Voor verhalen over Gent, Gravensteen, Griekenland, Grijsloke, Gezondheid, Geneeskunde, Gehoor, G-plek, Genealogie, Gerard, Georges, Gekheid-op-een-stokje... zie: www.bloggen.be/kris
Wie stuurt een tekening bij één van de mythologische verhalen? Per e-mail a.u.b. (kris.vansteenbrugge@skynet.be) . De mooiste tekeningen worden gepubliceerd. Vergeet niet uw naam te vermelden + naam van de school en klas.
Voor verhalen over Gent, Gravensteen, Griekenland, Grijsloke, Gezondheid, Gravensteen, Geneeskunde, Gehoor, G-plek, Genealogie, Gerard, Georges, Gekheid-op-een-stokje... zie: www.bloggen.be/pierpont www.bloggen.be/kris
GRIEKSE MYTHOLOGIE
Boeiende verhalen uit het oude Hellas PICTAIKU's (de allernieuwste kunstvorm) vindt u op www.bloggen.be/pictaiku
03-06-2022
Verhaal nummer 33
33. Ion (1).
Eén van de dochters van de Atheense koning Erechtheus was Kreousa. Ze werd zwanger gemaakt door Apollo. Dit geschiedde in een grot, aan de noordelijke flank van de Akropolisrots, niet ver van haar vaders paleis. In deze gezegende toestand werd ze door Apollo aan haar lot overgelaten. Ze hield haar zwangerschap voor iedereen verborgen en toen haar tijd gekomen was baarde zij een zoon. Ze legde het kind in een mandje, in geborduurde luiers, samen met een kostbare halsketting en een krans van olijven. Met pijn in het hart liet ze het kind achter in genoemde grot: ze wilde te allen prijze vermijden dat haar misstap de koning ter ore zou komen. Ze hoopte dat Apollo wel zorg zou dragen voor zijn zoon. Hetgeen ook geschiedde: Apollo zond zijn halfbroer, de god Hermes, naar de grot om het kind te halen en het naar zijn tempel in Delphi te brengen. Hermes zette het kind in het mandje neer op de drempel vóór de tempel, waar de tempelpriesteres het vond, het als een moeder verzorgde en inwijdde in de tempelgeheimen. Alzo groeide het op tot een rijzige knaap, die Apolloÿs tempeldienaar werd in Delphi.
Kreousa was ondertussen gehuwd met Xouthos, een uit Thessalië verbannen koning. Hun huwelijk bleef echter kinderloos. Om de oorzaak daarvan te kennen gingen zij het orakel van Delphi raadplegen. Onderweg ging Xouthos eerst nog te rade bij het orakel van Trophonios in Levadia. Het antwoord van dit orakel luidde: gij zult niet zonder zoon huiswaarts keren! Deze uitspraak verheugde Xouthos zeer. Kreousa echter voelde zich door angst bevangen, nu ze weldra vóór het altaar van ´haar¡ god zou komen te staan. Bij hun aankomst in Delphi werden ze door de tempeldienaar verwelkomd. Toen deze de reden van hun komst vernam was hij getroffen door de emotie en het verdriet van Kreousa en de jongeman voelde plots behoefte om zelf zijn hart uit te storten. Evenzeer als u naar een kind verlangt, zo sprak hij, verlang ik ernaar mijn ouders te kennen. Het kind dat Apollo jaren geleden bij haar verwekt had, zou nu ongeveer even oud zijn als deze knaap, dacht Kreousa. Niettemin vermoedde zij niet in het minst dat ze oog in oog stond met haar bloedeigen zoon. Na al die jaren immers was ze ervan overtuigd geraakt dat haar kind niet meer leefde, dat wilde dieren het wel zouden verslonden hebben…
Ondertussen had Xouthos het orakel geraadpleegd; hij kwam de tempel al uit. De jonge tempeldienaar ging naar hem toe. Doch ziet: Xouthos strekte zijn armen uit naar de jongeling, drukte hem krachtig tegen de borst en stamelde, tot tranen toe bewogen: mijn zoon, mijn zoon. Niet begrijpend trachtte de knaap zich uit de omarming los te maken. Ziehier, sprak Xouthos, wat het orakel mij geopenbaard heeft: ga de tempel uit en de jongeman die u zal tegemoet komen is uw zoon. En nog sprak Xouthos: laat je door mij omarmen mijn zoon, want jij bent mij tegemoet gekomen en daarom noem ik jou Ion, dat is ´hij die komt¡. Terwijl de jongeling zich nu gewillig liet omhelzen, keek Kreousa verbaasd en achterdochtig toe. Niet zíj doch haar echtgenoot had een kind teruggevonden. Hoe was dat te verklaren? Was deze Ion misschien de vrucht van Xouthos met een andere vrouw? Hoe kon het anders? En haar echtgenoot had daar met haar nooit met één woord over gerept! Valselijk had hij haar meegenomen naar Delphi om alzo dit kind officieel tot zijn zoon en erfgenaam te kunnen maken…
(de vorige drie verhaaltjes hebben betrekking op Kalydon; voor deze stad geldt de regel – die vrijwel voor alle Griekse steden geldt – dat haar stichter en eerste koning een inwijkeling was, een allochtoon, iemand uit een andere streek; een uitzondering op deze regel maakt alvast de stad Athene, waar we het reeds over gehad hebben in het verhaal nummer 7; koning Erichthonios was ontsproten uit de eigen grond en dat dank zij twee van Athenes meest geliefde goden, Athena en Hephaistos; laten we nu weer een kijkje nemen in Athene)
Pandion, de zoon van Erichthonios, volgde zijn vader op als koning van Athene. Pandion had twee dochters, Prokne en Philomela, en twee zonen, een tweeling. Prokne werd door haar vader uitgehuwelijkt aan Tereus, die een zoon was van de god Ares en koning was in Thracië. Toen Prokne in het kraambed lag zocht Tereus toenadering tot haar zuster Philomela en verkrachtte haar. Tereus die bang was dat zijn ontrouw aan het licht zou komen, sneed zijn schoonzuster de tong uit. Maar Philomela, aldus van de spraak beroofd, borduurde het verhaal van Tereusÿ ontrouw op haar zusters kleed. Prokne was daardoor dermate geschokt dat ze haar pasgeboren kind, Itys, onthoofde. Ze sneed het lichaam in stukken, kookte het vlees en zette het de vader voor. Tereus, niets vermoedend, verorberde alzo zijn eigen kind. Toen hij gegeten had, liet Prokne hem het afgehouwen hoofdje aanschouwen. De met woede en afgrijzen vervulde Tereus wilde daarop zijn vrouw en diens zuster vermoorden met een bijl. Zij vluchtten en hij achtervolgde hen, tot in Daulis, een stadje in Beotië. Daar zou hij de vrouwen ongetwijfeld bij de lurven gevat en gedood hebben… Maar de goden, door medelijden bewogen en afkerig van nog meer bloedvergieten, ontfermden zich over Prokne en Philomela door hen beiden in vogels te veranderen, waardoor zij buiten het bereik bleven van de uitzinnige woesteling. Prokne werd veranderd in een nachtegaal, Philomela in een zwaluw. De goden hadden er blijkbaar zin in gekregen en nu ze toch aan het omtoveren waren veranderden ze de kleine Itys in een distelvink, nadat ze hem eerst weer tot leven hadden gewekt. En Tereus? Die werd omgevormd tot een sperwer. De goden zorgden er wel voor dat de nachtegaal en de zwaluw hem te vlug af bleven.
De tweelingszonen van Pandion waren Boutes en Erechtheus. Boutes werd priester en hij trad in dienst zowel van Poseidon als van Athena. Erechtheus volgde zijn vader op als koning van Athene. Hij eerde alleen Athena. Hierdoor was Poseidon ten zeerste beledigd en dat zou Erechtheus uiteindelijk met zijn leven moeten bekopen. Daarover zullen we vertellen in een van de volgende verhaaltjes waar we het zullen hebben over de dochters van Erechtheus.
Atalante was een koningsdochter uit Arkadië, een bosrijke en bergachtige streek in het noorden van de Peloponnesos. Haar vader heette Iasos. Verlangend had Iasos uitgekeken naar een zoon en de ontgoocheling bij de geboorte van zijn dochter was dermate groot dat hij het kind te vondeling legde in het woud, alwaar het ongetwijfeld zou sterven van honger en dorst. Maar een berin vond het kind en ze nam het mee naar haar hol, hield het warm met haar lichaam en voedde het met haar melk. Atalante groeide op tussen de wilde dieren van het bos en al gauw bleek ze over een prachtig en gespierd lichaam te beschikken en over buitengewone fysieke gaven. Door zich dagelijks in snelheid te meten met de dieren kon ze vlugger lopen dan welke sterveling ook. Haar uithoudingsvermogen was daarenboven zonder weerga. Jagers uit het bos leerden haar omgaan met pijl en boog en het duurde niet lang of ook in de kunst van het jagen kende ze haars gelijke niet. Niet te verwonderen dat Meleager, de prins van Kalydon, die van Atalentes kunde op de hoogte was, haar liet deelnemen aan de jacht op het beruchte everzwijn. Zoals reeds verteld was zij het die de ever het eerst had getroffen. Het stemde haar verdrietig dat de onderneming zo rampzalig geëindigd was met de dood van Meleager, die haar had bewonderd en ongetwijfeld verliefd was geweest op haar. Wat nog niet betekent dat die liefdesgevoelens wederkerig waren geweest, want Atalante leek in vele opzichten op de godin Artemis en zoals we weten voelde Artemis zich op generlei wijze aangetrokken tot het mannelijk geslacht. Zelf deed Atalante met haar sierlijk en atletisch gebouwd lichaam nochtans menig mannenhart sneller slaan. Ze wimpelde echter al haar aanbidders af, maar toen ze daar steeds moeilijker in slaagde, begon ze een voorwaarde te stellen waaraan ze dienden te voldoen om haar gunsten te winnen. Ze was ervan overtuigd dat niemand in de opdracht zou slagen: haar te verslaan in een hardloopwedstrijd! Bijzonder afschrikwekkend daarbij was, dat als de kandidaat niet slaagde in de opdracht, hij ter dood zou gebracht worden. Hoevelen op die wijze de dood vonden is niet bekend, zelfs niet of er überhaupt één slachtoffer is gevallen. Wel heeft men weet van één jongeman die tot over de oren verliefd was en er niet voor terugdeinsde zijn leven op het spel te zetten voor Atalante. Zijn naam was Hippomenes, al wordt hem wel eens een andere naam toegekend. Zijn vader was Megareus en deze was zelf een zoon van niemand minder dan de god Poseidon. Hippomenes had evenwel voorzorgen genomen. Hij had gebeden tot de godin van de liefde, Aphrodite. Deze schonk hem vóór de aanvang van zijn race tegen Atalante drie gouden appelen, met de gebruiksaanwijzing erbij. En wat meer is, ze gaf opdracht aan haar zoontje Eros, om een verliefd makend onzichtbaar gouden pijltje af te schieten, recht in het hart van Atalante...
