Afgelopen week heb ik late shift gehad op de
verpleegafdeling, dat verleent me in de ochtend een immense zee van vrije tijd.
Die tijd is soms wat lang en saai als er binnen geen huisgenoot aanwezig is. Als
ik mijn hoofd even door het raam laat hangen is er ook buitenshuis geen kat te zien.
Er valt hier zo weinig te beleven nu de buurvrouw met het kleine grijze
autootje niet meer naast ons woont. Ook die nieuwe buurman, de krullenbol, is in
geen uren in het rond te bespeuren. Zelfs de goddelijke lookalike, met de langlaufstokken,
komt bij dit herfstweer niet naar buiten. Alleen de vuilniskar zal nog passeren
maar op zich is dat ook weinig interessant. Wat verder zie ik aan de gevel van
een woning een opschrift hangen en ik lees de letters: huis te huur. Dan bedenk
ik hoe eenzaam, saai en triest het leven toch soms kan zijn. Wat een troost als
ik me weer omdraai en daar dan toch een kat zie staan, onze blauwe kater en
lieveling: sir George.
Wat een schattige en evenwichtige baas is dat
zeg, zo rustig en altijd tevreden. En zo snoezig als die knusse teddybeer zijn
pootje gaat likken en daarmee over zijn bolle wangen wrijft. Het is een
gentleman die zijn plaats goed kent binnen ons gezin. George eist weinig aandacht maar is er gewoon overal graag
bij. Nooit gedacht dat deze kater een troost bij eenzame momenten zou kunnen
zijn. Het is echter geen schootkat, daar moet ik niet op rekenen en hem te vaak
optillen is ook niet aan George besteed. Hij woont nu al tien maanden in ons
huis en ik geraak er nog steeds niet op uitgekeken. Als hij dan wel op mij is
uitgekeken draait hij zich om, loopt met zijn sierlijke heupen langzaam en koninklijk
weer weg, om een beetje te gaan dutten op zijn hoge troon.
George is in zijn nopjes als ik thuis ben
want dan kan hij me de hele morgen achtervolgen
en dat is een keer wat anders dan vogels te spotten in onze tuin. Hij is een en
al oog voor een koppel merels, dat hier bij ons verblijft en hun doen en laten
fascineert hem mateloos. Dat zal hier in de meimaand vonken geven als straks de
jongskes er zullen zijn. Ik zag het koppeltje trouwens vorige week rondfladderen
in een prachtige synchronische parendans. En nu is het vrouwtje al bezig met
het in elkaar knutselen van een warm en veilig nest. George wil er voortdurend
achter springen maar wordt belemmerd door het raam. Helaas mag hij hier niet
naar buiten want een raskat is het buitenleven niet gewend. Toch zou ik hem zo graag
eens uit nieuwsgierigheid, willen observeren terwijl hij losloopt in de tuin.
Heel even zou ik willen weten of hij er achteraan zou springen en of hij
sneller is dan hen. Maar ik vrees dat eens hij van de buitenlucht geproefd
heeft, hij zijn grenzen verder verlegt en ook eens uit nieuwsgierigheid gaat
snuffelen in de buurman zijn tuin. Waarschijnlijk ontdekt hij op die manier ook
wel eens de rijbaan en ik mag er niet aan denken dat hij een aankomende auto
niet meer ontwijkt.
Op het werk vertelt een collega toevallig
over een heel klein vondelingetje, een kat, dat haar man een tijd geleden meebracht
naar hun huis. Het was een diertje met een heel ander karakter dan dat van onze
George. Het was een wild en mager weesje, te druk en had last van ADHD. Maar het
was een soul mate geworden van haar jongste zoontje, die net zoals het katje
ook wat last had van ADHD. Het jongske was heel eigenzinnig en liep graag
buitenshuis. Zo ook die ochtend, maar het was zo hard aan het regenen en het
katje kwam maar niet terug naar huis. En tegen de avond kreeg de collega een verontrustend
berichtje: dat het dutske was gevonden, helemaal doorweekt en een van de vier billetjes
ging er wat raar en losjes aan. Ze dacht aan haar jongste zoontje en hoe
verdrietig en ontroostbaar hij nu wel zou zijn, toen ze wellicht zou moeten
vertellen dat het katje om het uit zijn lijden te verlossen, maar beter terug naar
de kattenhemel kon gaan. Ik vond dat zo een aandoenlijk en pakkend moment.
Na het werk kom ik terug thuis en opnieuw is
er geen huisgenoot te bespeuren. Ik settel me nog even in de zetel en steek de
televisie aan. En terwijl ik de beelden van de afgelopen gebeurtenissen uit het
nieuws probeer te verwerken, komt Sir George me weer groeten en aait met zijn
bolle kaak tegen me aan. Hij weet dan ook als geen ander hoe hij me moet
benaderen als ik een beetje moe maar ook wat triestig ben. Dan streelt hij zich
met zijn dikke kop tegen mijn lichaam aan en valt in slaap. Omdat dat zo zalig
is durf ik me haast niet meer te bewegen. Voor ik ga slapen denk ik nog even aan het
pakkende en aandoenlijke moment en zeg dan tegen de kater: Luister lieve
vriend, het is jammer maar helaas, die buitendeur die blijft voor jou gesloten,
omdat ik het op dit moment echt niet zou kunnen verdragen jou nu al naar de
kattenhemel te moeten laten gaan.
Het was op die
ochtend deze week, waarop de weerman voorspelde: het zal een zomerse lentedag
worden, dat ik mocht genieten van een onverwachte, maar welverdiende vrije
rustdag. Ik besloot er stevig in te vliegen want de boel mocht hier best wat
aan de kant. Ik kon de ramen alweer eens lappen en de administratieve papierberg
moest ook aangepakt. Ook kon ik in de verwilderde wintertuin maar beter wat gaan
schommelen, intussen genieten van de kriebelende lentezon. Alles wat ik nu dubbel
had moest maar eens naar het afvalpark. Ik kon dan ook de kater nog wat beter
gaan opvoeden en die wasmand zat alweer veel te vol. Graag wou ik dan wat
paginas lezen in mijn nieuwste spannende boek en nog wat ontspannen in de
overige vrije tijd, inclusief een zen-moment. s Avonds was ik dan voor mijn
huisgenoten aangenaam en helemaal gerefresht.
Maar dan ontvang
ik een bericht van een vriendin: ik heb je nodig en ik antwoord haar: ik
kom.
We kennen
elkaar al vele jaren, al sinds onze pubertijd, ze was een parel van een hartsvriendin.
Ze was mooi, slim en mondig en altijd heel erg stipt, maar het
allerbelangrijkste was voor mij: ze bezat een hart van peperkoeken goud. Als
twee domme pubers wandelden we graag samen door ons toenmalige dorp. Al
slenterend vertrouwden we elkaar onze diepste geheimen en van de nieuwste liefdesperikelen:
alle pikante en spannende details. We zijn elkaar nooit uit het oog verloren
maar wonen nu ver van een. De vriendin verblijft in een prachtige, van
natuurlijk licht doorstraalde woning, gelegen in een landelijke streek, heeft
een zwembad en is de gelukkige eigenaar van een lieve Spaanse waterhond.
