakles in feite in opdracht van Eurystheus had gehandeld weigerde hij hem de afgesproken beloning. Herakles voelde zich zwaar beledigd. Men zegt dat hij, op wraak belust, later nog terugekeerd is naar Elis om Augias te doden en zijn bezittingen te vernielen.
Maar er wachtte Herakles alweer een nieuwe opdracht. De streek van het Stymphalos-meer, in feite een moerassig gebied, een paar tientallen kilometer te westen van Nemea, werd zwaar geteisterd door een indrukwekkende groep vogels, met ijzeren klauwen en ijzeren snavels, waarmee ze mensen en dieren aanvielen. Hun veren waren metalen pennen die ze van hoog in de lucht op hun slachtoffers afvuurden en alzo dood en vernieling zaaiden. Eurystheus gaf Herakles opdracht de streek van het Stymphalos-meer van de vogels te verlossen. Al gauw bleek dat ze te talrijk waren om ze alle te doden. Weer vond hij een bondgenoot in de godin Athena. Ze schonk hem een reuzegrote ratel – sommigen zeggen dat het twee enorme koperen bekkens waren – waarmee hij zoÿn oorverdovend lawaai kon maken, dat de vogels de streek verlieten, richting Zwarte Zee, om nooit meer terug te keren. Men neemt aan dat dit alles nog geschied is vóór de Argo Colchis bereikt had, en dat Iason en zijn makkers ook nog af te rekenen hebben gehad met wat nog van de vogels was overgebleven…
Tijdens de terugreis was Iason gehuwd met Medeia. Bij de thuiskomst wachtte hen droevig nieuws. Iasons vader Aison was gestorven – er werd beweerd dat Pelias hem had gedood – en zijn moeder had in een vlaag van verdriet zelfmoord gepleegd. Pelias, die niet weinig verwonderd was Iason terug te zien, gezond en wel én in het bezit van de gouden vacht, beloofde gauw afstand te zullen doen van de troon, ten voordele van Iason. Maar Medeia vertrouwde het zaakje niet. Ze vreesde een aanslag op haar leven en dat van haar echtgenoot. Ze zou dit alles voorkómen met een tovertruc. In het bijzijn van Peliasÿ dochters doodde ze een oude geitenbok, sneed die in stukken en kookte die stukken in een grote pot, onder het uitspreken van een toverformule. Uit de pot sprong een jong geitje te voorschijn. De dochters vroegen haar of ze op dezelfde wijze hun vader niet kon verjongen. Toen die vraag positief beantwoord was, doodden zij hun vader. Zijn lichaam werd in stukken gesneden en in de kookpot gedaan, maar… helaas nu herinnerde Medeia zich plots de toverspreuk niet meer!
Behalve de drie dochters was niemand erg rouwig om de dood van Pelias. Toch wensten de bewoners van Iolkos Iason en Medeia niet op de troon, omdat ze toch de dood van hun oude koning op hun geweten hadden. Nieuwe koning werd Peliasÿ zoon Akastos, die ook de tocht van de Argonauten had meegemaakt.
Iason verliet zijn geboortestreek en hij trok met zijn vrouw door Centraal-Griekenland. Het gulden vlies, dat hij nog steeds in zijn bezit had, offerde hij aan Zeus, in een tempel in Orchomenos die aan de oppergod was gewijd. Ze bereikten Korinthe, waar ze door koning Kreon (niet te verwarren met de Thebaanse koning Kreon) onderdak kregen. Medeia schonk daar het leven aan twee kinderen. Kreon zelf had geen mannelijke nakomeling en hij zag wel iets in Iason om zijn troonopvolger te worden. Maar dan moest hij eerst in het huwelijk treden met ÿs konings dochter Glauke. Dit was een verlokkelijk aanbod en het bracht Iason in grote twijfel. Medeia werd van dat aanbod niet op de hoogte gebracht, maar ze voelde als het ware dat er iets op til was, dat haar echtgenoot haar ontrouw zou worden. Ze uitte dan ook haar angstgevoelens tegenover de Atheense koning Aigeus toen deze op doortocht haar een bezoek bracht in Korinthe. Aigeus troostte haar en beloofde dat zij te allen tijde op zijn hulp kon rekenen.
Wat zij gevreesd had geschiedde. Iason deeldde haar mee dat hij van plan was te huwen met Glauke, dat zijn gevoelens voor haar niet veranderd waren, dat hij het enkel deed om later koning van Korinthe te kunnen worden en dat het hun beiden en hun beide zoontjes zou ten goede komen. Medeia die zag dat zijn besluit vast stond, deed alsof zij daar begrip kon voor opbrengen. Maar in stilte zon ze op wraak. Ze vervaardigde een kostbaar gewaad dat ze haar rivale als bruidsgeschenk aanbood. Toen Glauke het kleed aantrok op de dag van haar huwelijk met Iason, vatte het plots vuur. Als een brandende toorts rende Glauke naar buiten en sprong daar in een waterbron. Ze verdronk, helaas. De bron is heden ten dage nog te bezichtigen in Korinthe: de bron van Glauke.
Toen Iason dit alles vernam ijlde hij naar Medeiaÿs kamer. Hij kwam nog net op tijd om te zien hoe ze haar beide kinderen doodde, met een lange dolk, recht in hun hartjes. Dit alles was te veel voor Iason: met dezelfde dolk doorboordde hij zijn eigen hart. Medeia vluchtte naar Athene, naar koning Aigeus, die haar asiel had beloofd…
Iason begaf zich onmiddellijk naar het paleis van koning Aietes en deelde hem zonder omwegen mee dat hij gekomen was om het gulden vlies mee te nemen naar Griekenland. De koning gaf geen krimp, deed alsof hij daar wel mee kon instemmen en sprak:
- Het gulden vlies bevindt zich in een bos, dat gelegen is in een heiligdom van Ares. In dit heiligdom ligt ook een veld. Ten bewijze dat ge het gulden vlies waardig zijt, vraag ik u dit veld om te ploegen. Span daartoe mijn twee ijzeren stieren, een geschenk van Hephaistos, voor de ploeg, ploeg het veld om en zaai daarna op de omgeploegde akker de drakentanden die ik u zal geven. Als gij dat alles tot een goed einde zult gebracht hebben, zult ge toegang krijgen tot het heilig bos.
Iason stemde in met de opdracht. Hera nochtans voelde dat haar beschermeling deze taak zonder hulp niet tot een goed einde zou brengen. Ze ging te rade bij Aphrodite. De liefdesgodin stuurde haar zoontje Eros naar het paleis van koning Aietes. Eros schoot een gouden pijltje in het hart van Medeia, s konings dochter. Deze werd stante pede tot over de oren verliefd op de stoere krijger Iason en ze voelde zich bereid hem te helpen bij zijn moeilijke onderneming. Van haar grootvader, de zonnegod Helios, had Medeia de kunst van het toveren geleerd en die kunst zou ze nu aanwenden ten bate van haar geliefde held. Ze bereidde een tovervloeistof waarmee hij zijn lichaam diende in te smeren. Dat zou hem onkwetsbaar maken en hem bovendien de kracht geven om de sterke vuurspuwende metalen stieren te bedwingen.