Een vreemd gevoel maakte zich van Atalante meester toen ze samen met haar aanbidder aan de startlijn stond, een gevoel dat ze tot dan toe nooit gekend had. En in t begin van de wedstrijd aarzelde ze om uit volle kracht door te gaan. Niet lang nadat het startsein was gegeven, liet Hippomenes hij had nog steeds gelijke tred gehouden een gouden appel vallen. De aantrekkingskracht van het blinkend goud was te groot voor Atalante: ze raapte de appel op en verloor daardoor enkele meters. In een mum van tijd maakte ze haar achterstand goed, maar wéér liet Hippomenes een appel vallen en wéér kon Atalante niet weerstaan. En pas had ze de aldus opgelopen achterstand weer goed gemaakt of Hippomenes liet zijn derde appel vallen. Dit bleek de beslissende zet te zijn, want nog vóór zijn tegenstandster hem ten derde male kon inhalen had hij de aankomst bereikt. Atalante bleek helemaal niet rouwig te zijn door haar nederlaag. Ze schonk zich nu geheel aan Hippomenes: haar hart was als het ware opengebloeid en helemaal toegankelijk voor de liefde. Uit hun beider liefde werd een zoon geboren, Parthenopeus, die een van de zeven tegen Thebe zou worden en waarover ik u later meer zal vertellen.
Eindelijk eens een verhaal zonder een dramatisch einde? Dat dacht u maar! Atalante en Hippomenes bleven elkander vurig beminnen, ook na de geboorte van hun zoon. Té vurig. Ze bedreven zelfs de liefde in een tempel van Zeus. Die oneerbiedigheid tegenover de goden moet de oppergod hun bijzonder kwalijk genomen hebben. Hij veranderde beiden in leeuwen en verbood hen nog geslachtelijke gemeenschap met elkaar te hebben. Vandaar het geloof dat leeuwen paren met panters, niet met elkaar...
Eén van de kinderen van Oineus en Althaia was Meleager. Toen het kind geboren was stonden de drie schikgodinnen bij zijn wiegje: Clotho, Lachesis en Atropos. De schikgodinnen ook Moiren genoemd zijn de dochters van Zeus en de titanes Themis; zij zijn het die het lot van de mensen bepalen. Clotho voorspelde het kind een goede gezondheid, Lachesis voorspelde een roemvolle toekomst, Atropos voorspelde dat het kind net zolang zou leven tot het grote houtblok in de haard zou opgebrand zijn. Althaia was vreselijk aangedaan door deze voorspelling. Toen de drie Moiren het huis verlaten hadden greep ze haastig het brandend houtblok en gooide het in het water. Daarna ging ze het verstoppen in een donkere hoek van het paleis, waar niemand ooit kwam.
Alles zou verder goed gegaan zijn, ware het niet dat koning Oineus zich de woede van de godin Artemis op de hals had gehaald. Er was een voorspoedige tijd geweest in Kalydon de oogst was overvloedig en het vee was gezond en toen het tijd werd om de goden te danken, bracht Oineus gulle offers: veldgewassen voor Demeter, druiven voor Dionysos, olijven voor Athena. Aan Artemis evenwel had hij niets geofferd. Vergeten! De godin had minstens een geit of een schaap of een reebokje verwacht, maar... niets! Artemis was weer eens diep vernederd en de gevolgen zouden weer niet uitblijven. Zij stuurde een ontiegelijk groot everzwijn naar Kalydon, dat de vruchten des lands vernietigde en de mensen aanviel, zowel als het vee. Niemand slaagde erin het dier te vangen en te doden. Tot uiteindelijk s konings zoon Meleager alle heldhaftige krijgers uit de streek opriep om zich te verenigen en een gezamenlijke jacht in te zetten tegen het everzwijn. Velen gaven gehoor aan de oproep. Onder hen ook een vrouw, Atalante: een jonkvrouw van koninklijken bloede, uit Arkadië, die meer dan behoorlijk overweg kon met pijl en boog. Velen van de krijgers stonden afkerig tegenover haar deelname. Sommigen vonden het vernederend te moeten vechten aan de zijde van een vrouw en haakten af. Maar Meleager, onder de indruk van de charmes van deze bekoorlijke jonge vrouw, liet haar niettemin mee ten strijde trekken.
Algauw bleek de strijd tegen de Kalydonische ever geen gemakkelijke klus te zijn. De ever beukte onvervaard in op het legertje gewapende mannen en aanvankelijk slaagde niemand erin het dier te treffen terwijl velen van de mannen zelf ernstig gewond raakten. Men begon reeds te twijfelen aan de goede afloop van de onderneming toen het dier plots neerzeeg, getroffen door één van Atalantes pijlen. Meleager rende op de ever af en doorboorde hem met zijn speer. Hij stroopte het dier het vel af en hieuw de kop van het lijf. De kop en het vel schonk hij als trofee aan Atalante, omdat zij de ever het eerst had getroffen. De twee broeders van Althaia, die ook aan de strijd hadden deelgenomen, protesteerden daar hevig tegen en eisten zelf de trofee op. Daarop ontstak Meleager in dolle woede en hij doodde zijn beide ooms.
Toen Althaia de uitslag van de veldtocht vernam was zij verheugd. Doch algauw maakte haar blijdschap plaats voor afgrijzen, toen men de lijken van haar beide broeders voor haar voeten kwam neerleggen. Op slag begon zij de goden te aanroepen en smeekte hun de moordenaar te straffen met de dood, niet wetend dat de moordenaar niemand anders was dan haar eigen teergeliefde zoon. De dood van haar broeders mocht niet ongewroken blijven. Ook niet toen de afschuwelijke waarheid tot haar was doorgedrongen. Ze nam het weggeborgen half opgebrand houtblok en wierp het in het vuur. En met het houtblok smeulde ook het leven weg uit het stoere lichaam van haar fiere zoon. En nog vooraleer hij de geest gaf had Althaia zichzelf het leven benomen, door verhanging...
(na verhaaltje nr. 20 hebben we de koningen van Thebe even laten rusten en nu doen we hetzelfde met die van Argolis, maar later zullen we de draad weer opnemen; we zullen het nu hebben over Kalydon, een wat minder bekende doch in de oudheid zeker geen onbelangrijke stad)
We beginnen dit verhaal bij Endymion. Hij was een zoon van Zeus en van een nimf. Hij woonde in Elis, in het noordwesten van de Peloponnesos. Hij trouwde en had vier zonen. Op een warme zomerdag trof Selene de maangodin, hem aan, naakt slapend in een grot. Selene is een dochter van het titanenkoppel Hyperion en Theia en tevens een zuster van Eos, de dageraad, en van Helios, de zonnegod. De nochtans koele godin werd op slag tot over de oren verliefd op de knappe jonge man. Ze vleide zich tegen hem aan en overlaadde hem met kussen. Dit geluk zou eeuwig moeten blijven duren, dacht ze, en ze smeekte Zeus haar geliefde onder te dompelen in een nooit eindigende slaap, opdat hij nimmer oud zou worden en aldus zijn knap uiterlijk voor altijd zou blijven behouden en zij hem ongestoord iedere dag zou kunnen bezoeken en liefhebben. En Zeus willigde haar verzoek in...
Aitolos, een van de zonen van Endymion vestigde zich aan de andere kant van de Korintische Golf, in het zuidwesten van het Griekse vasteland. De streek werd naar hem genoemd: Aitolië. Aitolosÿ zoon Kalydon stichtte er later de gelijknamige stad, Kalydon dus. De meest bekende koning van deze stad is Kalydons achterkleinzoon Oineus. Deze was gehuwd met Althaia, dochter van zijn neef Thestios. Drie kinderen van Oineus spelen een hoofdrol in verhalen die behoren tot de meest spannende uit de Griekse mythologie: het zijn Meleager, Deianeira en Tydeus. We zullen u die verhalen niet onthouden.
Maar eerst iets over Oineus. Er was geregeld goddelijk bezoek aan het koninklijk hof in Kalydon. De hoge bezoeker was Dionysos, de god van de wijn, bij wie alle geneugten des levens hoog in het vaandel stonden. Of Oineus dan zulke goede maatjes was met de god? Welnee. Dionysos kwam in de eerste plaats voor Althaia, die hij het hof maakte. Had Oineus dat niet in de gaten? Zeer zeker wel, maar Oineus tolereerde het overspel van zijn echtgenote. Hij deed of hij niets merkte en telkens als de god op bezoek kwam trok hij zich bescheiden terug op zijn akkers. Dionysos wist deze handelwijze van Oineus zeer naar waarde te schatten. Uit erkentelijkheid leerde hij Oineus hoe hij uit druiven wijn kon maken, een kunst die tot dan toe enkel voorbehouden was aan de goden. En via Oineus heeft deze kennis zich verder verbreid over het mensdom. De oinologie, ook oenologie of enologie genoemd, de leer van de wijn en de wijnbouw, hebben we te danken aan de god Dionysos en aan Oineus, de tolerante koning van Kalydon, die niet te beroerd was om al eens een oogje dicht te knijpen...