We besluiten
samen een wandeling te maken en te genieten van de kriebelende lentezon. Maar
het gesprek is nu van een ander kaliber, het is hier bittere ernst. De vriendin
is erg ontgoocheld, ze is ontmoedigd, ze is gewoon op. Ik merk dat het echt
niet goed gaat, ze hapt veel te vaak naar adem terwijl ze het trieste verhaal
vertelt. De baas heeft haar vernederd, ontmoedigd, gekleineerd en een jongere
collega die ambitieus maar ook goedkoper is, kreeg meer macht toebedeeld. En
terwijl ze mijn vriendin beoordeelt, controleert en noem het gerust maar
pest, zwaait ze gretig de scepter en mijn vriendin doet helaas maar al de
rest. Mijn hartsvriendin heeft in iedereen het vertrouwen grondig verloren, gelukkig
alleen niet in de Spaanse waterhond.
Stilaan word
ik woedend en heel even treed ik uit mezelf. In gedachten stap ik naar de kortzichtige
directeur toe, grijp hem bij zijn kraag en hang hem aan de kapstok. De jongere
collega met de scepter, haal ik er ook bij en die plak ik hard en stevig achter
het behang. Dan ga ik op zijn bureau staan, omdat ik dat niet kan laten, ik
schreeuw hen toe uit volle borst: doe dat nooit meer met mijn hartsvriendin.
Maar terug op aarde gekomen besef ik: dit heeft hier geen zin.
We steken
onze koppen bij elkaar en verkennen nieuwe horizonten. We werken een strategisch
plan uit en wisselen van interessante ideeën en gedachten. We ontdekken mogelijkheden
voor de toekomst en zetten die op een rij. Misschien gaat de vriendin opnieuw
studeren of start ze een eigen zaak. En omdat ze zo slim is, zo innovatief, zo
ondernemend en zo de moeite waard, beloof ik dat ik haar altijd zal steunen en heel
erg blijf geloven in haar, het maakt niet uit welke weg ze uiteindelijk opgaat.
Als ik terug
naar huis rij: denk ik: verdorie, wat heb ik een geluk. Ze vertrouwt me nog
steeds haar verdriet toe en ik besef dat ze een parel is van een vriendin. Ik hoop dan ook heel stellig dat ik samen mét de lieve Spaanse
waterhond, een plekje kan behouden of opnieuw veroveren in haar hart van
peperkoeken goud.
Dit weekend hebben we afscheid genomen,
afscheid van onze camper, ons huis op zes wielen. We hebben de knoop doorgehakt
omdat de tijd daarvoor rijp was, maar ook omdat ons gevoel dat zo aangaf. Deze
beslissing valt zowel mij, als de kinderen, maar vooral de echtgenoot behoorlijk
zwaar. Omdat juist hij, want ik kon dat helemaal niet zo goed, graag en
gedurende vele uren, al rijdend en mijmerend de tijd daarin heeft doorgebracht.
Ik dacht, komaan maar, iets anders en iets
beters, maar wanneer ik ons vakantiehuisje leegmaak overvalt ook mij een immens
gevoel van melancholie. Met een ferme krop in de keel stop ik alle huishoudspullen,
die ik nu zowaar allemaal in het dubbel bezit, in bakken en dozen. En nu sta ik
daar, met twee zoutvaatjes in mijn kast, twee koffiefilters, twee eetserviezen,
alles in het dubbel en ja, nu sta ik daar.
Er zit niets anders op dan de herinneringen
aan zo veel mooie vakantie's te koesteren. Het voertuig begeleidde ons immers gedurende
vele jaren naar allerlei prachtige bestemmingen binnen Europa. En we moeten
eerlijk toegeven dat een leukere methode om te reizen echt niet bestaat. Onze kleine
kinderen vonden het heerlijk om gedurende de lange rit, achteraan in de woonwagen
te zitten, en daar te tekenen of te kleuren, en gezelschapsspelletjes te spelen
met elkaar. Ook vonden ze het werkelijk fantastisch om s morgens wakker te
worden en door het vensterraam de zee te kunnen bewonderen.
Maar ik heb het zowat gehad met de campings,
door alle drukte daar hadden we de laatste jaren meer zicht op de toiletten dan
uitzicht op zee. En ons beest had zijn beste tijd wat gehad, vond ik, omdat de voordeur
begon te rammelen en daardoor niet meer zo vast zat. Ook flikkerde de
binnenverlichting zo af en toe om een tot nu toe onverklaarbare reden. De
douchekraan had het begeven en omdat de motor nogal veel lawaai maakte, zeiden
we veel te vaak, zo vond ik toch: wablief tegen elkaar. De kinderen zijn ook
ouder geworden en verkiezen nu een plaats vooraan. En het kan toch niet waar
zijn dat ik nu moet zitten kleuren en tekenen achteraan.
We voelen ons beiden wat in een droevige begrafenisstemming
wanneer we ons beestje moeten afgeven. De nieuwe eigenaars wanen zich alvast in
het aards paradijs wanneer ze ons bijna ex vakantievervoermiddel betreden. De
eigenaar is een beetje hardhorig dus die luide motor zal hem niet deren en de
eigenares is verzot op de badkamer met toilet en vooral ook op de douchekraan. De
echtgenoot loopt nog drie keer rond de wagen en ondergaat dan uiteindelijk met
tranen in de ogen, het moeilijkste moment van de begrafenis: het definitieve
afscheid.
Maar het is voorbij en de bladzijde werd
omgedraaid en we hebben het ding nu van de hand gedaan. Alweer een levensepisode afgesloten moppert de echtgenoot en ja nu
staan we daar, zonder onze mobiel, zonder onze zeswieler, en hij heeft gelijk: welja,
nu staan we daar.
Het liep deze week allemaal wat
moeilijker, ik loop gewoon achter. Toch zou ik er dringend eens mogen invliegen
en mijn loopschoenen aantrekken. Mijn eigen vooropgestelde winterstop is nu
toch zo stilaan voorbij. Het zijn alleen de moed, de kracht, de energie, de courage
en de motivatie die nog wat ontbreken.
Vroeger jogde ik toertjes rond
het voetbalveld, later rond een atletiekpiste en nu is het hier, gewoon een
keertje heen en weer, langs de Schelde. Maar wat heb ik geluk, de Schelde
vloeit tussen het natuurreservaat in onze buurt: de Gentbrugsemeersen. Tot voor kort was het daar voornamelijk een
landbouwgebied met natte weiden, graslanden en akkers. Maar het gebied werd de
afgelopen jaren door de stad Gent ingericht als groenpool: een recreatie- en
natuurontwikkelingsgebied. Een adembenemende parel, waar vele mensen nu
gaan wandelen en waar je vaak heel vreemde, soms wat wilde, maar toch bijzondere
vogels kan spotten.