En zo slaagde Iason erin de stieren bij de horens te grijpen, hen onder het juk te krijgen en het veld om te ploegen. En net zoals Kadmos in Thebe had gedaan (zie verhaal nr. 13), zaaide Iason de drakentanden, die Aietes hem had gegeven, op de omgeploegde akker. En ook hier ontstonden uit de tanden gewapende krijgers, die elkaar te lijf gingen en elkaar doodden, nadat Iason op Medeias advies, een steen tussen hen had geworpen. Toen begaf Iason zich in het heilig bos. Medeia kreeg van haar vader de toestemming hem de weg te wijzen naar de heilige eik waaraan het gulden vlies was vastgespijkerd. Aietes wist toen nog niet van haar liefdevolle houding ten opzichte van Iason. Het vlies werd bewaakt door een vreselijke draak. Maar ook hier wist Medeia raad. Zij wierp de draak een paar koekjes toe, die ze doordrenkt had met een sterk slaapverwekkend middel. De slapende draak het hoofd afhakken was nu kinderspel. Iason maakte het gulden vlies los en omgordde er zijn lenden mee. Ondertussen was het verraad van Medeia uitgelekt. Aietes was uitzinnig van woede. Hij gaf opdracht Iason en Medeia te doden. Maar beiden konden nog tijdig het argonautenschip bereiken. In ijltempo voer de Argo af. Inderhaast had Medeia nog haar broertje Absyrtos meegenomen. Met een gewapende legermacht zette Aietes de achtervolging in over zee. Ze zouden de Argo ongetwijfeld ingehaald hebben als Medeia niet weer was opgetreden. Een ongemeen wreed optreden. Met een mes stak ze haar bloedeigen broertje dood, ze sneed het lichaam aan stukken en wierp het in de zee, vóór de ogen van zijn vader en de andere achtervolgers. Aietes gaf opdracht aan zijn mannen de lichaamsdelen van zijn zoon op te vissen. Toen dit gebeurd was, was de Argo uit het zicht verdwenen. Om de achtervolgers te misleiden namen de argonauten een andere vaarroute, naar het noorden toe. Zo kwamen ze aan de monding van de Donau. Ze vaarden deze rivier op. De mannen van Colchis waren ze kwijtgespeeld, maar de terugreis zou nog lang en ingewikkeld worden. Via de Donau kwamen ze in de Adriatische Zee terecht en vandaar via de Po en Zuid-Frankrijk in de Rhône en de Middellandse Zee. Vooraleer de thuishaven Iolkos te bereiken werd ook nog Korfoe aangedaan, en de Noordkust van Egypte, en Kreta
Vooraleer doorheen de zee-engte van de Bosporus te varen, gingen de Argonauten aan wal aan de kust van Bithynië, bij koning Phineus. Deze ongelukkige koning had de gave van de voorspelling, die hij gekregen had van de god Apollo. Hij had die gave echter misbruikt door al te veel geheimen van de goden aan de mensen te verklappen. Daarom had Zeus hem met blindheid gestraft en ook met de Harpijen, drie monsterachtige wezens, half vrouwen, half vogels, met stalen klauwen en een ijzeren huid. Ze waren de dochters van de okeanide Elektra en Thaumas, een zoon van Gaia, de aarde, en Pontos, de zee. Ze kwamen Phineus het leven lastig maken bij iedere maaltijd. Telkens als de arme blinde koning zich aan de dis begaf, kwamen de Harpijen het grootste gedeelte van zijn eten stelen, terwijl ze de rest bevuilden met hun overvloedige stinkende uitwerpselen. Op die manier dreigde de koning te verkommeren van honger en ellende. Toen hij de komst van de Argonauten vernam, en dat Kalaïs en Zetes onder hen waren, sprong zijn hart op van vreugde. Hem was immers de voorspelling gedaan dat deze gevleugelde zonen van de Noordenwind hem van zijn kwelling zouden komen verlossen. Onder het toeziend oog van de Argonauten zette men Phineus zijn eten voor en ogenblikkelijk kwamen de wanstaltige vogels opzetten, alles verslindend en bevuilend en de zielige koning hongerig achterlatend. Toen echter schoten de gevleugelde broeders Kalaïs en Zetes in actie. Gewapend met pijl en boog vlogen ze de Harpijen achterna en ze zouden hen ongetwijfeld gedood hebben indien Zeus niet had ingegrepen. De oppergod zond hen zijn vrouwelijke bode, de gevleugelde godin Iris, die zelf een zuster was van de Harpijen, achterna. Voor Kalaïs en Zetes luidde de opdracht hun wraakactie stop te zetten. Voor de Harpijen: koning Phineus voortaan met rust te laten.
De koning was de Argonauten, en in ÿt bijzonder de zonen van de Noordenwind, zeer erkentelijk voor hun hulp. Als dank gaf hij hun nog wijze raadgevingen mee om de rest van hun tocht zonder grote ongelukken door te komen. En die raad zouden ze al gauw goed kunnen gebruiken, toen zij voorbij de Bosporus, bij het binnenvaren van de Zwarte Zee, vóór de Symplegaden kwamen te staan. Dit waren twee reusachtige drijvende rotsblokken, die aan beide zijden van de zee-ingang stonden opgesteld. Telkens als er iets of iemand tussen hen door trachtte te komen, schoten ze met enorme kracht naar elkaar toe, aldus al het tussenliggende verpletterend. Phineus had hen de raad gegeven eerst een duif tussen de rotsen door te laten vliegen en daarna, als de dichtgeklapte rotsen weer uiteen zouden wijken, er met het schip zo snel mogelijk tussendoor te varen. Zo geschiedde. De duif verloor bij het dichtklappen van de rotsen enkel een paar staartveren en ongeveer evenzo verging het de Argo. Ze zouden toch nog verpletterd geweest zijn, ware daar niet de godin Athena geweest die het schip nog een flinke duw voorwaarts gaf, toen de rotsen weer dreigend kwamen opzetten. Nu liep enkel de achtersteven een beetje schade op. En wat de Symplegaden betreft: die hielden zich voortaan stil, wat zij – zo had het noodlot voorbeschikt – geacht waren te doen, van zodra één schip hen had getrotseerd.
De rest van de reis verliep zonder al te veel hindernissen. Ze bereikten Colchis aan de monding van een rivier, de Phasis. Daar ankerden ze hun schip vast, in het riet, aan de oevers van de stroom.
Laten we nu terugkeren tot de Argonauten. Ze voeren naar het noordoosten om via de Hellespont (ook Dardanellen genoemd), de Zee van Marmara en de Bosporus, uiteindelijk de Zwarte Zee te bereiken. Hun eerste halte was op het eiland Lemnos, dat in het noordoosten van de Egeïsche zee ligt. In die tijd woonden er alleen vrouwen op het eiland. De vrouwen hadden er immers alle mannen vermoord (zoals verteld in verhaal nummer 39). Na enkele jaren zonder mannen geleefd te hebben, gingen ze echter inzien dat op die manier de bevolking van Lemnos met uitsterven bedreigd was. Daar kwam nog bij dat velen onder hen naar een man begonnen te verlangen. Ze ontvingen de Argonauten dan ook met open armen (en niet alleen dat ). De Argonauten waren niet vies van deze kranige meiden: ondertussen was hun lijfgeur verdwenen of althans fel verminderd. Zo goed als alle vruchtbare vrouwen op het eiland werden zwanger gemaakt door de Argonauten. Hypsipyle eiste Iason voor zich op en ze zou later bevallen van een tweeling. Eén van hen volgde zijn moeder op als koning van Lemnos. Het was overigens pas vele jaren later dat Hypsipyle van het eiland verbannen werd, toen was uitgelekt dat ze haar vader geholpen had om aan de algemene mannenslachting te ontkomen (zie nummer 39). De Argonauten, Iason incluis, hadden het er zo danig naar hun zin dat ze misschien wel op het eiland zouden gebleven zijn en zich verder niet meer om het gulden vlies zouden bekommerd hebben ware er niet Herakles geweest om hen met de nodige aandrang op hun plicht te wijzen. Tegen hun zin trokken ze verder.