Met zijn gevleugelde sandalen suisde Perseus door de lucht, met om zijn middel gebonden de zak met het hoofd van Medusa. Hij begaf zich richting Serifos en hij wilde niets liever dan zijn moeder Danaë zo spoedig mogelijk wederzien. Bij de kust van Ethiopië zag hij een massa mensen bijeen getroept. Een jammerlijk geweeklaag steeg op uit die massa. In de zee, een paar honderd meter van de kust merkte Perseus een wondermooie maagd, vastgeklonken aan een rots die boven het wateroppervlak uitstak. Hij vernam dat het meisje Andromeda was, de dochter van de koning, Kepheus. De oorzaak van dit alles was Kassiopeia, Kepheusÿ echtgenote, die er zich op had beroemd dat zijzelf mooier was dan de Nereïden, de dochters van de zeegod Nereus. En zo had men zich de wraak van de goden op de hals gehaald: een zeemonster dat op geregelde tijdstippen uit de zee kwam opgedoken teisterde het land. De ellende kon slechts afgewend worden door ÿs konings dochter Andromeda aan het ondier te offeren.
Reeds kwam het monster in de verte opdagen uit de zee. Snel wendde Perseus zich tot Kepheus en Kassiopeia: schenkt ge mij de hand van uw lieve dochter, als ik het monster dood? De koning en de koningin gingen gretig op het aanbod in en meteen schoot Perseus hoog de lucht in. Met getrokken dolk liet hij zich neerploffen op de rug van het monster dat ondertussen tot vlak bij Andromeda was genaderd. Eén steek volstond niet, twee niet en drie niet... Toen haalde Perseus het Medusahoofd dat nog steeds aan zijn gordel bengelde te voorschijn. Zelf de blik afwendend, hield hij het monster het hoofd voor. Het gedrocht veranderde terstond in steen: ÿs konings dochter was gered, het land was bevrijd en ÿs anderendaags reeds was er een bruiloftsfeest voor de mooie prinses Andromeda en de jonge held Perseus.
Perseus zette, samen met Andromeda, zijn terugreis verder naar Serifos. Daar had Polydektes Danaë ondertussen duchtig het vuur aan de schenen gelegd. De opdringerigheid was handtastelijkheid geworden. Perseus zag zich genoodzaakt de belager van zijn moeder het hoofd van Medusa voor te houden. Polydektes versteende ter plaatse. Met Andromeda en Danaë begaf onze held zich nu naar zijn geboortestad Argos, waar Akrisios nog steeds regeerde. En alhoewel Perseus er niet aan dacht zich te wreken op zijn grootvader, toch vluchtte deze laatste de stad uit toen hij vernam dat zijn kleinzoon op komst was. Maar Perseus haalde hem terug en verzoende zich met hem. De verzoening werd gevierd met een groot sportfeest dat besloten werd met een wedstrijd in het discuswerpen. Perseus, die aan de wedstrijd deelnam, slingerde de discus zó ver weg dat hij in de menigte toeschouwers terechtkwam, op het hoofd van zijn grootvader Akrisios: deze viel dood ter aarde neer. De profetie van het orakel was weer eens uitgekomen...
Perseus was de rechtmatige erfgenaam van de troon in Argos. Maar na dit ongelukkig voorval ging hij zich vestigen in Tiryns en hij liet Argos aan zijn neef Megapenthes. In Tiryns bouwde hij met behulp van cyclopen de kolossale burcht. Anderen beweren dat de burcht het werk was van zijn oom Proitos. Het zou ook kunnen dat de waarheid in het midden ligt, dat Perseus het werk voltooid heeft dat door Proitos begonnen was. Maar ook in Tiryns bleef hij niet. Hij trok naar de stad Midea waar hij eveneens een burcht bouwde. Tenslotte zette hij de kroon op het werk in Mykene waar hij de beroemde stad stichtte met een burcht, beduidend groter nog dan die van Tiryns en eveneens met muren uit enorme steenblokken, die door cyclopen werden op elkaar gezet want onmogelijk door mensenhanden te tillen. Mykene werd de belangrijkste stad in de landstreek Argolis en één van de allerbelangrijkste van heel Griekenland.
U wil misschien nog weten waar het hoofd van Medusa uiteindelijk is terechtgekomen? Perseus wenste het hoofd niet mee te nemen naar Argos omdat hij bang was dat daar nog zware ongelukken zouden van komen. Aan Polydektes kon hij het nu ook niet meer geven... Hij schonk het aan Athena, die hem zo goed had bijgestaan. De godin droeg voortaan het Medusahoofd op de borst.
Het was in een opwelling dat Perseus aan Polydektes beloofd had hem het hoofd van Medusa te brengen. Polydektes was zeer opgezet met het voorstel. Tijdens Perseusÿ afwezigheid zou hij er wel in slagen Danaë voor zich te winnen. Meer nog, zo dacht hij, Perseus zal dat waagstuk nooit overleven.
Wie was nu die vreselijke Medusa? Eén van de drie Gorgonen, dochters van Phorkys en Keto, die zelf zoon en dochter waren van Gaia, de aarde, en Pontos, de zee. De Gorgonen waren gedrochtelijke vrouwspersonen met uitpuilende ogen, kronkelende slangen op het hoofd in de plaats van haren, een dikke tong en een paar slagtanden. Slechts één onder hen was sterfelijk: Medusa. Wie haar in de ogen keek werd door haar indringende blik in steen veranderd. Sommigen beweren dat Medusa ooit een aantrekkelijke jonge vrouw is geweest. Ze zou echter de toorn van Athena opgewekt hebben door in de tempel van de godin de liefde te bedrijven met Poseidon. Goden worden nooit ongestraft uitgedaagd...
De Gorgonen woonden ergens in het verre westen, aan het uiteinde van de wereld. Waar hun woonplaats zich precies bevond was alleen bekend aan hun drie zusters, de Graien. Deze laatsten waren eveneens wansmakelijke wezens: drie oude wijven met een zwanenlijf. Samen beschikten ze over slechts één oog en één tand, dewelke ze onder hun drieën moesten delen. Enkel diegene kon zien die het oog in zijn bezit had.
Medusa doden: een onmogelijke taak? Niet voor wie de almachtige goden op zijn hand heeft! Van Hermes kreeg Perseus een bijzondere sikkel waarmee in één haal het hoofd van Medusa kon afgehouwen worden. Athena schonk hem een schitterend schild dat dienst kon doen als spiegel, hetgeen hem in staat moest stellen Medusa te besluipen zonder haar rechtstreeks aan te kijken. Verder kreeg hij van de goden de raad zich te wenden tot de nimfen van de Styx die hem nog enkele onontbeerlijke zaken ter hand zouden stellen om zijn onderneming tot een goed einde te brengen.
Vol goede moed begaf Perseus zich op weg, naar Lybië, waar de Graien huisden in een grot. Op een sluwe wijze slaagde hij erin hun het oog te ontfutselen. Pas nadat ze hem de woonplaats van Medusa hadden aangewezen, gaf hij hen het oog terug. Dan reisde hij naar de nimfen van de Styx: van hen kreeg hij een koppel gevleugelde sandalen, een onzichtbaar makende helm en een zak om het hoofd van Medusa in te stoppen.
Nadat hij nauwgezet de door de Graien aangeduide weg had gevolgd, bereikte hij de schuilplaats van de Gorgonen. Hij trof hen slapende aan. Behoedzaam achteruitlopend en met behulp van zijn schild kwam hij ruggelings tegenover de schrikaanjagende Medusa te staan. Eén krachtige houw met de sikkel volstond. En pas was het hoofd van de romp gescheiden of daar ontsprongen uit de bloedende hals het gevleugeld paard Pegasos en de monsterachtige reus Chrysaor, de vrucht van Medusaÿs avontuur met Poseidon. De twee andere Gorgonen waren ondertussen wakker geworden en Perseus was ongetwijfeld niet levend aan hun klauwen ontkomen ware het niet geweest van de onzichtbaar makende hoed en de gevleugelde sandalen.
Huiswaarts kerend met het hoofd van Medusa in de zak, kwam Perseus voorbij het land der Hesperiden, dochters van de titanenzoon Atlas. Daar bewaakten zij in een tuin de gouden appelen, een huwelijksgeschenk van Gaia aan Zeus en Hera. Atlas verkeerde in de waan dat Perseus erop uit was om de appels te stelen en hij bedreigde hem met de dood. Tegen een reus als Atlas was geen mens, geen wapens, opgewassen, tenzij... Perseus haalde het hoofd van Medusa uit de zak en hield het zijn tegenstander voor. En terstond verstijfde en versteende het lichaam van de reus. Het Atlasgebergte in het noorden van Afrika is daar het kolossaal overblijfsel van.
Nadat hij zijn schoonvader, koning Danaos had gedood, regeerde Lynkeus over Argos. Zijn zoon Abas volgde hem op. Deze had zelf twee zonen: Akrisios en Proitos, een tweeling. Reeds in de moederschoot maakten de beide broers ruzie met elkander en dat zou tijdens hun hele verdere leven niet anders wezen. Akrisios slaagde erin zijn broer uit het land te verdrijven en zijn heerschappij over de stad Argos te laten gelden. Maar Proitos keerde later terug naar de streek van Argos en vestigde zich in het nabijgelegen Tiryns.
Akrisios had één kind, een dochter, Danaë, en deze baarde hem veel zorgen. Het noodlot had hem immers voorspeld dat een eventuele kleinzoon hem de dood zou aandoen. Daar kwam nog bij dat hij Proitos ervan verdacht betrekking te hebben met zijn dochter of althans op betrekking uit was, hetgeen van aard was om de vete tussen de beide broers nog aan te wakkeren. Akrisios besloot zijn dochter op te sluiten in een kerker, waar niemand tot haar zou kunnen doordringen: licht en lucht kwamen er enkel binnen via een betraliede opening, hoog in de toren van de kerker. Maar de zaak was niet ´waterdicht¡. Het ongeluk wilde dat Zeus verliefd werd op de mooie Danaë, en... voor de oppergod is niets onmogelijk. Hij nam een heel bijzondere vermomming aan: in de gedaante van een gouden regen drong hij via het hoge betraliede venster door tot in Danaëÿs kerker en hij bezwangerde haar. Toen de zwangerschap aan het licht kwam werd Akrisios bevangen door een geweldige angst en toen Danaë het kind had gebaard en het een jongetje – Perseus – bleek te zijn, zag hij maar één uitweg: zijn dochter en het kind ter dood brengen! Maar eigenhandig tot de daad overgaan durfde Akrisios niet. Hij vond er niets beters op dan moeder en zoon in een grote houten kist te stoppen, met een paar stevige kettingen er omheen, en daarna die kist in de zee te werpen. Beiden zouden dan wel omkomen...