De sport blijft helaas maar een
eenzame belevenis, zo vind ik toch, mijn enig gezelschap beperkt zich tot
enkele grazende paarden rechts van het jaagpad, een koppel witte zwanen links
van het jaagpad en vele vettige slakken op het jaagpad. Als ik dan ook nog eens
voor mij kijk, zie ik wel de prachtige uitgestrekte velden die bijna de lucht
raken, een hemelse ervaring. Vroeger dacht ik immers dat de afstand naar die hemel
veel verder weg was, maar nu weet ik het zeker en dat maakt me erg gelukkig: het
is niet zo.
Ik las eens dat er door het
joggen endorfine in je lichaam vrij komt. En als je maar ver genoeg loopt kan
je je in een soort roes gaan bevinden en je wordt er ook wat lichtjes high
van. Bij mij werkt die stof in elk geval erg goed en ook dat is telkens weer een
hemelse ervaring. Het werkt ook wel wat verslavend en daardoor wil ik steeds
meer en meer. Voor mij is de uitdaging dan ook: proberen een boompje verder te geraken.
En op het einde van die tocht ben ik dan zowaar aan het zweven en kreun ik
haast luidop van genot en dat komt waarschijnlijk door die stof.
Met enige trots kon ik net voor
de winterstop vertellen dat ik de lang verwachtte 5 kilometer haalde. Dit is
echter maar een ruwe schatting, want een afstandsteller heb ik niet. Maar ik
telde eens mijn stappen en voegde daar de tijd aan toe en zo kwam ik via een zelf
uitgevonden formule aan het aantal gelopen kilometers.
Nu zou ik toch ooit wel eens
willen deelnemen aan de stadsomloop, omdat dat dan misschien voor een keertje
wat minder eenzaam zou kunnen zijn. Ik hoorde dat een looptocht daar echt
geweldig zou zijn en het joggen door de straten van de stad gewoon top. Ik
dacht er aan om enkele kennissen uit te nodigen waarvan ik weet dat ze ook
fervente joggers zijn, al houden die wel geen winterstop. Waarschijnlijk halen
zij met gemak een cijfer boven de 10 en van mijzelf weet ik dat dus helemaal
niet zeker.
Ik blijf dus best nog verder oefenen,
zodat ik niet als laatste over de finish kom. Voorlopig zal je me nog niet in
het stadscentrum kunnen bewonderen. Maar als je je eens verveelt en je wilt een
vreemde, ietwat wilde en een beetje in een roes verkerende vogel spotten, je
weet me te vinden daar langs de hemelse waterkant.
Hoewel de pastoor een beetje de kluts kwijt raakte gisteren, over
de samenstelling van de grote familie en het aantal doopmeters, slaagde hij er
glansrijk in, alle genodigden voortreffelijk te entertainen. En het was ook hij
die de traditionele familiefoto op het einde van de ceremonie heeft genomen. En
kijk:
Het kindje is gezegend, het doopfeest voorbij, het water werd
over het hoofdje gegoten, de jonge ouders stonden er fier en stralend bij. Het
jonge knaapje schoof van schoot naar schoot en kon zo door iedereen worden
gekeurd en bewonderd. De stemmen waren het unaniem eens: het kindje hier voor
ons, dat is werkelijk een prachtig gedonder.
Maar het mooiste moment kwam ongetwijfeld toen de stiefzoon
enkele mooie woorden sprak tegen zijn twee maanden oude zoon. Hij beloofde hem toen,
daar bij de blinkende doopvont: mijn liefde voor jou die is voor altijd en eeuwig
en intussen trok hij een beetje bleek weg en zijn aandoenlijke stem verraadde
dat hij het meende. Ik heb het niet helemaal goed gezien, maar er werd vast hier
en daar een traantje weggepinkt. Toen ik even naar de echtgenoot opkeek, zag ik
dat ook hij een beetje bleek weg trok. Wellicht dacht hij toen: mijn liefde
voor jou, mijn zoon, die was en is ook nog steeds voor eeuwig. Hun weg
destijds verliep nogal hobbelig en daardoor weet ik des te zeker dat hij die
gedachte meende.
Toen onze oudste dochter geboren werd wisten we ook vrij snel
zeker dat de weg een beetje hobbelig kon lopen. Mijn eerste gedachte bij haar was immers: dat wordt hier geen katje om zonder handschoenen aan te pakken. Toen
zij gedoopt werd krijste ze de hele boel bij elkaar, omdat ze dat gedoe waarschijnlijk maar niks vond. Maar ze
was een schitterende baby en een fantastische kleuter. Ze hield er van om mijn
kookpotten uit de kasten te halen en de hele voormiddag kapattatjes, joep en
kip klaar te maken. En ze bezat een eindeloze fantasie en een indrukwekkende
creativiteit. En wanneer ik haar s avonds in bed stopte en in haar bijna gitzwarte
deugnietachtige ogen staarde dacht ik steeds: dit kind is werkelijk
fantastisch en mijn liefde voor haar, die is voor eeuwig.
Ja, ze was wat eigenzinnig en bezat een sterke wil. Op een dag
ging ik eens te rade bij haar wijze meester. Toen ik hem sprak, dat ik dit
katje een beetje moeilijk vond om zonder handschoenen aan te pakken, antwoordde
hij me hardop lachend en goedgezind: geen nood, zij is een lieve maar wel eigenwijze
tante én ze bezit een sterke wil. Maar geloof maar dat zon kinderen hun weg
steeds zullen vinden. Toen ze op een dag aan de deur stond met haar valies in
de hand en haar hondje onder de arm, klaar om haar eigen gezinnetje te runnen, heb ik niet één traantje weggepinkt maar emmers
vol water bij elkaar gehuild.
Ondertussen maakt ze nu zo alle dagen, in haar eigen knusse huisje: kapattatjes, joep en kip en
volgens haar liefje smaakt het allemaal heerlijk. En nog niet zo lang geleden startte
ze een opleiding met naald en draad. Ondertussen tovert ze uit haar
naaimachientje prachtige fantasievolle creaties.
En toen ik haar gisteren daar zo zag staan, in haar
zelfgemaakte oudroze prachtige jurk en ik in haar bijna gitzwarte maar toch nog
steeds deugnietachtige ogen staarde, dacht ik opnieuw: dit kind is werkelijk fantastisch
en mijn liefde voor haar, die is oprecht welgemeend en vanuit het diepste van
mijn hart, voor altijd en voor eeuwig.
De nieuwe
buurman, de krullenbol, is bij de kapper langsgegaan. Dat was noodzakelijk, het
was geen gezicht meer. Hij stoof hier laatst eens voorbij mijn voordeur en je
moest gezien hebben hoe die wilde roskleurige krullen in het rond vlogen. Maar
nu is het weer netjes en de krullen zijn getemd. Zelf moet ik volgend weekend
naar de kapper, in een haast, ik heb weinig tijd en ik ga ook niet graag.
