Voor verhalen over Gent, Gravensteen, Griekenland, Grijsloke, Gezondheid, Geneeskunde, Gehoor, G-plek, Genealogie, Gerard, Georges, Gekheid-op-een-stokje... zie: www.bloggen.be/kris
Wie stuurt een tekening bij één van de mythologische verhalen? Per e-mail a.u.b. (kris.vansteenbrugge@skynet.be) . De mooiste tekeningen worden gepubliceerd. Vergeet niet uw naam te vermelden + naam van de school en klas.
Voor verhalen over Gent, Gravensteen, Griekenland, Grijsloke, Gezondheid, Gravensteen, Geneeskunde, Gehoor, G-plek, Genealogie, Gerard, Georges, Gekheid-op-een-stokje... zie: www.bloggen.be/pierpont www.bloggen.be/kris
GRIEKSE MYTHOLOGIE
Boeiende verhalen uit het oude Hellas PICTAIKU's (de allernieuwste kunstvorm) vindt u op www.bloggen.be/pictaiku
18-06-2022
Verhaal nummer 48
48. Koning Midas.
Verdriet en woede om de dood van zijn zoon Asklepios dreven Apollo ertoe in opstand te komen tegen zijn vader. Hij doodde op zijn beurt de Kyklopen, die de bliksem van Zeus hadden gesmeed. Maar ook deze daad kon niet ongestraft blijven: Zeus verbande Apollo uit de hemel. Acht jaar lang moest hij op de aarde vertoeven, onder de stervelingen. Apollo vond een onderkomen bij de Thessalische koning Admetos. Onderdanig onderging Apollo zijn straf: hij verzorgde Admetos kudden en werkte op het land, acht jaren lang
Te lande oefende hij zich speciaal in het bespelen van de fluit. Uit die tijd dateert de uitdaging van de bosgod Pan. Deze ging een wedstrijd aan met Apollo in het fluitspel. Koning Midas van Phrygië was scheidsrechter. Midas was een rijke doch dwaze koning, die gaarne feest vierde en wijn dronk. Het hoeft ons niet te verwonderen dat hij goed bevriend raakte met Dionysos, de wijngod, en ook met Pan en de saters en de dikbuikige Silenos die een trouwe leermeester was van Dionysos en die vaak te diep in het glas keek. Toen Silenos op een dag verdwaald was, ging koning Midas op zoek naar hem, en bracht hem in stomdronken toestand terug naar Dionysos. De god was daar zo opgetogen over dat hij Midas een wens toestond. Midas wenste dat alles wat hij aanraakte zou veranderen in goud. Dionysos willigde de wens in, al vond hij het maar een dwaze wens. En dat was het ook! Alles wat Midas aanraakte veranderde terstond in goud: de takken van de bomen, zijn kleren, zijn haren, zijn eten, ja zelfs zijn drinken veranderde in vloeibaar goud. Op die wijze dreigde onze koning om te komen van honger en dorst. Hij smeekte Dionysos om de wens ongedaan te maken en de god gaf hem de opdracht zich te wassen in een rivier, de Paktolos. En de rivier spoelde al het goud weg uit zijn lichaam en nu kon Midas gewoon verder leven. Sedertdien heeft het water van de Paktolos-rivier een gouden glans.
Maar keren we terug tot de wedstrijd tussen Apollo en Pan. Midas, die er na zijn gouden avontuur blijkbaar niet slimmer op geworden was, kende de prijs toe aan zijn vriend Pan. Apollo was het met deze keuze natuurlijk niet eens. Hij trok aan de oren van Midas tot ze zo lang waren als ezelsoren. Zulke domme oren verdienen niet langer een menselijk uitzicht, zo sprak de god. Er groeide daarenboven lang haar op de oren en u kunt denken hoe zeer Midas zich schaamde. Hij hield zijn ezelsoren dan ook voortdurend bedekt. Alleen voor zijn haarkapper kon hij zijn mismaaktheid niet verborgen houden. Deze beloofde het aan niemand te vertellen. Maar het geheim brandde hem op de tong, en op een dag werd het de man te machtig. Hij ging een diepe kuil graven, daalde af in de kuil en fluisterde: koning Midas heeft ezelsoren, koning Midas heeft ezelsoren! Daarna gooide hij de kuil weer dicht. Maar op diezelfde plaats groeide later een struikgewas en in het ruisen van de struiken kon iedereen het gefluister van de kapper horen. Zo raakte algemeen bekend dat de koning ezelsoren had. Toen het tot hem doorgedrongen was dat al zijn onderdanen van zijn schande op de hoogte waren, heeft Midas zich verhangen.
Phlegyas had ook nog een dochter, Koronis. De god Apollo raakte verliefd op haar en maakte haar zwanger. Desondanks begon Koronis een verhouding met een sterveling, Ischys genaamd. Apollo werd echter op de hoogte gebracht van die ontrouw door één van zijn lievelingsvogels, de raaf, die toen nog een witte vogel was. In blinde woede deed Apollo beroep op zijn zuster Artemis en gaf haar de opdracht Koronis met haar pijlen te doorboren. Toen de dode Koronis reeds op de brandstapel lag, waaraan men doden toevertrouwt, zag Apollo het zinloze van zijn daad in en hij vervloekte nu de raaf, die van dat ogenblik af zwart werd dit verhaal doet denken aan dat van de kraai, die zwart werd als gevolg van een vervloeking door de godin Athena maar door sommigen wordt ook beweerd dat die vervloeking reeds plaatsgreep op t ogenblik dat de raaf Koronis ontrouw kwam melden: Apollo verweet de vogel immers dat hij zijn rivaal niet de ogen had uitgepikt. Apollo realiseerde zich nu ook dat Koronis zíjn kind droeg en hij ontbood Hermes om hem te helpen het kind alsnog te redden. Hermes paste een keizersnede toe op het dode lichaam. Het kind was Asklepios en Apollo vertrouwde het toe aan de wijze Kentaur Cheiron, die het onderwees in alle wetenschappen en in het bijzonder in de geneeskunde. Al gauw bleek de jonge Asklepios over heel bijzondere geneeskundige gaven te beschikken. Niet alleen kon hij zieken genezen, maar hij kon zelfs doden weer tot leven brengen. Hierbij werd hij geholpen door de godin Athena die hem een flesje bloed, afkomstig van Medusa, had geschonken, dat levenswekkende eigenschappen bezat. Maar dat zinde de goden in t geheel niet. Vooral de opwekking uit de doden van Hippolytos werd Asklepios zwaar aangerekend. Hippolytos was de zoon van de Atheense koning Theseus. Om zijn kuisheid was hij geliefd bij de godin Artemis. Maar om dezelfde reden verfoeide Aphrodite hem en met de hulp van Poseidon bewerkstelligde ze zijn dood. Artemis kreeg het van Asklepios gedaan dat hij de jongeling het leven terugschonk. Maar nu gingen de god van de onderwereld en de drie Schikgodinnen hun beklag doen bij Zeus: als het zo doorging konden ze hun winkel wel opdoeken De oppergod wond er weinig doekjes om: hij doodde Asklepios met een bliksemstraal.
Maar ook na zijn dood namen de mensen hun toevlucht tot Asklepios. Ze bouwden te zijner ere heiligdommen (asklepions) in talrijke steden in Griekenland en ook daarbuiten, alwaar ze hem als een god gingen aanbidden en genezing van hun kwalen afsmeekten. Het meest bekende asklepion bevindt zich in Epidauros, in de landstreek Argolis in de Peloponnesos, waar, naar men zegt, zijn graf zich zou bevinden. Zijn twee zonen, de geneesheer Podaleirios en de chirurg Machaon, stonden de Grieken bij tijdens de oorlog van Troje. Ook zijn twee dochters maakten zich verdienstelijk in de geneeskundige branche: Hygieia, die staat voor gezondheid en Panakeia, die staat voor medicatie.
(we laten Herakles nu even rusten; op weg naar zijn vierde werk werd Herakles geconfronteerd met Kentauren; over deze wezens, half paard en half mens, gaat dit verhaal)
Phlegyas was de zoon van de oorlogsgod Ares en de nimf Chryse. Hij was koning van een volksstam in Thessalië, de Lapithen. Hij had een zoon, Ixion, die zich verloofde met Dia, een dochter van Deioneos, die koning was van Phokis en zelf een zoon was van Aiolos (zie nummer 37). Ixion had zijn schoonvader een rijke bruidschat beloofd. Omdat hij die belofte niet kon of niet wenste na te komen bracht hij zijn schoonvader op een wrede manier om het leven. Hij nodigde Deioneus uit. Vóór de ingang van zijn woning had hij een valkuil gegraven, waarvan de bodem bedekt was met brandende houtskool. Deioneus tuimelde in de kuil en stierf in het vuur. Alle goden namen Ixion deze laffe moord zeer kwalijk, maar Zeus bleek dit vergrijp voor één keer niet zo erg te vinden. In een vergevingsgezinde bui nodigde hij Ixion zelfs uit aan zijn tafel. Maar Ixion toonde zich uitermate ondankbaar en overmoedig, door Hera, de echtgenote van de oppergod, het hof te maken. Zeus had dit al gauw in de gaten en uit een wolk schiep hij een vrouwspersoon die het evenbeeld was van Hera. Ixion merkte het verschil niet, hij bedreef de liefde met ´de wolk¡ en verwekte bij haar een zoon, Kentauros. Deze zoon paarde later met de wilde merries van het nabijgelegen Pelion-gebergte en dat resulteerde in het ontstaan van de Kentauren, ruwe wezens, met het bovenlichaam van een mens en het onderlichaam van een paard. Deze paardmensen bevolkten aanvankelijk een gebied in de buurt van de Pelionberg. Ze waren krachtig, brutaal en vechtlustig en niet van de slimste. Er waren een paar uitzonderingen: de bekendste is Cheiron. Deze was zeer beschaafd, zachtmoedig, geestelijk hoogbegaafd en vooral zeer bedreven in de geneeskunde. Vele beroemde Griekse helden gingen bij hem in de leer. Om er maar enkele te noemen: Theseus, Iason, Achilles, Odysseus. Apollo vertrouwde hem zelfs zijn zoon Asklepios toe (zoals we in het volgend verhaal zullen zien) teneinde hem in te wijden in de kunst van het genezen. Men neemt aan dat Cheiron een andere afstamming had dan de overige Kentauren: hij zou de zoon zijn van de titaan Kronos, die in de gedaante van een paard de okeanide Phylira had verleid. Cheiron was in feite de tegenpool van de andere Kentauren, die voortdurend in ruzie lagen met hun buren, de Lapithen, en met hen vaak oorlog voerden. Na één van die gevechten werd een deel van de Kentauren uit Thessalië verdreven. Ze gingen zich vestigen in het noordwesten van de Peloponnesos, namelijk in de wouden aan de voet van het Erymanthosgebergte.
