Een nieuwe keuken kopen, dat is een beetje zoals de trein nemen: je
hebt vooraf geen enkel idee hoe het zal lopen. Of waar je zal geraken. Of
wanneer je zal aankomen. Bij ons was dat in elk geval toch zo.
Over onze avonturen bij de keuze en aankoop van de keuken "uit het hogere segment" heb ik het al
een paar keer gehad. Maar wie dacht dat de rest van het verhaal minder "avontuurlijk" zou zijn, die vergist
zich.
Het begon al bij de afbraak van de oude keuken. Er was met de
binnenhuisarchitect héél expliciet overeen gekomen dat de muurtegels in onze
bestaande keuken moesten gespaard blijven: wij wilden die heel graag aan de
muur laten. Al was het maar omdat we het niet zagen zitten om ook nog eens een
tegelzetter én nieuwe tegels te betalen. De keuken zélf had onze spaarpot al
ferm lichter gemaakt. Die strikte instructies werden nadien nog eens bevestigd
aan en door de verantwoordelijke voor de afbraak. "So far, so good."
De donderdagmorgen arriveerden twee stoere mannen om de oude keuken af
te breken. De muurtegels kwamen ter sprake, en wij hebben herhaald dat die moesten
gespaard blijven. Maar ik moet toegeven: zich verstaanbaar maken met dat idioot
neusmondmasker op, is niet altijd evident. Misverstanden of foutief overgekomen
boodschappen zijn in die omstandigheden niet te vermijden. Om maar te zeggen: wij hoorden gedurende een paar uur ontzettend veel
lawaai in de keuken, waar die beide stoere mannen bezig waren. En af en toe klonk
het toch verdacht als brekende tegels. Maar goed: de corona-regels zijn strikt,
en wij moesten uit die mannen hun buurt blijven zolang ze bezig waren.
Toen het lawaai een paar uur later verstomd was, werden wij
uitgenodigd om het resultaat van de noeste arbeid te bekijken. En we zagen... een
compleet lege keuken. En kale muren! De mannen van de afbraak begrepen onze
ontzetting niet, want zij waren in de overtuiging geweest dat de muurtegels weg
moesten. Jammer! Maar goed, zo'n dingen gebeuren nu eenmaal. Zéker in deze
corona-tijden. Waarbij je elkaars gezichtsuitdrukking niet ziet, elkaar niet
goed verstaat door dat mondmasker, en je uit elkaars buurt moet blijven.
Daarna werden de stukken voor de nieuwe keuken geleverd. Twee andere
stoere mannen verschenen hier de vrijdag.
Helaas... de spoelbak plus kraan was er nog niet bij: die was nog niet
binnen. En ook helaas: de dampkap was er evenmin bij: nog niet geleverd door de
fabrikant. Oeps: geen dampkap en geen spoelbak? Dat kon weleens problematisch
worden. Zou het plaatsingsteam die stukken dan de volgende dinsdag meebrengen?
Dat konden de stoere mannen ons niet vertellen. Zij hebben geleverd wat ze
hadden, en zijn weer vertrokken. Dat niet alles mee was, was immers niet hun
probleem.
De dinsdag daarop stond het plaatsingsteam hier, in de vroege ochtend.
Een man en een vrouw. Ik moet zeggen: "Chapeau !".
Ik was heel erg onder de indruk. Ook nu weer klonk het lawaai in onze keuken
af en toe behoorlijk angstaanjagend, maar gezien de corona-instructies lieten
wij die noeste werkers ongemoeid. En toen ze rond vier uur lieten weten dat ze
gedaan hadden, konden we met een zucht van verlichting vaststellen dat alles
prima gedaan was. De kasten en toestellen waren tiptop geplaatst en
aangesloten, en alles was pico bello opgeruimd. Wij waren héél tevreden over
onze nieuwe keuken.
Ware het niet... dat er geen dampkap geïnstalleerd was. Uiteraard niet,
want die was nog altijd niet geleverd. Koken was er dus nog niet echt bij, want
zonder afzuigkap zou de keuken direct vol kookdampen of een baklucht hangen.
Wanneer de dampkap dan wél kon geleverd worden? Niemand die het wist,
blijkbaar.
En ware het niet... dat er geen kraan of spoelbak te bespeuren was.
Uiteraard niet, want die was nog altijd niet geleverd. Met de hand afwassen, of
water nemen om te koken of om te poetsen, was dus nog niet voor direct. Wanneer
de spoelbak annex kraan dan wél kon geleverd worden? Niemand die het wist.
En ware het niet... dat de vaatwasser niet diegene bleek te zijn die we
verwacht hadden. Geen nood: we konden die nog laten omwisselen voor het
gewenste toestel. Maar wanneer dat zou beschikbaar zijn, dat was niet geweten.
En in de tussentijd mocht de geleverde vaatwasser niet gebruikt worden, want
anders verviel de mogelijkheid tot omruiling.
Maar ze hebben wel punctueel alles genoteerd op het "plaatsingsverslag" voor de "Dienst-na-verkoop".
Jawel, we hadden onze nieuwe keuken. En die ziet er heel mooi uit.
Maar het bleef voorlopig behelpen want we konden hem niet echt gebruiken. Hoe
lang nog? Niemand die het wist.
Een week later nog altijd niet, trouwens. Mails met vragen en klachten
bleven onbeantwoord, en de vriendelijke dame aan de telefoon kon tegen de boze
klant niet veel anders zeggen dan: "Onze
excuses hiervoor, meneer!" Want wat blijkt? De "dienst-na-verkoop", die het dossier zou moeten behandelen, buigt
zich pas na veertien dagen over het "plaatsingsverslag"
(waarin melding werd gemaakt van de ontbrekende stukken). Want: "Dat is de procedure".
Hoe wij ons ondertussen moesten behelpen? Daar had de ongelukkige dame die het slachtoffer was van mijn verontwaardiging,
geen antwoord op. En hoe lang dit nog zou aanslepen, wist ze ook niet. Waarom
er een plaatsingsverslag nodig was om vast te stellen wat al bij de levering
geweten was? Ook daarop moest ze het antwoord schuldig blijven. Ik moest toch
maar een mail sturen, kreeg ik als raad. Dat ik ondertussen al drie mails
gestuurd had, zonder enige reactie, daar kon zij ook niets aan doen.
Ik heb dus opnieuw een mail gestuurd. Naar het adres dat de dame mij
doorgaf. En ik kreeg onmiddellijk een automatisch antwoord: "Door een medische ingreep ben ik momenteel
afwezig. Uw mails worden tijdens mijn afwezigheid niet gelezen. Voor dringende
zaken, gelieve te bellen naar het hoofdkantoor." Waarmee ook deze cirkel
rond was.
Een nieuwe keuken... écht wel een avontuur!
Het positieve aan het verhaal is wél dat ik me nu toch in zekere zin
een "keuken-expert" mag noemen. Als iemand
anders een nieuwe keuken zou willen kopen en laten installeren, dan kan die
altijd bij mij terecht voor advies: ik zal graag laten weten met wie je in elk
geval niet in zee moet gaan.
Het is mij opgevallen dat het aantal waarderingen bij mijn blogstukjes
de voorbije drie maanden beduidend lager ligt dan in de zeven à acht maanden
ervoor. Dat betekent, naar mijn gevoel, dat de appreciatie voor mijn stukjes
gezakt is. En dus dat ik niet goed bezig ben. Of toch niet meer zo goed. Het is
voor mij een signaal dat de kwaliteit van mijn stukjes achteruit gaat, en/of de
originaliteit ervan, of de relevantie. En dat kan ik niet zomaar naast me neer
leggen.
Hoe graag ik ook schrijf, en hoe veel plezier ik ook zélf beleef aan
het schrijven van blogstukjes, toch heb ik, net als iedereen, af en toe ook
wel behoefte aan een teken van waardering voor mijn creatieve scheppingen. Als
die waardering er niet is, als ik niet (meer) het gevoel heb dat mijn stukjes
graag gelezen worden en positief onthaald worden, dan blijft de motivatie om
telkens opnieuw iets nieuws te schrijven, niet overeind.
Ik wil niet (verder) afzakken tot het niveau dat het alléén nog maar "bladvulling" wordt. Daarom heb ik
besloten om voortaan af en toe een pauze in te lassen, en minder frequent een nieuwe bijdrage
voor mijn blog te plaatsen. Ik wil regelmatig wat meer tijd nemen om nieuwe
inspiratie te putten, en (vooral) om mijn stukjes beter uit te werken.
Ondertussen heb ik trouwens nog mijn handen vol aan een tweede
verhalenbundel die ik dit jaar graag zou afwerken. En verder hoop ik ook het "serieuze" boek ooit eens af te krijgen
waar ik meer dan vier jaar geleden aan begonnen ben en dat al te lang verweesd opzij
gelegen heeft.