In de Zee van Marmara, aan de zuidkust, ligt een schiereiland, dat slechts met een smalle landengte met het vasteland is verbonden. Het schiereiland heet Arkton en de bewoners waren de Dolionen. Hun koning heette Kyzikos. De Argonauten landden op Arkton en ook hier werden ze vriendelijk ontvangen. De Dolionen organiseerden zelfs een soort verbroederingsfeest met de dappere zeevaarders. Maar het feest werd verstoord door een bende zesarmige reuzen die uit het beboste binnenland van Arkton kwamen oprukken in de richting van de Argo, met de bedoeling het schip te vernietigen. Weer was Herakles de redder in nood: de meesten werden gedood door zijn pijlen en de anderen trokken zich in de wouden terug. Na een hartelijk vaarwel verlieten de Argonauten het land van de Dolionen en zetten koers naar de zeestraat van de Bosporus. Maar in de nacht stak er een storm op en een zeer krachtige noordoostenwind wierp hen terug aan land. In het pikdonker werden ze aangevallen door de plaatselijke bevolking en er ontbrandde een hevige strijd. Toen de nacht verstreken was, stelden de Argonauten tot hun ontsteltenis vast dat ze weer in het land van de Dolionen beland waren, maar nu aan de andere kant van het schiereiland. Zonder het te weten had Iason hun jonge koning Kyzikos dodelijk verwond: hij lag zieltogend aan zijn voeten. De Argonauten bleven nu nog enkele dagen op Arkton en ze organiseerden rouwspelen ter nagedachtenis van de dode koning: de Spelen van Kyzikos.
De volgende halte was op de plaats waar een rivier uit het land van Mysië in de Zee van Marmara uitmondt. Hylas, de knecht en tezelfdertijd de intieme vriend van Herakles, ging er in een bosje misschien om een plasje te doen? en keerde niet terug. De mooie jongeling was door de bronnimf Dryope en haar zusters meegelokt naar een grot onder water. Herakles ging wanhopig op zoek naar zijn vriend en hij weigerde verder te trekken vooraleer hij hem teruggevonden had. Zijn zoeken bleef tevergeefs en Iason gaf dan maar het bevel tot de afvaart zonder Herakles. Er wordt beweerd dat Iason dit een enige gelegenheid vond om zich te ontdoen van Herakles, van wie hij vreesde dat hij zich zou opwerpen tot leider van de Argonauten
Eén van de Argonauten was Orpheus, de zanger. Zijn vader was Oiagros, een koning uit Thracië, maar sommigen beweren dat de god Apollo de vader was. Zijn moeder was Kalliope, één van de negen Muzen. De Muzen waren de godinnen van de kunsten en de wetenschappen. Ze waren de dochters van de titanes Mnemosyne en van de oppergod Zeus. Ze waren volgelingen van Apollo en hadden hun verblijfplaatsen in de buurt van het Parnassos- en Helikongebergte.
Orpheus was een buitengewoon begaafd dichter en musicus. Van Apollo zelf had hij een lier gekregen, waaruit hij hemelse muziek toverde en waarmee hij zijn gezangen begeleidde. Hij bracht mensen en dieren en zelfs de planten, kortom de hele natuur, in vervoering door zijn kunst. Ook de goden kon hij ontroeren. Orpheus is vooral bekend door zijn dramatisch liefdesverhaal met Eurydike, een Najade ofte waternimf. Orpheus aanbad Eurydike. De liefde was grenzeloos. Op het huwelijksfeest deed zich echter een tragisch incident voor. Argeloos wandelde Eurydike blootsvoets door het jonge gras, toen zij plots in de voet gebeten werd door een giftige slang, een adder. Op haar geroep kwam Orpheus aangerend. Net op tijd om zijn geliefde in zijn armen te zien sterven
Onuitsprekelijk was zijn verdriet. Bloedstollende klaagliederen bracht hij ten gehore, en allen luisterden mee en de hele natuur werd in diepe rouw gedompeld. De gedachte om verder te moeten leven zonder zijn beminde was ondraaglijk. Toen nam hij zich voor iets te ondernemen wat nog nooit iemand vóór hem had gedaan: haar terughalen uit het dodenrijk. Op zijn tocht daarheen speelde hij zo aandoenlijk op zijn lier, dat niemand hem iets in de weg durfde leggen. Ook Charon niet, de veerman, die de doden over de dodenrivier naar de onderwereld bracht en anders nooit levenden overzette. Zelfs Kerberos de hond met de drie koppen, die de hellepoort bewaakte, werd vertederd door Orpheusÿ gezang en bood geen weerstand. En ook de schimmen van de doden werden ontroerd en ze kwamen in dichte drommen naderbij en luisterden, ademloos.
Tot bij de troon van Hades en Persephone drong Orpheus door. Ook het godenpaar van de onderwereld raakte in de ban van zijn gezang. Op aandringen van zijn gade liet Hades zich overhalen om Eurydike te laten weerkeren naar de aarde. Eén voorwaarde werd gesteld: zij diende op haar tocht haar man te volgen en deze mocht in geen geval naar haar omzien vóór ze het rijk van de levenden zouden bereikt hebben. Zoniet, dan was Eurydike onverbiddelijk en voor altijd voor hem verloren.
Lang was de terugweg die ze moesten gaan, langs donkere, soms smalle en steile paden. Orpheus liep voorop. Hij hoorde de voetstappen van zijn geliefde achter hem, hij hoorde haar ademhaling en voelde zelfs haar adem in zijn hals, en dat stelde hem gerust. Doch plots leken die geruststellende geluiden verdwenen. Volgde zij hem niet meer? De angst deed Orpheus de waarschuwing van Hades vergeten en hij keek om. Eurydike volgde hem nog steeds op de voet. Nog voor even, want haar gestalte vervaagde en als een schim gleed ze van hem weg, weer in de richting van het dodenrijk. Ze stak nog even de hand naar hem uit en ze fluisterde: ´vaarwel mijn liefste¡.
Radeloos rende Orpheus terug naar de hellepoort, maar de hellehond liet ditmaal zijn tanden zien en was onvermurwbaar. Zeven dagen lang bleef de gebroken man zitten op de oevers van de Styx, zonder eten of drinken. Hij richtte smekende gezangen tot de goden en uiteindelijk ook verwensingen aan hun adres. Alles tevergeefs. Daarna zwierf hij door verscheidene landen, het gezelschap van andere mensen mijdend, vooral van vrouwen. Nimmer meer stelde hij zijn hart open voor een andere liefde. Daarom werd hij gehaat door de nimfen en door de Maenaden. Jaren later was het dat hij de Argonauten vergezelde op hun tocht: door zijn muziek en zijn wijze raad heeft hij zeker bijgedragen tot het welslagen van de onderneming. Na de tocht trok hij zich terug in Thracië. Daar troffen de vrouwelijke volgelingen van Dionysos hem aan, zittend aan de oever van een rivier en tokkelend op zijn lier. De uitzinnige vrouwen wierpen zich op de gehate man en scheurden zijn lichaam in stukken vaneen. Zijn hoofd werd samen met de lier in de rivier geworpen. Het kwam zo in de zee terecht en het bereikte het eiland Lesbos, alwaar het werd begraven. Zijn ziel ging naar de Hades bij zijn geliefde Eurydike. Hun zielen waren nu voor immer verenigd.