Maar keren we even terug tot Ixion. Het geduld van Zeus was op. Ixion had zijn vertrouwen deerlijk beschaamd. Hij werd in de Tartaros geworpen, alwaar hij vastgebonden op een brandend rad voor eeuwig moest ronddraaien.
Taygete was één van de zeven dochters van Atlas en de nimf Pleione. Ze liet zich verleiden door de oppergod Zeus. Dat geschiedde in het gebergte in het Zuiden van de Peloponnesos, het Taygetesgebergte. Ze baarde een zoon, Lakedaimon. Deze gaf zijn naam aan de provincie waarin Sparta gelegen is: Lakedaimonië of Lakonië. Als straf omdat ze zich had laten verleiden veranderde Artemis haar in een hinde. Maar ook in die gedaante liet ze zich nog door de oppergod benaderen. Uit erkentelijkheid schonk Zeus haar een stel schitterende koperen poten en een prachtig gouden gewei.
Dit verhaal kent talrijke verschillende versies. Niettemin zijn alle mythologische schrijvers het erover eens dat er, in de tijd van Herakles, in de streek van Keryneia in Arkadië – een noordelijke provincie van de Peloponnesos – een hinde met koperen hoeven en een gouden gewei, onophoudelijk door de bebouwde akkers draafde en er ontzettend veel schade aanrichtte door de vruchten des velds te vernietigen. Deze hinde onschadelijk maken was een ideale klus voor Herakles. Het was zijn derde opdracht. En misschien zou die opdracht niet eens zo moeilijk geweest zijn, ware het niet dat de hinde, met haar koperen hoeven, buitengewoon hard kon rennen en dat Herakles – zo had Eurystheus bevolen – het dier levend diende te vangen, zonder het te verwonden, en het daarna ongedeerd naar Mykene diende te brengen.
Herakles begaf zich naar Keryneia en kwam er oog in oog te staan met de goddelijke hinde. Deze zette het terstond op een lopen. Herakles achtervolgde het dier. Het bleek onbegonnen werk, de hinde was hem telkens te vlug af en haar neerschieten was te enen male verboden… Zo doorkruiste ze, achtervolgd door Herakles, de hele Peloponnesos en, via de Isthmos van Korinthe, het hele Griekse vasteland en ook de streek van Istrië in het uiterste Noorden, waar de Hyperboreeërs leven en waar Boreas, de Noordenwind, nooit waait. Het is overigens bij deze gelegenheid dat Heraklesÿ oog viel op een daar groeiende boom, de olijfboom, die toen nog niet goed bekend was in Griekenland. Herakles nam de boom mee om hem te planten in Olympia ter ere van zijn vader Zeus.
De achtervolging duurde een vol jaar en nóg was de hinde niet gevangen. Ondertussen had het stel rechtsomkeer gemaakt en bevonden ze zich weer in Arkadië. Gekomen aan de oevers van de brede Ladon-rivier zag de hinde zich in het nauw gedreven en genoodzaakt de rivier over te zwemmen. Herakles zag zijn kans schoon. Hij dook in het water, de hinde achterna, en nog voordat zij de overkant had bereikt slaagde hij erin het dier vast te grijpen. Hij bond haar poten aan elkaar en met zijn levende buit over de schouders geslagen, trok hij nu op naar Mykene, naar het paleis van zijn opdrachtgever. Tijdens deze tocht doorheen het beboste en bergachtige Arkadië kruiste Artemis zijn pad. Ze beschuldigde hem ervan de heilige, door Zeus geliefde hinde gedood te hebben. Maar toen Herakles had aangetoond dat de hinde leefde en zelfs niet eens gewond was, kon de godin zich met de toestand verzoenen. Ze eiste wel dat Herakles de hinde, nadat hij ze aan Eurystheus voorgelegd had, aan haar zou afstaan. En alzo geschiedde…
De Hydra was een draak met negen slangenkoppen, die huisde in de moerassige streek van Lerna, gelegen aan de Argolische Golf, een tiental kilometer ten zuiden van Argos. Ze woonde in een hol in de nabijheid van de Amymone-bron. Deze bron dankt haar naam aan Amymone, één van de vijftig dochters van Danaos. Toen zij, na haar aankomst in Argolis (zie verhaal nr. 25) de streek ging verkennen, werd zij achterna gezeten door een sater. Wegvluchtend riep zij de goden ter hulp. Poseidon, die in de buurt vertoefde, slingerde zijn trietand naar haar belager. Doch de drietand miste zijn doel en belandde in een rotswand. De sater sloeg op de vlucht. Amymone was haar redder zeer dankbaar en ze gaf zich helemaal aan hem over. Uit die vereniging zou Nauplios geboren worden, de stichter van de stad Nauplion. Toen Amymone nu, in opdracht van Poseidon, de drietand uit de rotswand trok, ontstond daar de bron, die naar haar genoemd werd.
De Hydra doden was Herakles' tweede taak. Ditmaal liet hij zich bijstaan door zijn jonge neef Iolaos, de zoon van zijn halfbroer Iphikles. Herakles dreef de Hydra naar buiten door brandende pijlen in zijn hol te schieten. Daarna begon hij op het monster in te hakken. Met één krachtige houw van zijn zwaard hakte hij één van de negen koppen af, doch op staande voet groeiden uit de hals twee nieuwe koppen. Op die manier zou hij het monster nooit klein krijgen
Toen kwam hij op een idee. Hij gaf opdracht aan zijn neef, na iedere afgehakte kop de hals dicht te schroeien met een brandende fakkel, zodat geen nieuwe koppen uit de wonde zouden kunnen ontstaan. En het lukte. Eén voor één hieuw Herakles de koppen van de Hydra af en één voor één schroeide Iolaos de wonden dicht. Herakles' taak werd nog bemoeilijkt door een reusachtige kreeft die Hera op hem afstuurde en die hem in het been kwam bijten. Doch onze held slaagde erin de kreeft onder zijn voet te verpletteren. Later plaatste Hera het dier als sterrenbeeld aan de hemel, naast het sterrenbeeld van de leeuw, als dank voor de hulp die de kreeft haar, zij het tevergeefs, had geboden.
Herakles begroef de laatste kop, waarvan beweerd werd dat hij onsterfelijk was, onder een rotsblok. Hij sneed de romp van de Hydra open en doopte zijn pijlen in het giftige bloed sommigen beweren ´de gal´ van het monster. In 't vervolg zouden de pijlen van Herakles nog veel dodelijker zijn: de kleinste verwonding, door de pijlen van Herakles toegebracht, zou voortaan fataal zijn, door de inwerking van het gif.
