EEN GRADUEEL VERSCHILxml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
Er is de laatste tijd nogal wat te doen omtrent de banden tussen racisme, fascisme, populisme en nationalisme. Karel De Gucht doet dit in in zijn nieuwste boek Pluche. Luckas Vander Taelen en andere democraten in de opiniebladzijden van De Morgen denken hier eveneens over na. Het zou van een intellectuele oneerlijkheid getuigen om (Vlaams-)nationalisme, totalitarisme, fascisme en racisme over één en dezelfde kam te scheren. Maar is het daarom verboden de raakpunten onderzoeken?
De hedendaagse denkers in België die solidariteit, individuele vrijheid en openheid hoog in het vaandel dragen, doen er goed aan eens stil te staan bij het begrip nationalisme, de grootste hinderpaal om een progressieve en vrijheidslievende samenleving te bereiken. Ludo Dierickx (Groen!) heeft dit jaren geleden met name in 1964 reeds al op exhaustieve wijze gedaan in één van de meest briljante werken uit de naoorlogse Belgische politieke geschiedenis: Belgen op de tweesprong. Wat Das Kapital voor de socialistische beweging was, Rerum Novarum voor de christen-democratie en Poppers De open samenleving voor het liberalisme, had Dierickx boek moeten zijn voor het nationalistische vraagstuk in ons land en zelfs in Europa. Zover kwam het niet, ondanks de rijkdom van de ideeën die in het boek staan. Men kan nochtans niet zeggen dat een debat over nationalisme in België een onnodige luxe was of is.
We hebben alleszins nood aan definities. Velen spreken en schrijven over nationalisme, maar gaan voorbij aan de betekenis van het begrip. Nationalisme is geen aanvoelen, maar een vorm van politieke bedrijvigheid die zich van alle universalistische ideologiëen onderscheidt omdat het mensen compartimenteert op basis van kenmerken die aan de vrije wil ontsnappen, zoals taal, huidskleur of godsdienst. Het abstracte sociale contract tussen vrije mensen wordt verworpen en ingeruild voor een organische visie. De samenleving is zogezegd een lichaam, de mensen bestaan slechts bij de gratie hiervan. Als criterium om tot dit wereldbeeld te behoren volstaat het om op een bepaalde bodem te wonen en om, bijvoorbeeld, een bepaalde moedertaal te spreken. Nationalisten vragen dus geen bijzondere inspanning aan het individu om hun denkstroming aan te hangen. De nationalistische doelen kunnen verschillend zijn: het kan gaan om het wensen van eigen parlementen, vakbonden, sportbonden, wetten, vaak om een eigen soevereine staat. Maar ook de inlijving van territoria, de ongebreidelde walvisvangst, de niet-ratificatie van het Kyoto-protocol, kortom alles wat voortvloeit uit soevereiniteitsuitoefening, zijn voorbeelden van nationalistische activiteiten. Deze dingen zijn mogelijk omdat er een gebrek is aan een democratische wereldrechtsorde. Welk is nu de verhouding tussen democratie, racisme en totalitarisme?
Nationalisme en democratie
Het nationalisme vertoont enkele kenmerken die niet in overeenstemming kunnen gebracht worden met een democratie. Onder democratie verstaan we het systeem dat aan aan haar participandi toelaat om deel te nemen aan het politieke besluitvormingsproces. Deze bestuursvorm is allereerst gebaseerd op een wederzijdse dialoog. Hierdoor probeert men aan binnenstaatste of supranationale politieke besluitvorming te doen. Dialoog vereist een voorafgaand respect voor de anderen, veronderstelt het luisteren naar argumenten, het bijschaven van eigen meningen en theoriëen, het kunnen verzaken aan het eigen grote gelijk. Het nationalisme beweegt zich buiten het klassieke democratische veld. Men kan immers geen ongelijk hebben als het gehanteerde waarheidscriterium het behoren tot deze of gene natie is.