Het verhaal van de Argonauten en het gulden vlies is het verhaal van Iason. Hij stamde af van Aiolos, die een kleinzoon was van Deukalion en Pyrrha (cf. verhaal nr. 37). Aiolos was de vader van o.a. Athamas (cf. verhaal nr. 15) en ook van Salmoneus en Kreteus. Deze laatste werd koning van de Thessalische stad Iolkos en hij nam Tyro, dochter van zijn broer Salmoneus, tot vrouw. Eén van de kinderen die hij bij haar verwekte was Aison. Tyro had echter ook een verhouding met de god Poseidon en ook deze verwekte kinderen bij haar. Eén ervan was Pelias. Via een machtsgreep eigende Pelias zich de troon van Iolkos toe, dewelke toekwam aan zijn halfbroeder Aison. Hij zette Aison gevangen en gaf opdracht Aisons zoontje Iason te doden. Vrienden van Aison slaagden er evenwel in het kind naar een veilig oord te laten ontsnappen. Het kind werd een flinke knaap, die in de leer ging bij de wijze kentaur Cheiron. Tot volwassenheid gekomen, besloot Iason zich naar het koninklijk paleis van Iolkos te begeven en zijn aanspraak op de troon te laten gelden. Op zijn weg naar Iolkos ontmoette hij een klein oud vrouwtje, dat hem smeekte haar naar de overkant van de rivier te dragen. Iason ging daar gewillig op in. Hij nam het vrouwtje op zijn rug en begon de rivier te doorwaden. Maar allengs bleek het vrouwtje zwaarder te worden, zo zwaar dat de nochtans sterk gebouwde jongeman bijna bezweek onder zijn vracht. Het vrouwtje was niemand minder dan de godin Hera die zich vermomd had, teneinde Iason op de proef te stellen. In het midden van de rivier was één van zijn sandalen losgekomen en in de modder blijven steken. Na dank- en lofbetuigingen van de godin in ontvangst te hebben genomen, zette Iason zijn weg verder met slechts één sandaal aan de voeten. Aangekomen in het paleis van Iolkos ging hij onverschrokken voor zijn oom Pelias staan en zonder er doekjes om te winden vroeg hij hem, te zijnen voordele afstand te doen van de troon, dewelke hij zich onrechtmatig had toegeëigend.
Van het orakel had Pelias vernomen dat hij zich hoeden moest voor een man die hem zou tegemoet komen met één ongeschoeide voet en een sandaal aan de andere. Pelias had onmiddellijk door dat die ´éénsandalige¡ man op ÿt ogenblik vóór hem stond en dat die man Iason was, zijns broeders zoon. Hij hoedde er zich wel voor de jongeman onvriendelijk te bejegenen. Tot Iasons niet geringe verwondering stemde hij er in toe troonsafstand te doen, doch hij verzocht hem eerst het verhaal van het gulden vlies te aanhoren. En Pelias vertelde hoe hun beider achterneef Phrixos, de gouden vacht in Colchis, aan het oostelijk uiteinde van de Zwarte zee, had achtergelaten. Deze vacht terug naar Griekenland halen, tot meerdere eer en glorie van het land, was een taak waar Pelias zichzelf te oud en te zwak voor voelde. Maar voor een jonge sterke man moest dit niet onoverkomelijk zijn. Of Iason eerst die opdracht wilde vervullen? Meteen zou hij daarmee bewezen hebben een waardige koning te zijn. Van zodra het gulden vlies weer op de voorvaderlijk bodem was, zou Iason dan de troon kunnen bestijgen. Maar Pelias rekende erop dat Iason de opdracht nooit tot een goed einde zou brengen, dat hij nooit levend met het gulden vlies terug zou keren naar zijn vaderland, dat hij wel zou omkomen tijdens de tocht naar Colchis, een tocht vol gevaren…
Zonder aarzelen ging Iason in op het voorstel van zijn oom. Hij verzamelde rond zich een vijftigtal dappere Grieken, die net als hij belust waren op het verrichten van heldendaden. Onder hen waren: de ziener Amphiaraos, Augias, de koning van Elis, Kalaïs en Zetes, kinderen van de Noordenwind, Meleager van Kalydon en de hardloopster Atalante, Peleus en Telamon, de respectievelijke vaders van Achilles en Aiax, strijders in de oorlog tegen Troje, de goddelijke tweeling Castor en Pollux. Er was ook de zanger Orpheus (over wie we het zullen hebben in het volgende verhaal). Bij dezen en nog vele anderen voegde zich dus ook Herakles, die voor de gelegenheid zijn geliefde dienstknecht Hylas meenam. Voor onze held was zoÿn tocht met vrienden een welgekomen afwisseling. Er wachtten hem daarna immers nog acht moeilijke werken die hij helemaal in zijn eentje diende op te knappen.
Nog te vermelden dat het schip waarmee de helden de tocht zouden aanvatten ontworpen werd door een befaamde scheepsbouwer, genaamd Argos. De voorsteven werd verstevigd door een stuk hout van de sprekende eik uit het heiligdom van Zeus in Dodona. Schenkster van het stuk was de godin Athena. Het schip stond aldus onder hoge bescherming. Het werd genoemd naar de bouwer van het schip: de Argo. De deelnemers aan de tocht worden Argonauten genoemd.
Het Erymanthosgebergte bevindt zich in het noordwesten van de Peloponnesos. De berg dankt zijn naam aan een zoon van Apollo, die door de godin Artemis met blindheid werd geslagen, nadat hij haar naakt had gezien. Dit doet denken aan het verhaal van Aktaion, kleinzoon van de Thebaanse koning Kadmos (zie nummer 17), die de godin eveneens in haar naaktheid had aanschouwd en het met zijn leven bekocht.
In de wouden op de hellingen van de berg leefde een gigantisch groot everzwijn met geweldige slagtanden. Het dier maakte de streek onveilig en richtte enorme verwoestingen aan. De vierde taak van Herakles bestond erin het dier levend te vangen en het naar Mykene te brengen. Beslist geen sinecure!
Zoals verteld in nummer 46 was de streek aan de voet van het Erymanthosgebergte bewoond door Kentauren. Ze leefden er in grotten en holen. Toen Herakles voorbij de grot van één van hen kwam, werd hij vriendelijk bejegend. Het was de Kentaur Pholos, die net als de wijze Kentaur Cheiron, een zachtaardig en menslievend karakter had. Pholos nodigde Herakles uit in zijn grot en zette hem een lekkere vleesmaaltijd voor. Herakles liet het zich goed smaken en hij merkte op dat dit heerlijk gerecht dubbel zo lekker zou zijn met een kruik wijn. Hier bevindt zich wijn, zei Pholos, in een gemeenschappelijke grot, maar het is de wijn van alle Kentauren en ik durf die niet aan te roeren. Toen merkte Herakles op dat het wijn was die door de god Dionysos daar ´met dít doel¡ was heengebracht, vele jaren geleden. En Pholos haalde de wijn. Maar opgewonden door de geur van de wijn, die tot in hun holen was doorgedrongen, kwamen toen al de andere Kentauren te voorschijn. Ze kwamen dreigend op Pholos en zijn genodigde af, gewapend met rotsblokken en stammen van dennenbomen. Dank zij zijn giftige pijlen slaagde Herakles er in velen te doden en de overigen op de vlucht te drijven. De wijze Cheiron verscheen nu ook ten tonele. Herakles, die hem niet herkend had, verwondde hem aan de knie, met een pijl. Herakles was er het hart van in en eigenhandig verwijderde hij de pijl. Cheiron trok zich daarna terug in zijn hol en verzorgde zelf de wonde met allerlei zalven. Maar tevergeefs. De wonde genas niet en veroorzaakte ondraaglijke pijnen. Omdat Cheiron in feite onsterfelijk was, zag het er naar uit dat hij tot in eeuwigheid zou lijden. Hij richtte zich tenslotte tot Zeus met het voorstel zijn onsterfelijkheid terug te schenken in ruil voor de bevrijding van Prometheus, die vastgeklonken zat in het Kaukasusgebergte (zie verhaal 36). Op het voorstel werd ingegaan. En de brave Kentaur Pholos? Ook voor hem kende deze geschiedenis een fatale afloop. Hij trok een pijl uit het lichaam van een dode Kentaur, zich hierbij afvragend hoe het mogelijk was dat een pijltje, dat niet eens zo diep in het lichaam was doorgedrongen, zoÿn machtig wezen kon doden. Hierbij liet hij de pijl uit zijn handen glijden. Deze kwam met de punt op zijn voet terecht. De pijl was nog steeds giftig en Pholos zeeg dood ter aarde neer.