Graag wil ik van de gelegenheid profiteren om toch nog eens reclame te
maken voor mijn eerste verhalenbundel. Voor wie die nog niet heeft, die is bij
elke online boekhandel te verkrijgen.
Bijvoorbeeld bij Bol.com, Standaardboekhandel.be, Bookspot.be,
Proxis.com:
Ik wil toch nog ook eens mijn welgemeende dank uitsturen naar mijn
enkele trouwe lezers en "fans". En
zeker voor hen die blijvend de moeite hebben gedaan om een waardering aan te
vinken: "Dankjewel !".
"De meeste dromen zijn bedrog.
Maar als ik wakker word, dan droom ik nog."
Ik heb het onlangs op een heel pijnlijke manier mogen ondervinden.
Ik slaap héél slecht, de laatste tijd. Komt het door de werkstress? Of
eerder door de stress omwille van de verwachte nieuwe keuken? Of is het de
onzekerheid naar aanleiding van de nakende (hernieuwde) pensionering? Of zijn
het de gewone zorgen om de kinderen en de kleinkinderen? Ik zou het niet weten.
Wat het ook is, het resultaat is hetzelfde: ik slaap slecht!
Mijn doorsnee avond/nacht ziet er dan ook bijna altijd hetzelfde uit.
Vanaf zowat halfelf of kwart voor elf heb ik "het rijk alléén", en dan kan ik voorzien in een uurtje totale
ontspanning. Een lekker glaasje Pineau, en YouTube op mijn pc. De laatste tijd
is dat bijna altijd het "Concert for
George" uit 2002. Dat is een herdenkingsconcert, georganiseerd door Eric Clapton ter gelegenheid van de
eerste verjaardag van het overlijden van ex-Beatle George Harrison. Het is een prachtig concert, en ik was er graag
bij geweest. Er komt een plejade van artiesten zijn opwachting maken, gevierde
muzikanten die anders nooit hadden samen gespeeld op één en hetzelfde concert.
Het is ontroerend, hartverwarmend en bij moment ook wel grappig. Ik kan het
iedereen aanraden.
Een glaasje en mooie muziek... Wat kan er méér ontspannend werken?
Helaas: bij mij helpt het héél weinig. Na nog een preventieve Paracetamol, omdat ik vooraf weet dat
mijn linkerknie zal gaan opspelen zodra ik in bed lig, stap ik tegen halftwaalf
of kwart voor twaalf naar bed. Waar ik daarna quasi onmiddellijk als een gek
lig te woelen. En ja, het duurt niet eens erg lang eer mijn artrose-knie zich
pijnlijk laat voelen. Wat maakt dat ik bijna elke nacht rond één uur alweer op
sta. En een zeldzame keer nóg een klein glaasje drink, in de hoop daarna
helemaal van de wereld weg te zijn. Soms neem ik er dan nog een pijnstiller
bovenop, want die knie jaagt mij ondertussen de muren op.
Die volgende nieuwe poging is helaas, meestal, even weinig succesvol:
rond kwart na twee sta ik alweer beneden. Eventjes toch. Lang genoeg om de
afkeer voor dat bed (die ondertussen steevast opgekomen is) weer te laten
wegzakken.
De derde keer is, gelukkig maar, meestal de goede keer, en dan komt de
slaap eindelijk toch. In elk geval tot ongeveer vijf uur, halfzes. In de week
lig ik daarna naar de wekker te staren tot die kwart voor zeven aangeeft en ik
mag/moet opstaan. Op mijn vrije dagen probeer ik toch opnieuw in slaap te
raken. En dan komen de dromen. De meest bizarre en onverklaarbare dromen, die vermoedelijk
aangeven dat mijn hersenen ook 's nachts nog altijd in overdrive bezig zijn.
Bij één van die dromen is het dus goed fout gelopen. Wat ik precies
gedroomd heb, dat weet ik niet meer. Alléén dat ik ergens van een helling naar
beneden aan het lopen of rijden of rollen was, en ik zag geen manier om te
stoppen. Mijn angst voor afdalingen is legendarisch. (Voor wie het zou
interesseren: dat heet "bathmofobie".)
Het is dus niet zo vreemd dat ik over zo'n dingen droom, vermoed ik. In elk
geval: ik kon, in mijn droom, mijn evenwicht niet meer bewaren bij het
neerwaarts stuntelen, en ik ben gevallen... Ook in het echt: uit mijn bed. Met
een harde klap pardoes op de grond gekwakt, 70 cm dieper! Met als resultaat een
pijnlijke voet, een pijnlijke elleboog, en vooral een ferme blauwe plek op mijn
linkerknie.
Nee, deze droom was géén bedrog. Ook toen ik wakker werd, tuimelend
naast mijn bed, was de pijn van de val in mijn dromen nog altijd héél reëel en
écht. Dit was heus géén bedrog. En dat heb ik nog enkele dagen lang mogen
blijven ondervinden.
Al heb ik de volgende dag wel bedacht dat ik ontzettend veel geluk
moet gehad hebben dat ik met mijn hoofd niet tegen de hoek van het nachtkastje
gebotst ben, want dan had ik het vermoedelijk niet meer kunnen navertellen. Het
lijkt wel een wonder. Waarbij ik me dan ga afvragen of ik misschien gewoon
gedroomd heb dat ik uit mijn bed gedonderd ben? Een droom over een droom? Al is
mijn pijnlijke blauwe knie wel héél reëel.
Misschien droom ik binnenkort ook eens een fijne droom? En misschien
blijft ook die dan nog altijd even reëel voelbaar en zichtbaar als ik wakker
word? Een mens kan maar hopen, toch?
Als ik écht een héél mooie droom zou mogen kiezen, dan zou het er één
zijn waarbij ik tegen middernacht gewoon in slaap val en de hele nacht door zou
slapen. Dát zou nog eens een wonderlijke ervaring zijn!
Toen ik bij Het Gemeentekrediet
begonnen ben, was dat nog een "semi-staatsinstelling".
Dat betekent dat wij ook van enkele van diezelfde voordelen konden genieten als
de ambtenaren. Zoals bijvoorbeeld een "taalpremie"
voor wie tweetalig was.
Let wel: je kreeg het niet zomaar cadeau. Je moest minsten één jaar
taallessen volgen en slagen in het examen. Hoeveel jaar je naar de Franse les moest,
hing af van je basiskennis om te beginnen. Wie er niet veel van bakte, moest
drie jaar les volmaken; wie al heel goed Frans sprak, mocht direct in het
laatste jaar beginnen. En je kreeg dan de volledige taalpremie toegekend als je
dat laatste jaar had afgemaakt. Je moest er wel wat moeite voor willen doen,
want dat was twee avonden in de week, na de werkuren, van halfvijf tot
halfzeven als ik het me goed herinner. Dat waren dus telkens twee erg lange
dagen, en een heel erg late thuiskomst vanuit het verre Brussel. Maar de
financiële beloning achteraf, elke maand opnieuw, maakte dat alles toch wel de
moeite waard.
Gelukkig mocht ik onmiddellijk in het laatste jaar starten, en dus heb
ik dat maar één jaar moeten doen.
Ik vond het zelf erg vreemd en onverwacht dat ik onmiddellijk in het
laatste jaar mocht beginnen. Want ik had tevoren bijna twaalf jaar lang wetenschappelijk
onderzoek gedaan in Gent, en daarbij werd alléén maar Nederlands en Engels
gesproken. En tijdens mijn middelbare studies had ik altijd al een bloedhekel
gehad aan de lessen Frans.
Dat laatste, die "bloedhekel",
was dan vooral de "schuld" van de
leraars Frans waarmee ik te maken heb gehad. Het was op het einde van mijn
secundaire studies mijn vaste overtuiging dat er bij elke leraar Frans een
steekje los zat...
Het was al begonnen bij mijn tweede jaar ("de vijfdes", dus) op het college in Wevelgem. De leraar Frans die
we daar voor de klas kregen, daar was serieus iets mis mee. De man was, volgens
mij, overduidelijk doodongelukkig (thuis en/of in zijn job), en hij deed geen
moeite om dat te verbergen. Hij was trouwens niet altijd even nuchter in de
les.
In het college moesten wij elke dag na de lessen nog twee uur in de "avondstudie" blijven, en de leraars
moesten om beurt toezicht houden. Op een avond was die leraar Frans de pineut,
en hij liep er bijzonder kregelig bij. En het moest nu lukken dat hij net voorbij
kwam toen een andere leerling achter mij iets vroeg en ik me wou omdraaien om
te antwoorden. Ik werd door die leraar hardhandig met mijn hoofd tegen de bank
gekwakt, omdat "babbelen" tijdens de
studie verboden was. En ik moest nog een straf schrijven bovendien.