Maar het liep anders: Zeus had ongetwijfeld een grote toekomst weggelegd voor zijn pasgeboren zoon en Perseus en zijn moeder Danaë werden niet aan hun lot overgelaten. Na enige tijd rondgedobberd te hebben op de woeste zeegolven, spoelde de kist aan op het eiland Serifos in de Egeïsche Zee. Op dat eiland woonden twee vissers, Diktys en Polydektes. Diktys vond de aangespoelde kist en bracht ze naar zijn broer: moeder en zoon waren nog in leven. Polydektes werd verliefd op Danaë en wilde haar tot zijn echtgenote maken, maar ze weigerde. Ook na jarenlang aandringen bleef Danaë weigeren. Ondertussen was Perseus opgegroeid tot een flinke atletische jongeman. Hij ging voor Polydektes staan en sprak: ´Ik wil niet dat gij met mijn moeder trouwt: zelf wenst ze dat evenmin. Gij hebt ons het leven gered en ons gastvrij opgenomen en we zijn u daar heus wel dankbaar voor, maar liefde is een vreemde zaak en in een huwelijk moet de liefde nu eenmaal van twee kanten komen. Veel zou ik voor u doen, o Polydektes. Om u mijn dank te betuigen ben ik zelfs bereid u het hoofd van Medusa te brengen¡. Perseus had gesproken in jeugdige overmoed. Het gruwelijk monster Medusa doden was immers geen klus die geacht werd weggelegd te zijn voor een sterveling, het weze dan nog de zoon van Zeus...
Zoals reeds verteld in het verhaal over Kadmos en zijn zuster Europa, had hun beider vader Agenor nog een tweelingsbroer, Belos. Deze had zelf twee zonen: Aigyptos en Danaos. De twee zonen stonden vijandig tegenover elkaar en dat had alles te maken met de verdeling van het rijk van hun vader. Aigyptos kreeg Arabië en Egypte toegewezen, Danaos kreeg Lybië. Beiden hadden vele kinderen, bij verscheidene vrouwen: Aigyptos had vijftig zonen, Danaos vijftig dochters. Toen op een keer Aigyptos, ten teken van verzoening, een huwelijk had voorgesteld van zijn vijftig zonen met de vijftig dochters van zijn broer, ging Danaos het orakel raadplegen omdat hij twijfelde aan de goede bedoelingen van Aigyptos. Wat hij gevreesd had werd bewaarheid. Het orakel deelde hem mede dat zijn broer geenszins vredelievende bedoelingen had, doch dat het huwelijk slechts een voorwendsel was om zich het ganse rijk van vader Belos toe te eigenen. Danaos weigerde zijn toestemming tot dit massahuwelijk te geven, waarop Aigyptos in hevige woede ontstak. Tenslotte werd Danaos zo bevreesd voor zijn broer dat hij besloot het land te verlaten. Met de hulp van de godin Athena slaagde hij erin het land te ontvluchten, tesamen met zijn vijftig dochters. Hij bereikte de stad Argos in de Peloponnesos en hij verklaarde tegenover de inwoners van de stad dat hij door de goden was uitverkoren om hun koning te worden. Hij kreeg allen op zijn hand en zo werd Danaos verkozen tot koning van Argos.
Maar Aigyptos had het idee van het grote huwelijk niet laten varen. Hijzelf en zijn vijftig zonen gingen Danaos achterna en ze belegerden de stad Argos. Noodgedwongen stemde Danaos tenslotte toch toe in het huwelijk, niet echter zonder eerst een wreed plan beraamd te hebben. Met de dochters kwam hij overeen dat allen hun echtgenoot zouden doden tijdens de huwelijksnacht, door middel van de lange gouden haarspeld die zij zouden dragen op het huwelijksfeest. Alles verliep volgens plan, of bijna alles... Negenenveertig van de vijftig zonen vonden de dood. Eén bracht het er levend van af: Lynkeus. Eén enkele bruid, Hypermnestra, had het leven van haar echtgenoot gespaard, uit erkentelijkheid omdat hij haar tijdens de huwelijksnacht had gerespecteerd en haar haar maagdelijkheid had laten bewaren. Danaos wou die ene dochter straffen met de dood, maar uiteindelijk werd dat vonnis niet uitgevoerd en tenslotte was het Lynkeus die Danaos doodde en daarna zelf regeerde over Argos.
En de negenenveertig anderen? Zij kwamen na hun dood allen in de Tartaros terecht alwaar zij gedwongen werden, bij wijze van straf voor hun wandaad, een vat te vullen met water. Maar het is een werk zonder einde, want nooit zal het vat vol raken, want zo snel als ze het water erin gieten loopt het er weer uit: de bodem van het vat is namelijk zo lek als een zeef. Door sommigen wordt beweerd dat het vat niet eens een bodem heeft en nog anderen dat de emmers waarmee de Danaïden het water moeten aandragen zelf ook lek zijn...
Toen Oidipous de muren van de stad in het zicht kreeg, versperde de enorme sfinx hem de doorgang. ÿt Was aan de rand van een ravijn en de sfinx dreigde hem in de afgrond te slingeren, zoals ze reeds met zo velen had gedaan. Weliswaar werd eenieder een kans geboden om aan dat lot te ontsnappen, maar dan moesten zij het antwoord vinden op een vraag. De vraag luidde telkens als volgt: ´Wie loopt ‘s morgens op vier benen, ÿs middags op twee en ÿs avonds op drie, en is des te zwakker naarmate hij op meer benen loopt?¡ Niemand was er ooit in geslaagd het juiste antwoord te vinden en de dood was hun lot. Oidipous antwoordde: ´Het is de mens, die als baby op handen en voeten kruipt, daarna rechtop loopt en in de avond van zijn leven leunt op een stok¡. De sfinx was verslagen. Met een door merg en been dringende schreeuw wierp ze zichzelf in de afgrond. Thebe was verlost van het monster...
Toen Oidipous binnen de stadsmuren kwam, merkte hij dat alle inwoners in rouw waren: zopas hadden zij de dood van hun koning vernomen. Rovers hadden de koning en drie gezellen gedood toen hij op weg was naar Delphi: men had hun lijken gevonden. Het leed werd verzacht toen Oidipous verkondigde dat de sfinx overwonnen was. Men bood hem het koningschap aan. Wie immers kwam meer in aanmerking als troonopvolger, dan deze edele en dappere jonge vreemdeling, aangezien de overleden koning geen nakomeling had? Men stelde hem tevens voor, de weduwe van Laios, de nog goed ogende Iokaste, tot zijn echtgenote te nemen. Oidipous werd aldus de nieuwe koning van Thebe, hij huwde zijn moeder Iokaste en verwekte bij haar vier kinderen, het ´verfoeilijk kroost¡, zoals het orakel voorzegd had: twee zonen, Eteokles en Polyneikes, en twee dochters, Antigone en Ismene. De voorspelling van het orakel was nu geheel in vervulling gegaan...
Met de komst van Oidipous was voor Thebe een voorspoedige tijd aangebroken. Maar... schone liedjes duren niet lang. Geen twintig jaar waren voorbij gegaan of er kwam allerlei onheil over de stad: vreselijke epidemieën braken uit onder de inwoners, het vee stierf, de oogsten mislukten. Wie had schuld aan dit alles? Hoe kon die rampspoed afgewend worden? Alleen het orakel kon een antwoord bieden op die vragen. Ziehier het antwoord van het orakel: ´De goden zijn vertoornd omdat de moordenaar van koning Laios nog steeds niet is gevonden. Hij bevindt zich nochtans binnen de muren van de stad. Zoekt de moordenaar en geeft hem zijn gerechte straf. Pas dan zal de situatie ten gunste keren¡. Oidipous gaf onmiddellijk opdracht alles in het werk te stellen om de booswicht op te sporen en hem zo snel mogelijk uit de stad te verbannen. De blinde ziener Teiresias werd ter hulp geroepen. Zeer tegen zijn zin verklaarde Teiresias dat Oidipous zelf de moordenaar was van Laios. Oidipous was ontzet door deze uitspraak en hij liet een diepgaand onderzoek instellen. De enige overlevende van de aanslag op Laios en zijn gezellen werd erbij gehaald, alsook de herder die het kind te vondeling had gelegd én de herder die het kind naar koning Polybos van Korinthe had gebracht. Alle stukken van de puzzel bleken in elkaar te passen. Oidipous werd onverbiddelijk geconfronteerd met de wrede werkelijkheid: hijzelf was de schuldige, hij en niemand anders was de moordenaar van Laios, zijn vader, en hijzelf was de verwekker van de kinderen die zijn moeder had gebaard. Oikaste, tot wie dit alles eveneens was doorgedrongen, maakte een einde aan haar leven door zich te verhangen. Oidipous stak zichzelf de ogen uit en verliet de stad. Zijn oudste dochter, Antigone, had medelijden met hem. Dolend trokken de blinde Oidipous en Antigone, als bedelaars door het land. In de buurt van Athene, in Kolonos kwamen ze bij een heilig woud, aan de Schikgodinnen gewijd. Koning Theseus van Athene gaf hen toegang tot het woud. Daar scheurde de aarde open onder de voeten van Oidipous en hij betrad het rijk der doden: de goden hadden zich ontfermd over deze ongelukkige held, de misdadiger buiten zijn eigen wil, die als geen ander de speelbal van het Noodlot was geweest.
De vloek die over het koningshuis van Thebe hing, was hiermee evenwel niet weggenomen. Er stonden nog gruwelijke dingen te gebeuren...
