99. De list van Odysseus.xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
< deze tekening is van Jan Bauwens (de tekening is onderaan vergroot weergegeven).
Toen de éénogige reus s morgens wakker werd, zaten Odysseus en zijn mannen weggedoken in de grot. Geen van hen had die nacht een oog dicht gedaan. Polyphemos stak een vuur aan en begon zijn schapen en geiten te melken, zonder acht te slaan op zijn gasten. Toen hij met het werk klaar was, graaide hij met de beide handen in de opeengepakte groep: op een paar na had hij ze allen beet. Twee van hen sloeg hij de schedel in, de anderen liet hij weer vrij. Smakelijk verorberde hij de lichamen, samen met een paar reusachtige plakken geitenkaas. Zonder een woord te zeggen en zonder de overgeblevenen verder nog een blik te gunnen, rolde hij vervolgens het rotsblok vóór de ingang weg en liet zijn kudde buiten, er zorg voor dragend dat zijn gevangenen niet konden ontsnappen. Toen rolde hij het blok terug. Voor Odysseus en de acht overgeblevenen leek de toestand wel hopeloos
Maar Odysseus had diep nagedacht. In de grot had hij een dikke houten paal gezien, die de reus waarschijnlijk gebruikte als knots, of misschien als wandelstok. Hij dacht er ook aan dat in zijn tas een zak wijn zat, van die opperbeste wijn die hij had meegenomen van het eiland Ismaros. Met die wijn en die paal moest er iets aan te vangen zijn. Odysseus begon alvast met stukken af te hakken van de paal, zodat hij een scherpe punt kreeg. Daarna verborg hij de paal onder enkele geitenhuiden.
Toen de cycloop aan het einde van de dag met zijn kudde terugkeerde, trad Odysseus hem onverschrokken tegemoet. Hij stond hem vriendschappelijk te woord en dankte hem zelfs voor zijn gastvrijheid. Als blijk van zijn dankbaarheid trakteerde hij de reus op wijn: een volle stenen kom. Met enige achterdocht zette Polyphemos de kom aan de mond en dronk ervan met kleine teugjes: die drank was hem immers geheel onbekend. De wijn bleek echter algauw heel erg in zijn smaak te vallen.
- Deze drank is pas een echte godendrank. Hierbij verzinkt de nectar in het niet.
Zo sprak de reus en hij gebood Odysseus zijn kom nog eens vol te doen. Odysseus antwoordde terwijl hij opnieuw inschonk:
- Ik ben blij dat het u smaakt en ik wil graag aan uw verzoek voldoen. Maar mag ik u dan misschien vragen het leven te sparen van mij en mijn gezellen?
- Zeg mij wie gij zijt en hoe uw naam luidt en ik zal uw vraag beantwoorden.
- Mijn naam luidt Niemand. Ja, zo noemt iedereen mij: Niemand.
Polyphemos was al flink boven zijn theewater en hij begon onbedaarlijk te lachen:
- Niemand! Wat een gekke naam! Kom op, schenk nog eens in, vriendje Niemand. Dan zal ik u daarvoor belonen.
Na de derde kom wijn waggelde de reus op zijn benen. Hij bralde:
- Vriendje Niemand, van alle dranken is die van u de allerbeste. Maar evenzeer overtreft mensenvlees elke andere spijs. Ik zal u en uw vrienden weliswaar tot de laatste man opeten. Maar om u te bedanken voor uw heerlijke drank, beloof ik u dat gij pas als laatste aan de beurt zult komen.
Na deze woorden greep hij nog twee mannen beet en verslond ze levend. Men hoorde hun beenderen kraken tussen zijn vreselijk gebit. Toen viel hij als een baksteen ten gronde. De drank kreeg nu zijn volle uitwerking. De reus lag lang uitgestrekt op zijn rug in een zware dronkemansroes. Uit zijn mond vloeide overvloedig braaksel: wijn en mensenvlees

|