De tweede opdracht was nu vervuld, de streek van Lerna was van een schadelijk monster bevrijd. Eurystheus verklaarde zich echter niet tevreden. Herakles had zich immers laten bijstaan tijdens het werk en het was wel de bedoeling dat hij zijn taken alleen en zonder hulp zou uitvoeren
Het eerste werk dat Herakles voorgeschoteld kreeg, was het doden en villen van de leeuw van Nemea. Herakles was weliswaar niet aan zijn proefstuk toe, maar deze leeuw was van een ander kaliber dan de leeuw die hij gedood had in het Kithairongebergte. De leeuw van Nemea was abnormaal groot en sterk en had daarenboven een onkwetsbare vacht, ondoordringbaar door om ÿt even welk wapen. Het bloeddorstig dier verscheurde mensen en dieren en was een ware ramp voor de streek. Het huisde in een spelonk met twee ingangen. Herakles begaf zich naar de spelonk en wachtte de komst van de leeuw af. Hij zag het reusachtig beest al van ver komen en schoot er een aantal pijlen op af, maar de vacht bleek inderdaad ondoordringbaar te zijn voor de pijlen en ze ketsten af. Toen ging onze held de leeuw te lijf met zijn zwaard, maar het zwaard kromde en ging evenmin door de vacht. Met zijn geweldige knots gaf hij het dier dan een vervaarlijke dreun op het hoofd, zo hard dat de knots in splinters uiteenbarstte. De leeuw scheen er weinig van te voelen, hooguit een kleine duizeling. Het was duidelijk dat hij geen zin had zich met Herakles te meten. Na even zijn manen rechtgeschud te hebben stapte hij doodgemoedereerd zijn hol binnen. Maar Herakles ging hem achterna, na eerst de andere ingang afgestopt te hebben. Onverschrokken sprong hij op de rug van de leeuw, hij sloeg zijn gespierde armen om de hals van het dier en hield het zolang in de wurggreep tot het de geest gaf. Volgens sommigen kwam Herakles niet helemaal heelhuids uit dit gevecht: tijdens de worsteling zou de leeuw hem een vinger afgebeten hebben…
Het villen van de leeuw bleek moeilijker dan hij had gedacht: de pels was immers ondoordringbaar voor welk mes dan ook. Herakles kwam toen op het idee de vlijmscherpe klauwen van het dier zelf te gebruiken om het vel open te rijten. En het lukte. Hij tooide zich met de leeuwenhuid, waaraan de kop nog vastzat en die hij boven op zijn eigen hoofd zette. Alzo begaf hij zich naar de Nemeïsche Spelen, die daar tweejaarlijks gehouden werden ter nagedachtenis van de prins Opheltes (zie verhaal nr. 39) en die rond dat tijdstip moesten beginnen. Herakles werd er als een held ontvangen, omdat hij de streek van een geweldige plaag had gezuiverd. Onze held bracht een aantal veranderingen aan in het verloop van de Spelen, die hij nu helemaal wijdde aan zijn vader, Zeus. De Nemeïsche Spelen zouden voortaan ook in het teken staan van Herakles.
Met het karkas van de leeuw trok Herakles nu naar de burcht van Mykene om daar aan zijn opdrachtgever te bewijzen dat zijn eerste taak naar behoren was vervuld. Toen zijn dienstboden de reusachtige dode leeuw in het paleis binnenbrachten, werd Eurystheus bevangen door een zodanige schrikdat hij zich verstopte in de achterste hoek van zijn paleis. Hij gaf opdracht een grote koperen urne te smeden, die in een hol in de grond diende geplaatst te worden, zodat hij er zich ´bij een volgende gelegenheid¡ zou kunnen in verschuilen. Bovendien beval hij de tastbare bewijzen van vervulde taken in ÿt vervolg niet meer binnen, maar buiten de poorten van het paleis te demonstreren…
Op de Olympos had Zeus gepocht dat weldra iemand zou geboren worden uit het nageslacht van zijn zoon Perseus, die zou heersen over Argolis en aan wie alle anderen zouden onderdanig zijn. Hera, die wist dat haar echtgenoot daarmee Herakles bedoelde, beraamde een list waarmee ze zowel haar ontrouwe gemaal als zijn bastaardzoon zou treffen. Ze veinsde onwetendheid en ze beweerde geen geloof te hechten aan de woorden van Zeus. Durfde Zeus zweren dat de eerstgeboren nakomeling uit het huis van Perseus, zou heersen over Argolis en dat alle anderen hem zouden moeten gehoorzamen? En Zeus, niets vermoedend, bevestigde zijn voorzegging met een dure eed. Het was hem ontgaan dat Nikippe, de vrouw van Perseusÿ zoon Sthenelos, eveneens zwanger was…
Volledigheidshalve dient er op gewezen dat Alkmene aanvankelijk in Tiryns woonde, alwaar haar echtgenoot Amphitryon zijn vader Alkaios als koning had opgevolgd. Maar het noodlot wilde dat Amphitryon zijn oom en schoonvader Elektryon doodde, per ongeluk, naar algemeen wordt aanvaard… Zijn andere oom, Sthenelos, die heerste in Mykene, zag daar een gelegenheid in om zijn neef en diens vrouw uit Tiryns te verdrijven en zich zodoende de heerschappij over heel Argolis toe te eigenen. Samen met zijn vrouw, die weldra zou bevallen, vond Amphitryon een onderkomen in Thebe, bij koning Kreon.
Toen Alkmenes tijd gekomen was en de barensweeën zich aankondigden, gaf Zeus zijn dochter Eileithyia, helpster in baringsnood, opdracht Alkmene bij te staan. Maar Hera paste nu een truc toe, die ze reeds eerder uit haar mouw had geschud, namelijk toen Leto moest bevallen van Apollo en Artemis (zie verhaal nr. 10): ze leidde Eileithyiaÿs aandacht af van de barende. Daarentegen wekte ze voortijdige weeën op bij Nikippe, die nochtans pas in haar zevende maand was… Het resultaat van dit alles was dat Nikippes zoon, Eurystheus, het eerst werd geboren: hij zou degene zijn aan wie, volgens de uitspraak van Zeus, Herakles gehoorzaamheid zou verschuldigd zijn. Pas daarna kwamen de kinderen van Alkmene ter wereld: eerst Herakles en daarna diens halfbroer Iphikles.
Herakles was nog een zuigeling, toen zijn bovenmenselijke kracht en zijn onverschrokkenheid zich reeds manifesteerden. Zo wurgde hij eens, terwijl hij samen met Iphikles nog in zijn wiegje lag, twee slangen, die Hera op hem had afgestuurd. Men vertelt ook dat Hermes de forse zuigeling, in opdracht van Zeus, bij de slapende Hera aan de borst ging leggen, in de hoop dat de godin hierdoor zou vertederd worden. Toen Hera wakker werd schrok ze en duwde het kind van zich af. De zuigkracht die het kind ontwikkelde was echter dermate hevig dat de melk met zo 'n kracht uit haar borst spoot dat een deel van het heelal erdoor gevuld werd. Zo is de melkweg ontstaan.
Amphitryon gaf ´zijn zoon¡ een goede opvoeding en hij stuurde hem naar de beste leermeesters. De kleine Herakles was geen slechte leerling, maar wel zeer opvliegend. Eens sloeg hij zijn muziekleraar, Linos, zo hard op het hoofd met zijn lier, dat de man terstond dood neerzeeg. Op zijn achttiende jaar doodde Herakles een leeuw in het Kithairongebergte, die de kudden van Amphitryon aanviel, alsook die van zijn buur, koning Thespios. Herakles viel zodanig in de smaak van Thespios dat deze hem aanbood het bed te delen met elk van zijn dochters, en die waren vijftig in getal! Gretig ging de jonge held in op dat aanbod en, naar men vertelt, bedreef hij met allen de liefde, in één enkele nacht... Rond deze tijd kruisten de ´Deugd¡ en de ´Ondeugd¡ zijn pad in de gedaante van twee aantrekkelijke jongedames. De eerste, vroom en ingetogen, stelde hem voor te kiezen voor een deugdzaam leven van werken en strijd, dat weliswaar niet over rozen zou gaan, maar hem de eeuwige roem zou bezorgen en uiteindelijk leiden tot zijn opname onder de goden. De tweede, wulps en liederlijk, stelde voor te kiezen voor de gemakkelijke weg, waarbij alle moeilijkheden konden vermeden worden en alle genietingen des levens zijn deel zouden worden. Herakles koos de eervolle weg. Hij maakte zich al snel verdienstelijk ten aanzien van de stad Thebe door ze te bevrijden van een schandelijke belasting van honderd runderen, jaarlijks te betalen aan de stad Orchomenos. Als dank kreeg hij daarvoor van koning Kreon diens dochter Megara tot bruid.
En toen kwam Hera roet in ÿt eten gooien. Ze bracht Eurystheus ertoe zijn neef Herakles bij zich te roepen en hem twaalf taken op te dragen, stuk voor stuk onmenselijke taken! Herakles weigerde. Daarop sloeg Hera hem met waanzin: in een aanval van razernij doodde Herakles zijn eigen kinderen. Weer tot inzicht gekomen, begaf hij zich naar Delphi. De taal van Apolloÿs orakel was duidelijk: Herakles zou de hem door Eurystheus opgedragen taken volbrengen en de onsterfelijkheid bereiken.
De grootste held uit de Griekse mythologie is zonder twijfel Herakles. Zijn vader was niemand minder dan de oppergod Zeus himself. Zijn moeder Alkmene was eveneens van zeer hoge afkomst: zij was de kleindochter van de held Perseus, die, zoals we gezien hebben in verhaal nr. 26, door Zeus werd verwekt bij Danaë. Een betere stamboom kan men zich nauwelijks voorstellen... Voor wie zich even wenst te verdiepen in de familie van Herakles, volgt nu een overzicht van de nakomelingen van Perseus. Wie dat té ingewikkeld vindt, kan de volgende paragraaf gewoon overslaan.
Perseus en zijn vrouw Andromeda hadden vele kinderen. De bekendste zijn: Perses, Sthenelos, Alkaios, Elektryon en Mestor. De oudste, Perses, zag het levenslicht in Klein-Azië en werd door de ouders van Andromeda opgevoed. Hij zou de stamvader worden van de latere Perzische koningen. Sthenelos nam een dochter van Pelops, Nikippe, tot vrouw. Hij volgde zijn vader op als koning van Mykene, en werd er zelf opgevolgd door zijn zoon Eurystheus, die de grote boeman zou worden van Herakles. Alkaios vestigde zich met zijn vrouw Lysidike, eveneens een dochter van Pelops, in Tiryns. Onthou de namen van hun zoon Amphitryon en hun dochter Anaxo. Elektryon, die in Midea heerste, trouwde met zijn nichtje Anaxo en verwekte bij haar – benevens acht zonen – een dochter, Alkmene, de moeder van Herakles. Mestor was door zijn broers uit Argolis verdreven en had zich gevestigd op de eilanden van de Taphiërs, tegenover de westkust van Griekenland, ter hoogte van Akarnania. Maar Mestor keerde terug naar Argolis aan het hoofd van een leger. In de strijd die volgde sneuvelden zeven van de acht zonen van Elektryon…
Amphitryon trouwde met zijn nicht Alkmene – beiden waren kleinkinderen van Perseus. Alkmene en haar vader Elektryon hadden als huwelijksvoorwaarde gesteld dat Amphitryon eerst ten strijde zou trekken tegen de Taphiërs, die Alkmenes zeven broers hadden gedood. Niet eerder dan dat de zeven broers gewroken waren zou Amphitryon zijn vrouw mogen aanraken!
