Dat het unitarisme meer en meer veld wint als alternatief
voor het falende taalfederalisme, is geweten. Nieuw is dat nu ook de
federalistische drukkingsgroep B Plus uitlegt waarom ze het unitarisme
verwerpt. Het artikel kreeg zelfs twee bladzijden toebedeeld in het ledenblad B
FLASH (lente 2011, p. 1-2). Een teken aan de wand, want iets wat toch zo
onbelangrijk is, daar besteed je niet zoveel aandacht aan. In de tekst wordt
dat ook toegegeven: Wij
hebben eerbied voor het bestaan van een unitaristische strekking bij de
Belgischgezinden, maar dit feit schept een verdeeldheid die de invloed op de publieke opinie vermindert.
(dit is overigens betwistbaar, in de Vlaamse Beweging zijn er meerdere
strekkingen die voortdurend met elkaar in debat gaan)
Ten gronde brengt is het schrijven intellectueel slordig.
De auteur (Luc Ryckaert) zet meteen unitarisme en confederalisme op één lijn.
Minder democratisch dan federalisme, zo heet het. De reden zou zijn
dat in een federaal systeem de macht verdeeld is over meerdere niveaus. In een
confederatie ook, maar dat ontgaat de schrijver. Zijn unitaristische staten
minder democratisch dan eenheidsstaten? Indien ja, dan zouden Venezuela,
Bosnië-Hercegovina, Rusland, Soedan, Ethiopië en Pakistan minder democratischer
zijn dan Nederland, Noorwegen of Finland. Sta ons toe dat te betwijfelen. Eventueel
is er decentralisatie naar de provincies toe, zo de auteur, maar
zij blijven ondergeschikte besturen en staan onder een zware voogdij van de
nationale staat. Allereerst hebben unitaire staten
niet noodzakelijk provinciale onderverdelingen. Bovendien kunnen eenheidsstaten
ook sterk gedecentraliseerd zijn. Zo had België in 1830 de karakteristieken
van een zeer sterk gedecentraliseerde eenheidsstaat (met zelfs een grote
fiscale autonomie voor de gemeenten; art. 162, 6de lid van de
Belgische Grondwet stipuleert nog steeds dat de voogdijoverheid tussenkomt in
de provincies als het algemeen belang wordt geschaad of als de wet geschonden
wordt, hetgeen bezwaarlijk een zware voogdij genoemd kan worden) en is
Nederland vandaag een erg gedecentraliseerde eenheidsstaat. Nog Volgens de
auteur zijn de taalfederalisten kampioenen van de diversiteit: voor Belgische,
Vlaamse en Waalse nationalisten zou enkel de eigen entiteit bestaan en dient de
andere te worden afgewezen. Nochtans is een Belgisch unitarist niet per
definitie een nationalist, zeker niet als hij streeft naar een meertalig België
als deelgebied van een meertalige Europese federatie. Vlaams- en
Waals-nationalisten kunnen dit nooit aanvaarden, wat hen ook tot nationalisten
maakt. Bovendien zijn de gewesten en gemeenschappen niet zomaar normale
deelstaten in een federatie, het zijn deelstaten binnen een federatie, het zijn
deelstaten die de ambitie hebben om zelf een staat te worden. Het Brussels
hoofdstedelijk gewest heeft daarentegen een tweetalig grondgebied, een
tweetalige administratie, een tweetalige regering en een tweetalig parlement. In
Brussel zou dus wel kunnen wat op Belgisch niveau niet kan? Dat is volstrekt
onlogisch. De provincies zouden ook niet overeenstemmen met
sociaal-economische samenwerkingsverbanden die in volle ontwikkeling zijn. Die
stoppen misschien aan de taalgrens?
Overigens is
het unitarisme in strijd met de eeuwenlange geschiedenis in onze streken,
waarbij de deelgebieden steeds een grote autonomie hadden, merkt de auteur
nog op. Alsof de geschiedenis een argument vormt. Mogen we daarbij opmerken
dat in onze geschiedenis de deelgebieden nooit samenvielen met taalgrenzen en
dat het net de provincies zijn die via de Franse departementen de
erfgenamen zijn van deze historische deelgebieden? Nochtans schrijft
Ryckaert dat de provincies vrij kunstmatig zijn omdat ze niet overeenstemmen met de
historische deelgebieden. Dat dat laatste niet klopt, haalden we al aan.