Altijd die eeuwige onderhandeling met de toch zo graag knippende kapper, over het in zijn ogen noodzakelijke aantal centimeters
die er af moeten, maar van mij niet mogen. En altijd dat smeken of er een
speciale verzorging op mag, omdat dat in zijn ogen ook noodzakelijk is. Maar
hij heeft lekkere koffie en nood breekt
nu wet en het moet.
Want binnen
enkele dagen zijn we uitgenodigd op het doopfeest van ons bijna
kerstekleinkind. Ook al is de krokusvakantie nog maar net voorbij, ik wil er
op mijn paasbest uitzien. Omdat dat zo hoort, dacht ik toch, voor een
doopfeest. Dat verwacht ik ook van de kersverse opa, de nog jonge nonkels en de
trotse tantes van het kleine baasje.
Ik kwam tot die
vaststelling toen ik laatst eens, op mijn gemak, in het fotoalbum van mijn grootouders snuffelde.
Op een ouderwetse foto zag ik mijn grootvader staan, kijkend naar zijn
kleindochter, ik dus. De foto was genomen tijdens mijn doopsel en wat zag hij
er keurig uit. Hij droeg een schitterend, aansluitend maatpak met eronder een gladgestreken,
spierwit hemd én een das. Misschien kwam het ook wat door het zwart-witte
effect van de foto, dat hij er zo beeldig uitzag. Het idee dat hij zich,
speciaal voor mij, zo keurig en perfect had uitgedost ontroerde me heel erg.
Vroeger was dat
zo, ook voor de zondagsmis trok iedere kerkganger zijn mooiste kledij aan. Mijn
grootvader was vaste deelnemer van de wekelijkse dienst. Daarna bleef hij nog
een beetje hangen in de plaatselijke kroeg, voor een welverdiend dreupelke.
Maar het bleef jammer genoeg niet bij dat eentje. Zo kwam het dat hij meestal zigzaggend
en véél te laat, met zijn zwarte bromfiets naar huis snorde. En net voor de
laatste bocht, en dat vernam ik uit zeer betrouwbare bron, mijn grootmoeder,
belandde hij steevast in de gracht. En dat was vast ook geen gezicht en ocharme
dat witte hemd.
Hoe mijn
grootmoeder dat hemd toch zo wit kreeg, blijft voor mij een raadsel. Ik ben er
zeker van dat toen nog geen wasproduct met het opschrift witter dan wit
bestond. Ik weet ook nog dat ze haar was gewoon kookte in zo een antiek
wasfornuis, het funaais zoals zij dat uitsprak. Maar ze stak er vele uren tijd
in, dat is zeker.
Ik heb dus werk voor
volgend weekend, veel werk. De schoenen moeten gepoetst en het maatpak gekeurd.
De broeken gestreken en de jurken in de plooi. En als ik mijn grootmoeder wil
evenaren, dan moet dat witte hemd van de echtgenoot zeker opnieuw in de was. En
ik moet naar de kapper en heb dus weinig tijd. Want mocht er daar op het feest
al eens een foto genomen worden, dan moeten we er met zijn allen keurig en
netjes opstaan. Misschien voelt het kleinkind zich dan ooit ook een beetje
ontroerd, wanneer het op een dag, eens op zijn gemak, in het fotoalbum van zijn grootouders snuffelt.
Wat
kon ik afgelopen week genieten van de prachtige ruiker rozen die ik ontving en van
hun heerlijk geurende bloemblaadjes. Elke keer ik er voorbij liep, wierp ik een
blik op het boeket en telkens was ik verbaasd over de schoonheid van deze
natuurcreatie. Ik werp ook al stilaan eens een blik op mijn pittoresk
wintertuintje en hoop algauw een eerste blauwkleurig krokusje of wit sneeuwklokje
te ontdekken. Maar het zal niet vet zijn dit jaar omdat ik merkte dat de aangekochte
bloembollen hier nog onderaan mijn kast staan. Een aankoop van afgelopen
herfst, zo een 2 voor de prijs van 1 pakket, waar ik me liet aan verleiden.
Zonde
van mij dat ik de klus steeds maar uitstelde en het is de eerste keer in jaren
dat dit me overkomt. Ik doe het tuinwerk nochtans erg graag ook al zie ik dat de
bloembolletjes het hier niet gemakkelijk hebben. Als ik er 100 onder de aarde stop,
mag ik tevreden zijn als er 10 boven geraken. Misschien zijn ze gewoon lui of
vinden ze dat daar gezellig zo samen onder de warme grond. Het komt omdat er te
weinig zonlicht op de tuin valt, dat ontdekte de oudste tweelingzoon hier
afgelopen jaar. Hopelijk bloeien de klimrozen in mijn zomertuintje dan binnen
enkele maanden wel rijkelijk, daar geraakt de zon gelukkig wel aan.
Elk
jaar opnieuw is het fantastisch om de in mijn ogen magische bloemenweelde te
aanschouwen. Voor de echtgenoot lijkt het meer een wildernis en moet er
dringend gesnoeid worden. Eigenlijk is het waar, maar met mijn 1,63 m en een onstabiele tuinladder ga ik de uitdaging met de stekelige doornen liever niet
aan. En de echtgenoot is dan wel een stoere zeeman maar geen tuinman. Laat maar
wild en weelderig bloeien dan.
Mijn
blik viel deze week echter ook op, en dat was minder mooi, op de tranen van vele
patiënten. Toen zij aan mij hun verhaal in horten en stoten vertelden, werd ik telkens
weer een beetje week vanbinnen. Hun ogen dwaalden rusteloos in het rond, vast
op zoek naar iets wat toch nog mooi zou kunnen worden de komende dagen, maar
beseffend dat het lastig wordt. Wat een tijd geleden nog onschendbaar leek werd
onlangs door een hartverscheurende diagnose teniet gedaan. En wellicht zie ik
meer dan hen en weet ik dat hun dagen of toch zeker de laatste maanden geteld
zijn. Door dit lot te winnen zullen zij misschien nooit meer witte
sneeuwklokjes, hemelkleurige krokusjes of rozerode klimrozen mogen bewonderen.
Nee,
ik neem de verhalen niet mee naar huis maar ik voel wel dat ik sneller ontstemd
geraak van gekibbel en gekwaak over oppervlakkigheden en banaliteiten. Ook besef
ik dat het beter is om klussen niet uit te stellen. Ik weet en dat wil ik hier benadrukken,
dat je maar beter vandaag naar mooie bloemen kunt kijken in plaats van morgen.
En als er een droom is voer het dan nu maar uit en wacht niet tot morgen. Want
ondertussen ben ik er zeker van dat niet iedereen een levenscontract krijgt tot
zijn 93 jaar. En neem het van mij aan dat je meer kans hebt zo een lotje te
winnen in plaats van het lot van 1 miljoen.