Na dit rampzalig intermezzo begaf Herakles zich in een bosje waar, naar hij vermoedde, de ever zich verscholen had. Met een angstaanjagend gebrul joeg hij het dier uit het woud in de vlakte. ÿt Was winter en er lag een dik pak sneeuw. Het everzwijn liep zich vast in de sneeuw, Herakles sprong op zijn rug, knevelde hem met kettingen en bracht hem naar Mykene. En ofschoon Eurystheus hem verboden had zijn woonst nog te betreden, toch drong Herakles met de wilde ever op zijn rug het paleis binnen en hij bracht de in zijn urne weggedoken bange koning zodanig aan het schrikken dat hij negen dagen nodig had om daarvan te bekomen. Toen kwam men Herakles melden dat de Argonauten klaarstonden om uit te varen voor een tocht naar Kolchis aan de Zwarte Zee teneinde daar het gulden vlies (zie verhaal nummer 15) te veroveren en het terug te brengen naar Griekenland. Herakles besloot mee op te trekken met de Argonauten en hij deponeerde het everzwijn buiten het paleis van Mykene. Wie het beest uiteindelijk heeft gedood, is niet bekend. Zijn slagtanden bevinden zich alleszins in de tempel van Apollo in Cumae, een stad in de buurt van Napels.
Verdriet en woede om de dood van zijn zoon Asklepios dreven Apollo ertoe in opstand te komen tegen zijn vader. Hij doodde op zijn beurt de Kyklopen, die de bliksem van Zeus hadden gesmeed. Maar ook deze daad kon niet ongestraft blijven: Zeus verbande Apollo uit de hemel. Acht jaar lang moest hij op de aarde vertoeven, onder de stervelingen. Apollo vond een onderkomen bij de Thessalische koning Admetos. Onderdanig onderging Apollo zijn straf: hij verzorgde Admetos kudden en werkte op het land, acht jaren lang
Te lande oefende hij zich speciaal in het bespelen van de fluit. Uit die tijd dateert de uitdaging van de bosgod Pan. Deze ging een wedstrijd aan met Apollo in het fluitspel. Koning Midas van Phrygië was scheidsrechter. Midas was een rijke doch dwaze koning, die gaarne feest vierde en wijn dronk. Het hoeft ons niet te verwonderen dat hij goed bevriend raakte met Dionysos, de wijngod, en ook met Pan en de saters en de dikbuikige Silenos die een trouwe leermeester was van Dionysos en die vaak te diep in het glas keek. Toen Silenos op een dag verdwaald was, ging koning Midas op zoek naar hem, en bracht hem in stomdronken toestand terug naar Dionysos. De god was daar zo opgetogen over dat hij Midas een wens toestond. Midas wenste dat alles wat hij aanraakte zou veranderen in goud. Dionysos willigde de wens in, al vond hij het maar een dwaze wens. En dat was het ook! Alles wat Midas aanraakte veranderde terstond in goud: de takken van de bomen, zijn kleren, zijn haren, zijn eten, ja zelfs zijn drinken veranderde in vloeibaar goud. Op die wijze dreigde onze koning om te komen van honger en dorst. Hij smeekte Dionysos om de wens ongedaan te maken en de god gaf hem de opdracht zich te wassen in een rivier, de Paktolos. En de rivier spoelde al het goud weg uit zijn lichaam en nu kon Midas gewoon verder leven. Sedertdien heeft het water van de Paktolos-rivier een gouden glans.
Maar keren we terug tot de wedstrijd tussen Apollo en Pan. Midas, die er na zijn gouden avontuur blijkbaar niet slimmer op geworden was, kende de prijs toe aan zijn vriend Pan. Apollo was het met deze keuze natuurlijk niet eens. Hij trok aan de oren van Midas tot ze zo lang waren als ezelsoren. Zulke domme oren verdienen niet langer een menselijk uitzicht, zo sprak de god. Er groeide daarenboven lang haar op de oren en u kunt denken hoe zeer Midas zich schaamde. Hij hield zijn ezelsoren dan ook voortdurend bedekt. Alleen voor zijn haarkapper kon hij zijn mismaaktheid niet verborgen houden. Deze beloofde het aan niemand te vertellen. Maar het geheim brandde hem op de tong, en op een dag werd het de man te machtig. Hij ging een diepe kuil graven, daalde af in de kuil en fluisterde: koning Midas heeft ezelsoren, koning Midas heeft ezelsoren! Daarna gooide hij de kuil weer dicht. Maar op diezelfde plaats groeide later een struikgewas en in het ruisen van de struiken kon iedereen het gefluister van de kapper horen. Zo raakte algemeen bekend dat de koning ezelsoren had. Toen het tot hem doorgedrongen was dat al zijn onderdanen van zijn schande op de hoogte waren, heeft Midas zich verhangen.
Phlegyas had ook nog een dochter, Koronis. De god Apollo raakte verliefd op haar en maakte haar zwanger. Desondanks begon Koronis een verhouding met een sterveling, Ischys genaamd. Apollo werd echter op de hoogte gebracht van die ontrouw door één van zijn lievelingsvogels, de raaf, die toen nog een witte vogel was. In blinde woede deed Apollo beroep op zijn zuster Artemis en gaf haar de opdracht Koronis met haar pijlen te doorboren. Toen de dode Koronis reeds op de brandstapel lag, waaraan men doden toevertrouwt, zag Apollo het zinloze van zijn daad in en hij vervloekte nu de raaf, die van dat ogenblik af zwart werd dit verhaal doet denken aan dat van de kraai, die zwart werd als gevolg van een vervloeking door de godin Athena maar door sommigen wordt ook beweerd dat die vervloeking reeds plaatsgreep op t ogenblik dat de raaf Koronis ontrouw kwam melden: Apollo verweet de vogel immers dat hij zijn rivaal niet de ogen had uitgepikt. Apollo realiseerde zich nu ook dat Koronis zíjn kind droeg en hij ontbood Hermes om hem te helpen het kind alsnog te redden. Hermes paste een keizersnede toe op het dode lichaam. Het kind was Asklepios en Apollo vertrouwde het toe aan de wijze Kentaur Cheiron, die het onderwees in alle wetenschappen en in het bijzonder in de geneeskunde. Al gauw bleek de jonge Asklepios over heel bijzondere geneeskundige gaven te beschikken. Niet alleen kon hij zieken genezen, maar hij kon zelfs doden weer tot leven brengen. Hierbij werd hij geholpen door de godin Athena die hem een flesje bloed, afkomstig van Medusa, had geschonken, dat levenswekkende eigenschappen bezat. Maar dat zinde de goden in t geheel niet. Vooral de opwekking uit de doden van Hippolytos werd Asklepios zwaar aangerekend. Hippolytos was de zoon van de Atheense koning Theseus. Om zijn kuisheid was hij geliefd bij de godin Artemis. Maar om dezelfde reden verfoeide Aphrodite hem en met de hulp van Poseidon bewerkstelligde ze zijn dood. Artemis kreeg het van Asklepios gedaan dat hij de jongeling het leven terugschonk. Maar nu gingen de god van de onderwereld en de drie Schikgodinnen hun beklag doen bij Zeus: als het zo doorging konden ze hun winkel wel opdoeken De oppergod wond er weinig doekjes om: hij doodde Asklepios met een bliksemstraal.