Maar men kan toch niet beweren dat de gewesten en gemeenschappen wel
overeenstemmen met de historische deelgebieden? Als de provincies
kunstmatig zijn en geen enkele constructie is door God of de natuur gewild
dan zijn de huidige Belgische deelstaten die amper een paar decennia bestaan
kunstmatig in het vierde kwadraat. Ook al waren de provincies trouwens
kunstmatig, dan nog is dat geen slecht gegeven, integendeel. Deelgebieden
moeten een staat onderverdelen omdat er nu eenmaal onderverdelingen nodig zijn
en (zelfs) als ze willekeurig zijn is dit net een troef. Benamingen als
Vlaanderen en Wallonië hebben daarentegen een connotatie die etnisch van
inslag is en geven de anderstalige het gevoelen niet welkom te zijn. Voor deze
anti-universalistische inslag van de toen toekomstige Belgische staatsstructuur
waarschuwde Ludo Dierickx al in 1964 (Belgen op de Tweesprong) en later opnieuw
in 2002 (Nationalisme onder het mes).
1) Unitarisme
is een democratische en niet-nationalistische staatsinrichting
Een ander
argument tegen unitarisme zou zijn dat zulk een staatsstructuur een
Vlaamse dominantie in België meebrengt en een Franstalige in Brussel. Deze
veronderstelling vertrekt van de onuitgesproken (nationalistische) premisse dat
de Nederlandstalige partijen steeds één mening hebben en die met de macht van
het getal zullen opleggen aan heel het land. Dat is natuurlijk onwaar en zelfs
al zou dit zo zijn, dan is daar ook een naam voor: democratie. De
schrijver spreekt zich uit tegen een Vlaamse meerderheid in de regering en
in het Parlement zonder beschermingsmaatregelen ten gunste van de Franstaligen.
En voor allerlei N/F-pariteiten [...], bijzondere parlementaire
meerderheden, alarmbel
. Welnu, deze blokkerings- en vetorechten die eigen
zijn aan het Belgische federalisme zijn de facto confederale mechanismen,
waardoor de twee grote gemeenschappen voortdurend over een wederzijds vetorecht
beschikken. Het is net daardoor en door de ondoorzichtige overlegcomités,
niet-amendeerbare samenwerkingsakkoorden, het gebrek aan normenhiërarchie...
dat de democratie in België zo verzwakt is. In de EU probeert men net naar het
tegengestelde te streven.
Overigens en
dit terzijde het zou dan wel kunnen dat de Nederlandstalige Belgen dan wel
een meerderheid hebben in de Kamer, dan nog hebben ze provinciaal geen
meerderheid. Vijf van de negen historische provincies hebben immers een
Franstalige meerderheid. Een systeem van checks and balances (met een Senaat
die de provincies vertegenwoordigt en een Kamer die de bevolking-als-geheel
vertegenwoordigt) brengt hier soelaas. Dit gezegd zijnde, ontsnapt B Plus niet
aan het euvel om België door een duale bril te bekijken en op grond daarvan
haar Vlaams-Waalse conclusies te trekken. Fout is ook de uitleg over de
grondslagen van het federalisme (zo wordt de Vlaamse eis om een cultureel
federalisme als een parallel verlopende beweging met de Waalse eis voor sociaal-economisch
federalisme, waarbij verzwegen wordt dat het federalisme het gevolg is van
het anti-Belgische streven van een deel van de Vlaamse Beweging tijdens en na
WO I, waarbij de Waalse Beweging kon aansluiten). Helemaal fout is de tekst
waar het gaat over Brussel. Volgens Ryckaert kan de Vlaamse minderheid in
Brussel alleen [...] overleven met beschermingsmaatregelen die typisch
zijn voor een federaal model. De Nederlandstalige minderheid in Brussel
wordt sedert de 19de eeuw en zeker sedert de taalwetten van de jaren
1930 nochtans grondwettelijk beschermd. Om taalminderheden te beschermen is
helemaal geen federalisme nodig.
2) Een
nationalistisch federalisme
Volgens de auteur is de benaming taalfederalisme
die de B.U.B. aan het Belgisch federalisme geeft (al wil hij dat niet gezegd
hebben) zowel formeel als inhoudelijk onjuist. Formeel, wegens het
bestaan van het Brussels gewest. Ryckaert geeft hiermee impliciet toe dat
voor 98% van het Belgisch territorium dus wel een taalfederalisme geldt.