Koning Laios van Thebe was getrouwd met Iokaste, doch hun huwelijk bleef kinderloos. Dat was voor Laios een reden om het orakel van Delphi te raadplegen. Wees blij dat gij geen kinderen hebt, zo sprak het orakel, want indien uw vrouw een zoon baart, zal hij, eenmaal groot geworden, zijn vader van het leven beroven. In de war door deze noodlottige voorspelling trok Laios huiswaarts en hij nam zich voor de betrekkingen met zijn vrouw ´tot een minimum te beperken¡. Maar na verloop van tijd – had u het geraden? – werd Iokaste toch zwanger. Er werd een kind van het mannelijk geslacht geboren. Het bracht geen vreugde in de harten van de ouders, wel integendeel. Bevreesd voor wat het orakel had voorspeld, gaven ze het kind aan een herder om het te vondeling te leggen in de bossen op een helling van de Kithaironberg, ten prooi aan de roofdieren. Ze hadden het kind gekneveld en – o wreedheid! – de pezen van zijn voetjes doorgesneden. Maar de herder kon het niet over zijn hart krijgen, hij verzorgde het kind, nam het mee naar zijn huis en sprak erover met een collega die werkte in dienst van koning Polybos van Korinthe. Deze laatste had de goden al jaren lang gebeden om een troonopvolger, die er maar niet kwam. Kortom, de kleine vondeling verhuisde, via de herder van Korinthe naar het hof van koning Polybos en koningin Merope, die hem opvoedden en erkenden als hun eigen zoon. De verwondingen aan zijn voeten genazen goed, doch de voeten bleven gezwollen en hij mankte. Hij kreeg de naam Oidipous, hetgeen zoveel betekent als ´gezwollen voet¡. Weinigen in Korinthe waren op de hoogte van het feit dat Oidipous een geadopteerd kind was en degenen die het wisten hielden de lippen stijf op elkaar. Polybos en Merope wilden niet dat Oidipous zou te weten komen dat zij niet zijn échte ouders waren. Maar zulke zaken kunnen moeilijk verborgen blijven. En het gebeurde wel eens dat zijn vrienden, tijdens een ruzie en wanneer er één wat te veel gedronken had, hem ´bastaard¡ noemden. Zijn ouders lachten die belediging weg, doch het zette Oidipous aan het denken. Hij begon erover te prakkezeren en uiteindelijk besloot hij naar Delphi te trekken om er het orakel te raadplegen omtrent zijn afkomst. De vraag wíe zijn ouders waren liet het orakel onbeantwoord. Maar wat het orakel hem wél vertelde vervulde hem met afgrijzen: ´gij zult uw vader doden en bij uw bloedeigen moeder een verfoeilijk kroost verwekken¡!
Oidipous nam een kloek besluit: hij zou nooit meer terugkeren naar zijn ouders in Korinthe. Zo zou de voorspelling nooit in vervulling kunnen gaan. Althans, zo dacht hij... Hij nam de weg naar Thebe, met paard en wagen. Op de plaats waar een aardeweg die van Daulis komt een kruising maakt met de weg van Delphi naar Thebe – ik heb die verlaten plaats verscheidene malen bezocht – komt een gespan hem tegemoet: een man van rond de vijftig, met grijzende slapen, vergezeld van een wagenmenner en nog drie dienstknapen. Op een zeer autoritaire manier gebiedt de man hem opzij te gaan. Oidipous vindt de brutaliteit waarmee de man hem toespreekt ongepast en daar komt handgemeen van. Het loopt zodanig uit de hand dat de beide mannen elkaar met het zwaard te lijf gaan. De oudere man delft het onderspit en sterft ter plaatse door het zwaard van... zijn zoon. De oudere man was immers niemand minder dan Laios, de koning van Thebe. Hij was op weg naar Delphi om er het orakel te raadplegen wegens een ernstige plaag: een monsterachtige sfinx die mensen de toegang tot de stad verhinderde en de omgeving teisterde. Oidipous doodde nog drie van de begeleiders, de vierde koos het hazenpad. Zonder te beseffen dat het eerste deel van de voorspelling reeds in vervulling was gegaan, zette Oidipous zijn weg naar Thebe verder...
(de eerste paragraaf van dit verhaal is nogal saai door de opeenvolging van namen; het is bedoeld voor diegenen die een beetje klaarheid willen in de wirwar van koningen en regenten die elkaar opvolgen aan het koninklijk hof van Thebe; de anderen doen er goed aan direct over te schakelen naar paragraaf 2)
In Thebe werd koning Pentheus, die zoals u weet door zijn moeder werd verscheurd, opgevolgd door... zijn grootvader Kadmos, gedurende een korte tijd, want algauw trok Kadmos zich met zijn echtgenote Harmonia terug in Illyrië. Naar sommigen beweren werden beiden op het einde van hun leven door de goden in slangen veranderd. Toen kwam Polydoros op de troon, de enige zoon van Kadmos. Polydoros was gehuwd met Nykteïs, bij wie hij een zoon had, Labdakos. Polydoros was ziekelijk en stierf enkele jaren later. Labdakos was toen nog een kind. De heerschappij over de stad werd overgenomen door Polydorosÿ schoonvader Nykteos, die een zoon was van de ´gezaaide man¡ Chtonios. Nykteos sneuvelde echter in een oorlog en toen kwam zijn broer Lykos aan de macht. Toen de wettige troonopvolger in de rechte lijn, Labdakos, de meerderjarigheid had bereikt, nam deze het bewind over. Niet voor lang echter, want Labdakos die net als zijn vader een zwakke gezondheid had, stierf jong en... toen was het weer Lykos. Later werd Lykos van de troon verdreven door de tweelingszonen van Antiope, dochter van zijn overleden broer Nykteos. De vader van de tweeling was niet de eerste de beste: Zeus! Hoewel zij tweelingen waren, verschilden de broers heel erg van elkaar. De ene, Zethos, was sterk en handig, iemand ´met handen aan zijn lijf¡. De andere, Amphion, was eerder van het werkschuwe type, maar buitengewoon kunstzinnig. Samen bouwden zij de vestingsmuren rond hun stad. Zethos bracht met zijn brute kracht de grote stenen bij en stapelde ze op elkaar. Amphion daarentegen speelde een meeslepende melodie op zijn lier waardoor de stenen hem vanzelf volgden en zich ook vanzelf opstapelden, zodat hij met het werk vele malen vlugger was dan zijn broer. Amphion besteeg uiteindelijk de troon. Hij was getrouwd met Niobe, een dochter van Tantalos, een zuster dus van Pelops.
Amphion en Niobe hadden zeven flinke zonen en zeven knappe dochters. Dat schitterend kroost was voor de ouders een bron van fierheid, maar ook – en dat gold vooral voor Niobe – van hoogmoed. Jaarlijks was er in Thebe een grote optocht ter ere van de godin Leto en haar goddelijke kinderen, Apollo en Artemis. Bij Niobe wekte dat afgunst op. Waarom bewijzen de Thebanen meer eer aan die duistere Titanendochter Leto met haar pover kroost – amper twee stuks – dan aan mij, hun koningin, die moeder ben van zeven prachtige zonen en evenveel prachtige dochters, zeven keer zoveel als zij? Dat dacht Niobe, maar ze zei het ook luidop, en in ÿt openbaar beschimpte ze haar rivale. Dat kwam de godin ter ore. Vernederd en geschokt door zoveel arrogantie, mobiliseerde Leto haar kinderen Apollo en Artemis en ze gebood hen hun moeder bloedig te wreken op de kinderen van Niobe. Apollo nam de zeven zoons voor zijn rekening, Artemis de zeven dochters. In geen tijd lagen zij allen neergeveld, dodelijk getroffen door een pijl, recht in het hart. En Niobe? Dat zij een straf verdiende voor haar hoogmoed staat buiten kijf, maar dit!... Het onbeschrijflijk leed dat haar was aangedaan verkilde haar moederhart. Haar hart versteende en zo gebeurde ook met haar hele lichaam, tot er van haar niets anders overbleef dan een rotsblok, een ontzield stuk steen. Amphion vervloekte daarop de goden en dat moest ook híj met zijn leven bekopen: ook zíjn hart werd met een pijl doorboord.
Nu leefde er in Elis een rechtstreekse afstammeling van Kadmos, in de mannelijke lijn. Zijn naam was Laios en hij was de enige zoon van de jong gestorven Labdakos. Als jonge knaap was hij door Amphion en Zethos uit Thebe verdreven en hij had een onderkomen gevonden bij koning Pelops en diens echtgenote Hippodameia. Dezen hadden vele kinderen – wel twee dozijn – waarvan de bekendste zijn: Pittheus, Thyestes en vooral Atreus, de latere koning van Mykene, en ook Chrysippos, die een buitenechtelijk kind was van Pelops en tevens zijn lievelingszoon. Tussen Laios en Chrysippos ontstond een homosexuele liefde. Een en ander leidde ertoe dat Laios Chrysippos ontvoerde naar Thebe en dat Chrysippos daar de dood vond: door de hand van Hippodameia zeggen sommigen, terwijl anderen Atreus als de dader opgeven en nog anderen het houden op zelfmoord.
Na de dood van Amphion nam Laios als wettige troonopvolger diens functie over. De misdaad die Laios had gepleegd door de zoon van zijn weldoener te ontvoeren, werd hem door de goden zwaar aangerekend. Er kwam een vloek over hem en zijn nageslacht.