Stiekem
hoop ik dat ditzelfde leed me nog een tijd bespaard blijft, maar als het lot me
dan toch vroeger zou treffen, dan moet er een plan zijn. Voor de echtgenoot is
dat duidelijk: hij wil een zeemansgraf en voor mij, doe maar gewoon en strooi
me liever rond in mijn magisch tuintje. Of stop me onder de grond, tussen de
krokus- en de sneeuwklokjesbollen, dan kan ik eindelijk eens lui zijn én het is
daar toch vast heel erg warm en het lijkt me er gezellig.
En
op 8 februari 2016 is het dan eindelijk zover en kan ik mijn zilveren
huwelijksverjaardag vieren. Ik wil naar de trouwhoofdstad van Amerika: Las
Vegas reizen en daar hertrouwen in een kapel! Reeds jaren geleden kwam ik op dit
idee, toen de echtgenoot nog mooie liedjes draaide. Hij liet me toen het nummer van The Dixie Cups: Chapel of love
horen en van toen reeds al was dat mijn plan!
Aan
fantasie heb ik geen gebrek en ik zie het dan ook al helemaal voor mijn ogen. Het
mag in orde zijn, dus kies ik voor een maagdelijke sneeuwwitte, of nee, beter een
gebroken witkleurige, prachtige bruidsjurk. De echtgenoot mag schitteren in een
marine kleurig kostuum, iets waar hij al jaren van droomt. Ik zou mijn haren
laten kappen in een Grace Kelly look. En de nagels mogen voor een keer in een kitscherig
gellaagje ondergedompeld worden. En hoge hakken mogen er ook bij.
Al
onze kinderen moeten mee en de stiefzoon mag zéker niet ontbreken, die was er
25 jaar geleden ook bij. Misschien kan hij zijn keurig blauw strikje van toen
nog eens opnieuw aantrekken. Aan de dochters wil ik vragen om als bruidsmeisje
te figureren. Ik stel voor dat ze een robijnroodkleurige jurk dragen, die zo helemaal
bij de droomceremonie past. Zij mogen links binnen in de kapel staan wanneer de
stralende ouders binnen komen. De tweelingzonen zie ik dan weer staan aan de
rechterkant, in een identiek kostuumpje, en zij mogen de ringen dragen. En
tegen dan kan het bijna kerst kleinkind wel stappen en mijn bruidsboeketje aangeven.
Maar
nu het kleine baasje er gekomen is, ziet het er naar uit, dat het jonge
gezinnetje een vlucht over de plas niet ziet zitten. Ik vrees dat de puberdochter
zich zou schamen voor haar ouders en misschien durft te roepen: ma, moet dat nu?
De tweelingzonen willen niet meer identiek zijn en zullen vast liever gaan
skaten. De oudste dochter, die zal er zeker heel graag bij zijn, maar droomt nu
van een mini naaiateliertje die ze wil opstarten en zit dus in spaarmodus. We
kunnen best toch beter alleen gaan en er gewoon met ons twee enkele witte
broodsweken aanbreien.
Maar
wie gaat hier dan het brood in huis halen en wie doet boodschappen? Wie zal de
tafel dekken en wie gaat weer afruimen? Wie gaat de vaat doen en wie stofzuigen?
Wie gaat de was ophangen en wie de vuilnis buiten zetten? Wie gaat de les
opvragen en wie de agenda ondertekenen? Wie gaat zoeken wanneer ze het niet vinden? Wie
gaat er poetsen en wie de bedden opmaken? Wie gaat troosten bij verdriet en wie
zal slaaplekker zeggen? Wie gaat hen moed inspreken wanneer het te lastig is?
Nu
vraag ik me toch nog iets belangrijks af: wil de echtgenoot nog wel met mij hertrouwen?
Toegegeven, ik ben nogal eigenwijs en soms egocentrisch. Als hij zwart zegt, antwoord
ik te vaak: nee, het is wit. Tijdens onze huwelijksjaren ging ik wel eens
steigeren of op mijn achterste poten staan. Ik liet ook eens mijn scherpste tanden
zien en zag dat de echtgenoot daar soms een beetje van schrok. En als ik ergens
mijn klauwen in zet, laat ik niet gauw los en dat moet voor een partner niet
gemakkelijk zijn. Waarschijnlijk brul ik ook nog te luid wanneer hij weer eens teveel
stof en rommel maakt bij de werken. En door de jaren heen liep ik minder netjes
in de pas. En nee, hij wou geen kat.
Maar
hoewel de echtgenoot geen mooie liedjes meer draait, zong ik afgelopen vakantie
toch elke dag luidkeels voor hem: hes the man, hes the man, hes te man! En
eigenlijk ben ik toch niet zo voor lange afstandsvluchten en hou ik niet van
kitscherige gelnagels. Dus, misschien moet ik maar stilletjes zwijgen over mijn
fantasierijke droomplan en laat het maar, we kunnen ook gewoon thuis blijven.
Zo nu en dan heb ik het gevoel dat ik sneller moet stappen dan
mijn eigen natuurlijk ritme dat wil. In Kameroen was dat wel even anders, daar
stapte ik drie keer trager dan mijn eigen ritme. Het duurde dagen voor ik
afgekickt was van mijn gehaast zijn. En alhoewel dit me, zo vond ik toch, aardig
lukte kreeg ik vaak de opmerking: You are so active!
En het is me hier te koud, veel te koud. Maar ik moet sterk
zijn en moedig blijven, elke dag opnieuw, hoor ik een stem in mijn oor
fluisteren.
Het was de nood aan alweer een zen moment, die er afgelopen
woensdag voor zorgde, dat ik afzakte naar ons plaatselijk luxueus zwembad. Niet
dat ik de moed had om baantjes te trekken maar ik zag mezelf al zitten in hun
heerlijke warme bubbelbad. Toen ik uit mijn kleedhokje stapte, liep ik
letterlijk tegen het lijf van een bekende, in het West-Vlaams zingende zanger,
die het zwembad ging verlaten. Nu is het van iedereen waarschijnlijk een droom
om je popidool eens persoonlijk te ontmoeten, maar toch niet als je uit het kleedhokje
van het zwembad stapt. Ik dacht toen: och, had ik het maar geweten, ging ik een
uurtje vroeger naar t zwembad. Naast hem had ik gezeten, in dat warme
bubbelbad!
Soit, ik zat eigenlijk met mijn gedachten in Kameroen en bedacht
dat de zomerzon ginds al volop schijnt. Waar het leven eenvoudig en gemakkelijk
is en waar je tijd hebt, véél tijd. Zo wou ik eens een boottocht maken op de
Atlantische oceaan en stond ik, zoals afgesproken, voor zonsopgang reeds klaar aan
die boot. Het was zonsondergang toen die uiteindelijk vertrok. So what?