Bovendien hebben ook de Vlaamse en de Franse gemeenschap (taalgebonden
entiteiten) bevoegdheden in het Brussels gewest. Inhoudelijk heeft de auteur
ook problemen met deze term: omdat er naast
een Belgische eigenheid ook een Vlaamse, Waalse en Brusselse eigenheid is die
verder reikt dan de taal. De media, vele instellingen en de meeste politieke
partijen zijn opgedeeld in Vlaamse en Franstalige entiteiten met een eigen
inhoud en stijl. Dat de opdelingen van de politieke
partijen een gevolg zijn van het taalnationalisme, en dat de splitsing van vele
instellingen waaronder ook de media net voortvloeien uit het federalisme,
vernemen we er evenwel niet bij. Overigens zijn er tussen de verschillende
Nederlandstalige partijen of instellingen ook verschillen in inhoud en stijl
en bestaat er ook een Duitstalige gemeenschap in België, waarover met geen
woord gerept wordt. B Plus verklaart een grote voorstander te zijn van een
Vlaams-Franstalige samenwerking, maar daar is volgens de organisatie geen
unitair keurslijf voor nodig. Die laatste term is ontleend aan de
nationalistische fraseologie. Een interessante vraag die B Plus zou kunnen
beantwoorden is waarom er dan nog bevoegdheden federaal moeten blijven, als als
een tussendeelstatelijke samenwerking te verkiezen valt...
Ryckaert
analyseert ook het draagvlak voor het unitarisme door een federalistische bril:
Zeker in Vlaanderen is er geen democratisch draagvlak
voor unitarisme gezien er volgens recente peilingen slechts 20% unitaristen
zijn. In Wallonië en Brussel
zijn de unitaristen talrijker. Volgens diezelfde peilingen is het unitarisme
wel de grootste politieke strekking in België. En dan is er nog de grote groep
federalisten, waarvan een deel zeker kan overtuigd worden om voor de
unitaristische optie te kiezen, waarbij de huidige deelstaten de gewesten en
gemeenschappen vervangen. Dat geen enkele politicus in geen enkel parlement dat
ons land rijk is, deze stroming die miljoenen Belgen bekoort, verdedigt,
stoort de auteur blijkbaar niet. Integendeel wordt er nogal minachtend gedaan
over het feit dat geen enkele politieke partij het unitarisme verdedigt
behalve dan de PVDA en twee minipartijtjes . De naam B.U.B. nochtans de
enige die unitarisme in zijn programma heeft ingeschreven mag blijkbaar niet
genoemd worden. Los van het feit dat deze partijen geen enkele mediatoegang
hebben, is het argument dat geen partij een idee zou verdedigen zwak. Als alle
partijen morgen een xenofobe houding aannemen, moeten we ons dan maar
neerleggen bij het feit dat de kans op verdraagzaamheid misschien wel eerbaar,
maar niettemin een intellectuele droom is? Het unitarisme heeft een slaagkans
van 0%, zo wordt in de tekst geopperd. Hoeveel slaagkans dichtten politicologen
de val van de Berlijnse muur in 1985 toe?
Is het
federalisme werkt overigens ook niet, wel integendeel (zelfs B Plus is tot dat
inzicht gekomen: Het is niet bewezen dat het bestaan van het federale België verzekerd
is).
We vernemen wel dat
1) de voorkeur van vele Franstalige Belgen mogelijk
op een misverstand berust: misschien wordt une Belgique unie (waar
ook federalisten voorstander van zijn) [nota: ook de Volksunie
indertijd?] verward met une Belgique unitaire. Nochtans waren in
de peilingen de vragen erg duidelijk gesteld. Bovendien is het niet
noodzakelijk zo dat de federalisten voorstander zijn van een verenigd België.
Alle Nederlandstalige partijen hebben de resoluties van het Vlaams Parlement
(1999) goedgekeurd, die van België een holle schelp maken. Zelfs B Plus
schaarde vond de nota Bart De Wever (18.10.10) een goede basis tot
onderhandelen, terwijl die nota o.a. de volledige splitsing van justitie,
verkeer, kinderbijslagen, brandweer, civiele bescherming, grootstedenbeleid,
buitenlandse handel, delen van de gezondheidszorgen, de arbeidsmarkt en
tientallen andere bevoegdheden bevatte. Daarbij rijst ook de vraag welke partij
vandaag nog een evenwichtig federalisme verdedigt. Welnu, sedert 2007 heeft
nog geen enkele partij ook maar één herfederalisering op de
onderhandelingstafel gelegd. Het zullen niet de geconfederaliseerde partijen
zijn die België zullen instandhouden, integendeel.