Maar… tijdens de afwezigheid van Amphitryon was het oog van Zeus gevallen op de mooie Alkmene. De oppergod bedacht een heel bijzondere truc om de vrouw te veroveren. Hij trad haar tegemoet in de gedaante van haar echtgenoot en deelde zodoende het bed met haar. Alkmene was zich niet in het minst van enig kwaad bewust. Haar goddelijke minnaar bracht de zon en de maan tot stilstand, drie dagen lang. Alzo verwekte Zeus bij Amphitryons vrouw, tijdens een huwelijksnacht die drie etmalen duurde, een zoon: Herakles!
Toen de ware Amphitryon, amper één dag later, eindelijk thuiskwam, verwonderde hij zich over de koele wijze waarop hij door zijn jonge vrouw ontvangen werd. Deze laatste daarentegen verwonderde zich over de vurigheid die haar man tentoon spreidde, na de lange en hartstochtelijke nacht. Die dag verwekte Amphitryon bij haar nog een tweede zoon. Negen maanden later zou Alkmene twee kinderen ter wereld brengen: Herakles, zoon van Zeus, en Iphikles, zoon van Amphitryon. Geen echte tweeling dus…
De stad Thebe had zeven toegangspoorten. Het leger van Argos verdeelde zich over deze zeven poorten en elk van de zeven leiders nam er één voor zijn rekening. Maar ze hadden de Thebanen fel onderschat. In geen tijd waren velen van de belegeraars gesneuveld, waaronder vier van de leiders: enkel Adrastos, Amphiaraos en Polyneikes bleven nog over. Toen vond Polyneikes dat er aan het bloedvergieten een einde moest komen en hij stelde een tweekamp voor, tussen hem en zijn broer Eteokles. Deze laatste ging in op het voorstel. In de meedogenloze broederstrijd die daarop volgde, verwondden beiden elkander zo erg dat ze ter plaatse de geest gaven. Hierop rukte het Thebaanse leger uit, nu aangevoerd door Kreon. Ze achtervolgden de onthutste vijanden en ze doodden er velen. Adrastos was een van de weinigen die erin slaagden heelhuids weer thuis te komen. Want ook Amphiaraos was dit geluk niet gegund. Hij vluchtte in oostelijke richting, doch toen hij dicht bij de kust van de zuidelijke Golf van Euboia gekomen was, zat een Thebaanse achtervolger hem zo dicht op de hielen dat hij zeker zou afgeslacht zijn geworden ware het niet dat Zeus in zijn mededogen de grond onder zijn voeten had laten opensplijten en hem alzo van de aardbodem liet verdwijnen. Op de plaats waar dit voorval heeft plaats gevonden, in het huidige dorp Oropos werd een heiligdom opgericht, het Amphiaraion, dat heden ten dage nog te bezichtigen is. Eeuwen lang kwamen bedevaarders hierheen om genezing van hun kwalen af te smeken en goede raad te vragen aan de genezende en profeterende held.
Voor de derde maal nam Kreon het bewind over in Thebe. Hij gaf opdracht alle gesneuvelde Thebanen met de nodige eer te begraven, maar daarentegen de lijken van de omgekomen vijanden, waaronder dat van Polyneikes, buiten de stadsmuren te brengen en ze daar onbegraven te laten liggen, ten prooi aan de gieren en andere aasdieren. Groot was hierover de verontwaardiging van Antigone, de zuster van de beide broers. Des nachts ging ze haar broeders dode lichaam met aarde bedekken om hem zodoende toch enige vorm van begrafenis te geven. Maar deze ongehoorzaamheid kwam haar oom Kreon ter ore. Hij veroordeelde haar ter dood. Ze werd in een onderaardse kerker geworpen, hoezeer zijn zoon Haimon, die met Antigone verloofd was, hem ook smeekte haar leven te sparen.
Toen kwam Teiresias – laattijdig, helaas! – ten tonele. De grote ziener voorzag onheil voor de familie van de wrekende heerser. Door zijn hardvochtigheid zou Kreon weldra twee van zijn geliefden verliezen, zo luidde Teiresiasÿ voorspelling. Dit opende Kreon de ogen. Hij gaf opdracht Antigone uit haar kerker te verlossen, maar… te laat: het meisje had zich verhangen. Haimon, door verdriet overmand, benam zich eveneens het leven. En evenzo deed Kreons echtgenote, die al die ellende niet langer kon aanzien. De voorspelling was uitgekomen. De wrede koning was vreselijk gestraft.
Tien jaar later kwamen weer zeven krijgers uit Argos oprukken tegen Thebe. Het waren de zonen van de eerste zeven: ze worden ´de Epigonen¡ genoemd. Ditmaal werd de stad ingenomen en verwoest. De glorierijke periode van het roemruchte Thebe was voorbij…
Vol goede moed trok het leger van ´de Zeven¡ in de richting van Thebe. In de buurt van de Arkadische stad Nemea kregen de mannen zin om even te verpozen en hun dorst te laven. Aan de rand van de weg zagen ze iemand die hen ongetwijfeld de weg zou kunnen wijzen naar een frisse bron: een vrouw met een kind in de armen. De vrouw was niemand minder dan Hypsipyle, de gewezen koningin van het eiland Lemnos. Het kind, Opheltes, was de zoon van de in die streek heersende koning Lykourgos. Maar laten we eerst vertellen hoe Hypsipyle in Arkadië was terecht gekomen…
Toen Hypsipyle nog koningin was op Lesbos, gebeurde het dat Aphrodite, de godin van de liefde, vertoornd werd op alle vrouwen van het eiland, omdat ze haar te weinig eer bewezen. Daarom strafte de godin hen met een afstotelijke lijfgeur. Hierdoor werden hun mannen dermate afkerig van hen dat ze alle geslachtelijke betrekkingen met hun echtgenotes meden en omgang zochten met vrouwen uit naburige streken, in ÿt bijzonder met de Amazonen uit Thracië. Hiermee wekten zij hevige wraakgevoelens op bij hun vrouwen, zodat dezen besloten al hun mannen te doden. Eén slechts bleef gespaard, de oude Thoas, de vader van de koningin Hypsipyle. Deze had haar vader stiekem in veiligheid gebracht op het eiland Chios: ze had hem in een grote trog gezet en hem zo de overtocht laten maken. Toen die daad later aan het licht kwam, werd ze in ballingschap gedreven en zo kwam ze in dienst van koning Lykourgos die zijn zoon, de kleine prins Opheltes, aan haar zorgen toevertrouwde.
Bereidwillig als ze was, zette Hypsipyle het kind neer in het gras en toonde de mannen de weg naar een heldere waterbron. Heel even slechts had ze het kind uit het oog verloren – de bron was vlakbij – doch in die korte tijdspanne was een slang het prinsje genaderd, had het in de wurggreep genomen en doodgebeten. De koning was woedend, dat hoeft geen betoog, en hij dreigde ermee Hypsipyle te doden. Amphiaraos, omdat hij als eerste Hypsipyle had aangesproken, achtte zich verantwoordelijk voor het drama. Hij organiseerde daarom rouwplechtigheden voor Opheltes en liet deze gepaard gaan met Spelen ter ere van Zeus. Alzo bekoelde de woede van Lykourgos en werd het leven van de hulpvaardige Hypsipyle gespaard. Deze ´Nemeïsche Spelen¡ waren dus ingesteld om bij de oppergod verzoening af te smeken voor de zware daad van onoplettendheid die tot de dood van Opheltes had geleid. Ze zouden uitgroeien tot een tweejaarlijks evenement – ze grepen plaats het jaar ná de Olympische Spelen én het jaar vóór de volgende Olympische Spelen – waar de beroemdste atleten aan deelnamen. Nooit zouden ze hun rouwkarakter verliezen: steeds liepen de scheidsrechters in rouwkleren gehuld en, in tegenstelling tot wat bij andere Spelen het geval was, is er in Nemea nooit sprake geweest van muziekwedstrijden.
Nog te vermelden dat Amphiaraos in deze droevige gebeurtenis een kwaad voorteken zag voor hun onderneming. Hij gaf het kind Opheltes daarom een nieuwe naam: Archemoros, wat betekent ´hij die voorgaat in de dood¡…
Laten we nu de draad weer opnemen in Thebe. Koning Oidipous was dood – zoals we gezien hebben aan het einde van verhaal nummer 24 – en ÿs konings zonen Eteokles en Polyneikes ruzieden om de troonsopvolging. In afwachting dat dit geschil zou beslecht worden, werd in Thebe het bewind gevoerd door hun moeders broer Kreon, die ook reeds korte tijd over de stad geregeerd had na de dood van koning Laios. Uiteindelijk luidde de overeenkomst tussen de twee broers als volgt: om de beurt zou één van hen over de stad heersen gedurende één jaar. Eteokles zou als eerste het koningschap waarnemen. Maar toen zijn jaar om was weigerde hij de troon aan zijn broer Polyneikes af te staan. Daarom nam deze laatste zich voor, zich gewapenderhand zijn rechten toe te eigenen. Teneinde zich van een behoorlijk leger te voorzien, trok hij naar Argos, alwaar hij hoopte op de steun te kunnen rekenen van de aldaar heersende koning, Adrastos.