Pelops nam het rijk van zijn vader over. Voor korte tijd slechts, want naburige volkeren verdreven hem van zijn troon. Pelops verliet Klein-Azië en trok naar Griekenland om er zijn geluk te zoeken, ´t is te zeggen: een vrouw vinden en een nieuw koninkrijk vestigen. Hij had vernomen dat de koning van Elis een knappe huwbare dochter had. Elis is een landstreek in het noordwesten van de Peloponnesos en de koning, Oinomaos, was een zoon van de oorlogsgod Ares. De knappe dochter heette Hippodameia. Eén probleem: Oinomaos wenste zijn dochter geenszins uit te huwelijken. Was het, zoals de enen zeggen, omdat het orakel hem zou voorspeld hebben dat een eventuele schoonzoon hem ter dood zou brengen? Of was het, zoals anderen beweren, omdat hijzelf verliefd was op zijn dochter? Iedere huwelijkskandidaat liet hij een proef doorstaan: in een renwagenwedstrijd diende hij het op te nemen tegen Oinomaos. Het was een wedstrijd over een lange afstand, met start in Elis en aankomst op de landengte in de buurt van Korinthe. De kandidaat kreeg een half uur voorsprong en hij moest Hippodameia meenemen in de wagen, ongetwijfeld om zijn aandacht af te leiden. Haalde Oinomaos de aspirant-schoonzoon in, dan doodde hij hem met zijn speer. In het ander geval kreeg de kandidaat Hippodameia tot bruid plus het koninkrijk van haar vader. Twaalf sommigen beweren dertien kandidaten hadden reeds hun kans gewaagd. Allen hadden het pleit verloren. Niet te verwonderen: de paarden van Oinomaos, die hij van zijn vader Ares had gekregen, waren de snelste van heel Griekenland, sneller dan de noordenwind. Bovenop de ingangspoort van de koninklijke burcht prijkten de hoofden van de twaalf of dertien ongelukkigen, ter afschrikking van nieuwe kandidaten. Het was dus wel even schrikken voor Pelops toen hij daar aankwam. Hij bleef nochtans vastberaden om zijn kans te wagen. Hij had het voordeel dat Hippodemeia de onderneming gunstig gezind was: ze was namelijk op slag verliefd op de mooie Pelops en ze wenste ook dat er een einde zou komen aan de slachtpartijen. Ze beraamde een gemeen plan. Ze kocht haar vaders wagenmenner Myrtillos om: hij moest de renwagen van zijn meester saboteren. Myrtillos verving de stalen aspinnen van Oinomaos´ wagen door wassen pinnen... Deze dienst werd vanzelfsprekend niet gratis bewezen. In geval van succes zou Myrtillos de helft van het rijk krijgen en daarenboven zou hij de eerste huwelijksnacht met Hippodameia mogen doorbrengen.
De kampers waren reeds zeer dicht bij de landengte van Korinthe genaderd en nóg was de wagen van Pelops en Hippodameia niet ingehaald. Niet te verwonderen, want de paarden van Pelops waren ook niet de eerste de beste: hij had ze gekregen van zijn begunstiger, de god Poseidon. En toen het dan toch stond te gebeuren en net toen Oinomaos op het punt stond Pelops met zijn speer te doorboren, waren de wassen pinnen gesmolten en stortte zijn renwagen in elkaar. Oinomaos raakte verstrengeld in het wrak en brak zijn nek. Het rijk Elis was nu aan Pelops. Noch hij noch Hippodameia waren geneigd Myrtillos zijn beloofde loon te schenken. Pelops nam Myrtillos mee naar een hoge rots, zogezegd om hun nieuwe rijk in ogenschouw te nemen. Op de top van de rots gekomen gaf Pelops de wagenmenner een duw zodat hij in de diepte te pletter stortte. Vóór hij de geest gaf sprak Myrtillos nog een vervloeking uit over Pelops en zijn nageslacht. Wees maar zeker dat die vervloeking in vervulling zou gaan...
Ik vergat nog te zeggen dat Myrtillos de zoon was van de god Hermes. Om verzoening voor zijn misdaad af te smeken bij Hermes en bij de andere goden, organiseerde Pelops Spelen in het naburige Olympia, in een heiligdom van Zeus: die Spelen zouden uitgroeien tot de grootste onder de Griekse Spelen, de Olympische!
Tantalos was de zoon van Zeus en de nimf Pluto, die één van de drieduizend dochters was van de titaan Okeanos en de titanes Tethys. Tantalos leek voor het geluk geboren. Hij werd koning van een groot gebied in Klein-Azië, hij was rijk en machtig en daarenboven was hij zeer geliefd door de goden en in ÿt bijzonder door zijn vader Zeus. De genegenheid die de goden hem betoonden, was zo groot dat ze hem uitnodigden in hun woning en aan hun tafel op de Olymposberg. Maar Tantalos was ál te voortvarend en hij beschaamde het vertrouwen dat de goden in hem stelden. Goddelijke geheimen die hem in vertrouwen waren medegedeeld, verklapte hij aan zijn aardse vrienden. Hij stal ambrozijn en nectar, de goddelijke spijs en drank, en deelde het uit aan diezelfde vrienden, opdat, zo dacht hij, zij er de onsterfelijkheid zouden door bekomen. Hij was zelfs zo vermetel dat hij het aandurfde de alwetendheid van de goden op de proef te stellen...
Op een dag nodigde hij alle goden van de Olympos uit voor een feestmaal in zijn koninklijke woning. De goden gingen op deze uitnodiging in en dat was meteen een zeer uitzonderlijke gunst die zij Tantalos verleenden. En wat voor afschuwelijks had Tantalos verzonnen om de alwetendheid van de goden te testen? Hij had zijn bloedeigen zoon Pelops geslacht, in stukken gesneden en gekookt in een pot, die hij de goden als maal voorzette. Hij dacht dat de goden dit niet zouden doorzien hebben, maar daarin had hij zich lelijk vergist. Alleen de godin Demeter, die er eventjes met haar hoofd niet bij was – ÿt was in de tijd dat ze treurde om haar dochter Persephone – nam een stuk vlees en at ervan. De andere goden walgden van zoveel gruwelijke hoogmoed en Zeus nog het meest van al. De sympathie die hij zijn zoon altijd had betuigd, veranderde op staande voet in de grootste afkeer. Met behulp van zijn bliksem die hij van onder zijn kleed te voorschijn had gehaald, slingerde hij de misdadiger in de Tartaros, dit is in de diepste diepten van de onderwereld. Daar moet hij een straf ondergaan, een eindeloze kwelling. Tantalos staat daar, vastgeketend aan een rots, in een riviertje met helder kabbelend water dat tot aan zijn middel komt. Boven zijn hoofd bengelen de heerlijkste vruchten. Maar hij wordt gekweld door een ontzettende honger en dorst want telkens als hij de vruchten wil grijpen, worden ze door een onzichtbare hand naar boven getrokken tot buiten zijn bereik, en telkens als hij het hoofd naar beneden wendt om te drinken, vloeit het water snel heen, zodat hij ook dáár niet bij kan. Een tantaloskwelling dus...
En wat gebeurde er met Pelops? Zeus gaf Hermes de opdracht de stukken weer op de gepaste manier bij elkaar te voegen. Dan blies de oppergod de jongen opnieuw leven in. Het stuk dat Demeter opgegeten had, een stuk van een schouder, ontbrak, en het werd vervangen door een stuk ivoor. Pelops was weer springlevend en mooier dan ooit tevoren. De god Poseidon werd verliefd op dit mooie jongetje met zijn ivoren schouder. Hij nam Pelops onder zijn hoede en overlaadde hem met geschenken. Toen de knaap enkele jaren later opgegroeid was tot een volwassen jongeman, schonk Poseidon hem een stel paarden en een renwagen. Het waren uiterst snelle en onvermoeibare paarden, in een snelheidswedstrijd niet te verslaan. Dat geschenk zou Pelops in de toekomst nog goed van pas komen. Maar dat is stof voor een volgend verhaal.
Myrrha was de dochter van de Fenicische koning Theias. Ze had mooi haar, weliswaar. Maar dat ze haar eigen haar mooier vond dan dat van Aphrodite nam de godin van de liefde haar meer dan kwalijk. Zij legde in het hart van Myrrha zondige liefdesgevoelens voor haar eigen vader. Met een list slaagde Myrrha erin het bed te delen met haar vader: ze maakte hem dronken en verleidde hem in het donker.
Theias sliep alzo twaalf nachten lang met zijn eigen dochter. Toen hij haar echter de twaalfde nacht herkende bij het schijnsel van een zwak licht, werd hij wild van woede. Met een slagersmes achtervolgde hij Myrrha, doch deze slaagde erin te ontvluchten en aan een gewisse dood te ontkomen. Ze belandde in Arabië. Toen bleek dat ze zwanger was, was ze zo beschaamd dat ze de goden smeekte haar te doen verdwijnen: ze wilde niets meer zijn, noch onder de levenden, noch onder de doden. De goden veranderden haar in een myrrheboom, die overvloedig weent om de verloren gegane eer: haar tranen zijn de welriekende gomhars die de bast van de boom overvloedig afscheidt.
De dag dat Myrrha normaal had moeten baren, scheurde de boomschors open en een kind kwam te voorschijn: Adonis. Het kind was zo mooi dat Aphrodite zelf het opnam, het in een koffertje legde en toevertrouwde aan Persephone, de godin van de onderwereld. Deze echter werd dermate bekoord door het kind dat ze weigerde het nog ooit terug te geven aan Aphrodite. Dit leidde tot een twist tussen de twee godinnen. Het was Zeus die uiteindelijk optrad als scheidsrechter in deze zaak. Hij besliste dat Adonis één derde van het jaar bij Aphrodite zou vertoeven en één derde bij Persephone; over het laatste één derde zou de jongen zelf vrij mogen beslissen. Adonis gaf zijn deel geheel aan Aphrodite, zodat hij als opgroeiende knaap twee derden van het jaar in haar gezelschap vertoefde.
De grote liefdesgodin geraakte zodanig in de ban van de mooie Adonis dat ze de aan haar gewijde plaatsen op Cyprus verliet en de andere goden negeerde. De god Ares kon moeilijk verkroppen dat de godin die hem eens had bemind nu al haar aandacht aan de sterfelijke Adonis besteedde. Hij veranderde zichzelf in een everzwijn en toen Aphrodite en de geliefde jongeling op een dag aan het jagen waren in de bossen van Fenicië, stormde het everzwijn recht op Adonis af en bracht hem een dodelijke wonde toe.
