Het zijn drukke en lastige tijden voor de puberdochter. Sinds
enkele maanden huppelt ze van her naar daar bij een 4-tal jonge gezinnen, om
ginds de peuters en kleuters te entertainen, terwijl de ouders op stap gaan.
Ook is ze bezig aan de moeilijke oversteek van haar Rubicon, de
spreekwoordelijke rivier, waar alle pubers overheen moeten varen. Een beetje
hulpeloos aanschouw ik het ganse tafereel aan de overzijde van die oever. Het
stemt me vaak triest te zien hoe lastig en moeilijk de chaotische strijd is die
ze voert en hoe ze soms doelloos met haar bootje een beetje ronddobbert. Maar
ze kan het wel en ik, ik moet alleen vertrouwen. Met nog wat geduld en
misschien een klein duwtje in de rug bereikt ze weldra de overkant.
Zo af en toe word ik ook nog wel eens gevraagd om te
babysitten bij een hoogbejaarde man. Mijn belangrijkste opdracht is er over te
waken dat hij niet pardoes over de mat struikelt. Maar ik heb een zwak voor
ouderen en hun doen en laten ontroeren me vaak, daarom neem ik de taak graag aan.
De oude man lijkt op God de Vader, niet dat ik laatstgenoemde
al eens tegen het lijf liep, maar ik ben vrij zeker. Hij is groot en stevig
gebouwd, heeft brede naar voor gebogen schouders en een paar helderblauwe ogen.
Zijn halflange spierwitte grijze haren verraden niet alleen zijn leeftijd maar
ook zijn goddelijke wijsheid waarover die beschikt.
In een ver verleden was hij eens priester, vernam ik van de
buurvrouw met het kleine grijze autootje. Maar hij liet zich verleiden door een
knappe, slanke en integere dame en wierp zijn kap over de haag. Toch blijft hij
zich verdiepen in Bijbelse en hemelse teksten.
Helaas begint het leven een beetje te wegen op deze goddelijke
lookalike. Zo lijdt hij sinds een tijdje aan de ziekte van Parkinson en ook aan
beginnende dementie. De oude man laat zich echter niet ontmoedigen en met
behulp van twee wandelstokken, een in elke hand, gaat hij moedig dagelijks de
strijd aan met zijn houterige benen. Ik zie hem stappen langs de straat, het
lijkt een beetje op langlaufen, vind ik, maar dan zonder sneeuw.
Hij is in zijn nopjes als ik langs ga want ondertussen weet hij
dat ik over een goed luisterend oor beschik en hij predikt toch zo graag. Reeds
lang op voorhand bereidt hij een tekst voor en maakt vele belangrijke aantekeningen.
Nadat ik me in het oude canapeetje settel, voel ik me helemaal zen worden en
het is ook de prikkelarme omgeving die dat gevoel beïnvloedt. Mijn doel is om
minstens één zin of toch een woord te onthouden van zijn goddelijke wijsheid. Ik
probeer me goed te concentreren maar al snel ben ik de rode draad kwijt. Mijn
ogen dwalen af en mijn blik valt op een foto aan de muur. Ik zie een trotse
jonge stoere man poseren, nadat hij een berg beklom. Van de langlaufstokken was
blijkbaar nog geen sprake want ik zie ze toch nergens staan.
En och wat gaat de tijd toch traag en duurt de preek lang. En
wat een innerlijke strijd om niet in slaap te vallen. Dan smeek ik de goede
God, de echte dan, om een beetje vaart te maken en mij uit mijn lijden te
verlossen. Omdat de man zo opgaat in zijn verhaal merkt hij niks van mijn
afgedwaalde gedachten maar ook niks van zijn afgedwaalde bibberende vinger die
langzaam en onbewust een paar alineas naar onder is verschoven. Ik heb het wél
gezien en dank de Goede God voor Zijn hulp en medeleven.
Misschien moet de puberdochter de volgende keer maar eens
gaan. Misschien wordt ze ook weer een beetje zen in het canapeetje. En
misschien hoort en onthoudt ze wel één woordje van zijn wijsheid. Misschien kan
ze dat woordje in haar rugzak stoppen. Misschien moet hij eens een duwtje aan
haar bootje geven met zijn langlaufstok en bereikt ze daardoor eindelijk de
moeilijke, haast onbereikbare maar langverwachte overkant.
|