Wie was Adrastos en hoe was hij koning geworden in Argos? Ziehier. Adrastos was een verre afstammeling van Aiolos (zie nr. 37). Een nakomeling van Aiolos, met name Amythaon had zich gevestigd in Pylos, in het zuidwesten van de Peloponnesos. De zonen van Amythaon, Bias en Melampos zwermden uit naar Argolis en Melampos kwam in de gunst te staan van koning Proitos doordat hij, begiftigd met zienergaven en genezende krachten, ÿs konings waanzinnige dochters genas. Proitos schonk Melampos twee derde van zijn rijk. Melampos zelf schonk de helft van die twee derde aan zijn broer Bias. Zodoende regeerde Adrastos, een kleinzoon van Bias, later over Argos. Zeer in aanzien stond in Argos ook Amphiaraos die afstamde van Melampos en van deze laatste de gave van de profetie zowel als deze van de genezing had geërfd. Amphiaraos was naast bloedverwant van Adrastos ook dezes schoonbroer, want gehuwd met Eryphile, Adrastosÿ zuster. Adrastos zelf had twee dochters en zoals elke vader wenste hij zijn dochters aan een geschikte man uit te huwelijken. Wie beter dan het orakel van Delphi kon hem goede raad geven bij het kiezen van een schoonzoon? De uitspraak van het orakel luidde: ´Bind aan een tweewielige strijdwagen het everzwijn en de leeuw die in uw paleis vechten¡. De betekenis van deze uitspraak zou hem al gauw duidelijk worden.
De dag dat Polyneikes aan het hof van koning Adrastos belandde, kwam daar nog een andere koningszoon asiel vragen. Het was Tydeus, zoon van koning Oineus van Kalydon. Tydeus was uit Kalydon verbannen, omdat hij, zij het per ongeluk, zijn broer had gedood. Adrastos onthaalde de beide prinsen gastvrij. Op een gegeven ogenblik begonnen beiden onder elkaar ruzie te maken. Dreigend stonden ze tegenover elkander toen het Adrastos opviel dat op het schild van de ene een everzwijn was afgebeeld, op het schild van de andere een leeuw. Hij kwam verzoenend tussenbeide en bood beide mannen de hand van zijn dochters: Polyneikes kreeg Argeia ten huwelijk, Tydeus kreeg Deipyle. En er werd al een strijdplan gesmeed om zowel Thebe als Kalydon te veroveren voor de twee schoonzonen. Eerst zou Thebe aan de beurt komen. Er diende een flink leger op de been gebracht. Adrastos dacht in de eerste plaats aan zijn schoonbroer, de ziener Amphiaraos. Maar deze laatste voorzag dat allen zouden sneuvelen, met uitzondering van Adrastos, en daarom weigerde hij deel te nemen aan de strijd. Maar Adrastos had een listig plan. Polyneikes had hem verteld dat hij in het bezit was van het oneindig kostbaar en schitterend gouden halssnoer dat indertijd bij het huwelijk van zijn voorouders, Kadmos en Harmonia, door de goden aan de bruid was geschonken. Ze kwamen overeen het halssnoer aan te bieden aan Eriphyle, op voorwaarde dat ze haar echtgenoot er toe zou dwingen mee op te trekken naar Thebe. De ´dominerende echtgenote¡ haalde haar slag thuis en Amphiaraos zegde toe, men kan zich voorstellen met hoeveel tegenzin…
Er werden verder nog een drietal edele strijders bereid gevonden om mee te helpen bij deze grote veroveringstocht, waar ongetwijfeld groot materieel voordeel en onsterfelijke roem zou te halen zijn. Elk van hen bracht een flink aantal dapperen mee. De tocht van ´de zeven tegen Thebe¡ kon beginnen. Hier volledigheidshalve hun namen: Adrastos, Polyneikes, Tydeus, Amphiaraos, Kapaneus, Hippomedon en Parthenopeus, deze laatste zijnde de zoon van Atalante (zie nummer 31).
Prometheus had het helemaal verkorven bij Zeus. Niet alleen had hij het hemelse vuur gestolen om het naar de mensen te brengen, maar door het geschenk van Zeus de vrouw Pandora te weigeren had hij zich de wraak van de diep beledigde oppergod op de hals gehaald. De straf die Zeus voor zijn neef in petto had kon tellen! Hij liet hem vastketenen met onbreekbare kettingen aan een hoge rots in het Kaukasusgebergte, alwaar een arend overdag grote stukken uit zijn lever kwam pikken; s nachts groeide de lever telkens weer aan. De oppergod had de bedoeling die straf eeuwig te laten duren, tenzij iemand van de onsterfelijken bereid zou gevonden worden zijn eigen onsterfelijkheid terug te schenken in ruil voor Prometheus bevrijding.
Ook vond Zeus dat de mensen met al de kwalen uit de doos van Pandora nog niet genoeg gestraft waren. Hij had zich voorgenomen dat goddeloos mensengeslacht uit te roeien. Hij zou ze allen de verdrinkingsdood laten sterven door een zondvloed. Toch waren er een paar mensen die we godvrezend zouden kunnen noemen: Deukalion en Pyrrha. Deukalion was de zoon van Prometheus, Pyrrha de dochter van Epimetheus. Reeds lang van te voren had Deukalion op aanraden van zijn vooruitziende vader Prometheus een schip gebouwd, voor het geval dat Toen Zeus de hemelsluizen openzette trok Deukalion zich met zijn nicht Pyrrha terug in het schip. Het schip strandde uiteindelijk op de Parnassosberg. Toen het water zich terugtrok merkten ze dat zij de enige overlevenden waren. Hoe zouden zij in staat zijn de wereld te herbevolken? Zij raadpleegden daartoe het orakel van de godin Themis. De uitspraak van het orakel luidde: sluier uwe hoofden, maakt uw gordels los en gooi de beenderen van uw geliefde moeder over uwe schouders, en op die wijze zult gij de wereld weer bevolken. Lang dachten Deukalion en Pyrrha na over deze godsspraak. Het orakel kon dit onmogelijk letterlijk bedoeld hebben. Natuurlijk niet! Hun moeder, dat was Gaia, de Aarde, de Almoeder, en de beenderen, dat waren de stenen die op de grond lagen. Met hun beiden gingen ze aan de slag: ruggelings gooiden ze stenen over hun schouder en er geschiedde iets wonderlijks. Uit de stenen die Deukalion had gegooid ontstonden mannen, uit de stenen die Pyrrha had gegooid ontstonden vrouwen. Zo werd de wereld weer bevolkt.
Deukalion en Pyrrha hadden een zoon, Hellen, die de stamvader zou worden van alle Hellenen, van alle Grieken dus. Hellen had met Orseïs een waternimf ofte naïade drie zonen: Doros, Aiolos en Xouthos (over deze laatste hebben we verteld in nummers 33 en 34). Doros werd de stamvader van de Doriërs die zich aanvankelijk vestigden in de noordelijke delen van Griekenland, zegge Epiros en Macedonië. Later zouden de Doriërs oprukken naar andere delen van Griekenland. Aiolos niet te verwarren met die andere Aiolos, de god van de winden was de stamvader van de Aïoliërs. Deze vestigden zich in Thessalië. Later werden ze daar verdreven door de Doriërs en gingen ze zich vestigen in meer zuidelijk gelegen delen van centraal Griekenland en ook op het schiereiland Attika. Xouthos, die zoals u weet gehuwd was met Kreousa, dochter van de Atheense koning Erechtheus, had naast Ion nog een zoon, Achaios. Van Ion stammen de Ioniërs af. Zij bevolkten de eilanden van de Egeïsche zee, de westkust van Klein-Azië en delen van Attika. De Achaïers ten slotte, afstammelingen van Achaios, bewoonden het noordelijk gedeelte van de Peloponnesos.
Naast de vier dochters had Erechtheus nog een zoon, Kekrops – genoemd naar de allereerste koning van Athene – en die volgde zijn vader op. Deze Kekrops werd zelf opgevolgd door een zoon die genoemd was naar de vader van Erechtheus, Pandion dus. Veel bekender is de zoon van deze Pandion, koning Aigeus, die zelf de vader was van de beroemdste onder de koningen van Athene en tegelijk één van de allergrootste helden uit de klassieke oudheid: Theseus. Maar laten we de koningen van Athene nu even rusten en een eindje terugkeren in de ´mythologische tijd¡.