Aphrodite nam het lichaam van de geliefde in de armen, maar ze kon niet verhinderen dat zijn bloed wegvloeide naar een beek, die stroomt aan de voet van de Libanon en die tot op heden rood gekleurd is door het bloed van Adonis. En vandaar stroomde het bloed via de Styx naar de onderwereld. In plaats van Adonis te beminnen kon Aphrodite hem nu nog enkel bewenen, en rondom bloeiden overal anemonen, gesproten uit het bloed van de beminde, waar het de aarde doordrenkt had.
Demeter was een van de drie zusters van Zeus. Nog voor Zeus in het huwelijk trad met zijn jongste zuster Hera, had hij betrekking gehad met Demeter. Deze bracht een dochter ter wereld, Persephone. Later werd Hades, de god van de onderwereld, verliefd op het meisje, en hij vroeg Zeus met haar te mogen huwen. Zeus durfde zijn oudere broer geen afwijzend antwoord te geven, maar anderzijds durfde hij zich de woede van zijn zuster Demeter niet op de hals halen. Het lag natuurlijk in de bedoeling van Hades om Persephone mee te nemen naar de onderwereld, om er samen met hem te regeren over de doden. Demeter was al te zeer aan haar dochter gehecht. Zeus probeerde zich uit de slag te trekken met: ik zeg niet ja, ik zeg niet nee... Hades interpreteerde dit antwoord als zijnde positief en op een zomerse dag ontvoerde hij het meisje met geweld, toen zij wandelde op een weide in de buurt van de stad Eleusis al zou dat op vele andere plaatsen kunnen gebeurd zijn, als men er verschillende schrijvers op naleest.
Demeter was uitzinnig van verdriet. Dolend liep ze door de velden op zoek naar haar dochter. Negen dagen lang weigerde ze te eten en te drinken. De tiende dag zocht ze onderdak bij de koning van Eleusis. s Konings zoon, Triptolemos, had vernomen dat op een naburige weide een meisje was geschaakt door een geweldenaar in een door vurige zwarte paarden getrokken wagen. Daarna was de aarde opengescheurd en had het hele gespan verzwolgen. Toen Triptolemos dit verhaal vertelde, rees bij Demeter reeds het zwaar vermoeden dat Hades de hand had in de hele affaire. Ze ontbood Hermes en vroeg hem haar naar Helios te brengen. Helios is de zonnegod, de zoon van de titaan Hyperion en de titanes Theia. Helios ziet álles en tegenover Demeter verklaarde hij dat haar dochter inderdaad door Hades was geroofd. Demeter eiste nu een onderhoud met Zeus: hij moest er maar voor zorgen dat ze haar dochter terugkreeg. Zeus wendde al zijn diplomatie aan bij Hades. Helaas! Ze had reeds van de granaatappel gegeten die de terugkeer uit het rijk der doden in principe onmogelijk maakt. Het zag er naar uit dat Demeter het verlies van haar dochter nooit te boven zou komen. Haar droefheid was eindeloos, en met haar treurde de hele natuur. De gewassen groeiden niet meer, alles verdorde. Zo kon het niet blijven duren. Zeus ging nog eens serieus praten met Hades en uiteindelijk werd er een compromis bereikt. Persephone zou een deel van het jaar bij haar moeder mogen doorbrengen, doch het andere deel van het jaar moest zij doorbrengen in de onderwereld aan de zijde van Hades, haar gemaal. Groot was de vreugde van Demeter bij het weerzien van haar dochter. De natuur leefde weer helemaal op, alles werd weer groen: t was lente. Maar onverbiddelijk kwam telkenjare de dag dat Persephone weer naar de onderwereld moest terugkeren: dat was op het einde van de zomer. Nu kwam er weer droefenis over Demeter en over de aardse gewassen die zij onder haar hoede had genomen. De natuur maakte zich op voor een sombere en dorre winter, die duurde tot de terugkeer van Persephone, tot de lente weer in t land kwam.
Dit mythologisch verhaal ligt aan de basis van de Eleusinische mysteriën, die eeuwenlang gevierd werden in het oude Griekenland. Het waren geheimzinnige en uitbundige feesten, die in het teken stonden van de eeuwigdurende cyclus van leven en dood in de natuur en waarbij de jonge meisjes en knapen ingewijd werden in de mysteries van het leven. In Eleusis kan men heden ten dage de ruïnes bezoeken van dit heiligdom van Demeter. Daar ligt ook het hol van Pluto (latijnse naam van Hades), zijnde een hol in een rots, waarlangs Persephone van de aarde verdween in de grijpgrage armen van de god van de onderwereld.
Nog dit. Demeter was dankbaar tegenover prins Triptolemos omdat hij haar de nuttige tip had gegeven die tot de ontvoerder van haar dochter had geleid. Ze leerde hem de kunst van de akkerbouw. Dank zij Triptolemos heeft die kunst zich dan verspreid over de mensheid.
Ook met de vierde dochter van Kadmos is een verhaal verbonden dat de stichter van Thebe veel verdriet bezorgde. Ze heette Autonoë en ze was gehuwd met Aristaios, wiens ouders de god Apollo en de nimf Kyrene waren. Met Aristaios had Autonoë een zoon: Aktaion. Als jongeman beoefende deze de jacht. Op een warme zomerdag kwam hij toevallig met zijn jachthonden bij het water van een bron, waarin Artemis naakt aan het baden was, samen met enkele nimfen. Aktaion herkende de godin en wendde onmiddellijk de blik af, want hij wist dat Artemis, de maagdelijke tweelingzuster van Apollo, niet duldde dat enig mannelijk wezen haar naaktheid aanschouwde. Dat had ze gemeen met die andere godin-maagd, Athena. Maar Artemis was veel meedogenlozer dan Athena. Ziehier wat er gebeurde. Ze besprenkelde Aktaion met water uit de bron – of ze daarbij een toverformule uitsprak is niet met zekerheid bekend – waarbij de jonge jager veranderde in een hert. Hij was ook niet meer in staat menselijke klanken te uiten. Zijn honden herkenden hun baasje niet meer, instinctief stortten ze zich op het hert en verscheurden het...
Een ander slachtoffer van Artemis was Kallisto, dochter van een Arkadische koning, Lykaon. Zelf onthield Artemis zich van elke geslachtelijke omgang en ze eiste hetzelfde van haar tempeldienaressen. Kallisto, die een van de dienaressen was, werd verleid door Zeus en raakte zwanger. Toen Artemis de zwangerschap opmerkte, veranderde ze Kallisto in een berin. Als berin baarde Kallisto een zoon, Arkas. Eenmaal opgegroeid tot een volwassen jongeman ging ook hij op jacht, op berenjacht! En zo kwam hij op een dag oog in oog te staan met zijn moeder. Hij herkende haar natuurlijk niet en hij stond op het punt haar te doden met zijn pijlen... toen Zeus zich over hen beiden ontfermde. Hij veranderde ook Arkas in een beer en hij plaatste moeder en zoon aan het firmament, onder het sterrenbeeld van de grote en de kleine beer.
De godin van de jacht was in feite een onverbiddelijke wreekster. Preutsheid en maagdelijkheid waren haar teergevoelige punten. Ze was daarenboven zeer gesteld op erkenning. Al wie dus vergat haar de eer te bewijzen die hij haar naar haar mening verschuldigd was, stelde zich bloot aan haar wraak. Ze voelde zich bijzonder gekrenkt wanneer een sterveling voor het welslagen van een onderneming offers bracht aan de goden zonder daarbij aan haar te denken. Zo wreekte zij zich op Agamemnon, de opperbevelhebber van de Griekse troepen in de Trojaanse oorlog. Agamemnon had aan de goden geofferd voor een goede afloop van deze oorlog, maar had daarbij vergeten aan Artemis te offeren. Artemis zorgde ervoor dat het windstil werd in de haven waar de oorlogsschepen verzameld lagen, zodat zij niet konden afvaren naar Troje. Agamemnon raadpleegde het orakel: waarom bleef de gunstige wind voor de afvaart nu al weken uit? Het verdict was verpletterend: hij had zich de woede van de Artemis op de hals gehaald en de godin zou alleen te vermurwen zijn door het offer van zijn geliefde dochter Iphigineia...
Vreselijk was het lot van Semele en Ino. Dat van hun zuster Agave was zo mogelijk nog vreselijker. Maar eerst is het nodig dat ik u meer vertel over Dionysos. Vijf nimfen namen zijn opvoeding waar. Ze voedden hem met honing en andere zoete spijzen. Mogelijk hieraan te wijten zijn de blonde lokken en de vrouwelijke trekken van de volwassen god. Als dank voor hun goede zorgen plaatste Zeus de nimfen – de Hyaden – als sterrenbeeld aan de hemel. Hera bracht verdwazing in het brein van de bastaardzoon van haar gemaal en zo komt het dat Dionysos er een extravagante levenswandel begon op na te houden. Vermelden we nog dat hij tijdens zijn verblijf bij de nimfen in de bergen van Beotië op eigen kracht ontdekt had hoe van druiven wijn kon gemaakt worden. Hij kreeg een heel stel volgelingen, die in bewondering stonden voor deze knappe jonge god, met zijn uitbundige levensstijl en zijn wonderbare geestrijke drank. Wie waren die volgelingen? Eerst waren er de maenaden: sommigen van hen waren nimfen, anderen gewone sterfelijke vrouwen. En dan waren er de saters: mannelijke wezens met een menselijke gedaante, doch met horentjes op hun hoofd, bokkenpoten en een geitenstaart en een altijd opgerichte fallus. De bekendste onder de saters was de bosgod Pan: hij was de zoon van de god Hermes en de nimf Dryope, een ´boomnimf¡. Pan zelf verwekte vele saters bij de nimfen, maar van een aantal andere saters is Hermes de vader... Opgehitst door de wijn en door het wilde enthousiasme van hun god trokken ze zingend en dansend, en zich te buiten gaand aan allerlei baldadigheden, door het land. Ze waren gewapend met zwaarden en levende slangen en met de thyrsos, een staf omkranst door wijnranken en met een dennenappel op de top. Ze waren zo driest dat ze de dieren in het bos aanvielen en doodden en aan stukken reten, en hun vlees verslonden onder het uiten van wilde kreten. En ze trokken de grenzen van hun land over en kwamen in andere werelddelen, alwaar ze de bevolking wijn leerden bereiden en verscheidene steden stichtten, onder andere in Egypte en India. Uiteindelijk keerde Dionysos met zijn gevolg terug naar zijn geliefkoosde Beotië. In de hoofdstad Thebe was er nu een nieuwe jonge koning: Pentheus, een zoon van Agave en Echion, één van de mannen die ontstaan waren uit de door Kadmos gezaaide drakentanden. Dionysos bezocht al de vrouwen van de stad en nodigde hen uit om deel te nemen aan zijn wilde feesten op de nabijgelegen Kithaironberg. Hij slaagde er zelfs in Agave als maenade in te lijven. Koning Pentheus evenwel had een grondige afkeer van de wulpse god met het verwijfde voorkomen. Hij had zich voorgenomen die orgieën te verbieden. Hij wilde er zich nochtans eerst van overtuigen hoe het er precies aan toeging. Daarom stelde hij zich verdekt op om alzo de vrouwen te bespieden. Doch ze kregen hem in de gaten en met groot gebrul stortten ze zich op hun koning, onder de leiding van Agave. Het was tenslotte Agave zelf die, zwaar bedwelmd door de wijn, in haar zoon een wild dier herkennend, hem als een bezetene aanviel en zijn lichaam verscheurde, hem de kop afrukte en at van zijn vlees.