Meestal kon ik mij gemakkelijk neerleggen bij de sanctie van "straf schrijven", en thuis moesten we
daar trouwens niet veel over klagen want van ons vader kregen we er anders nog
een straf bovenop. Maar nu was ik zó kwaad omwille van de onrechtvaardige en gewelddadige
behandeling. Ik wou die straf daarom niet schrijven. En ons vader heeft toen,
uitzonderlijk, mijn kant gekozen. De volgende dag kon ik dus mijn straf niet
overhandigen, en met een opstandige stem liet ik de leraar weten dat mijn vader
gezegd had dat ik die straf niet moest schrijven. Waarop die leraar smalend en
denigrerend over ons vader begon: dat die "maar"
een simpele werkmens was en dus niet te veel praats moest hebben. Wat bij ons
vader zwaar in het verkeerde keelgat is geschoten toen ik dat thuis vertelde.
Onze ouders gingen nooit naar het oudercontact op school. Waarom
zouden ze ook? Er was nooit iets bijzonders te vermelden of te vernemen. Maar
bij het eerstvolgende oudercontact na dat incident is ons vader wél naar het
college gereden, op zijn brommer, om met de directeur te spreken en zijn gelijk
te halen.
De volgende leraar Frans waar ik op gebotst ben, was onze
klastitularis in mijn eerste jaar op het Atheneum in Kortrijk. In "de vierdes", het derde middelbaar dus.
Het was bij de allereerste les, en we moesten allemaal onszelf voorstellen aan
de rest van de klas. Toen ik vooraan stond om, bedeesd en zenuwachtig, mijn
verhaal te doen, merkte de leraar opeens op dat hij mij precies ergens van
kende. Ik had geen idee hoe dat kon, zelfs niet nadat hij er daarna fijntjes
aan toevoegde dat ik op "Fernandel"
leek. Ik kende Fernandel toen nog
niet, maar uit de reacties van mijn klasgenoten kon ik wel afleiden dat dit
niet als een compliment bedoeld was. Het is pas nadat ik een film met Fernandel gezien had, dat ik goed
besefte dat die leraar mij had willen bespotten om mijn uiterlijk. En dat
spotten heeft hij zowat het hele jaar door consequent vol gehouden. Ik droeg
toen nog altijd korte broeken, zoals ik mijn hele kindertijd had gedaan, en
daar maakte onze leraar Frans elke keer opnieuw vernederende opmerkingen over: hoe
kinderachtig ik er wel uitzag. Hij had er duidelijk zijn missie van gemaakt om
mij te "breken". Waarschijnlijk omdat
ik "van het college" kwam. Denk ik.
"Pesten" bestond toen
inderdaad ook al, maar het waren vreemd genoeg niet mijn klasgenootjes...
(En nee, hij heeft mij niet "gekraakt".
En toen na verloop van tijd duidelijk werd dat ik de beste leerling van de klas
was, heeft hij dan toch ingebonden.)
Tegenwoordig zou zoiets ondenkbaar zijn, vermoed ik. Maar toendertijd
waren de meesters en leraars nog zo goed als onaantastbaar, want zij behoorden
tot "de elite".
Het is helaas nadien nooit meer echt goed gekomen tussen mij en de
Franse taal. Ik was dus maar wat blij dat ik er met dat ene jaartje vanaf was...
Ik veronderstel dat alle (oudere) volwassenen met een mengeling van
verontwaardiging en onbegrip de recente fratsen van onze onverantwoordelijke jongeren
hebben zitten aankijken, en vele boze bedenkingen zullen gehad hebben over "de jeugd van tegenwoordig".
Al vermoed ik heel sterk dat het om een minderheid ging, een
luidruchtige minderheid weliswaar, die in opstand is gekomen. De grote, stille,
meerderheid van de jongeren houden zich ongetwijfeld braaf aan de regels, en ondergaan
de hele heisa gelaten. Zoals de meesten van ons. Het zijn altijd de roepers en
aandachtzoekers die in beeld komen, en daarmee het imago van "de jeugd" boetseren.
Hoe dan ook... Verontwaardigde uitspraken over "de hedendaagse jeugd" zijn helemaal niet nieuw. Ook onze ouders en
grootouders hebben vast en zeker meermaals wanhopig gezucht over het gedrag en
de houding van "de jeugd van tegenwoordig".
We zijn allemaal jong geweest. En we zijn, bijna per definitie, allemaal ooit
wel rebels en opstandig geweest. Ja toch?
Ik heb in elk geval als student ook actie gevoerd tegen de "verdrukking" door "deheersende klasse" (of
hoe we dat toen ook zouden genoemd hebben...)
Ik herinner me nog die "sleep-in"
in Home Fabiola.
Aanleiding voor de "opstand"
was een nieuwe richtlijn van de universitaire overheden, waarbij het niet
langer toegelaten was voor mannelijke studenten om ná 10 uur 's avonds nog op
de kamer te blijven van een vrouwelijke studente in een meisjeshome. En evenmin
voor vrouwelijke studenten in een jongenshome. Bezoek van iemand van het andere
geslacht bleef wel nog mogelijk tot middernacht, maar dan alléén op het
gelijkvloers, in de gemeenschappelijke ruimtes. De bedoeling van deze maatregel
was, denk ik, de kans op ontucht in
de studentenwereld te verkleinen.
(Voor wie hierbij in stomme verbazing steil achterover valt: bedenk
dat we het hier hebben over het jaar 1973 of 1974, het begin van de seksuele revolutie. De gezagdragers
hadden de film Woodstock óók gezien,
en vreesden wellicht een uitbarsting van losbandigheid in de studentenmiddens...)
Het protest bij de studenten was immens, en luid. Niet zozeer omwille
van de beperking in de mogelijkheden om ontucht te plegen (vermoed ik toch).
Maar wél tegen de betutteling, tegen de inperking van onze vrijheid, tegen die
aanslag op ons "zelfbeschikkingsrecht".
Protest ook omwille van het gebrek aan vertrouwen in onze
verantwoordelijkheidszin. We werden behandeld als kleuters die door de juf de
les gespeld moesten worden.
Er is al bij al niets nieuws onder zon: de jongeren van vandaag
protesteren nog altijd om precies diezelfde redenen.
Ik moet eerlijk toegeven dat ik mij eigenlijk helemaal niet stoorde
aan die idiote beperking. Want ik ontving geen vrouwelijk bezoek op mijn
studentenkamer in Home Astrid. Zéker
niet 's nachts. En ik ging ook nooit bij een vrouwelijke studente op bezoek in
de late uurtjes. Maar mijn vriend Paul was bijzonder verontwaardigd, en wilde absoluut
meedoen aan de protestactie. En dus heb ik dat ook maar gedaan, uit
solidariteit. En die protestactie, dat was een sleep-in: we zijn met een groot aantal studenten enkele nachten in Home Fabiola, één van de meisjeshomes,
gaan overnachten. Allemaal samen in de grote zalen beneden. Voor mij was dat
een foltering en een ware opoffering, want op de kille grond slapen, in een
deken gewikkeld, dat was écht niets voor mij. Ik ben al zo'n slechte slaper,
zélfs in een comfortabel bed; een nacht op de grond, dat was voor mij helemaal
een nachtmerrie. Veel heb ik dus niet geslapen, die paar nachten. Dat zou
sowieso moeilijk geweest zijn, met al dat geroezemoes en gebabbel. Maar bon:
het was voor de goede zaak. Al heeft het wellicht bij de universitaire
overheden weinig indruk gemaakt. Het heeft ook niets uitgehaald, trouwens.
Om te zorgen voor een grote opkomst, hadden de leiders van de "opstand" (wellicht studenten psychologie
of sociologie, denk ik zo) ook posters laten drukken, om in de Gentse straten
te verspreiden. In de hoop zo véél mogelijk studenten op te roepen om deel te
nemen aan deze belangrijke actie tegen die conservatieve dictatuur. En om de
Gentse bevolking op te roepen tot solidariteit en begrip voor onze acties.
Ik heb me toen ook laten overhalen om, samen met Christine, een
mede-studente, 's avonds laat in Gent rond te trekken om overal een poster te
gaan aanplakken: aan bushokjes, aan de muren, aan de verlichtingspalen, ... Helaas
was zoiets verboden, en helaas zijn we "betrapt"
door de Gentse politie. Die ons, met de nodige dubbelzinnige en suggestieve
commentaar, in een politiecombi gestopt hebben en naar het politiekantoor Zone Gent gebracht hebben. Alwaar we
enkele uren mochten contempleren over onze misdaad. Het was al in de vroege
uurtjes eer we weer mochten beschikken, en te voet naar ons kot mochten
terugkeren vanuit de Antonius Triestlaan:
Christine naar Home Fabiola, aan de Overpoort; ik naar Home Astrid aan de
Sterre.