In de strijd die Zeus, met succes, had uitgevochten tegen de Titanen (cf. verhaal nr. 2), hadden twee zonen van de Titaan Japetos de zijde van Zeus gekozen: Prometheus en Epimetheus. Een andere zoon, Atlas, had zijn vader gesteund en was dus in het verliezende kamp gebleven. Atlas werd zwaar gestraft door de oppergod: hij diende het hemelgeweld op zijn schouders te torsen tot aan het einde van zijn dagen. Prometheus en Epimetheus kregen als dank de toelating van Zeus om een mens te maken. Ze maakten een mens uit klei en ze bliezen hem de levensadem in. En de mens plantte zich voort en weldra bevolkte een groot mensenras de wereld. Maar de mensen waren vol onvolmaaktheden en uiteindelijk waren ze ongelukkig ofschoon het hen aan niets ontbrak. Aan niets? Toch niet, dacht Prometheus, de mensen kennen het vuur niet. En bezorgd als hij was voor het geluk van zijn schepsels, nam hij een brandende toorts uit de hemel en bracht zodoende het vuur naar de mensen, zonder dat Zeus daarvan op de hoogte was. Maar de mens werd er niet gelukkiger door en verering van de goden was hen helemaal vreemd. Dat werkte vreselijk op de zenuwen van de oppergod en hij besloot het mensenras te straffen. Hij gaf opdracht aan Hephaistos een vrouw te maken uit klei en aan de andere goden gaf hij de opdracht haar te begiftigen met al de gaven die men zich maar kan indenken. Zo kreeg ze de schoonheid en de bekoorlijkheid van Aphrodite, de wijsheid van Athene, en verder werd zij omhuld door prachtige kleren en schitterende kostbare gouden juwelen. Ze noemden haar Pandora. Ze zou volmaakt geweest zijn, had Hermes haar niet een bedrieglijke aard meegegeven en… de nieuwsgierigheid. Zeus bracht de vrouw naar Prometheus, maar deze, vooruitziend als hij was vertrouwde het zaakje niet en hij weigerde het geschenk. De onnadenkende Epimetheus daarentegen hapte gretig toe en hij trouwde met Pandora. Zeus schonk het koppel een prachtig gouden koffertje (de doos van Pandora) waarin alle rampen zaten opgesloten en alle ongelukken die het mensdom heden te dage nog treffen. Zeus, wel wetende dat Pandora haar nieuwgierigheid niet zou kunnen bedwingen, gaf haar de raad het kistje ongeopend te laten. En, wat moest geschieden geschiedde: de nieuwsgierigheid haalde de bovenhand, Pandora opende het koffertje en al het onheil verspreidde zich over de wereld. Ze klapte het koffertje snel dicht, doch het enige wat niet was kunnen ontsnappen was de hoop, het enige goede dat in ´de doos van Pandora¡ opgesloten zat en dat uiteindelijk de mens onthouden wordt, want wat hem per slot van rekening te wachten staat is immer weer de ijselijke dood.
Een andere dochter van Erechtheus was Prokris. Ze was gehuwd met Kephalos, koning van de stad Thorikos en zoon van de god Hermes en Herse, één van de drie dochters van Athenes eerste koning Kekrops (zie verhaal nr. 7). Eos, de godin van de dageraad, werd verliefd op Kephalos en ze schaakte hem en hield hem gevangen. Maar Kephalos bleef zijn echtgenote trouw en uiteindelijk liet Eos hem gaan, echter met de vermaning dat zijn vrouw ongetwijfeld minder standvastig was in de liefde dan hijzelf. Er was twijfel geslopen in het hart van Kephalos en hij besloot zijn vrouw op de proef te stellen. Hij verkleedde zich in een andere man en probeerde haar zodoende te verleiden. Dat lukte aanvankelijk niet, maar op de duur meende hij toch enige twijfel bij haar te bespeuren. Kephalos legde zijn vermomming af en beschuldigde zijn vrouw van ontrouw. Hierop vluchtte Prokris in paniek naar Kreta, alwaar koning Minos zich over haar ontfermde en haar liefde trachtte te winnen met kostbare geschenken: een immer doel treffende speer en Lailaps, een pracht van een jachthond. Ondertussen was Kephalos tot het inzicht gekomen dat hij verkeerd had gehandeld. Hij zocht zijn vrouw overal en toen hij haar gevonden had, verzoende hij zich met haar en hij nam haar mee terug naar Thorikos. Prokris schonk hem de speer en de hond die zij van koning Minos had gekregen. Het echtpaar kende nu enkele gelukkige jaren. Kephalos placht op jacht te gaan met de hond Lailaps en de nooit falende speer. Vaak zocht hij na een vermoeiende jacht verkoeling: neergezeten in het struikgewas riep hij dan Zephyros, de koele Westenwind, bij zich en samen hielden zij zacht fluisterende gesprekken. Toen hij op een kwade dag aldus, vermoeid na een zware hertenjacht, uitrustte en Zephyros hem zachtjes toefluisterde en koelte toewuifde, hoorde hij een geritsel achter zich. Het was Prokris die in een jaloerse bui haar man gevolgd was. Denkende dat een wild dier hem besloop, slingerde Kephalos zijn onfeilbare speer in haar richting en doodde zo zijn vrouw. Zo groot was zijn wanhoop dat hij met de speer zijn eigen hart doorboorde.
Een derde dochter van Erechtheus was Oreithyia. Zij werd geschaakt door Boreas, de Noordenwind. Zij schonk hem twee zonen, Kalaïs en Zetes, die bekend zijn om hun deelname aan de beroemde Argonautentocht, waarover we later zullen vertellen. Chthonia tenslotte werd door haar vader Erechtheus geofferd aan de goden toen hij in een oorlog met de Eleusiërs verwikkeld was. Het orakel had hem dit offer opgedragen als voorwaarde tot het behalen van de overwinning. Poseidons zoon Eumolpos, die verliefd was op het meisje, smeekte Erechtheus haar niet te doden. Doch Erechtheus, wiens drang naar de overwinning groter was dan de liefde voor zijn dochter, bleef onvermurwbaar. Dat was voor Poseidon de druppel die de emmer deed overlopen: met zijn drietand spleet hij de aarde open onder Erechtheusÿ voeten, zodat Athenes koning levend werd verzwolgen. De inwoners van de stad betreurden hun koning zeer en ze bouwden op de akropolis een tempel, ter ere van hun geliefde koning, ter ere van Athena, ter ere van Poseidon, maar ook ter ere van hun oudste koningen aan wie ze goddelijke eer bewezen. Die tempel is het Erechtheion; de naam doet ook denken aan Erichtonios, de stamvader van de Atheners.
Xouthos wist met zijn vreugde geen blijf, nu hij een zoon gevonden had. Terwijl hij voorbereidingen trof om die heuglijke gebeurtenissen te vieren, broedde Kreousa snode plannen: ze zou de knaap uit de weg ruimen! Xouthos liet een grote feesttent oprichten en nodigde alle inwoners van Delphi uit op een feest ter ere van Ion. Eén van de dienaars, die evenwel met Kreousa samenspande, werd aangesteld om de wijn in de bekers te schenken. Niemand had gezien dat hij in de beker die voor Ion bestemd was, een snel dodend gif had gedaan. Toen de jongeling de beker aan de lippen bracht, klonk plotseling een vloek door de zaal. Ion wist dat dit een slecht voorteken was. Daarom goot hij de beker, die hij zopas had willen leegdrinken, uit op de grond, en hij nodigde de omstanders uit te doen zoals hij. Een dozijn duiven kwamen de tent binnengevlogen en dronken van de wijn op de grond. Tot ontsteltenis van allen die toekeken, ging de duif die van Ions wijn had gedronken plots aan t wankelen en bleef weldra morsdood liggen. Het was duidelijk dat iemand de gevierde had willen vergiftigen. De wijnschenker werd erbij gehaald en deze verklaarde dat hij in opdracht van Kreousa had gehandeld.
- Ter dood met haar, stenigt haar! Zo riep Ion en zo riep de verontwaardigde menigte.
- Ja, doodt mij maar, maar doet het dan vóór het aanschijn van de god, schreeuwde Kreousa, terwijl ze in de richting van Apollos tempel vluchtte. Stellig hoopte zij dat de god, die haar eens had bemind, nu haar leven zou redden
Toen Kreousa, achtervolgd door Ion en de anderen, vóór de tempel kwam, trad de tempelpriesteres naar buiten met in haar armen een mandje. Zij sprak:
- Ion, wat gij doen wilt is onrecht. Zie dit mandje! Zij die gij ter dood wilt brengen is uw moeder. In dit mandje heeft zij u achtergelaten en zo werd gij door de god Hermes bij mij gebracht. Ik heb u opgevoed en het mandje zorgvuldig voor u verborgen gehouden.
- Hoe kan ik weten dat gij de waarheid spreekt? Voor het eerst durfde Ion aan de woorden van de profetes te twijfelen.
Kreousa die het mandje herkende riep:
- Maak het mandje open en zie de dingen die ik er heb ingelegd: zelfgeborduurde luiers met slangenmotieven en met de kop van Medusa, een kostbare halsketting, een krans van olijven Apollo is je vader!
Ion kon nu niet meer twijfelen: Kreousa was zijn moeder, Xouthos was zijn stiefvader en Apollo zelf, de god die hij al die jaren trouw had gediend, niemand minder dan Apollo, was zijn échte vader!
Met zijn vrouw en zijn stiefzoon keerde Xouthos verzoend naar Athene terug. De tocht naar het orakel van Delphi kende dus tóch een gelukkig einde. Wat had de god dit alles goed beredderd!