2) Dat er in de Franstalige
media ongeveer nooit uitgelegd zou worden dat unitarisme tot een Vlaamse
dominantie in België zou leiden. In de Franstalige en in de Nederlandstalige
media wordt er helemààl niets uitgelegd over wat unitarisme is, dat is nu net
het probleem. Opperen dat de Franstalige Belgen tegen unitarisme zouden zijn
omdat dit tot een vermeende dominantie van hun ... eigen landgenoten (die het
ongeluk hebben een andere taal te spreken) zou leiden is wederom een nationalistische
constructie. Heeft de invoering van het vrouwenstemrecht ook geleid tot een dominantie
van vrouwen, omdat er nu eenmaal procentueel meer vrouwen zijn? Moeten we dat
dan ook maar terugschroeven?
3) De meerkost
van het federalisme
Volgens B Plus houdt het argument dat het federalisme veel
kost geen steek. Zeshonderd parlementairen, zestig ministers acht parlementen,
zes regeringen met al hun administraties: het is blijkbaar allemaal doodnormaal
(en dit terwijl 15% van de Belgen in armoede leven). De tegenargumenten zijn
ronduit zwak: 1) Het alternatief zou de beruchte wafelijzerpolitiek
zijn (alsof één unitarist daar naar streeft). De zgn. wafelijzerpolitiek
ontstond overigens pas omdat er (embryonale) gewesten en gemeenschappen in de
schoot van de eenheidsstaat afgebakend werden en is derhalve zélf een gevolg
van het federalisme (en van het nationalisme) 2) De werkingskosten in geval
van separatisme (een unitaire Vlaamse en Waalse staat) zouden vrij klein zijn.
Misschien, maar dat scenario zou andere kosten genereren (overname
staatsschuld, verlies voor bedrijven door internationale isolering, monetaire
en economische instabiliteit, einde Belgisch sociaal model, afbraak
welvaartsstaat...). Bovendien zouden de werkingskosten van een onafhankelijk
Limburg ook klein zijn, maar daarom is dat scenario nog niet wenselijk. Meer
nog, de meerkost van het federalisme is maar één argument tegen het hele
systeem. Andere, en even belangrijke argumenten, zijn dat het taalfederalisme
ingewikkeld, inefficiënt, onetisch, ondemocratisch, taalracistisch,
nationalistisch, destabiliserend, anti-universalistisch, anti-europeanistisch,
tijdrovend, discriminerend, asociaal, onlogisch, corrumperend,
hyperpolariserend, absurd, gevaarlijk, imago-schadend, ongewenst en gewoonweg
onhoudbaar is.
Bplus wil dan maar snoeien in de instellingen die wél
werken: de Senaat en de provincies, instellingen die overigens ook onder vuur
liggen van de Vlaams- en francofone nationalisten.
4) Provinciaal federalisme: een uitweg?
Volgens Luc
Ryckaert promoten Bepaalde unitaristen promoten een provinciaal federalisme..
Dat begrijpen we niet: unitaristen die federalisme promoten. De auteur
vervolgt: Dat is raar want unitaristen vinden België te klein voor 3 Gewesten
en Gemeenschappen, maar plots groot genoeg voor 9, 10 of 11 deelgebieden. Dat
zal wel vreemd zijn, daar unitaristen nu eenmaal geen provinciaal federalisme
verdedigen. Overigens is het niet zo dat België te klein is voor drie
deelgebieden, wel dat een staat niet kan werken met polariserende structuren. Niettemin
is een provinciaal federalisme met negen deelgebieden een interessante optie,
die in de praktijk weinig zou kunnen verschillen van het provinciale unitarisme
(in beide gevallen kan de overheid tussenkomen wanneer bv. het algemeen belang
geschaad wordt; ook in het federale Duitsland bestaat een mengvorm, cf. zgn. Rahmengesetzgebung).
Gelukkig besluit de schrijver op een positieve en zelfs humoristische noot: Niet
toevallig zijn alle federale landen (...) grote landen. En net dat systeem moet een voorbeeld zijn
voor het zeer kleine België?
5) Conclusie: de anti-unitaristische argumenten overtuigen
niet. De communautaire verstandhouding bevorderen door de werking van het
federale België te verbeteren is niet gemakkelijk... lezen we ergens in de
tekst. Dat de huidige staatsorganisatie van het België een nationalistisch dualisme
in zich draagt dat tot een onvermijdelijke polarisering leidt en zelfs tot
separatisme, zoals de opeenvolgende staatshervormingen bewijzen, is iets wat
unitaristen al decennia zeggen. Als er één ding is waarvoor het federalisme
niét gezorgd heeft, dan is het wel communautaire pacificatie. Integendeel.
|