Kan men zich de ontsteltenis inbeelden die zich van Agave meester maakte, toen ze uit haar roes ontwaakte en het duidelijk werd wat ze had aangericht. En Kadmos? Hij ging weer op de troon zitten, als een gebroken man. Hoezeer had de toekomst hem eertijds niet toegelachen! Iedereen had hem gelukkig geprezen en benijd. En nu: niets dan verdriet. In al zijn ellende sprak hij deze legendarische woorden, die later door velen in Griekenland en ver daarbuiten zijn beaamd: prijst nooit iemand gelukkig vóór hij zijn laatste dag heeft geleefd.
Ino was een dochter van Kadmos, een zuster dus van Semele. Voor wie vaak kruiswoordraadsels oplost zal de naam Ino niet onbekend zijn. Hier volgt wat meer achtergrondinformatie over deze Thebaanse prinses wier lot al even weinig benijdenswaardig was als dat van haar zuster. Zij trouwde met Athamas, een koning in Beotië en later ook in Thessalië. Hij was een zoon van Aiolos, de god van de winden. Athamas had twee kinderen uit een eerste huwelijk met Nephele, de godin van de wolken: Phrixos en Helle. Het klikte niet tussen Ino en haar twee stiefkinderen. Toen er een tijd van rampspoed aanbrak en men volgens goede gewoonte het orakel raadpleegde, kocht Ino de orakelpriesters om. Het orakel was formeel: Phrixos en Helle moesten geofferd worden! Maar hun moeder Nephele waakte. Verstoten door Athamas leefde ze teruggetrokken. Toen Phrixos en Helle echter naar het offeraltaar geleid werden, liet zij een wolk nederdalen over hen, en toen de wolk optrok stond daar een gevleugelde ram met een gouden vacht. Nephele gaf haar kinderen opdracht plaats te nemen op de rug van de gevleugelde ram en in geen geval naar beneden te kijken als zij hoog in de lucht gingen stijgen. Het dier steeg op en zette koers in de richting van de Zwarte Zee. Toen ze gekomen waren boven de zeestraat die de Egeïsche Zee scheidt van de Zee van Marmara, keek Helle naar beneden, ondanks de waarschuwing die ze van haar moeder had gekregen. Ze werd duizelig, waardoor ze naar beneden tuimelde en verdronk in de zeestraat die naar haar ´Hellespont¡ – nu beter bekend onder de naam ´Dardanellen¡ – werd genoemd. Phrixos vloog nu alleen verder, tot de ram landde in Colchis, een gebied in het Oosten van de Zwarte Zee. Daar offerde Phrixos de ram aan Zeus en hij schonk de gouden vacht van het dier aan de koning van Colchis, Aietes. Deze was de zoon van twee titanenkinderen, namelijk van de zonnegod Helios en van de okeanide Perseïs. Aietes hing het vlies aan een eikenboom in een bos dat aan de god Ares was gewijd en hij liet het daar bewaken door een draak. Het orakel had hem immers voorspeld dat de welvaart van zijn land zou afhangen van het bezit van een gouden schapenvacht. Phrixos huwde met een dochter van Aietes en keerde nooit meer terug naar zijn vaderland.
Athamas, die ondertussen twee kinderen verwekt had bij Ino, was zeer bedroefd vanwege het verlies van de kinderen uit zijn eerste huwelijk. Toen uiteindelijk het bedrog van Ino uitlekte, sloeg zijn droefenis om in razernij. Uitzinnig van woede doodde hij één van de kinderen van Ino en ook het tweede stond hij naar het leven. Ino slaagde erin te vluchten met het kind, Melikertes, in de armen. Maar Athamas zat haar achterna. Aangekomen bij de hoge rotskust van de Saronische golf zag Ino geen uitweg meer: ze stortte zich met haar zoontje van de rots in zee. Beiden kwamen om. Het lijkje van Melikertes spoelde aan op de kust van Isthmia, niet ver van Korinthe. Een dolfijn had het op zijn rug daarheen gebracht. Koning Sisyphos van Korinthe, toevallig de broer van Athamas, vond het en hij organiseerde terstond lijkspelen ter nagedachtenis van de dode prins. Het waren de Isthmische Spelen, één van de vier grote Panhelleense Spelen in Griekenland.
Zowel Ino als haar zoontje Melikertes werden na hun dood verheerlijkt. Onder de naam van respectievelijk Leukotheia en Palaimon werden zij onder de goden opgenomen.
Harmonia was een dochter van de oorlogsgod Ares en de liefdesgodin Aphrodite. Een buitenechtelijk kind dus, zij het van hoge goddelijke afkomst. Aphrodite had overigens niets anders dan buitenechtelijke kinderen. Harmonia werd de bruid van Kadmos. Er werd een schitterend huwelijksfeest gehouden, dat de goden zelf door hun aanwezigheid grote luister bijzetten. Ze overlaadden de bruid met kostbare geschenken. Aphrodite schonk haar dochter een prachtige gouden halsketting: een kunstwerk dat Hephaistos zelf had vervaardigd.
Kadmos en Harmonia heersten over Thebe en ze kregen samen vijf kinderen, waaronder vier dochters. Eén van de dochters was Semele, die voor haar moeder niet in schoonheid moest onderdoen. En weer was het Zeus die zijn oog liet vallen op deze mooie maagd. Hij benaderde haar in de gedaante van een knappe jonge man en hij had geslachtelijke omgang met haar. In alle oprechtheid vertelde hij haar dat hij niemand minder was dan de oppergod Zeus, in menselijke gedaante. Semele dacht dat haar geliefde slechts een grapje maakte, maar diep in haar binnenste knaagde toch de twijfel. Ze vertelde alles aan haar zusters, die het verhaal belachelijk vonden. Ze zeiden: als hij werkelijk Zeus is, dat hij zich dan eens vertone in zijn goddelijke gedaante, al is het maar één enkele keer. En toen de jongeman haar weer benaderde en haar volop zijn liefde betuigde, zwoer hij in een onbezonnen ogenblik, dat hij haar, als bewijs van zijn liefde, alles zou geven wat zij maar wilde. Zij wenste maar één ding: dat hij zich, al was het maar één enkele keer, aan haar zou vertonen in zijn goddelijke gedaante, in zijn schitterend gewaad, met staf en bliksem en al. Zeus was niet weinig geschrokken door die wens. Hij wist immers dat geen enkele sterveling de aanblik van de oppergod in zijn ware gedaante kon doorstaan. Hij smeekte haar een andere wens te doen. Maar Semele bleef vastbesloten en wat Zeus plechtig beloofd had, daaraan moest hij nu voldoen. Hij deed nog zó zijn best om zijn geliefde een vreselijk lot te besparen: hij haalde zijn minst schitterende kleed uit de kast en uit de kist waarin hij zijn bliksems bewaarde, diepte hij zijn allerkleinste bliksempje op... Alles tevergeefs. Toen Semele de oppergod in al zijn glorie aanschouwde, vatten haar lijf en leden vuur en smeulend ging zij ten onder. En op dat ogenblik realiseerde Zeus zich dat zij zijn kind droeg. Hij riep zijn trouwe zoon Hermes ter hulp en gebood hem de ongeboren vrucht via een keizersnede uit de buik van de moeder te halen. Daarna liet Zeus de foetus bij zichzelf inplanten in het losmazig weefsel aan de binnenkant van de dij, om hem daar verder te laten groeien: een ingreep waar de hedendaagse chirurgen een punt kunnen aan zuigen. Toen de tijd van voldragenheid gekomen was, verloste Hermes zijn vader Zeus van een zoon, Dionysos, die aldus ten tweede male werd geboren. Hermes nam het kind Dionysos op de linker arm en hij hield het een tros druiven voor. De beeldhouwer Praxiteles heeft dit toneeltje op onnavolgbare wijze in beeld gebracht: de Hermes van Praxiteles, het mooiste beeldhouwwerk dat ooit werd voortgebracht, is te bezichtigen in het archeologisch museum van Olympia. Hermes bracht vervolgens deze jongste spruit van Zeus naar een veilig oord, waar hij door nimfen opgevoed en bewaakt werd. Want de woede van Hera richtte zich naar alle bastaardkinderen die uit de talloze misstappen van haar echtgenoot voortsproten.
Dit goddelijk kind zou weldra een echte god worden, de god van de wijn en de goede sier. Hij was de dertiende onder de Olympische goden, maar toen de godin van de haard, Hestia, de meest bescheidene van alle hoge godinnen, zich terugtrok, waren ze op de Olympos weer met zijn twaalven...
Wie stuurt een tekening? i.v.m. één van deze mythologische verhalen... ... naar kris.vansteenbrugge@skynet.be De mooiste worden gepubliceerd. Vermeld je naam en die van je school+klas.