Nationalisten willen en kunnen niet op een democratische manier dialogeren. Ze willen dit niet, omdat hun doel niet het overtuigen van de andere is, maar wel het afstoten van een andere regio, het verdrijven van verdrukkers, het oprichten van een cultuurhomogene en soevereine natiestaat. Ze kunnen dit niet, omdat hun criteria waarmee ze aan politiek doen niets te maken hebben met vrije wil die noodzakelijk is om te dialogeren, maar wel met het toekennen van een geografisch imperatief mandaat dat aan de leiders van een territoriaal onderscheiden deel van de bevolking toelaat een ander deel uit te sluiten van een democratische politieke belangengemeenschap. Maar er is meer. Nationalisme verwerpt bij voorbaat het fundament van elke democratische rechtsstaat: het bestaan van verschillen. Verschillen zijn misschien mogelijk binnen de eigen volksgemeenschap, maar zijn te groot om te bestaan tussen identificeerbare mensen die zichtbaar anders zijn. Nationalisten kwantificeren en simplificeren verschillen, dramatiseren ze en zien er een scheidingsgrond in. Denken we maar aan de eindeloze, bipolaire transferdiscussie. Wie niet in staat is om met grote verschillen om te gaan, en aan divergenties politieke conclusies vasthangt is echter per definite geen democraat. Nationalisten bestrijden derhalve geen meningen, maar wel mensen. Blijkbaar hebben ze op dit vlak alvast geen moeite om een zekere vorm van totalitarisme te gedogen en zelfs actief te ondersteunen.
Nationalisme en racisme
Het moderne racisme vindt zijn oorsprong aan de vooravond van de Franse revolutie. Europeanen die in contact kwamen met vreemde beschavingen door een steeds verder schrijdend kolonialisme gingen net als planten en dieren, ook mensen classificeren. Toen in de 19de eeuw denkers als de Gobinault en Chamberlain aan de indeling van mensen bepaalde eigenschappen begonnen toe te schrijven trad het racisme in zijn politiek stadium. Nationalisme en racisme laven zich aan dezelfde identitaire bron. Beangstigend als je bedenkt dat het hele Belgische institutionele kader is gebouwd op het etnische criterium taal. Racisten delen de wereld op in rassen, nationalisten in taalgroepen. Beiden gaan ze uit van de strategie van de etnificatie, van de compartimentering, van het verdelen van de mensheid op zichtbare criteria: taal, afkomst, ras, godsdienst.
De holocaust en de stalinistische goelags tonen aan hoe een geleidelijke osmose en kruisbestuiving van nationalisme, etnificatie en racisme miljoenen kan uitroeien. Hoewel de Duitse joden sedert Napoleon geëmancipeerd waren, werden ze in de Duitse nationalistische bewegingen voor maar vooral na de Duitse eenmaking (1870) als zondebokken afgeschilderd voor alle verderf van de moderniteit. Het antisemitisme was rondom de eeuwwisseling een eerbare vorm van politiek tjdverdrijf geworden. In zijn boek spreekt Karel De Gucht van het opruiende discours van de Oostenrijkse antisemiet Lueger, in dewelke hij, niet ten onrechte, parallellen ziet met het huidige rechts-populisme van een partij als het Vlaams Belang, maar ook met de N-VA en de geradicaliseerde CD&V.
Economisch waren de joden zogenaamd schuldig aan de hyperinflatie in Duitsland, godsdienstig waren ze anders, historisch waren ze verantwoordelijk voor de dood van Christus en ideologisch voor de komst van het communisme dat Duitsland in november 1918 de dolkstoot gegeven had, vanuit raciaal oogpunt was het onzindelijk om met hen samen te leven. Steeds weer ontdekten radicaal-rechtse Duitse politici, de nazis voorop, verschillen tussen de Duitsers en de joden. De joden waren zogezegd tegelijk de bankiers, de grootkapitalisten, de huisjesmelkers maar ook de pooiers, de socialistische oproerkraaiers, de bedreigers van de orde enz. Met zon mensen kon niet samengeleefd worden en daarom streefden de nazis een naar eigen zeggen zakelijke oplossing na van het jodenvraagstuk. Vele congressen, boeken, publicaties, manifesten werden gewijd aan de aard en de oplossing van het gewichtige vraagstuk, tot men uiteindeljk besliste de joden te verdrijven uit de maatschappij. Omdat een onafhankelijke staat (in Palestina) en een deportatie naar Madagaskar o.a. door het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog onmogelijk geworden waren, besliste men de joden te venietigen. De gelijkenis in symptomatologie tussen wat in de jaren 30 in Duitsland, Italië, de USSR enz. gebeurde en tussen wat we vandaag in België meemaken, baart zorgen. Velen herkennen de simplistische drogredeneringen het ontleden van verschillen staat ook bij ons centraal die nationalisten en racisten nu al meer dan 200 jaar hanteren, maar staren zich wellicht blind op het zuivere racisme. De nationalistische argumenten tegen het stuk meertalige en pluriculturele democratie dat België heet ontkrachten ontkrachten, gebeurt meestal niet, ook niet door zij die beter zouden moeten weten, maar in taalgesplitste partijen opereren. Sommigen willen door het leven gaan als goede Europeanen, maar pleiten in één adem voor soevereiniteit én beschimpen Belgische Franstaligen als zijnde parasieten, dieven en profiteurs.