Misschien moet ik een keertje terug gaan om te ontstressen
maar ook om te zien hoe het met mijn very good friends gaat. Om de jonge
moedertjes met hun baby s eens terug te zien. Ik zie ze nog voor me, hoe ze
sterk moesten zijn en hoe ze zonder enige vorm van pijnstilling of medische hulp
en in erbarmelijke omstandigheden hun babys op de wereld brachten. Ze gaven
geen krimp en verbeten de pijn. Het waren één voor één sterke Kameroense vrouwen
die nooit klaagden en die elke dag moedig de was en de plas verrichten en de
zorg voor hun vele kinderen moesten dragen. En die niet zomaar halfweg de week
even konden pauzeren in een plaatselijk warm bubbelbad.
Van de nieuwe man in huis is er ook al geen sprake, mannen
zijn er gewoonweg lui. Een van die jonge vrouwen is me te vriend gebleven. Ze
was de kleindochter van een chief, dat is een man die getrouwd is met meerdere
vrouwen, polygamie laat ons zeggen. Polygamie is legaal in Kameroen. Voor de man
is het een manier om te beschikken over goedkope werkkrachten om op het land te
werken of het vee te verzorgen. Al zijn vrouwen krijgen de titel van prinses
toebedeeld. Zowel zij als zijn vele kinderen waren bijzonder respectvol voor
hun chief. Ik niet, ik vond het een profiteur.
Ook zij, de prinsessendochter die haar grootvader erg
waardeerde, was sterk. Als ze kip at, verslond ze niet alleen het vlees maar
ook de botjes én de kippenpoten. En vissenogen vond ze een delicatesse. Ik
herinner me ook hoe we samen wandelden over de plaatselijke markt en hoe een
overvaller uit het niks voor onze neus sprong en de handtas van haar wilde
pikken. Ze schreeuwde zo hard dat de dief het zonder buit, op een lopen moest
zetten. Dat noem ik een sterke, moedige en dappere vrouw!
Omdat het twee jaar geleden is dat ik er naar toe trok, moet ik er zo
aan denken. Even zou ik terug willen gaan, om er te wandelen langs het
kilometers lange prachtige witte strand van Kribi. Even maar zou ik terug willen
gaan om er pootje te baden, om de kracht van die oceaan nog een keertje te voelen.
En zo kan je kiezen: ofwel leef je ginds elke dag onder een
stralende zon, in harmonie met natuur en je eigen ritme en heb je eeuwige tijd.
Maar dan wel op een plaats waar het leven als vrouw niks of toch heel weinig te
bieden heeft. In Kameroen, waar je sterk, moedig en dapper moet zijn. En waar
kippenpoten en vissenogen een delicatesse zijn.
Ofwel blijf je hier en verbijt je de kou en stap je elke dag,
omdat dat zo moet, sneller dan je eigen ritme en zeg je tegen jezelf, wees
sterk, dapper en moedig. Maar waar je toch af en toe kan genieten van een warm bubbelbad,
met een beetje geluk samen met je popidool. Geef mij dan toch maar dat laatste!
Het zijn drukke en lastige tijden voor de puberdochter. Sinds
enkele maanden huppelt ze van her naar daar bij een 4-tal jonge gezinnen, om
ginds de peuters en kleuters te entertainen, terwijl de ouders op stap gaan.
Ook is ze bezig aan de moeilijke oversteek van haar Rubicon, de
spreekwoordelijke rivier, waar alle pubers overheen moeten varen. Een beetje
hulpeloos aanschouw ik het ganse tafereel aan de overzijde van die oever. Het
stemt me vaak triest te zien hoe lastig en moeilijk de chaotische strijd is die
ze voert en hoe ze soms doelloos met haar bootje een beetje ronddobbert. Maar
ze kan het wel en ik, ik moet alleen vertrouwen. Met nog wat geduld en
misschien een klein duwtje in de rug bereikt ze weldra de overkant.
Zo af en toe word ik ook nog wel eens gevraagd om te
babysitten bij een hoogbejaarde man. Mijn belangrijkste opdracht is er over te
waken dat hij niet pardoes over de mat struikelt. Maar ik heb een zwak voor
ouderen en hun doen en laten ontroeren me vaak, daarom neem ik de taak graag aan.
De oude man lijkt op God de Vader, niet dat ik laatstgenoemde
al eens tegen het lijf liep, maar ik ben vrij zeker. Hij is groot en stevig
gebouwd, heeft brede naar voor gebogen schouders en een paar helderblauwe ogen.
Zijn halflange spierwitte grijze haren verraden niet alleen zijn leeftijd maar
ook zijn goddelijke wijsheid waarover die beschikt.
In een ver verleden was hij eens priester, vernam ik van de
buurvrouw met het kleine grijze autootje. Maar hij liet zich verleiden door een
knappe, slanke en integere dame en wierp zijn kap over de haag. Toch blijft hij
zich verdiepen in Bijbelse en hemelse teksten.
Helaas begint het leven een beetje te wegen op deze goddelijke
lookalike. Zo lijdt hij sinds een tijdje aan de ziekte van Parkinson en ook aan
beginnende dementie. De oude man laat zich echter niet ontmoedigen en met
behulp van twee wandelstokken, een in elke hand, gaat hij moedig dagelijks de
strijd aan met zijn houterige benen. Ik zie hem stappen langs de straat, het
lijkt een beetje op langlaufen, vind ik, maar dan zonder sneeuw.
Hij is in zijn nopjes als ik langs ga want ondertussen weet hij
dat ik over een goed luisterend oor beschik en hij predikt toch zo graag. Reeds
lang op voorhand bereidt hij een tekst voor en maakt vele belangrijke aantekeningen.
Nadat ik me in het oude canapeetje settel, voel ik me helemaal zen worden en
het is ook de prikkelarme omgeving die dat gevoel beïnvloedt. Mijn doel is om
minstens één zin of toch een woord te onthouden van zijn goddelijke wijsheid. Ik
probeer me goed te concentreren maar al snel ben ik de rode draad kwijt. Mijn
ogen dwalen af en mijn blik valt op een foto aan de muur. Ik zie een trotse
jonge stoere man poseren, nadat hij een berg beklom. Van de langlaufstokken was
blijkbaar nog geen sprake want ik zie ze toch nergens staan.
En och wat gaat de tijd toch traag en duurt de preek lang. En
wat een innerlijke strijd om niet in slaap te vallen. Dan smeek ik de goede
God, de echte dan, om een beetje vaart te maken en mij uit mijn lijden te
verlossen. Omdat de man zo opgaat in zijn verhaal merkt hij niks van mijn
afgedwaalde gedachten maar ook niks van zijn afgedwaalde bibberende vinger die
langzaam en onbewust een paar alineas naar onder is verschoven. Ik heb het wél
gezien en dank de Goede God voor Zijn hulp en medeleven.
Misschien moet de puberdochter de volgende keer maar eens
gaan. Misschien wordt ze ook weer een beetje zen in het canapeetje. En
misschien hoort en onthoudt ze wel één woordje van zijn wijsheid. Misschien kan
ze dat woordje in haar rugzak stoppen. Misschien moet hij eens een duwtje aan
haar bootje geven met zijn langlaufstok en bereikt ze daardoor eindelijk de
moeilijke, haast onbereikbare maar langverwachte overkant.
