Impasse op een hoopje
Verzwegen politieke keuzes in de financieringswet
http://www.standaard.be/artikel/detail.aspx?artikelid=LE3A4NR7
Fiscale autonomie, progressiviteit,
responsabilisering, transparantie: ANDRE DECOSTER vindt dat het debat
over de financieringswet soms vervuild wordt door onduidelijkheid en
onvolledigheid. Daarom plaatst hij vier punten op de i.
De verleiding om een antwoord te geven op de
vraag wie verantwoordelijk is voor de politieke impasse is groot. Zo is
er voor deze krant (Veilig aan het handje', DS 13 mei ) geen
twijfel: ze wordt veroorzaakt door de onwil van de Franstaligen om op
eigen benen te staan'. Geen enkele lezer verwerft inzicht in de huidige
politieke impasse door feiten te verwarren met politieke standpunten, of
cruciale elementen uit het verhaal weg te laten. Ik wijs daarom op vier
opvallende lacunes in deze wel eenzijdige analyse.
1. Er wordt geen enkele kritische vraag gesteld bij de roep
om (nog) meer fiscale autonomie' (d.w.z. dat een overheid meer van haar
inkomsten uit eigen belastingen moet halen). Die vraag is nochtans
minder vanzelfsprekend dan ze wordt voorgesteld. In Vlaanderen wordt
vaak beweerd dat Vlaanderen maar 20 procent van zijn uitgaven financiert
uit eigen belastingen. Maar het studiecentrum CERPE van de universiteit
van Namen berekende onlangs dat de graad van fiscale autonomie 62
procent bedraagt, als men zich beperkt tot de gewestelijke uitgaven, en
rekening houdt met de door de regio's toegekende belastingverlagingen.
Beide cijfers zijn juist. Maar het illustreert dat je het
debat niet vooruithelpt als je de onderliggende politieke keuzes van een
berekening niet verheldert. Het Belgisch federalisme verschilt immers
van dat van andere federale landen, omdat er bij ons gewesten én
gemeenschappen zijn. Enkel gewesten kunnen belastingen heffen. De
gemeenschappen hebben geen fiscale bevoegdheid. In principe is dat niet
onmogelijk, maar dan moet elke inwoner van het Brussels Gewest zich
bekennen tot een van de twee gemeenschappen. Net daarom is de
afwezigheid van fiscale autonomie voor de gemeenschappen een duidelijke
politieke keuze. Ze wordt niet toevallig betwist door die partijen voor
wie de weigering van menig Brusselaar om exclusief tot een van de twee
gemeenschappen te behoren, een doorn in het oog is. Nagenoeg nooit wordt
aan lezer (of kiezer) uitgelegd welke politieke keuzes er gemaakt
worden als men ook aan de gemeenschappen belastingbevoegdheid zou willen
geven.
2. Iemand moet toch eens uitleggen, waarom men, als men dan
toch voor meer fiscale autonomie gaat, aan Vlaamse kant zo halsstarrig
vasthoudt aan die fameuze split-rate in de personenbelasting. Hoge
inkomens betalen gemiddeld meer personenbelasting dan lage inkomens. Dat
is de progressiviteit' van de personenbelasting. De meeste economen
zijn het erover eens dat herverdeling tussen mensen op het federale
niveau moet blijven. Alle negen betrokken partijen onderschreven dat
principe bij de gesprekken over de Financieringswet vorige zomer.
Ofwel is men eerlijk als men dat principe van de handhaving
van de progressiviteit onderschrijft, maar dan is er geen reden waarom
men niet akkoord zou kunnen gaan met opcentiemen. Ofwel wil men meer,
maar dan moet men ook openlijk aan de Vlamingen uitleggen waarom. Wil
men misschien de progressiviteit van de personenbelasting verminderen?
Het is politiek legitiem fiscale autonomie ook op die manier te willen
gebruiken. Maar het is hoog tijd dat er, zowel door politici als
journalisten, duidelijkheid geschapen wordt waarover men écht van mening
verschilt, in plaats van het publiek voor te houden dat de anderen
fout zijn'.
3. Nog maar eens worden fiscale autonomie' en
responsabilisering' op één hoop gegooid. Fiscale autonomie verwijst
naar de mate waarin een gewest eigen belastingen ter beschikking heeft
(b.v. de verkeersbelasting). Responsabilisering slaat op de vraag of een
regio haar inkomsten voldoende ziet stijgen als ze het (economisch)
beter doet. Er zit nu al veel responsabilisering in de
gewestfinanciering want de dotatie die een gewest krijgt wordt voor 100
procent verdeeld volgens de juste retour-sleutel: wat een gewest
krijgt wordt bepaald op basis van wat dat gewest bijdraagt in de
personenbelasting (dat geldt niet, of in minder mate voor de dotatie aan
de gemeenschappen). Bovendien is de link tussen deze vorm van
responsabilisering' en beleid' eerder een akte van geloof dan van
sluitende wetenschappelijke evidentie. Ook daarom is de bewering dat een
verdere toename van deze vorm van responsabilisering het federale
budget ten goede zou komen (Van Cauwelaert in Terzake donderdagavond) uit de lucht gegrepen.
4. Toen de Vlamingen in 1989 de overgang naar deze
verdeelsleutel afdwongen, kwam men overeen dat er, zoals in alle
federale landen, een solidariteitselement ingebouwd zou worden. Dat
brengt me bij een laatste verwarring in het artikel. De auteur klaagt
over gebrek aan transparantie. In tegenstelling tot b.v. in Duitsland
zouden we hier niet weten hoe solidair de regio's zijn met elkaar. Dat
is manifest onjuist. De Duitse Finanzausgleich slaat op solidariteit tussen Länder zoals
die ook in onze Financieringswet bepaald wordt. Het bedrag dat Wallonië
en Brussel krijgen via het solidariteitsmechanisme uit de
Financieringswet is tot op een eurocent precies bekend (ongeveer 1,1
miljard).
Dit op één hoop gooien met de studies die de transfers in
kaart proberen te brengen op basis van herverdeling tussen personen, is
meer dan één brug te ver. Een rijke Vlaming draagt meer bij aan de
overheidsinkomsten dan een arme Waal. Dat is ook de bedoeling. Ook een
rijke, gezonde, werkende Waal of Brusselaar financiert mee de werkloze,
zieke, of gepensioneerde Vlaming. Het gebrek aan transparantie van deze
stromen tussen de regio's' volgt uit de aard van die transfers. Ze
lopen tussen personen, niet tussen regio's en worden bij mijn weten in
Duitsland niet berekend. Een bril opzetten waar die niet voor bedoeld is
(m.n. de regionale bril) levert een troebel beeld. Maar het cijfer voor
het solidariteitselement uit de Financieringswet is elk jaar en voor
iedereen bekend. Zwart op wit.
ANDRE DECOSTERWie? Hoogleraar economie, KULeuven. Wat?
Omdat de discussie over autonomie en transfers tussen de regio's zulke
delicate materie is, moet de formulering heel precies zijn. Waarom? Het publiek moet goed weten waarover men écht van mening verschilt, niet enkel horen dat de anderen' het fout voorhebben.
|