Eén van de dochters van de Atheense koning Erechtheus was Kreousa. Ze werd zwanger gemaakt door Apollo. Dit geschiedde in een grot, aan de noordelijke flank van de Akropolisrots, niet ver van haar vaders paleis. In deze gezegende toestand werd ze door Apollo aan haar lot overgelaten. Ze hield haar zwangerschap voor iedereen verborgen en toen haar tijd gekomen was baarde zij een zoon. Ze legde het kind in een mandje, in geborduurde luiers, samen met een kostbare halsketting en een krans van olijven. Met pijn in het hart liet ze het kind achter in genoemde grot: ze wilde te allen prijze vermijden dat haar misstap de koning ter ore zou komen. Ze hoopte dat Apollo wel zorg zou dragen voor zijn zoon. Hetgeen ook geschiedde: Apollo zond zijn halfbroer, de god Hermes, naar de grot om het kind te halen en het naar zijn tempel in Delphi te brengen. Hermes zette het kind in het mandje neer op de drempel vóór de tempel, waar de tempelpriesteres het vond, het als een moeder verzorgde en inwijdde in de tempelgeheimen. Alzo groeide het op tot een rijzige knaap, die Apolloÿs tempeldienaar werd in Delphi.
Kreousa was ondertussen gehuwd met Xouthos, een uit Thessalië verbannen koning. Hun huwelijk bleef echter kinderloos. Om de oorzaak daarvan te kennen gingen zij het orakel van Delphi raadplegen. Onderweg ging Xouthos eerst nog te rade bij het orakel van Trophonios in Levadia. Het antwoord van dit orakel luidde: gij zult niet zonder zoon huiswaarts keren! Deze uitspraak verheugde Xouthos zeer. Kreousa echter voelde zich door angst bevangen, nu ze weldra vóór het altaar van ´haar¡ god zou komen te staan. Bij hun aankomst in Delphi werden ze door de tempeldienaar verwelkomd. Toen deze de reden van hun komst vernam was hij getroffen door de emotie en het verdriet van Kreousa en de jongeman voelde plots behoefte om zelf zijn hart uit te storten. Evenzeer als u naar een kind verlangt, zo sprak hij, verlang ik ernaar mijn ouders te kennen. Het kind dat Apollo jaren geleden bij haar verwekt had, zou nu ongeveer even oud zijn als deze knaap, dacht Kreousa. Niettemin vermoedde zij niet in het minst dat ze oog in oog stond met haar bloedeigen zoon. Na al die jaren immers was ze ervan overtuigd geraakt dat haar kind niet meer leefde, dat wilde dieren het wel zouden verslonden hebben…
Ondertussen had Xouthos het orakel geraadpleegd; hij kwam de tempel al uit. De jonge tempeldienaar ging naar hem toe. Doch ziet: Xouthos strekte zijn armen uit naar de jongeling, drukte hem krachtig tegen de borst en stamelde, tot tranen toe bewogen: mijn zoon, mijn zoon. Niet begrijpend trachtte de knaap zich uit de omarming los te maken. Ziehier, sprak Xouthos, wat het orakel mij geopenbaard heeft: ga de tempel uit en de jongeman die u zal tegemoet komen is uw zoon. En nog sprak Xouthos: laat je door mij omarmen mijn zoon, want jij bent mij tegemoet gekomen en daarom noem ik jou Ion, dat is ´hij die komt¡. Terwijl de jongeling zich nu gewillig liet omhelzen, keek Kreousa verbaasd en achterdochtig toe. Niet zíj doch haar echtgenoot had een kind teruggevonden. Hoe was dat te verklaren? Was deze Ion misschien de vrucht van Xouthos met een andere vrouw? Hoe kon het anders? En haar echtgenoot had daar met haar nooit met één woord over gerept! Valselijk had hij haar meegenomen naar Delphi om alzo dit kind officieel tot zijn zoon en erfgenaam te kunnen maken…
(de vorige drie verhaaltjes hebben betrekking op Kalydon; voor deze stad geldt de regel – die vrijwel voor alle Griekse steden geldt – dat haar stichter en eerste koning een inwijkeling was, een allochtoon, iemand uit een andere streek; een uitzondering op deze regel maakt alvast de stad Athene, waar we het reeds over gehad hebben in het verhaal nummer 7; koning Erichthonios was ontsproten uit de eigen grond en dat dank zij twee van Athenes meest geliefde goden, Athena en Hephaistos; laten we nu weer een kijkje nemen in Athene)
Pandion, de zoon van Erichthonios, volgde zijn vader op als koning van Athene. Pandion had twee dochters, Prokne en Philomela, en twee zonen, een tweeling. Prokne werd door haar vader uitgehuwelijkt aan Tereus, die een zoon was van de god Ares en koning was in Thracië. Toen Prokne in het kraambed lag zocht Tereus toenadering tot haar zuster Philomela en verkrachtte haar. Tereus die bang was dat zijn ontrouw aan het licht zou komen, sneed zijn schoonzuster de tong uit. Maar Philomela, aldus van de spraak beroofd, borduurde het verhaal van Tereusÿ ontrouw op haar zusters kleed. Prokne was daardoor dermate geschokt dat ze haar pasgeboren kind, Itys, onthoofde. Ze sneed het lichaam in stukken, kookte het vlees en zette het de vader voor. Tereus, niets vermoedend, verorberde alzo zijn eigen kind. Toen hij gegeten had, liet Prokne hem het afgehouwen hoofdje aanschouwen. De met woede en afgrijzen vervulde Tereus wilde daarop zijn vrouw en diens zuster vermoorden met een bijl. Zij vluchtten en hij achtervolgde hen, tot in Daulis, een stadje in Beotië. Daar zou hij de vrouwen ongetwijfeld bij de lurven gevat en gedood hebben… Maar de goden, door medelijden bewogen en afkerig van nog meer bloedvergieten, ontfermden zich over Prokne en Philomela door hen beiden in vogels te veranderen, waardoor zij buiten het bereik bleven van de uitzinnige woesteling. Prokne werd veranderd in een nachtegaal, Philomela in een zwaluw. De goden hadden er blijkbaar zin in gekregen en nu ze toch aan het omtoveren waren veranderden ze de kleine Itys in een distelvink, nadat ze hem eerst weer tot leven hadden gewekt. En Tereus? Die werd omgevormd tot een sperwer. De goden zorgden er wel voor dat de nachtegaal en de zwaluw hem te vlug af bleven.
De tweelingszonen van Pandion waren Boutes en Erechtheus. Boutes werd priester en hij trad in dienst zowel van Poseidon als van Athena. Erechtheus volgde zijn vader op als koning van Athene. Hij eerde alleen Athena. Hierdoor was Poseidon ten zeerste beledigd en dat zou Erechtheus uiteindelijk met zijn leven moeten bekopen. Daarover zullen we vertellen in een van de volgende verhaaltjes waar we het zullen hebben over de dochters van Erechtheus.
Atalante was een koningsdochter uit Arkadië, een bosrijke en bergachtige streek in het noorden van de Peloponnesos. Haar vader heette Iasos. Verlangend had Iasos uitgekeken naar een zoon en de ontgoocheling bij de geboorte van zijn dochter was dermate groot dat hij het kind te vondeling legde in het woud, alwaar het ongetwijfeld zou sterven van honger en dorst. Maar een berin vond het kind en ze nam het mee naar haar hol, hield het warm met haar lichaam en voedde het met haar melk. Atalante groeide op tussen de wilde dieren van het bos en al gauw bleek ze over een prachtig en gespierd lichaam te beschikken en over buitengewone fysieke gaven. Door zich dagelijks in snelheid te meten met de dieren kon ze vlugger lopen dan welke sterveling ook. Haar uithoudingsvermogen was daarenboven zonder weerga. Jagers uit het bos leerden haar omgaan met pijl en boog en het duurde niet lang of ook in de kunst van het jagen kende ze haars gelijke niet. Niet te verwonderen dat Meleager, de prins van Kalydon, die van Atalentes kunde op de hoogte was, haar liet deelnemen aan de jacht op het beruchte everzwijn. Zoals reeds verteld was zij het die de ever het eerst had getroffen. Het stemde haar verdrietig dat de onderneming zo rampzalig geëindigd was met de dood van Meleager, die haar had bewonderd en ongetwijfeld verliefd was geweest op haar. Wat nog niet betekent dat die liefdesgevoelens wederkerig waren geweest, want Atalante leek in vele opzichten op de godin Artemis en zoals we weten voelde Artemis zich op generlei wijze aangetrokken tot het mannelijk geslacht. Zelf deed Atalante met haar sierlijk en atletisch gebouwd lichaam nochtans menig mannenhart sneller slaan. Ze wimpelde echter al haar aanbidders af, maar toen ze daar steeds moeilijker in slaagde, begon ze een voorwaarde te stellen waaraan ze dienden te voldoen om haar gunsten te winnen. Ze was ervan overtuigd dat niemand in de opdracht zou slagen: haar te verslaan in een hardloopwedstrijd! Bijzonder afschrikwekkend daarbij was, dat als de kandidaat niet slaagde in de opdracht, hij ter dood zou gebracht worden. Hoevelen op die wijze de dood vonden is niet bekend, zelfs niet of er überhaupt één slachtoffer is gevallen. Wel heeft men weet van één jongeman die tot over de oren verliefd was en er niet voor terugdeinsde zijn leven op het spel te zetten voor Atalante. Zijn naam was Hippomenes, al wordt hem wel eens een andere naam toegekend. Zijn vader was Megareus en deze was zelf een zoon van niemand minder dan de god Poseidon. Hippomenes had evenwel voorzorgen genomen. Hij had gebeden tot de godin van de liefde, Aphrodite. Deze schonk hem vóór de aanvang van zijn race tegen Atalante drie gouden appelen, met de gebruiksaanwijzing erbij. En wat meer is, ze gaf opdracht aan haar zoontje Eros, om een verliefd makend onzichtbaar gouden pijltje af te schieten, recht in het hart van Atalante...