Ik vermoed dat mijn ouders ook verontwaardigd zouden geweest zijn als
daar beelden van verschenen waren in het journaal, destijds: hun zoon die
opgepakt werd door de politie wegens illegaal aanplakken van posters, hun zoon
die met een hele bende andere rebellen in een meisjeshome de nacht ging
doorbrengen !
Het hoort er nu eenmaal bij, dat soort opstandig en "onverantwoord" gedrag, als je jong bent.
Alléén hoort geweld daar toch niet bij. Vernielingen horen daar niet
bij. Met andermans leven spelen hoort daar ook niet bij.
We hebben dringend een nieuwe keuken nodig. Onze bestaande keuken is
al 30 jaar oud, en hoognodig aan vervanging toe: de oven was kapot, de
kastdeurtjes waren scheef gaan hangen, de laden waren beschadigd.
Zoals elke "bewuste"
consument hadden wij dus het plan opgevat om een aantal keukenspecialisten te
contacteren om zo meerdere offertes te kunnen opvragen en met elkaar te
vergelijken. Kwestie van de concurrentie te laten spelen. Om te beginnen had ik
al een afspraak geregeld met Keukens De
Abdij, met DSM Keukens en met Eggo Keukens. Ook Ixina stond op mijn lijstje van kandidaten. En zélfs Dovy Keukens, zij het met enig
voorbehoud. Ikea stond niet op mijn
shortlist, omdat je daar in principe zélf enige handigheid moet voor hebben, en
dát is niet bepaald mijn grootste talent.
Hoewel ik vastbesloten was geweest om de nodige tijd uit te trekken en
een grondige vergelijkende studie te maken, hebben we ons bij onze eerste
afspraak al helemaal laten inpakken door de gladde verkoper: we zijn er buiten
gestapt met een getekend contract. Mijn andere afspraken heb ik diezelfde avond
afgezegd.
Het klinkt een beetje naïef en lichtgelovig als ik zeg dat we ons
hebben "laten inpakken". Alsof we
domweg, zonder goed te beseffen wat er gebeurde, zouden getekend hebben en ons
pas achteraf, thuis, zouden gerealiseerd hebben wat we gedaan hadden. Want
inderdaad: we zijn bij die aankoop boven mijn vooropgesteld budget gegaan, én
we hadden vermoedelijk bij andere keukenbouwers een heel stuk minder betaald.
Maar toch niet: we hebben ons niet onbedachtzaam "laten inpakken". Want ik wist en besefte heel goed wat de man aan
het doen was. Ik vond het zelfs intrigerend hoe hij elke verkooptruc uit de
mouw schudde die hij geleerd had, en ik vond het aandoenlijk grappig. Maar hij
was wél overtuigend.
Het begon al met de keuze van de deurtjes van de kasten en lades, en
van het werkblad, en met de keuze van de kleur van de meubelwanden, en van de
elektro en de keukenkraan, enzovoort. Bij elke (min of meer uitgelokte)
suggestie die we hadden, reageerde de man met een ongekend enthousiasme. Alsof
wij net een geniale inval hadden gehad. En telkens bleek onze keuze, geheel
toevallig, net dát te zijn wat de man zelf zéker ook zou gekozen hebben. Méér
zelfs: als het van hem afhing, dan zou iedere klant met diezelfde opties buiten
stappen.
Deurtjes zonder een handgreep? "Héél
verstandige keuze!"
Granieten werkblad? "Het beste wat je kon
nemen!"
Een lichtgrijze front en een donkergrijs werkblad? "Prachtige kleurencombinatie!"
Whirlpool toestellen, want Miele is duur en toch niet beter? "De beste keuze, want inderdaad: Miele is niet meer wat
het was."
Aan zijn reacties te zien en te horen, hebben wij de beste smaak die
de man ooit had meegemaakt, en waren wij veruit de verstandigste klanten die
ooit de winkel waren binnen gestapt.
Nadat we alles gekozen hadden, stuurde hij ons wandelen, om eens rond
te neuzen tussen de (peperdure) toonzaalmodellen, terwijl hij de berekening zou
maken. En toen we weer aan zijn bureau zaten, had hij een blad voor ons met het
resultaat van zijn rekenwerk. Maar hij legde het papier strategisch met de
achterkant naar boven. Ik wist toen al dat mijn eerdere vermoedens zouden
kloppen: dit was een winkel die eigenlijk voor ons budget te hoog gegrepen was.
Vooraleer zijn blad om te draaien, haalde hij zijn allerbeste
verkooppraatjes boven: over de kwaliteit van zijn producten en de duurzaamheid
van de verkochte keukens: die bewuste keukenbouwer geeft een levenslange
garantie. Hij had ondertussen al begrepen dat wij meerdere kandidaten op het
oog hadden, en profiteerde er meteen van om zich van de concurrenten, die hij
consequent "concullega's" noemde, te
onderscheiden. Hij had het over de "keukens
van het hogere segment", die dan (uiteraard) ook wat duurder zijn. Daar
hoort blijkbaar ook Dovy Keukens
bij, en dus ook, nóg een stapje hoger, de keukenbouwer waar we beland waren. En
hij verwees naar de goedkopere keukens, die, in zijn verkoopslogica, van
mindere kwaliteit zijn. Om zijn stelling te bewijzen klopte hij keihard op de
achterwand van een kastje: dat gaf geen krimp. En toen ging hij gewoon in één
van de lades staan: ook hier geen krimp, want de bodem kan tot 100 kilo dragen.
Indrukwekkende vertoning! Al lijkt de toegevoegde waarde in werkelijkheid
beperkt: ik ben niet van plan om in een lade van onze nieuwe keuken te gaan
staan.
Nu we overtuigd waren dat we echt wel topkwaliteit zouden kopen, die
bijgevolg logischerwijze en heel terecht "wat
duurder" was dan die van de concullega's,
draaide hij triomfantelijk zijn blad met berekeningen om en toonde ons het
resultaat. Maar vooraleer ik aanstalten kon maken om hem te vertellen dat dit
écht wel véél te duur was voor ons, had hij dat bedrag al doorgestreept met de
melding dat er door de solden 20 of 30% af ging, en had hij al een nieuwe
bedrag opgeschreven. Geldig tot het einde van de solden periode.
Ook dat was nog altijd méér dan ik van plan was te besteden, maar de
verkooptechnieken van de man waren nog niet uitgeput. En hij kwam met een "commercieel voorstel".
"Onmiddellijk te nemen of te laten."
Volgens mij is dat een ongeoorloofde praktijk, want een klant moet
altijd minstens een aantal dagen bedenktijd hebben en een vergelijkende studie kunnen
maken. Wij hadden niet te kiezen. Ofwel zouden we nog even bedenktijd nemen en
eerst eens bij de concullega's gaan
horen en zien, zoals we van plan waren geweest, maar dan was zijn "commercieel voorstel" niet meer geldig. Ofwel
zouden we onmiddellijk tekenen, zonder een andere mogelijkheid te bekijken, en
zonder verder nadenken.
Ik was me daar heel goed van bewust, en heb in stilte de bedenking
gemaakt dat dit niet helemaal koosjer was. Maar toch hebben we toegezegd. Want
het "commercieel voorstel" was best
wel aardig. (Misschien wel té "aardig"?
Want tenslotte: "Als iets te mooi is om
waar te zijn, dan...")
Waarop we getrakteerd werden op een glas cava. En zelfs nog een fles
mee gekregen hebben om thuis na te vieren. Of om het idee te verdringen dat we
véél meer geld uitgegeven hebben dan we van plan waren, en dat we voor veel
minder geld een even mooie keuken hadden kunnen plaatsen (zij het misschien met
een minder sterke achterwand of bodem).
Achteraf heb ik ontdekt dat er bij Test-Aankoop behoorlijk wat
klachten in behandeling zijn over onze keukenbouwer. Klachten over het niet
respecteren van de leveringstermijn, over een hogere eindafrekening dat wat op
de offerte vermeld was, over kosten die tóch aangerekend werden voor de afbraak
van de oude keuken (hoewel dat zogezegd gratis was), over de eis om de volledige
factuur te betalen vóór de keuken geplaatst werd, enzovoort...
Ik houd mijn hart dus vast, en mijn (slapeloze) nachten zijn er niet beter
op geworden!
