Ik heb een buurvrouw onrecht
aangedaan en dat ligt me nu toch zwaar op de maag. Ik vertelde wél over de andere
buurvrouw met haar kleine grijze autootje, hetwelke ze volpropte met oude spullen,
die ze dan probeerde te verkopen op de markt. Die energieke vrouw die vorig
jaar helaas verhuisde en die ik mis, maar waar de krullenbol in het smalle gerenoveerde
huisje zijn intrek had gedaan. Ik vertelde ook dat diezelfde krullenbol ondertussen
weer was vertrokken, hij liet zijn vriendin er achter, maar hem heb ik nooit
meer teruggezien. Ik vertelde over de Poolse buren die van feestjes en luide
muziek hielden en geen medelijden hadden met mijn broodnodige slaap. En ik
vertelde verder over de goddelijke lokalike met zijn zilverwitte haren en de
houterig benen en zijn integere lieve echtgenote die haar naam niet had gestolen
en waar hij nog steeds verliefd op is.
Ik vertelde nog niet over de buurman
en de buurvrouw met de oude witte hond en hun caravan. Elke dag moest die hond
gaan wandelen, met zijn baasje, een keertje s morgens, een keertje s avonds,
een keertje in de namiddag en liefst ook nog een keertje tussendoor. Dat zag
die oude hond niet zitten, hij staarde met zijn kop naar beneden en zijn staart
kwispelde niet. De buurman moest trekken en sleuren aan de leiband om hem mee
te loodsen, volgens mij lag die hond veel liever te snorren in zijn luie knusse
hondenmand.
Met trots vertelden die buren
over hun caravaantje, geschikt voor twee personen, die ze op een camping aan de
zee hadden gestationeerd en waar het van de lente tot de zomer erg gezellig
vertoeven was. En de buurman kon er heel veel wandelen met de oude witte hond, al
vermoed ik sterk dat laatstgenoemde daar liever lui dan moe was, ook al was het
langs het lange mooie strand. Ik vond het lastig elke keer om ze te zien
vertrekken, de rolluiken bleven dan dagen naar beneden en dat gaf me een
oncomfortabel gevoel. En ik was jaloers omdat ik niet mee kon op vakantie,
omdat ik vermoed te weten hoe heerlijk het vertoeven is, aan de zee, in een
kleine gezellige caravan. Als ze de voordeur dichttrokken, ze bleven maar
trekken, controleerden ze zeker drie keer het slot van de deur.
Van hem en haar leerde ik hoe je
Gents moest praten, in het begin liep dat erg moeizaam omdat die tong zo rolde,
maar toen ik dat meer doorhad ging het een beetje beter om hen te verstaan. Later
is de hond gestorven en zijn baasje ging hem heel snel achterna. Zijn vrouwtje bleef
triest en eenzaam achter en leefde een teruggetrokken bestaan, af en toe maakte
ik een praatje met haar. Toch ging ze nog steeds naar het caravaantje die aan
de zee stond, maar ze vond het er koud en ook minder aangenaam. Ik was bezorgd
en hield haar een beetje in de gaten, gewoon in de gaten houden zoals elke
bezorgde buurvrouw dat toch hoort te doen. Ik zocht steeds naar een teken van
leven en was pas gerust als ik haar schim zag passeren voorbij het vensterraam.
Zo rond een uur of vijf zag ik een kaarsje branden, dat stond op een tafeltje, en
dan zag ik haar zitten, in de zetel, terwijl ze naar haar televisie keek. Het
leek een eenvoudig en klein kaarsje, altijd hetzelfde, maar het gaf me steeds
een warm gevoel.
Laatst had ik het weer in de
gaten, de rolluiken bleven erg lang naar beneden en het licht bleef branden in
de gang. Ik was onrustig, bezorgd en kon daardoor niet slapen, maar misschien
was ze gewoon verstrooid geweest. Misschien was ze naar haar caravaantje of was
ze in der haast ergens anders naar toe gegaan. Mijn bezorgde gevoel gaf me aan
dat het niet pluis was, maar ik wachtte nog een beetje af. De volgende ochtend
heb ik aan de alarmbel getrokken, omdat dat licht nog steeds bleef branden en
toen is het allemaal heel erg snel gegaan.
Ze hebben haar gevonden, in de
keuken, ze lag daar op de koude grond, er was geen teken van leven meer. De hele nacht heeft ze daar gelegen, dat weet
ik zeker, omdat het licht al zo lang brandde en ik vind dat ik haar daardoor onrecht
heb aangedaan. Had ik maar naar mijn vermoeden
geluisterd en mijn hart gevolgd, wie zal het ooit weten, dan was ze misschien nog
niet heengegaan. De deur is nu voorgoed stevig toegetrokken en de rolluiken
gaan nooit meer naar omhoog. Het licht in de gang is uitgedaan, het kaarsje
wordt niet meer om vijf uur aangestoken, het brandende vlammetje blijft voor
eeuwig en altijd uit. Je moest eens weten wat voor een oncomfortabel gevoel me dat
hier nu bezorgt.