Maar ook na zijn dood namen de mensen hun toevlucht tot Asklepios. Ze bouwden te zijner ere heiligdommen (asklepions) in talrijke steden in Griekenland en ook daarbuiten, alwaar ze hem als een god gingen aanbidden en genezing van hun kwalen afsmeekten. Het meest bekende asklepion bevindt zich in Epidauros, in de landstreek Argolis in de Peloponnesos, waar, naar men zegt, zijn graf zich zou bevinden. Zijn twee zonen, de geneesheer Podaleirios en de chirurg Machaon, stonden de Grieken bij tijdens de oorlog van Troje. Ook zijn twee dochters maakten zich verdienstelijk in de geneeskundige branche: Hygieia, die staat voor gezondheid en Panakeia, die staat voor medicatie.
(we laten Herakles nu even rusten; op weg naar zijn vierde werk werd Herakles geconfronteerd met Kentauren; over deze wezens, half paard en half mens, gaat dit verhaal)
Phlegyas was de zoon van de oorlogsgod Ares en de nimf Chryse. Hij was koning van een volksstam in Thessalië, de Lapithen. Hij had een zoon, Ixion, die zich verloofde met Dia, een dochter van Deioneos, die koning was van Phokis en zelf een zoon was van Aiolos (zie nummer 37). Ixion had zijn schoonvader een rijke bruidschat beloofd. Omdat hij die belofte niet kon of niet wenste na te komen bracht hij zijn schoonvader op een wrede manier om het leven. Hij nodigde Deioneus uit. Vóór de ingang van zijn woning had hij een valkuil gegraven, waarvan de bodem bedekt was met brandende houtskool. Deioneus tuimelde in de kuil en stierf in het vuur. Alle goden namen Ixion deze laffe moord zeer kwalijk, maar Zeus bleek dit vergrijp voor één keer niet zo erg te vinden. In een vergevingsgezinde bui nodigde hij Ixion zelfs uit aan zijn tafel. Maar Ixion toonde zich uitermate ondankbaar en overmoedig, door Hera, de echtgenote van de oppergod, het hof te maken. Zeus had dit al gauw in de gaten en uit een wolk schiep hij een vrouwspersoon die het evenbeeld was van Hera. Ixion merkte het verschil niet, hij bedreef de liefde met ´de wolk¡ en verwekte bij haar een zoon, Kentauros. Deze zoon paarde later met de wilde merries van het nabijgelegen Pelion-gebergte en dat resulteerde in het ontstaan van de Kentauren, ruwe wezens, met het bovenlichaam van een mens en het onderlichaam van een paard. Deze paardmensen bevolkten aanvankelijk een gebied in de buurt van de Pelionberg. Ze waren krachtig, brutaal en vechtlustig en niet van de slimste. Er waren een paar uitzonderingen: de bekendste is Cheiron. Deze was zeer beschaafd, zachtmoedig, geestelijk hoogbegaafd en vooral zeer bedreven in de geneeskunde. Vele beroemde Griekse helden gingen bij hem in de leer. Om er maar enkele te noemen: Theseus, Iason, Achilles, Odysseus. Apollo vertrouwde hem zelfs zijn zoon Asklepios toe (zoals we in het volgend verhaal zullen zien) teneinde hem in te wijden in de kunst van het genezen. Men neemt aan dat Cheiron een andere afstamming had dan de overige Kentauren: hij zou de zoon zijn van de titaan Kronos, die in de gedaante van een paard de okeanide Phylira had verleid. Cheiron was in feite de tegenpool van de andere Kentauren, die voortdurend in ruzie lagen met hun buren, de Lapithen, en met hen vaak oorlog voerden. Na één van die gevechten werd een deel van de Kentauren uit Thessalië verdreven. Ze gingen zich vestigen in het noordwesten van de Peloponnesos, namelijk in de wouden aan de voet van het Erymanthosgebergte.
Maar keren we even terug tot Ixion. Het geduld van Zeus was op. Ixion had zijn vertrouwen deerlijk beschaamd. Hij werd in de Tartaros geworpen, alwaar hij vastgebonden op een brandend rad voor eeuwig moest ronddraaien.
Taygete was één van de zeven dochters van Atlas en de nimf Pleione. Ze liet zich verleiden door de oppergod Zeus. Dat geschiedde in het gebergte in het Zuiden van de Peloponnesos, het Taygetesgebergte. Ze baarde een zoon, Lakedaimon. Deze gaf zijn naam aan de provincie waarin Sparta gelegen is: Lakedaimonië of Lakonië. Als straf omdat ze zich had laten verleiden veranderde Artemis haar in een hinde. Maar ook in die gedaante liet ze zich nog door de oppergod benaderen. Uit erkentelijkheid schonk Zeus haar een stel schitterende koperen poten en een prachtig gouden gewei.
Dit verhaal kent talrijke verschillende versies. Niettemin zijn alle mythologische schrijvers het erover eens dat er, in de tijd van Herakles, in de streek van Keryneia in Arkadië – een noordelijke provincie van de Peloponnesos – een hinde met koperen hoeven en een gouden gewei, onophoudelijk door de bebouwde akkers draafde en er ontzettend veel schade aanrichtte door de vruchten des velds te vernietigen. Deze hinde onschadelijk maken was een ideale klus voor Herakles. Het was zijn derde opdracht. En misschien zou die opdracht niet eens zo moeilijk geweest zijn, ware het niet dat de hinde, met haar koperen hoeven, buitengewoon hard kon rennen en dat Herakles – zo had Eurystheus bevolen – het dier levend diende te vangen, zonder het te verwonden, en het daarna ongedeerd naar Mykene diende te brengen.
Herakles begaf zich naar Keryneia en kwam er oog in oog te staan met de goddelijke hinde. Deze zette het terstond op een lopen. Herakles achtervolgde het dier. Het bleek onbegonnen werk, de hinde was hem telkens te vlug af en haar neerschieten was te enen male verboden… Zo doorkruiste ze, achtervolgd door Herakles, de hele Peloponnesos en, via de Isthmos van Korinthe, het hele Griekse vasteland en ook de streek van Istrië in het uiterste Noorden, waar de Hyperboreeërs leven en waar Boreas, de Noordenwind, nooit waait. Het is overigens bij deze gelegenheid dat Heraklesÿ oog viel op een daar groeiende boom, de olijfboom, die toen nog niet goed bekend was in Griekenland. Herakles nam de boom mee om hem te planten in Olympia ter ere van zijn vader Zeus.
De achtervolging duurde een vol jaar en nóg was de hinde niet gevangen. Ondertussen had het stel rechtsomkeer gemaakt en bevonden ze zich weer in Arkadië. Gekomen aan de oevers van de brede Ladon-rivier zag de hinde zich in het nauw gedreven en genoodzaakt de rivier over te zwemmen. Herakles zag zijn kans schoon. Hij dook in het water, de hinde achterna, en nog voordat zij de overkant had bereikt slaagde hij erin het dier vast te grijpen. Hij bond haar poten aan elkaar en met zijn levende buit over de schouders geslagen, trok hij nu op naar Mykene, naar het paleis van zijn opdrachtgever. Tijdens deze tocht doorheen het beboste en bergachtige Arkadië kruiste Artemis zijn pad. Ze beschuldigde hem ervan de heilige, door Zeus geliefde hinde gedood te hebben. Maar toen Herakles had aangetoond dat de hinde leefde en zelfs niet eens gewond was, kon de godin zich met de toestand verzoenen. Ze eiste wel dat Herakles de hinde, nadat hij ze aan Eurystheus voorgelegd had, aan haar zou afstaan. En alzo geschiedde…
De Hydra was een draak met negen slangenkoppen, die huisde in de moerassige streek van Lerna, gelegen aan de Argolische Golf, een tiental kilometer ten zuiden van Argos. Ze woonde in een hol in de nabijheid van de Amymone-bron. Deze bron dankt haar naam aan Amymone, één van de vijftig dochters van Danaos. Toen zij, na haar aankomst in Argolis (zie verhaal nr. 25) de streek ging verkennen, werd zij achterna gezeten door een sater. Wegvluchtend riep zij de goden ter hulp. Poseidon, die in de buurt vertoefde, slingerde zijn trietand naar haar belager. Doch de drietand miste zijn doel en belandde in een rotswand. De sater sloeg op de vlucht. Amymone was haar redder zeer dankbaar en ze gaf zich helemaal aan hem over. Uit die vereniging zou Nauplios geboren worden, de stichter van de stad Nauplion. Toen Amymone nu, in opdracht van Poseidon, de drietand uit de rotswand trok, ontstond daar de bron, die naar haar genoemd werd.