Eén van de grootste plagen in een studentenstad, is de plaag van fietsdiefstallen. Niet alléén in een
studentenstad, overigens. Fietsdiefstal is sowieso een heel populair misdrijf
in ons land. Er worden naar schatting jaarlijks gemiddeld 100.000 fietsen
gestolen, zij het dat er maar in 35.000 gevallen aangifte gedaan wordt. (Dat
aantal diefstallen is des te indrukwekkender, als je bedenkt dat er in België
jaarlijks 500.000 fietsen gekocht worden: één op de vijf nieuwe fietsen wordt
dus gestolen...)
Waarom zou iemand een fiets stelen? Onder andere om te verkopen,
vermoed ik. Maar toch vooral gewoon om de fiets "even" te gebruiken. En dan denk ik inderdaad in de eerste plaats aan studenten,
die 's nachts na een aantal pinten liefst zo vlug mogelijk naar hun bed willen,
en dan maar een gemakkelijk beschikbaar vervoersmiddel "lenen".
Mijn fiets is nooit gestolen geweest tijdens mijn studententijd in
Gent.
Vermoedelijk omdat ie nogal kaduuk was. Ik was nog een pril student
toen ik aan de Sterre, onderweg naar de les, omver gereden werd door een
onachtzame automobilist die de voorrangsregels aan zijn laars meende te mogen
lappen. En mijn rijwiel is daar zwaar gehavend uit gekomen. De arrogante man
heeft mij 100 frank toegestopt, "en we
spreken er niet meer over". Ik heb dat aanvaard, beduusd en onmondig als ik
was, maar dat was nauwelijks een aalmoes. Want mijn fiets was onherstelbaar
kapot: het frame was dubbel geplooid, en met die 100 frank kon ik geen nieuwe
fiets kopen, zelfs niet tweedehands. Maar ons vader, een ware tovenaar als het
op herstellen en prutsen aankwam, heeft mijn fiets toch min of meer kunnen
oplappen, zodat ik de rest van mijn studententijd nog altijd met de fiets op
pad kon. Maar echt aanlokkelijk voor dieven zag mijn vehikel er daarna niet
meer uit.
Ik moet wel toegeven dat dit niet mijn eerste fiets-ongelukje was. Al
was het wel het ergste.
Ik had mijn fiets gekregen van mijn doopmeter, "mémé van de Pauvre-Leute". En binnen de week lag ik er al mee op de
grond, bij één van de vele kinderachtige pogingen om stoer te doen. Maar het
was toch wel een goeie fiets. Met drie versnellingen! Samen met mijn oudste broer en een paar sportieve
vrienden hebben we eindeloze fietstochten gemaakt in de buurt van Kortrijk. Waarbij
ik ooit eens tegen een paaltje aangereden ben op een punt waar het fietspad
opeens abrupt eindigde; ik was zó druk bezig de donderbeestjes van mijn armen en benen
en T-shirt weg te vegen, dat ik het onverwachte obstakel niet eens gezien had.
Vooral in de zomer, in de periode van de Ronde van Frankrijk, hadden
wij ook bijna dagelijks onze eigen "koers".
En daar waren zelfs "bergritten" bij,
met onder andere de beklimming van de Bellegemberg
en de Marionettenberg als hoogtepunten.
We waren dus wel ervaren fietsers. En daarom mochten we op een zonnige dag eens
met de fiets naar onze nonkel in Sint-Ulriks-Kapelle:
een kleine 100 km ver, en dwars doorheen de Vlaamse Ardennen. Ik was amper 14
jaar oud toen, en eigenlijk was dat voor mij nog iets te hoog gegrepen. Ik ben
daar na aankomst 's middags dan ook prompt in slaap gevallen... Aan tafel, bij de soep.
Maar mijn fiets heeft mij al die jaren goed gediend, zelfs na die
onfortuinlijke aanrijding. Ik moet nochtans bekennen dat ik er, zeker als
student, niet altijd even vriendelijk of zorgzaam mee om gesprongen ben.
Waar ik me nog het meeste voor schaam, is toen ik eens in de vroege
uurtjes héél vlug naar mijn kot wilde fietsen van bij "El Gringo" in de Sint-Pietersnieuwstraat naar Home Astrid aan de Sterre. Ik was moe, en wilde rap naar bed. Ik
had het ingenieuze idee om een kortere weg te nemen: dwars door het Citadelpark. En ook daar nam ik de
kortste route: gewoon rechtdoor, niet langs de verharde paden, maar dwars over
de grasperken. Waarbij ik vergeten was dat die afgeboord waren met een stalen
draad op zo'n 30 cm hoogte. Ik heb het rap genoeg gemerkt, toen mijn voorwiel
aan het eerste perkje bleef haperen, en ik met een indrukwekkende zweefvlucht
op het weelderige gras terechtkwam.
Gelukkig zonder al te veel erg, want ik kwam redelijk "zacht" neer. En gelukkig waren er geen
getuigen om mijn stommiteit te aanschouwen, zodat ook mijn ego er vrij
ongeschonden vanaf is gekomen.
Het leven van een student: duidelijk een leven van "vallen en opstaan"...
Ik was er toch even ondersteboven van, toen ik het nieuws hoorde over
het overlijden van Kris De Bruyne.
De man is amper vier jaar eerder geboren dan ik, en hij was blijkbaar
al langer ernstig ziek. Het kan dus evengoed binnen de kortste keren ook mijn "beurt" zijn, niet?
Maar ik was er vooral door geraakt omdat mijn eerste herinneringen aan een live optreden van een "rockband" verbonden zijn met Kris De
Bruyne. Het evenement moet zich ergens in 1971 afgespeeld hebben. Het
aanstormende talent zal dan ongeveer 20 jaar jong geweest zijn, helemaal aan
het begin van zijn carrière.
De "rockband" in kwestie was "Lamp, Lazerus & Kris". De
voorloper van de Nederlandstalige rock. De "mutatie"
van "kleinkunst" naar échte "rock", als je wil. In de band speelde
toen ook al ene Raymond Van het Groenewoud mee. Als pianist, als ik me niet
vergis.
Wat dat optreden, in de sportzaal van het Koninklijk Atheneum van
Kortrijk, des te specialer en gedenkwaardiger maakte, was dat ook ons moeder
dat concert heeft meegemaakt. Of moet ik eerder zeggen: "heeft ondergaan". Want het was behoorlijk luidruchtig, dat
optreden. En een ware aanslag op haar (toen al) gevoelige gehoororgaan. Ik weet
niet meer hoe het komt dat ons moeder meegekomen is, die avond.
Misschien omdat de opbrengst van de ticketverkoop ergens moest dienen voor een
schoolactiviteit, en zij dan maar ook een ticketje gekocht had om de school te
steunen? Of gewoon omdat ons moeder écht wel voor een uitdaging te vinden was, en
(veel meer dan ons vader) open stond voor iets dat nieuw of onbekend was? Of
omdat ze van de "kleinkunst" hield,
zoals we die toen op de radio te horen kregen: Miek en Roel, De Elegasten, Miel
Cools, Jan De Wilde, ... Ons moeder vond dat ook wel mooi, toen. Net als ik.
"Lamp, Lazerus & Kris"
was aangekondigd als "kleinkunst", maar
bleek toch nét iets anders te klinken dan bijvoorbeeld Jan De Wilde. Zéker in
die sportzaal met een abominabele akoestiek, en met die loeiende boxen vlak aan
onze oren.
Ze heeft achteraf geen commentaar gegeven, maar ik vermoed dat ons
moeder niet echt enthousiast was. En wie weet: misschien lag daar wel de
oorzaak van haar tinnitus en de latere Ménière-aanvallen?
Ik was wél enthousiast! Ik vond het fantastisch. En ik ben hun eerste,
en enige, elpee zo vlug mogelijk gaan lenen in de bibliotheek van de stad, om
(illegaal) te kopiëren op een cassetje.
De muziek was keihard, naar onze "kleinkunstnormen",
en de teksten waren compleet absurd. Zoals bijvoorbeeld in "De Peulschil". Maar ik vond het subliem.
Ook, en vooral, "De onverbiddelijke zoener"
is onweerstaanbaar in mijn hoofd blijven hangen.
Kris De Bruyne is maar kort bij de ongerijmde humor van Lamp &
Lazerus blijven toeven. Hij is na een jaar al solo gegaan, voor het "serieuzere" werk. Waarvoor hij nu, postuum,
massaal bejubeld wordt. Maar voor mij blijft "Lamp, Lazerus & Kris" toch het absolute hoogtepunt. Dat was
trouwens ook de enige keer dat ik hem live aan het werk heb gezien.