Nationalisme en totalitarisme
Nationalisme schept de idee van een groep en de indeling in groepen en de daaruit voortvloeiende mogelijkheid en noodzaak van het individu om zich met de groep te identificeren en om tevens aan die groep goede kenmerken toe te schrijven. Welke nationalist gaat er prat op dat zijn natie ook maar één duister kantje bezit? Heel dit denken ligt aan de basis van de exaltatie van het eigene en de verwerping van verschillen die we niet alleen in het racisme, maar ook in het totalitarisme terugvinden.
De kruistochten en pogroms van de Middeleeuwen, de honderdjarige oorlog enz. waren dynastieke, religieuze, economische of prekapitalische conflicten. Door de Franse en industriële Revolutie en met name door de conservatieve reactie daarop ontstond het nationalisme. Dit denken gaat hand in hand met een zeker conservatisme dat betoogt in wezen dat de maatschappij niet maakbaar is en dat individuele vrijheid een gevaarlijke illusie is. Het gezin, de familie en op macropolitiek vlak de regio, de natie, het ras... al deze natuurlijke gegevenheden zijn zogezegd het ware referentiekader van de mens. Het Vlaams Belang zegt dit in België, maar ook mensen als Wouter Beke, de partij-ideoloog van CD&V, beweren dat wanneer de mens de slavernij van de groep aanvaardt, pas écht vrij is. Nationalisten vertellen ons dat het onzin is te denken dat we zonder groep kunnen. Inderdaad, de mens is een groepswezen. Daar gaat het hem niet om. Wat wél van belang is, is of en waarom men de (ideële) groep an imagined community zegt Benedict Anderson als politiek uitgangspunt moet nemen.
Het gevaar op ontsporing is alleszins reëel, maar niet verwonderlijk. Verschillen binnen naties zijn immers niet gewenst en in feite ook onmogelijk omdat enkel een een-en-ondeelbare natiestaat maar kan bestaan als zijnde fundamenteel verschillend van de andere niet-nationale groepen of naties. Door die accuentering van het verschil met een andere entiteit versterkt men tegelijk ook het geëigend conformisme van de eigen groep. De minachting voor mensen van nationalistische leiders is immers niet alleen zichtbaar bij de manier waarop ze omgaan met volksvreemden, maar ook in de manier waarop de volkseigenen herleid worden tot hersenloze radertjes in een almachtig staatsapparaat. In haar uiterste maar logische vorm geeft dit denken aanleiding tot een totalitarisme, waarbij de leider, de partij, de staat, de natie samenvallen. Zij beslissen wat goed is voor de burger, die een onderdeel is geworden in één staatsmachine. Dit is uiteraard enkel mogelijk door de totale primauteit van het groepsdenken waardoor duideljk wordt dat nationalisme als het al niet aan de basis ligt van totalitarisme, dan toch er een onlosmakelijk geheel mee vormt.
Het fascisme en de diktatuur van het proletariaat, de twee belangrijkste vormen van 20ste eeuws totalitarisme werden enkel maar mogelijk gemaakt door de overheersing van de groep op het individu. In een fascistische staat werd het individu aangespoord tot een corporatistisch en (mogelijkerwijs) raciaal denken, in een stalinistische staat moest hij voortdurend op zoek gaan naar interne en externe klassenvijanden, waarbij de eigen klasse samenviel met de partij en in fine met de nationale staat.