De Hydra doden was Herakles' tweede taak. Ditmaal liet hij zich bijstaan door zijn jonge neef Iolaos, de zoon van zijn halfbroer Iphikles. Herakles dreef de Hydra naar buiten door brandende pijlen in zijn hol te schieten. Daarna begon hij op het monster in te hakken. Met één krachtige houw van zijn zwaard hakte hij één van de negen koppen af, doch op staande voet groeiden uit de hals twee nieuwe koppen. Op die manier zou hij het monster nooit klein krijgen
Toen kwam hij op een idee. Hij gaf opdracht aan zijn neef, na iedere afgehakte kop de hals dicht te schroeien met een brandende fakkel, zodat geen nieuwe koppen uit de wonde zouden kunnen ontstaan. En het lukte. Eén voor één hieuw Herakles de koppen van de Hydra af en één voor één schroeide Iolaos de wonden dicht. Herakles' taak werd nog bemoeilijkt door een reusachtige kreeft die Hera op hem afstuurde en die hem in het been kwam bijten. Doch onze held slaagde erin de kreeft onder zijn voet te verpletteren. Later plaatste Hera het dier als sterrenbeeld aan de hemel, naast het sterrenbeeld van de leeuw, als dank voor de hulp die de kreeft haar, zij het tevergeefs, had geboden.
Herakles begroef de laatste kop, waarvan beweerd werd dat hij onsterfelijk was, onder een rotsblok. Hij sneed de romp van de Hydra open en doopte zijn pijlen in het giftige bloed sommigen beweren ´de gal´ van het monster. In 't vervolg zouden de pijlen van Herakles nog veel dodelijker zijn: de kleinste verwonding, door de pijlen van Herakles toegebracht, zou voortaan fataal zijn, door de inwerking van het gif.
De tweede opdracht was nu vervuld, de streek van Lerna was van een schadelijk monster bevrijd. Eurystheus verklaarde zich echter niet tevreden. Herakles had zich immers laten bijstaan tijdens het werk en het was wel de bedoeling dat hij zijn taken alleen en zonder hulp zou uitvoeren
Het eerste werk dat Herakles voorgeschoteld kreeg, was het doden en villen van de leeuw van Nemea. Herakles was weliswaar niet aan zijn proefstuk toe, maar deze leeuw was van een ander kaliber dan de leeuw die hij gedood had in het Kithairongebergte. De leeuw van Nemea was abnormaal groot en sterk en had daarenboven een onkwetsbare vacht, ondoordringbaar door om ÿt even welk wapen. Het bloeddorstig dier verscheurde mensen en dieren en was een ware ramp voor de streek. Het huisde in een spelonk met twee ingangen. Herakles begaf zich naar de spelonk en wachtte de komst van de leeuw af. Hij zag het reusachtig beest al van ver komen en schoot er een aantal pijlen op af, maar de vacht bleek inderdaad ondoordringbaar te zijn voor de pijlen en ze ketsten af. Toen ging onze held de leeuw te lijf met zijn zwaard, maar het zwaard kromde en ging evenmin door de vacht. Met zijn geweldige knots gaf hij het dier dan een vervaarlijke dreun op het hoofd, zo hard dat de knots in splinters uiteenbarstte. De leeuw scheen er weinig van te voelen, hooguit een kleine duizeling. Het was duidelijk dat hij geen zin had zich met Herakles te meten. Na even zijn manen rechtgeschud te hebben stapte hij doodgemoedereerd zijn hol binnen. Maar Herakles ging hem achterna, na eerst de andere ingang afgestopt te hebben. Onverschrokken sprong hij op de rug van de leeuw, hij sloeg zijn gespierde armen om de hals van het dier en hield het zolang in de wurggreep tot het de geest gaf. Volgens sommigen kwam Herakles niet helemaal heelhuids uit dit gevecht: tijdens de worsteling zou de leeuw hem een vinger afgebeten hebben…
Het villen van de leeuw bleek moeilijker dan hij had gedacht: de pels was immers ondoordringbaar voor welk mes dan ook. Herakles kwam toen op het idee de vlijmscherpe klauwen van het dier zelf te gebruiken om het vel open te rijten. En het lukte. Hij tooide zich met de leeuwenhuid, waaraan de kop nog vastzat en die hij boven op zijn eigen hoofd zette. Alzo begaf hij zich naar de Nemeïsche Spelen, die daar tweejaarlijks gehouden werden ter nagedachtenis van de prins Opheltes (zie verhaal nr. 39) en die rond dat tijdstip moesten beginnen. Herakles werd er als een held ontvangen, omdat hij de streek van een geweldige plaag had gezuiverd. Onze held bracht een aantal veranderingen aan in het verloop van de Spelen, die hij nu helemaal wijdde aan zijn vader, Zeus. De Nemeïsche Spelen zouden voortaan ook in het teken staan van Herakles.
Met het karkas van de leeuw trok Herakles nu naar de burcht van Mykene om daar aan zijn opdrachtgever te bewijzen dat zijn eerste taak naar behoren was vervuld. Toen zijn dienstboden de reusachtige dode leeuw in het paleis binnenbrachten, werd Eurystheus bevangen door een zodanige schrikdat hij zich verstopte in de achterste hoek van zijn paleis. Hij gaf opdracht een grote koperen urne te smeden, die in een hol in de grond diende geplaatst te worden, zodat hij er zich ´bij een volgende gelegenheid¡ zou kunnen in verschuilen. Bovendien beval hij de tastbare bewijzen van vervulde taken in ÿt vervolg niet meer binnen, maar buiten de poorten van het paleis te demonstreren…
Op de Olympos had Zeus gepocht dat weldra iemand zou geboren worden uit het nageslacht van zijn zoon Perseus, die zou heersen over Argolis en aan wie alle anderen zouden onderdanig zijn. Hera, die wist dat haar echtgenoot daarmee Herakles bedoelde, beraamde een list waarmee ze zowel haar ontrouwe gemaal als zijn bastaardzoon zou treffen. Ze veinsde onwetendheid en ze beweerde geen geloof te hechten aan de woorden van Zeus. Durfde Zeus zweren dat de eerstgeboren nakomeling uit het huis van Perseus, zou heersen over Argolis en dat alle anderen hem zouden moeten gehoorzamen? En Zeus, niets vermoedend, bevestigde zijn voorzegging met een dure eed. Het was hem ontgaan dat Nikippe, de vrouw van Perseusÿ zoon Sthenelos, eveneens zwanger was…
Volledigheidshalve dient er op gewezen dat Alkmene aanvankelijk in Tiryns woonde, alwaar haar echtgenoot Amphitryon zijn vader Alkaios als koning had opgevolgd. Maar het noodlot wilde dat Amphitryon zijn oom en schoonvader Elektryon doodde, per ongeluk, naar algemeen wordt aanvaard… Zijn andere oom, Sthenelos, die heerste in Mykene, zag daar een gelegenheid in om zijn neef en diens vrouw uit Tiryns te verdrijven en zich zodoende de heerschappij over heel Argolis toe te eigenen. Samen met zijn vrouw, die weldra zou bevallen, vond Amphitryon een onderkomen in Thebe, bij koning Kreon.