Het was overigens ook de enige keer dat ons moeder naar een "rockconcert" geweest is. Nadien heeft ze
het veiligheidshalve maar bij Marva
gehouden...
Het is tien uur 's avonds: ik
begin serieus moe te worden (na de vorige slechte nacht). Het bed roept. Maar
ik wil nog niet gaan slapen, want ik vrees dat ik toch weer een hele poos
wakker zal liggen.
Tegen half elf slaat de
vermoeidheid op mijn versleten linkerknie: ik voel de pijn opkomen, en ik voel
mijn knie "trekken" en gloeien. Nu ga ik zéker niet naar bed; ik blijf beter nog
even op. Om helemaal tot ontspanning te komen. Met een glas wijn en (vooral)
mooie muziek. Op YouTube of iTunes.
Neil Young, misschien? Met "Everbybody knows this is nowhere." Ik had die elpee al van toen ik nog student
was, en ik herinner me dat ik toen zelfs een keer 's namiddags in slaap
gevallen was met die muziek in de oren...
Om half twaalf begin ik zo'n
beetje weg te soezen. Hoog tijd om onder de lakens te duiken. Na een
pijnstiller om de knie te sussen, kruip ik half-slaperig de trap op, verlangend
naar het warme bed en de zalige dromen.
Maar zodra ik in dat bed lig,
gaat het duiveltje zich roeren. En dan begint het woelen en keren.
Tegen middernacht heb ik me al
dertig keer gedraaid: op mijn rug, en dan op mijn linkerzij, weer op de rug, op
de rechterzij, weer op de rug, enzovoort. Waarna mijn knie weer ferm begint op
te spelen. En mijn maag is ondertussen ook ambetant geworden, ondanks het
Rennie'tje voor het slapengaan.
Rond half één komt bovendien de
jeuk opzetten en ga ik aan het krabben. De sporen daarvan zijn 's morgens
bloedrood op het laken te vinden. Het woelen en draaien wordt ook intenser, en
de kniepijn is niet meer te houden. Het afdreunen van de avondgebeden, "Wees
Gegroet" en "Onze Vader", keer op keer, als een mantra, helpt ook geen zier.
Ergens tussen één uur en half
twee geef ik het dan maar op. Ik stap uit het bed, en ga nog een tijdje beneden
zitten. Een half uur later waag ik dan toch een tweede poging. Met nóg een
pijnstiller, in de hoop dat het geknaag in mijn knie daarna beter wordt.
Wanneer het heel erg mee valt, ben
ik tegen twee uur of daaromtrent in dromenland. Waar ik rond vijf uur alweer
uit ontwaak. Maar ik laat me niet kennen, en blijf koppig liggen. En met een
beetje geluk val ik terug in slaap. Tot half zeven of zo op werkdagen...
Als het fysiek mogelijk was, dan
zou ik de nachten eerlijk gezegd liever overslaan.
Een ongestoorde en verkwikkende nachtrust, dat is voor mij een
kostbare schat die ik helaas nooit gevonden heb. Misschien heb ik niet goed
genoeg gezocht? Ik kan me in elk geval niet herinneren wanneer ik voor het
laatst écht goed geslapen heb. Een "voordeel"
daarvan was wel dat ik bij de minste nachtelijke kik van de kinderen, toen die nog een baby
waren, alert was en gereed om te gaan troosten...
Ik vermoed nu wel dat ik niet de enige ben met gefrustreerde nachten. Aan
mijn "lotgenoten" zeg ik dus: "Je bent niet alléén!" Al biedt dat niet
bepaald een grote troost, vrees ik...
Aan diegenen die wél gezegend zijn met een goede nachtrust en die al in
slaap vallen bij het zien van hun hoofdkussen, zeg ik: "Wees dankbaar en blij. Je hebt er geen idee van hoe gezegend je wel
bent!"
Warren Zevon had volgens mij
ook zware slaap-frustraties. Maar dat had dan misschien eerder te maken met
zijn ernstige hypochondrie: ik kan me
voorstellen dat een hypochonder
zelden goed slaapt. En zo te horen, heeft hij het uiteindelijk zelfs gewoon
opgegeven om de slaap te zoeken: "I'll
sleep when I'm dead'. (Bij die song is hij in elk geval niet in slaap
gevallen...)
De man heeft ondertussen wel de eeuwige slaap gevonden. Hopelijk heeft
die hem ook de vredige rust geschonken die hij in zijn leven heeft moeten
missen!
Op een dag (of liever: nacht) zal ik zijn filosofie misschien moeten overnemen.
Eerder dan dat kom ik toch niet aan een ongestoorde nachtrust toe...
Ik was een "verdienstelijk"
muzikant, maar daar hield het wel ongeveer op. En ik was een ramp als ik een
solo moest spelen, omdat ik het zowat bestierf van de stress en de zenuwen.
Dat werd een complete catastrofe als ik helemaal alléén vooraan moest
gaan staan om een deuntje te produceren. Dat was toendertijd de gewoonte bij
het Sint-Ceciliafeest van de fanfare: elk jaar "mocht" een jonge veelbelovende muzikant een stukje ten beste geven,
helemaal alleen op een podium, voor het oog van de voltallige fanfare en de in
groten getale opgedaagde vrienden en familie. Ik had niet die zelfzekere flair
als een aantal van mijn leeftijdsgenoten, en voor mij was dat een ware
martelgang. Mijn optreden is dan ook op een gigantisch fiasco uitgedraaid: ik
was zó nerveus dat ik het hele stukje een halve toon te hoog heb gespeeld. Zo
vals als een kat, dus. Maar... ons vader heeft mij toch achteraf gefeliciteerd om
mijn "toonvastheid". Want ik heb het
hele stuk consequent die afwijking van een halve toonhoogte volgehouden. Wat
een kunststukje op zich was. (En wat je vermoedelijk met een ander instrument
dan een hoorn nooit zou klaarspelen.)
Maar nee dus, ik was geen virtuoze muzikant, en ik had een voorkeur
voor simpele partituren waarbij de hoorn eerder op de achtergrond kon blijven.
Zoals bij een Weense Wals: daar voelde ik me nog het meest comfortabel bij. De
bijdrage van de hoorn in het "oem-pa-pa"
van een wals, was het repeterende "pa-pa",
en dat kon ik als de beste.
Ik ben trouwens later, als volwassene, nóg een keer naar de
muziekschool mogen gaan. In Aalbeke was dat. Onze nieuwe dirigent, die
vermoedelijk een mooi procentje mocht opstrijken bij de verkoper van muziekinstrumenten
voor ieder instrument dat die aan de fanfare mocht slijten, had een splinternieuwe
hoorn op de kop kunnen tikken. Een prachtig, goudglanzend ding. En dat juweel
was voor mij bestemd. Helaas was onze dirigent een paar kleine details uit het
oog verloren. Deze hoorn was voorzien van "klepventielen",
en ik had al die jaren tevoren altijd een instrument gehad met "pompventielen". Ik moest dus zowat vanaf
nul opnieuw beginnen leren. De hoorn had trouwens zelfs een vierde ventiel, en
ik heb nooit geweten waar dat voor diende. De hoorn was bovendien afgestemd
voor muziekpartituren "in D", terwijl
alle muziekpartituren voor een hoorn altijd "in Bes" of "in F"
geschreven waren. Ik moest daarom een soort simultaanvertaling verzorgen
terwijl ik speelde: ik moest consequent een toon hoger of lager spelen dan wat
op de partituur te lezen viel. (Misschien had onze dirigent zich nog mijn
allereerste optreden herinnerd?)
Dat is al bij al toch wel een stuk moeilijker dan het lijkt. En dus
moest ik naar de muziekschool (waar, geheel toevallig, onze dirigent les gaf
als betaald muziekleraar) om te leren "transponeren":
ik moest leren om niet de noten te spelen die ik kon aflezen, maar wel een toon
hoger of lager.
Maar ons vader kon het (alweer) niet laten met mij en mijn nieuwe
instrument te pronken. (Als hij kon stoefen met één van zijn kinderen, dan was hij niet te houden...) En dus heeft hij mij meegenomen naar de Koninklijke Filharmonie van Kortrijk,
waar hij ook al een tijdje lid van was, en waar hij de "bombardon" speelde, of om helemaal precies te zijn: de "sousafoon". In zijn jonge jaren had hij trombone gespeeld, maar met het ouder
worden was hij moeten overschakelen op een muziekinstrument met een groter
mondstuk. Ook al omwille van het hardnekkige herpesvirus. Eerst werd het de tuba, en later dus de sousafoon.