Een vreemd gevoel maakte zich van Atalante meester toen ze samen met haar aanbidder aan de startlijn stond, een gevoel dat ze tot dan toe nooit gekend had. En in t begin van de wedstrijd aarzelde ze om uit volle kracht door te gaan. Niet lang nadat het startsein was gegeven, liet Hippomenes hij had nog steeds gelijke tred gehouden een gouden appel vallen. De aantrekkingskracht van het blinkend goud was te groot voor Atalante: ze raapte de appel op en verloor daardoor enkele meters. In een mum van tijd maakte ze haar achterstand goed, maar wéér liet Hippomenes een appel vallen en wéér kon Atalante niet weerstaan. En pas had ze de aldus opgelopen achterstand weer goed gemaakt of Hippomenes liet zijn derde appel vallen. Dit bleek de beslissende zet te zijn, want nog vóór zijn tegenstandster hem ten derde male kon inhalen had hij de aankomst bereikt. Atalante bleek helemaal niet rouwig te zijn door haar nederlaag. Ze schonk zich nu geheel aan Hippomenes: haar hart was als het ware opengebloeid en helemaal toegankelijk voor de liefde. Uit hun beider liefde werd een zoon geboren, Parthenopeus, die een van de zeven tegen Thebe zou worden en waarover ik u later meer zal vertellen.
Eindelijk eens een verhaal zonder een dramatisch einde? Dat dacht u maar! Atalante en Hippomenes bleven elkander vurig beminnen, ook na de geboorte van hun zoon. Té vurig. Ze bedreven zelfs de liefde in een tempel van Zeus. Die oneerbiedigheid tegenover de goden moet de oppergod hun bijzonder kwalijk genomen hebben. Hij veranderde beiden in leeuwen en verbood hen nog geslachtelijke gemeenschap met elkaar te hebben. Vandaar het geloof dat leeuwen paren met panters, niet met elkaar...
Eén van de kinderen van Oineus en Althaia was Meleager. Toen het kind geboren was stonden de drie schikgodinnen bij zijn wiegje: Clotho, Lachesis en Atropos. De schikgodinnen ook Moiren genoemd zijn de dochters van Zeus en de titanes Themis; zij zijn het die het lot van de mensen bepalen. Clotho voorspelde het kind een goede gezondheid, Lachesis voorspelde een roemvolle toekomst, Atropos voorspelde dat het kind net zolang zou leven tot het grote houtblok in de haard zou opgebrand zijn. Althaia was vreselijk aangedaan door deze voorspelling. Toen de drie Moiren het huis verlaten hadden greep ze haastig het brandend houtblok en gooide het in het water. Daarna ging ze het verstoppen in een donkere hoek van het paleis, waar niemand ooit kwam.
Alles zou verder goed gegaan zijn, ware het niet dat koning Oineus zich de woede van de godin Artemis op de hals had gehaald. Er was een voorspoedige tijd geweest in Kalydon de oogst was overvloedig en het vee was gezond en toen het tijd werd om de goden te danken, bracht Oineus gulle offers: veldgewassen voor Demeter, druiven voor Dionysos, olijven voor Athena. Aan Artemis evenwel had hij niets geofferd. Vergeten! De godin had minstens een geit of een schaap of een reebokje verwacht, maar... niets! Artemis was weer eens diep vernederd en de gevolgen zouden weer niet uitblijven. Zij stuurde een ontiegelijk groot everzwijn naar Kalydon, dat de vruchten des lands vernietigde en de mensen aanviel, zowel als het vee. Niemand slaagde erin het dier te vangen en te doden. Tot uiteindelijk s konings zoon Meleager alle heldhaftige krijgers uit de streek opriep om zich te verenigen en een gezamenlijke jacht in te zetten tegen het everzwijn. Velen gaven gehoor aan de oproep. Onder hen ook een vrouw, Atalante: een jonkvrouw van koninklijken bloede, uit Arkadië, die meer dan behoorlijk overweg kon met pijl en boog. Velen van de krijgers stonden afkerig tegenover haar deelname. Sommigen vonden het vernederend te moeten vechten aan de zijde van een vrouw en haakten af. Maar Meleager, onder de indruk van de charmes van deze bekoorlijke jonge vrouw, liet haar niettemin mee ten strijde trekken.
Algauw bleek de strijd tegen de Kalydonische ever geen gemakkelijke klus te zijn. De ever beukte onvervaard in op het legertje gewapende mannen en aanvankelijk slaagde niemand erin het dier te treffen terwijl velen van de mannen zelf ernstig gewond raakten. Men begon reeds te twijfelen aan de goede afloop van de onderneming toen het dier plots neerzeeg, getroffen door één van Atalantes pijlen. Meleager rende op de ever af en doorboorde hem met zijn speer. Hij stroopte het dier het vel af en hieuw de kop van het lijf. De kop en het vel schonk hij als trofee aan Atalante, omdat zij de ever het eerst had getroffen. De twee broeders van Althaia, die ook aan de strijd hadden deelgenomen, protesteerden daar hevig tegen en eisten zelf de trofee op. Daarop ontstak Meleager in dolle woede en hij doodde zijn beide ooms.
Toen Althaia de uitslag van de veldtocht vernam was zij verheugd. Doch algauw maakte haar blijdschap plaats voor afgrijzen, toen men de lijken van haar beide broeders voor haar voeten kwam neerleggen. Op slag begon zij de goden te aanroepen en smeekte hun de moordenaar te straffen met de dood, niet wetend dat de moordenaar niemand anders was dan haar eigen teergeliefde zoon. De dood van haar broeders mocht niet ongewroken blijven. Ook niet toen de afschuwelijke waarheid tot haar was doorgedrongen. Ze nam het weggeborgen half opgebrand houtblok en wierp het in het vuur. En met het houtblok smeulde ook het leven weg uit het stoere lichaam van haar fiere zoon. En nog vooraleer hij de geest gaf had Althaia zichzelf het leven benomen, door verhanging...
(na verhaaltje nr. 20 hebben we de koningen van Thebe even laten rusten en nu doen we hetzelfde met die van Argolis, maar later zullen we de draad weer opnemen; we zullen het nu hebben over Kalydon, een wat minder bekende doch in de oudheid zeker geen onbelangrijke stad)
We beginnen dit verhaal bij Endymion. Hij was een zoon van Zeus en van een nimf. Hij woonde in Elis, in het noordwesten van de Peloponnesos. Hij trouwde en had vier zonen. Op een warme zomerdag trof Selene de maangodin, hem aan, naakt slapend in een grot. Selene is een dochter van het titanenkoppel Hyperion en Theia en tevens een zuster van Eos, de dageraad, en van Helios, de zonnegod. De nochtans koele godin werd op slag tot over de oren verliefd op de knappe jonge man. Ze vleide zich tegen hem aan en overlaadde hem met kussen. Dit geluk zou eeuwig moeten blijven duren, dacht ze, en ze smeekte Zeus haar geliefde onder te dompelen in een nooit eindigende slaap, opdat hij nimmer oud zou worden en aldus zijn knap uiterlijk voor altijd zou blijven behouden en zij hem ongestoord iedere dag zou kunnen bezoeken en liefhebben. En Zeus willigde haar verzoek in...
Aitolos, een van de zonen van Endymion vestigde zich aan de andere kant van de Korintische Golf, in het zuidwesten van het Griekse vasteland. De streek werd naar hem genoemd: Aitolië. Aitolosÿ zoon Kalydon stichtte er later de gelijknamige stad, Kalydon dus. De meest bekende koning van deze stad is Kalydons achterkleinzoon Oineus. Deze was gehuwd met Althaia, dochter van zijn neef Thestios. Drie kinderen van Oineus spelen een hoofdrol in verhalen die behoren tot de meest spannende uit de Griekse mythologie: het zijn Meleager, Deianeira en Tydeus. We zullen u die verhalen niet onthouden.
Maar eerst iets over Oineus. Er was geregeld goddelijk bezoek aan het koninklijk hof in Kalydon. De hoge bezoeker was Dionysos, de god van de wijn, bij wie alle geneugten des levens hoog in het vaandel stonden. Of Oineus dan zulke goede maatjes was met de god? Welnee. Dionysos kwam in de eerste plaats voor Althaia, die hij het hof maakte. Had Oineus dat niet in de gaten? Zeer zeker wel, maar Oineus tolereerde het overspel van zijn echtgenote. Hij deed of hij niets merkte en telkens als de god op bezoek kwam trok hij zich bescheiden terug op zijn akkers. Dionysos wist deze handelwijze van Oineus zeer naar waarde te schatten. Uit erkentelijkheid leerde hij Oineus hoe hij uit druiven wijn kon maken, een kunst die tot dan toe enkel voorbehouden was aan de goden. En via Oineus heeft deze kennis zich verder verbreid over het mensdom. De oinologie, ook oenologie of enologie genoemd, de leer van de wijn en de wijnbouw, hebben we te danken aan de god Dionysos en aan Oineus, de tolerante koning van Kalydon, die niet te beroerd was om al eens een oogje dicht te knijpen...
Wie stuurt een tekening? i.v.m. één van deze mythologische verhalen... ... naar kris.vansteenbrugge@skynet.be De mooiste worden gepubliceerd. Vermeld je naam en die van je school+klas.