Toen Alkmenes tijd gekomen was en de barensweeën zich aankondigden, gaf Zeus zijn dochter Eileithyia, helpster in baringsnood, opdracht Alkmene bij te staan. Maar Hera paste nu een truc toe, die ze reeds eerder uit haar mouw had geschud, namelijk toen Leto moest bevallen van Apollo en Artemis (zie verhaal nr. 10): ze leidde Eileithyiaÿs aandacht af van de barende. Daarentegen wekte ze voortijdige weeën op bij Nikippe, die nochtans pas in haar zevende maand was… Het resultaat van dit alles was dat Nikippes zoon, Eurystheus, het eerst werd geboren: hij zou degene zijn aan wie, volgens de uitspraak van Zeus, Herakles gehoorzaamheid zou verschuldigd zijn. Pas daarna kwamen de kinderen van Alkmene ter wereld: eerst Herakles en daarna diens halfbroer Iphikles.
Herakles was nog een zuigeling, toen zijn bovenmenselijke kracht en zijn onverschrokkenheid zich reeds manifesteerden. Zo wurgde hij eens, terwijl hij samen met Iphikles nog in zijn wiegje lag, twee slangen, die Hera op hem had afgestuurd. Men vertelt ook dat Hermes de forse zuigeling, in opdracht van Zeus, bij de slapende Hera aan de borst ging leggen, in de hoop dat de godin hierdoor zou vertederd worden. Toen Hera wakker werd schrok ze en duwde het kind van zich af. De zuigkracht die het kind ontwikkelde was echter dermate hevig dat de melk met zo 'n kracht uit haar borst spoot dat een deel van het heelal erdoor gevuld werd. Zo is de melkweg ontstaan.
Amphitryon gaf ´zijn zoon¡ een goede opvoeding en hij stuurde hem naar de beste leermeesters. De kleine Herakles was geen slechte leerling, maar wel zeer opvliegend. Eens sloeg hij zijn muziekleraar, Linos, zo hard op het hoofd met zijn lier, dat de man terstond dood neerzeeg. Op zijn achttiende jaar doodde Herakles een leeuw in het Kithairongebergte, die de kudden van Amphitryon aanviel, alsook die van zijn buur, koning Thespios. Herakles viel zodanig in de smaak van Thespios dat deze hem aanbood het bed te delen met elk van zijn dochters, en die waren vijftig in getal! Gretig ging de jonge held in op dat aanbod en, naar men vertelt, bedreef hij met allen de liefde, in één enkele nacht... Rond deze tijd kruisten de ´Deugd¡ en de ´Ondeugd¡ zijn pad in de gedaante van twee aantrekkelijke jongedames. De eerste, vroom en ingetogen, stelde hem voor te kiezen voor een deugdzaam leven van werken en strijd, dat weliswaar niet over rozen zou gaan, maar hem de eeuwige roem zou bezorgen en uiteindelijk leiden tot zijn opname onder de goden. De tweede, wulps en liederlijk, stelde voor te kiezen voor de gemakkelijke weg, waarbij alle moeilijkheden konden vermeden worden en alle genietingen des levens zijn deel zouden worden. Herakles koos de eervolle weg. Hij maakte zich al snel verdienstelijk ten aanzien van de stad Thebe door ze te bevrijden van een schandelijke belasting van honderd runderen, jaarlijks te betalen aan de stad Orchomenos. Als dank kreeg hij daarvoor van koning Kreon diens dochter Megara tot bruid.
En toen kwam Hera roet in ÿt eten gooien. Ze bracht Eurystheus ertoe zijn neef Herakles bij zich te roepen en hem twaalf taken op te dragen, stuk voor stuk onmenselijke taken! Herakles weigerde. Daarop sloeg Hera hem met waanzin: in een aanval van razernij doodde Herakles zijn eigen kinderen. Weer tot inzicht gekomen, begaf hij zich naar Delphi. De taal van Apolloÿs orakel was duidelijk: Herakles zou de hem door Eurystheus opgedragen taken volbrengen en de onsterfelijkheid bereiken.
De grootste held uit de Griekse mythologie is zonder twijfel Herakles. Zijn vader was niemand minder dan de oppergod Zeus himself. Zijn moeder Alkmene was eveneens van zeer hoge afkomst: zij was de kleindochter van de held Perseus, die, zoals we gezien hebben in verhaal nr. 26, door Zeus werd verwekt bij Danaë. Een betere stamboom kan men zich nauwelijks voorstellen... Voor wie zich even wenst te verdiepen in de familie van Herakles, volgt nu een overzicht van de nakomelingen van Perseus. Wie dat té ingewikkeld vindt, kan de volgende paragraaf gewoon overslaan.
Perseus en zijn vrouw Andromeda hadden vele kinderen. De bekendste zijn: Perses, Sthenelos, Alkaios, Elektryon en Mestor. De oudste, Perses, zag het levenslicht in Klein-Azië en werd door de ouders van Andromeda opgevoed. Hij zou de stamvader worden van de latere Perzische koningen. Sthenelos nam een dochter van Pelops, Nikippe, tot vrouw. Hij volgde zijn vader op als koning van Mykene, en werd er zelf opgevolgd door zijn zoon Eurystheus, die de grote boeman zou worden van Herakles. Alkaios vestigde zich met zijn vrouw Lysidike, eveneens een dochter van Pelops, in Tiryns. Onthou de namen van hun zoon Amphitryon en hun dochter Anaxo. Elektryon, die in Midea heerste, trouwde met zijn nichtje Anaxo en verwekte bij haar – benevens acht zonen – een dochter, Alkmene, de moeder van Herakles. Mestor was door zijn broers uit Argolis verdreven en had zich gevestigd op de eilanden van de Taphiërs, tegenover de westkust van Griekenland, ter hoogte van Akarnania. Maar Mestor keerde terug naar Argolis aan het hoofd van een leger. In de strijd die volgde sneuvelden zeven van de acht zonen van Elektryon…
Amphitryon trouwde met zijn nicht Alkmene – beiden waren kleinkinderen van Perseus. Alkmene en haar vader Elektryon hadden als huwelijksvoorwaarde gesteld dat Amphitryon eerst ten strijde zou trekken tegen de Taphiërs, die Alkmenes zeven broers hadden gedood. Niet eerder dan dat de zeven broers gewroken waren zou Amphitryon zijn vrouw mogen aanraken!
Maar… tijdens de afwezigheid van Amphitryon was het oog van Zeus gevallen op de mooie Alkmene. De oppergod bedacht een heel bijzondere truc om de vrouw te veroveren. Hij trad haar tegemoet in de gedaante van haar echtgenoot en deelde zodoende het bed met haar. Alkmene was zich niet in het minst van enig kwaad bewust. Haar goddelijke minnaar bracht de zon en de maan tot stilstand, drie dagen lang. Alzo verwekte Zeus bij Amphitryons vrouw, tijdens een huwelijksnacht die drie etmalen duurde, een zoon: Herakles!
Toen de ware Amphitryon, amper één dag later, eindelijk thuiskwam, verwonderde hij zich over de koele wijze waarop hij door zijn jonge vrouw ontvangen werd. Deze laatste daarentegen verwonderde zich over de vurigheid die haar man tentoon spreidde, na de lange en hartstochtelijke nacht. Die dag verwekte Amphitryon bij haar nog een tweede zoon. Negen maanden later zou Alkmene twee kinderen ter wereld brengen: Herakles, zoon van Zeus, en Iphikles, zoon van Amphitryon. Geen echte tweeling dus…
Wie stuurt een tekening? i.v.m. één van deze mythologische verhalen... ... naar kris.vansteenbrugge@skynet.be De mooiste worden gepubliceerd. Vermeld je naam en die van je school+klas.