De Koninklijke Fanfare Sint-Jan
haalde toen al niet meer het niveau van rond de jaren zeventig, toen de fanfare
in "de hoogste klasse" speelde, en
hoge toppen scheerde op allerlei muziekwedstrijden. We werden in die
gloriejaren zelfs gevraagd om de "halftime
show" te verzorgen van voetbal-interlands. Ons vader zag het verval met
lede ogen aan, en was bezweken voor de lokroep van meer ambitieuze
muziekgezelschappen. En ik mocht hem daar wat later bij gaan vervoegen, al
stond ik niet direct te springen om "ambitieuze"
muziek te spelen.
Maar ik wil mijn verhaal niet negatief eindigen. Want al is het niet
gemakkelijk te bespelen, een hoorn is toch wel een héél mooi instrument, met
een uitzonderlijk mooie, zoete en volle klank.
En de hoorn wordt dan ook niet alléén gebruikt in de klassieke muziek,
zoals bijvoorbeeld in dit "Hoornconcerto
Nummer 3" van Mozart: https://www.youtube.com/watch?v=lNuJVfe-t3o
Ook in de moderne muziek wordt dankbaar gebruik gemaakt van de toch
wel heel aparte "ronde" klank van een
hoorn. Zoals bijvoorbeeld in deze song van "The
Alan Parsons Project": https://www.youtube.com/watch?v=76n_uE_W31A
Ik ben geboren in een erg muzikale familie. In elk geval toch van mijn
vaders kant. Zijn vader, "pépé van de
Pauvre-Leute", was een begenadigd muzikant, en in zijn jongere jaren zelfs "tweede dirigent" van de Koninklijke Fanfare Sint-Jan. Zijn vier
zonen, ons vader en zijn drie broers, hebben die muzikale genen geërfd en zijn
alle vier talentvolle, of toch in elk geval enthousiaste, muzikanten gebleken.
Drie van hen in de Koninklijke Fanfare Sint-Jan, en de vierde als dirigent van
het harmonie-orkest van de (toenmalige) ASLK, in Brussel.
Het leek dus vanzelfsprekend dat ook wij, de zes kinderen, in die
muzikale voetsporen zouden treden. Maar dat is een beetje anders gelopen: het
muzikale gen is op één of andere manier niet goed doorgegeven. Alléén mijn oudste
broer en ik hebben de Koninklijke Fanfare vervoegd, de anderen hebben
vriendelijk bedankt. En mijn broer vond het al bij al niet écht een
hartverwarmende ervaring. Hij heeft de fanfare na korte tijd al in de steek
gelaten. Ik moet toegeven dat onze eerste kennismaking met de muzikale wereld inderdaad
niet bepaald opwindend of boeiend was: er waren de wekelijkse, oersaaie, lessen "Notenleer" (of "Solfège" zoals dat bij ons genoemd werd), en bij een optreden van
de fanfare was onze bijdrage beperkt tot het paraderen met een stokje, een
soort "baton". Een taak die in latere
jaren met veel meer bravoure en flair door een stel majorettes vervuld werd.
Maar ik heb het dus wel volgehouden. En ik mocht een instrument leren
bespelen. Het is een "hoorn"
geworden. Niet uit eigen keuze, want wist ik veel, op mijn 10 jaar, op welk
instrument ik graag had willen spelen. Aan een hoorn had ik in elk geval niet direct gedacht. Vooral niet omdat ik
zelfs niet eens wist wat een hoorn
was. Maar de typische hoorn is een "linkshandig"
instrument: de ventielen worden met de vingers van de linkerhand ingedrukt. En
aangezien ik de enige linkshandige was in de nieuwe lichting...
Een hoorn, dus.
Voor de gevorderde lessen mochten wij, de jonge
muzikantjes, naar de muziekschool van Wevelgem. Helaas was Wevelgem voor onze
korte beentjes nogal onbereikbaar, al zeker omdat we zélf ons eigen instrument
moest mee nemen. En dus werd er elke week, de zondag voormiddag, uitgekeken
naar een zeldzame goede ziel met een auto. Een vader van één van de muzikantjes, of een
bestuurslid, of een brave man die in het lokaal van de fanfare de zware woorden
van de pastoor na de vroegmis aan het doorspoelen was. Een geschikte auto vinden was niet zo evident,
want we waren door de band genomen met zes jonge gastjes, mét
instrumentenkoffer. Ik herinner me levendig die ene keer toen de enige
kandidaat-chauffeur de trotse bezitter was van een Volkswagen Kever. Wie een
sterke verbeelding heeft, en zich nog het formaat van zo'n Kever herinnert, mag proberen zich voor te stellen hoe we ons met
zes jongens van een jaar of 12, mét instrumentenkoffer, naast de chauffeur in
dat kleine autootje gewrongen hebben.
Ik moet eerlijk toegeven dat ik niet het enorme muzikale talent van
mijn grootvader heb geërfd. Wat ik wél van ons vader geërfd heb, was de aanleg
voor koortsblaasjes. Ik was amper van een set lelijke blaren op mijn lippen
genezen, en daar kwam de volgende pijnlijke blaas zich al aankondigen. Een
hoorn is nu ook niet bepaald het meest "koortsblaas
vriendelijk" muziekinstrument: het mondstuk van een hoorn is niet zo rond
als dat van bijvoorbeeld een tuba, het is véél smaller. En dus een foltertuig
voor kwetsbare lippen.
Maar het is de schuld van Marc Van Ranst dat ik, net als ons vader, om
de haverklap geteisterd werd door die uitbraak van "herpes". Of liever: het kwam door de afwezigheid van Marc Van
Ranst. Nu komt die zowat elke dag op teevee met zijn welgemeende goede raad,
maar toen bleef hij geheel en al afwezig. En dus was ik volkomen onwetend over
de belangrijke richtlijnen om de verspreiding van een virus tegen te gaan. Ik
heb er nooit aan gedacht om het mondstuk van mijn hoorn te ontsmetten met alcoholgel. Ook al
omdat niemand anders daar zijn mond zou aan zetten. Maar het gevaarlijke herpesvirus
bleef dus aan dat mondstuk floreren, en bijgevolg had ik elke keer opnieuw
prijs. Tot bloedens toe.
Als Brian Adams herinneringen mag ophalen aan de zomer van negenenzestig
(de Woodstock-zomer), dan mag ik ook herinneringen met jullie delen omtrent de
zomer van zesenzeventig.
Wie sensatie en sappige verhalen verwacht, moet ik toch teleur
stellen. Mijn zomer van zesenzeventig was géén zomer waarin jonge mensen naakt
en high rondliepen en "Make love not war"
met veel enthousiasme in de praktijk brachten.
Maar Frank Deboosere heeft de zomer van negentien zesenzeventig wél al
bekroond met de titel van "langste
hittegolf" sinds 1833. De hittegolf van 2020 krijgt de titel van "meest intense" sinds 1833, maar in 1976
hebben we wél de langste hittegolf ooit beleefd: we hebben toen 15 tropische
dagen op rij moeten doorstaan, terwijl dat er nu "maar" 8 waren.
Het vreemde is nu dat ik me augustus 1976 totaal niet herinner als een
zomer van puffen en zweten en slapeloze nachten. In mijn herinnering was de
zomer van 1976 een heerlijke periode, en was die zomervakantie de mooiste en
beste die ik ooit beleefd heb. Dat komt misschien voor een deel omdat ik toen
nog jong was, vol onblusbare energie, en zonder zorgen die mij wakker konden
houden. Maar het had vermoedelijk vooral te maken met het gevoel van over een
belangrijke drempel heen gestapt te zijn. In 1976 ben ik immers afgestudeerd,
en ergens in de loop van september kon ik beginnen werken.
Al weet ik, achteraf gezien, niet zeker of de term "werken" wel gepast is. Het was eerder: "betaald worden om me te amuseren", want
ik mocht gaan doctoreren. Dat "betaald
worden" mag overigens ook met een korrel zout genomen worden, want dat
eerste jaar moest ik tevreden zijn met een onderzoeksbeurs van zowat 20.000
frank, of 500 euro, per maand. Rijk ben ik daar alleszins niet door geworden...
Hoe ik het gepresteerd heb om die beurs te krijgen, is mij trouwens altijd
een raadsel gebleven, want mijn onderzoeksgebied lag in de Kernfysica en had in
de verste verte niets te maken met "Nijverheid"
of "Landbouw", terwijl die beurs wél
toegekend was door het IWONL: "Instituut
tot aanmoediging van het Wetenschappelijk Onderzoek in Nijverheid en Landbouw".
Maar goed: de zomer van 1976.