Er zijn zo van die dingen in het leven waar ik een hekel aan
heb. Er zijn ook van die mensen in mijn leven waar ik een hekel aan heb. Al
zijn er dàt gelukkig maar weinig en vallen die op één hand te tellen. Dit komt
wellicht doordat ik behoorlijk vergevingsgezind ben. Misschien ook wel eens te
snel en wat te vaak. Maar het spreekwoord vergeten en vergeven en zand erover,
staan hoog aangeschreven bij mezelf.
Zo heb ik een grondige hekel aan het bezoeken van onze
plaatselijke supermarkt. Waarom moet ik halfweg januari al paaseitjes bewonderen?
Waarom zijn er 20 soorten brood waar ik steeds uit moet kiezen en waarom al die
soorten kaas? Waarom laten ze ons de hele tijd rekenen? Hoeveel is 35% voordeel
op product een plus 40 % korting op product twee dan in totaal? Moet ik wel die
drie producten kopen voor de prijs van twee? Ik houd er bijna een punthoofd aan
over van al het tel-, kies-, en beslissingswerk. Was alles maar zoals in
Kameroen, heb je bv. koffie nodig, dan krijg je de keuze uit 1 soort en het is te nemen of
te laten.
En dan de kassa nog passeren! Laat daar nu net iemand van die
5 zitten waar ik een hekel aan heb. Zij, de kassierster, zette me eens behoorlijk
voor schut. Het was op een zaterdagmorgen en nadat ik mijn boodschappen had
uitgekozen en voorbij kassa 1 schoof, liep het mis. Een oude man die net na mij
stond, wenkte die kassierster en fluisterde iets in haar oor. Ze hervatte haar
werk en scande mijn spullen maar plots
gebood ze me, mijn handtas te openen. Zo gênant zeg, wat dacht die wel? Alles
moest er uit en onder het ziende oog van alle klanten volgend in de wachtrij, doorzocht
ze mijn tas. Toen besefte ik wat die oude man haar in het oor gefluisterd had.
Natuurlijk had ik niks gestolen en dat heb ik mijn hele leven nog nooit gedaan!
Wel eens een koekje nemen als die aangeboden staan of een kaasje of zo. Al
voelt dat voor mij ook wel een beetje aan als stelen, zeker als ik zin heb in
een tweede.
Maar sindsdien kreeg ik een grondige hekel aan haar en ze zal
dat geweten hebben. Wanneer ik nu naar de kassa ga en ik zie haar zitten neem
ik prompt mijn spullen en verplaats me naar kassa 2. Ik kan het haar echt niet
vergeven en vergeten doe ik al evenmin.
Aan kassa 2 werkt een sympathieke blonde kassierster. Ook zij werkt daar al
sinds mijn eerste bezoek. Ik kan me best voorstellen dat haar job aan de kassa
niet altijd even boeiend is. Al die koopwaren voortdurend gewoon van links naar
rechts verschuiven. Sinds de winkel vernieuwd is, is het vast nog saaier, want
nu neemt de scanner al haar werk over. Maar toch is zij een werkneemster die aantoont
dat een job in de supermarkt helemaal niet saai hoeft te zijn. Zo praat en
vertelt ze eigenlijk de hele tijd door. Gewoon over koetjes en kalfjes, over
wat ze denkt of wat ze tegenkwam. Haar mimiek verraadt haar mening over
levenskwesties. Zo vertelt ze haar verhaal aan klant 1 in de rij en wanneer die
vertrekt vertelt ze gewoon verder aan klant 2! Dat gaat de hele tijd zo verder
ook wanneer ik aan de beurt ben. Meestal geef ik haar in alles gelijk want soms
heeft ze ook wel eens een minder goede dag. Dan kijkt ze strak voor zich uit en
zegt helemaal niks. Geen goeiendag of heb je een klantenkaart? Ook niet:
spaar je zegeltjes of wil je een tasje? En dan lijkt ze me zo nors dat ik
er ook geen durf te vragen. Maar ik kan het haar vergeven en ik heb er geen
hekel aan.
Ach, die supermarkt heeft er ook wel zijn charme: zo kreeg ik
er mijn eerste lessen in de Gentse taal al was dat wel wat wennen. Ook is er een
bedelman die reeds 16 jaar de klanten vermaakt met zijn prachtige accordeonmuziek.
Eerlijk, ik heb nog nooit iets geschonken. Ik bedacht als excuus dat als je
daar één keer mee begint je dat de volgende keer ook weer moet doen. Gelukkig
zo bleek na al die jaren want als ik eens na tel: 1 euro minstens 2 keer per
week maal 52 weken gedurende reeds 16 jaar lang, is ook niet weinig!
Toch gunt hij me nog steeds een hopende en ietwat weemoedige
blik en ik kijk een beetje beschaamd terug. Hopelijk heeft hij geen hekel aan
mij gekregen én kan hij me wel vergeven.
We
kregen een nieuwe buur, een krullenbol! Het is me hier al wat geweest sinds ik
in deze straat kwam wonen. Buren komen buren gaan, een duiventil heeft er
niets aan. De meeste wissels speelden zich af links van onze woning, in een
vrij groot flatgebouw.
Omdat
ik er heilig van overtuigd ben dat vrede reeds begint in je eigen straat, geef
ik alle nieuwkomers graag een kans. Dus heet ik ze welkom met een vriendelijke
groet, omdat zoiets geen geld kost toch?
Een
zestal maanden geleden kwam er op de bovenste verdieping een negerin wonen. Van
haar huisbaas vernam ik dat ze uit Senegal kwam. Ik vond haar erg statig
en ze deed me denken aan de Kameroense vrouwelijke bevolking. Ondertussen reeds
2 jaar geleden dat ik ginds enkele weken vertoefde! Ze droeg kleurrijke jurken met van die
typische Afrikaanse printen. En och, wat had ik graag met haar een praatje
gemaakt. Maar omdat zij Franstalig was en geen Nederlands sprak en mijn Frans
dan weer niet zo vlot van de tong rolt, beperkte onze conversatie zich tot:
Bonjour madame, comment allezvous, waarop ik antwoordde: ça va très bien,
merci madame! Wat een gemiste kans toch en ja, ondertussen is zij alweer
verhuisd en God weet naar waar, maar ik niet.
In een
rijhuisje rechts van ons woonde ook een alleenstaande buurvrouw. Een vlijtige,
creatieve en vindingrijke dame. Ook zij begroette, zonder onderscheid te maken
in rang of stand, iedereen uit de straat. Dàt was nog eens een buurvrouw!
Spontaan gaf ze water aan de plantjes op mijn vensterbank als ze vond dat die
weer eens te droog stonden. Of bij sneeuwval veegde ze niet alleen voor haar
deur maar ook het hele voetpad voor onze gevel. Zij was ook de buurvrouw die
haar kleine grijze autootje waste tijdens een regenbui.