De mens die onkritisch dienstbaar gemaakt aan een met veel klaroengeschal ontvouwde identitaire ideologie dat elke andersdenkende mening ridiculiseert, banaliseert en mogelijkerwijs finaal verbant is tot veel in staat. Jarenlange indoctrinatie kunnen van vele mensen zelfmoordterroristen, nazistische partijbureaucraten of gewetenloze beulen maken. Het valt op hoe men van (vermeende) feitelijkheden steeds weer impliciete, politieke conclusies poogt te trekken, gericht op de (leiders van) een hele groep. Eens deze stap is gezet en door massale propaganda op uiterlijk dezelfde mensen wordt losgelaten, spreken we van een nationalistische dijkbreuk. Of die ontaardt tot totalitair fascisme, tot een absolute dictatuur van het proletariaat, tot een nazistisch racisme, kortom tot een staat waarin het individu niets meer betekent is slechts een kwestie van politieke opportuniteiten en economische mogelijkheden. Ironisch eigenlijk, dat het radikaal en comprisloos islamisme en het Vlaams Belang zich eigenlijk op dezelfde waarheidscriteria beroepen. Wat is het verschil tussen Waalse ratten, rol uw matten en dood aan het westen (buiten het graduele)?
Een mogelijke ontsporing
De Amerikaanse Professor Dr. Stanton, die voor de VN o.a. bij de volkerenmoord in Ruanda en Burundi meewerkte aan resoluties van de Veiligheidsraad, onderscheidt acht fases in het genocidale proces. Allereerst de classificatie: wie is hutu, tutsi, Bosniër, Vlaming, Waal. Vervolgens de symbolisatie: de kromme neus wordt symbool voor de jood, het strikje voor de Waal. De derde fase is de ontmenselijking: de anderen zijn dieven, verspillers en parasieten en moeten uit de maatschappij geweerd worden. Eens deze denkbeelden op grote schaal geïmplementeerd zijn, volgt de mogelijkheid om de volgende fases aan te vatten. Deze zijn: organisatie al dan niet in strakke vorm en extreme polarisatie. In de laatste fasen vindt de genocide plaats: de uitroeiing wordt planmatig voorbereid (dit kan omdat de individuen zijn gecompartimenteerd) en, tenslotte, op grote schaal uitgevoerd. Daarna volgt de ontkenning (Wir haben es nicht gewusst).
Natuurlijk is er een immens verschil tussen de holocaust of de genocide op de Armeniërs na Wereldoorlog I en het communautariserings- en regionaliseringsproces in België, maar het onderscheid bestaat louter in het graduele aspect, niet in het denkproces dat eraan voorafgaat. In oorlogen en terroristische aanslagen sterven mensen, niet omdat ze iets misdaan hebben, maar wel omdat ze het ongeluk hebben om tot deze of gene natie of groep te behoren. In België willen Vlaamse nationalisten de oprichting van een onafhankelijk Vlaanderen, terwijl ze zeer goed beseffen dat een splitsing van de S.Z. Waalse zwakkeren zal treffen. Je zal maar het ongeluk hebben in Henegouwen geboren te zijn.
In eigen land bevinden we ons momenteel nog steeds in de fase van het woordgeweld en van het structuurgeweld, niet in die van het fysieke geweld. Zullen de Belgen bestand blijven tegen een ongebreidelde diabolisering langs beide kanten van de taalgrens? Is het geen tijd om het nationalisme dat door wederzijdse revendicaties wordt aangewakkerd frontaal aan te vallen in plaats van op een suggestieve manier bevolkingsgroepen, die binnen één staat in vrede willen leven, tegen elkaar op te zetten? Guy Verhofstadt zegde ooit terecht: niet je afkomst telt, wel waar je naartoe gaat. De Belgische, democratische politici staan voor een historische verantwoordelijkheid om een actuele invulling voor die woorden te vinden, in hun staatsstructuur, maar ook (en vooral) in hun denken.
Bruno Yammine
|