Eigenlijk
zijn dat mijn zaken niet, maar ik vermoed dat ze het niet al te breed had. Soms
zag ik haar binnenshuis lopen met een wollen muts en dikke sjaal om, als het
buiten vroor. Ze probeerde ook veel te recycleren en oude spullen een tweede
leven te geven. Samen met die spullen bezocht ze de rommelmarkt, niet om te
kopen maar om te verkopen. Op zondagmorgen probeerde ze die, in haar ogen nog
waardevolle spullen, in dat kleine grijze autootje te proppen. Wanneer ze
uiteindelijk vertrok zag je haar bijna niet meer zitten achter het stuur. Op
zondagavond kwam ze weer thuis in een helaas nog steeds volgepropt autootje. Vermoeid,
zo leek het, maar toch ijverig, droeg ze de hele boel opnieuw naar binnen.
Volgens mij lag het probleem van de slechte verkoop niet bij haar, maar aan de
koopwaren. Af en toe stonden er op maandag iets van die overgebleven spullen
aan haar voordeur, met daarboven een kaartje: gratis/gratuit. Ook op die wijze
kreeg ze het gerief maar moeilijk van de baan.
Achteraan
haar drie verdiepingen hoge maar smalle rijhuisje, verzorgde ze een
minituintje. Heel enthousiast riep ze me regelmatig binnen om het plantenrijkje
te bewonderen. Ongelofelijk dat ze op slechts een paar vierkante meter een
geweldig stukje natuur kon creëren. Aan de zonnigste muur groeide een
druivelaar. En omdat ik in mijn tuin ook over een zonnige muur beschik vroeg ik
haar me de kunst van druiven kweken aan te leren. Zo toonde ze me hoe ik de
okselblaadjes elke dag keurig moest verwijderen en demonstreerde ze me, hoe ik
met behulp van oude nylonkousen, de twijgen aan elkaar kon binden. In september
kon ze zichzelf rijkelijk bedelen met honderden trosjes blauwe druiven en ze
deelde ze ook uit aan de buren.
In
augustus van afgelopen zomer riep ze me bij haar. Dat ze zou verhuizen,
vertelde ze me stilletjes, naar een kleiner huisje. Ze heeft het vast niet
gemerkt maar ik trilde op mijn benen na die mededeling. En wat is het snel
gegaan, nog geen maand later was ze weg. Met man en macht werd het huisje van
de kelder tot de nok leeggehaald en vernieuwd. Vele containers kwamen af en
aan. Toen ik op een vroege morgen fietsend naar mijn werk vertrok en de
druivenranken uitgedroogd zag liggen tussen de oude dakpannen in de container,
moest ik toch even slikken.
Van de
buurvrouw kreeg ik nog een kaartje met haar telefoonnummer op en ik stuurde er
eentje terug met de boodschap: we missen je! Op 4 maanden tijd is de renovatie
voltooid en er hangt een nieuw huisnummer aan de deur en daar woont nu die
nieuwe buurman, een krullenbol!
De houten dieren uit onze
kerststal, die er ook dit jaar verbleven om het kerstekind te verwarmen, kregen
het dit jaar hard te verduren. Niet door barre koude of gure wind maar door de
kattenpoot van onze kater, sir George! Heerlijk vond hij dat om ze steeds opnieuw
naar beneden te knallen. Ik stalde alle figuurtjes nochtans hoog en zo dacht ik
toch veilig op ons nieuw telefoonkastje. George blijkt echter slimmer dan zijn
baasje en zo kwam het dat ik bijna elke dag de goede herders, het arme kindje
in zijn kribbe, de os en de ezel én zelfs Jozef en Maria vanonder de
Chesterfield mocht vissen.
Sinds George er is, is er sfeer
in ons huis. Dat is althans wat de jongste zoon er van vindt. Hij, de jongste
zoon, zijn tweelingbroer en zijn puber zus verkozen echter liever een hond in
huis. Vele discussies zijn mijn weldoordachte aankoop voorafgegaan. Maar ik
hield voet bij stuk: niet een hond maar een Brits korthaar zou ons gezin weldra
vervoegen! Ondertussen wordt de kater hier vertroeteld en geknuffeld en George
kan zelfs onze puberdochter bekoren. Soms bedenk ik dat hij het mede door zijn
zijdezachte blauwgrijs kleurige pels wel vaak heel warm moet krijgen door al
die vertedering.
En zo is onze kerst ook weer
voorbijgevlogen, al voelt het voor mij aan alsof het nog moet komen. Vreemd,
maar daar zal mijn ziek zijn wel een rol bij spelen. Kerstavond, kerstdag en
tweede kerstdag heb ik door mijn toedoen dan ook behoorlijk verpest voor mijn
gezin, sorry. Het lukte me niet om van de traditionele wafels te genieten, de
wafels die me steevast aan kerstavond met mijn mémé zaliger doen denken. Zij
bakte ze met veel liefde voor mij. Niet die wafels, maar de vreugde die ze
uitstraalde omdat ik bij haar was, blijven me zo bij. Omdat haar kleinkind bij
haar bleef, hoefde ze de welbefaamde sfeervolle avond niet eenzaam door te
brengen. De volgende ochtend stond ze tijdig op om de kolen van de kachel op te
schudden en het vuur aan te maken. Zodoende was het huis reeds verwarmd voor ik
opstond. Die warmte vergeet ik nooit en het is van haar dat ik ook leerde wat
het betekent warmte te geven en warmte te krijgen.
Afgelopen kerstperiode ging toch
ook niet zo onopgemerkt voorbij, ik kreeg namelijk een schitterend en uniek
geschenk: een bijna kerst kleinkind. Geboren op 20 december, dus net niet.
Afgelopen 9 maanden vroeg ik me dikwijls af wat ik voor dit kind kon betekenen,
en ik weet het ondertussen. Ik wil het de warmte geven die ik zelf ontving van mijn
grootmoeder!
Niet alleen aan hem maar ook aan
mijn eigen kinderen, stiefkind en schoonkinderen of hoe benoem je dit
tegenwoordig allemaal, wil ik dit geven. Natuurlijk ook aan mijn echtgenoot,
mijn vrienden, de patiënten en allen die me dierbaar zijn wens ik dit te
schenken. Dàt betekent Kerstmis voor mij en daar hoef ik niet over na te
denken, het hele jaar door eigenlijk niet.
Laat dit dan mijn kerst- en
nieuwjaarswens zijn voor allen, want deze sprak ik nog niet uit. Maar geen
nood, volgens mijn mémé zaliger kan je de hele maand januari nog
nieuwjaarswensen uit spreken en als ik het zo bekijk ben ik nog ruim op tijd.
Dat ieder dus deze warmte mag voelen en doorgeven, dat is mijn wens, net zoals
de os en de ezel warmte gaven aan het kerstekind maar die het dit jaar bij ons
thuis toch wel erg zwaar te verduren kregen.