Voor mij was dat, vooral in augustus, een zorgeloze zomer van vrijheid
en ontspanning. De vruchten op het stuk grond van ons vader waren allemaal al geoogst:
de aardbeien waren geplukt, de aardappelen gerooid. Ik hoefde zo goed als niets
te doen, en kon elke dag gaan fietsen en genieten. Ik herinner me vooral de
veelvuldige tripjes, met de fiets langs de Leie, naar het openluchtzwembad van
Kortrijk. Dat zwembad, langs het kanaal Kortrijk-Bossuit,
is trouwens nu nog altijd open. Al is het in de voorbije zomer wel een tijdje
dicht gemoeten omdat al het water verdwenen was. Het was pas opnieuw open gegaan, op 1
juli, na de eerste corona-beperkingen. En op 5 juli bleek al het water eruit
weg gelekt te zijn...
Er waren toen nog geen corona-beperkingen, in 1976, en dus was het
druk in het zwembad: het enige openluchtzwembad in de buurt. Er was wel ook
nog een overdekt zwembad in Kortrijk, maar daarvoor was het, voor mij en voor veel anderen,
véél te mooi weer. Vraag het maar na bij Frank Deboosere.
De zomer van 1976. Het is allemaal erg lang geleden, en veel is
vervaagd in mijn herinnering. Die jaren uit het verre verleden beginnen ook
allemaal in elkaar over te lopen in mijn geheugen. Maar als ik me niet vergis,
was 1976 voor mij ook zo'n zomer waarover Rob de Nijs gezongen heeft. Al was ik
toen wél al ouder dan 16.
We hebben van die enkele zonnige novemberdagen geprofiteerd om eens in
het landelijke Estaimpuis te gaan wandelen.
Vroeger heette de gemeente "Steenput",
maar na enig heen en weer geschuif van de taalgrens spreekt men er Frans, en is
dat "Estaimpuis" geworden. De meeste
namen van de oude Vlaamse gemeenten in die streek zijn trouwens ondertussen verfranst. Zo is "Evernijs" nu Evregnies
geworden, en "Dottenijs" heet nu Dottignies.Een beetje zoals "Broekzele" na verloop van tijd "Bruxelles"
geworden is. (Het achtervoegsel "-zele"
komt van het oud-Vlaams woord voor een "nederzetting".
Daarom zijn er nogal wat Vlaamse gemeenten waarvan de naam eindigt op "zele". En Broekzele betekent dan: "nederzetting
nabij een broek". Nabij een moeras, dus.)
Het eerste wat er opvalt, is de open ruimte en de alomtegenwoordige
landbouwgrond. Bij ons in Merelbeke moet je al met een vergrootglas zoeken om
nog grote stukken landbouwgrond te vinden. Want projectontwikkelaars van
allerlei pluimage liggen constant op de loer om elk braakliggend lapje grond
in te palmen voor alweer een nieuw appartementsblok. Die ziekelijke neiging om
alles vol te bouwen, is gelukkig nog niet tot in Steenput doorgedrongen. Voorlopig toch. Al blijkt de streek
bijzonder aantrekkelijk te zijn voor gegoede Fransen die in Wallonië een
luxueus optrekje kunnen komen bouwen voor de helft van wat het in Frankrijk zou
kosten. Nu maar hopen dat ze niet op het idee komen om dit stukje België bij
Frankrijk te annexeren zodra er een grote minderheid Fransen woont. Want zo
gaat dat soms: kijk maar naar de Brusselse rand, de zogenaamde "faciliteitengemeenten". Daar waren het
geen Fransen, maar wel Franstaligen die massaal in Vlaamse gemeenten zijn komen
wonen en nadien, zodra ze met voldoende waren, zijn gaan eisen dat de officiële
voertaal er Frans zou worden en/of dat de hele streek bij Broekzele zou gevoegd worden...
Iets anders wat er opvalt, en wat de streek nét iets minder
aantrekkelijk maakt, is het voortdurende geraas van een autosnelweg of een
andere drukke verkeersader. Zélfs daar, op de "boerenbuiten", is "stilte"
een zeldzaam goed geworden. Zo gaat dat bijna overal in België: zelfs waar er
in geen velden of wegen mensen wonen, is er toch bijna altijd het lawaai van
één of andere verkeersas waar zowat continu auto's en vrachtwagens voorbij
razen. En daar in het rurale Estaimpuis
is het helaas niet anders. Zoals in elke gemeente die door een "E-weg" doorsneden wordt, is er een
aanhoudend geraas van voorbij vlammende vrachtwagens. Ook nu, ondanks de
corona-beperkingen.
Ook in de streek rond Kortrijk, zélfs in de zeldzame overgebleven
groene gebieden, is er de nabijheid van de E17 en het helse lawaai dat daarbij
hoort. Ik verbaas me er nog altijd over dat mensen blijkbaar wél met die
onophoudelijke herrie kunnen leven, maar dan toch furieus protesteren tegen
mogelijke plannen voor de bouw van windmolens in de buurt omdat die té veel
geluidshinder zouden meebrengen.
Ik heb trouwens tot nu toe op mijn fiets- en wandeltochten eigenlijk
maar één echt "stil" plekje gevonden:
langs de Asselkouter in Munte, op een zondagnamiddag.
We hebben er een flinke wandeling van gemaakt, tussen de landerijen
van Steenput. Iets langer en
uitgebreider dan eerst voorzien, trouwens. Maar de beloning was navenant: mijn
stappenteller was reuze enthousiast! Met veel toeters en bellen en virtuele
confetti wist mijn stappenteller mij te melden dat ik "Level 9" bereikt had. Daarmee doe ik, volgens mijn stappenteller, "beter dan 99,1% van de gebruikers" van
die app. Ik ben onmiddellijk 10 centimeter gegroeid uit fierheid en trots. Voor
het eerst in mijn leven hoor ik tot de Top-1%
in iets. En wat nog straffer is: ik hoef maar 63 km meer te stappen, en dan heb
ik de afstand van Boston tot Philadelphia afgelegd. Te voet! Niet dat ik ooit
die ambitie heb gehad.
Ik zit al reikhalzend uit te kijken naar de volgende zonnige
winterdag. Met de huidige klimaat-opwarming mogen we er zeker op rekenen dat er
dit jaar nog veel "uitzonderlijk warme
dagen" zullen komen...
Ik heb het gehad over het onthutsend pijnlijk gevoel als je kinderen
zo te zien geen fijne herinneringen hebben aan hun kindertijd, en alléén de
minder geslaagde momenten ter sprake komen wanneer er over "vroeger" gesproken wordt.
Maar misschien moet ik dat toch een beetje relativeren. Misschien is
het gewoon zo dat kinderen zich later, als volwassene, de warme en fijne
momenten niet bewust herinneren, en die herinneringen alléén in hun
onderbewuste hebben opgeslagen. En dat dikwijls enkel de pijnlijke details naar
boven komen.
Want als ik eerlijk ben: ik heb ook weinig vertederende herinneringen
aan mijn kindertijd.
En dat is héél vreemd, want ons moeder was veruit de meest
zachtaardige vrouw die ik ooit gekend heb. Ze had een eindeloos geduld, en ze
was onvoorstelbaar verdraagzaam. Ik kan me niet herinneren dat ze ooit haar
stem verheven heeft tegen ons, of ooit een bestraffende tik zou gegeven hebben.
Maar ik herinner me ook weinig warme omhelzingen of troostende knuffels.
Toen ik nog een baby was, moet ze mij nochtans veelvuldig geknuffeld
en getroost en stevig vastgehouden hebben. Heel zeker!
Al was ik niet bepaald een gemakkelijke baby, toch niet de eerste vier
weken van mijn leven. Ik ben immers geboren met slokdarm-atresie: "Oesophagusatresie
(slokdarm-atresie) houdt in dat de normale verbinding tussen mond- en keelholte
en maag is onderbroken. De slokdarm is niet goed aangelegd." Dat betekent
dat de melk ergens in mijn slokdarm bleef steken en er langs mijn mond en neus
weer uit kwam. Dat betekent ook dat ik voortdurend honger had, want ik kreeg
nauwelijks iets van voeding in mijn maag. Het gevolg was dus dat ik de hele
tijd aan het huilen en schreeuwen was. Ook 's nachts, tot grote frustratie van
mijn ouders, en dan vooral van mijn vader die 's morgens vroeg naar zijn werk
moest na alweer een slapeloze nacht. De afwijking is pas ontdekt toen ik al
drie weken oud was, waarna ik met spoed moest geopereerd worden. Ik
vermoed/hoop dat ik mijn ouders nadien toch wat meer nachtrust gegund heb.
Ondanks mijn constant gehuil, dat haar tot wanhoop moet gedreven
hebben omdat ze er geen idee van had wat er scheelde, of hoe ik kon getroost
worden, vermoed ik dat mijn moeder mij als baby heel veel zal geknuffeld
hebben. Maar die herinneringen zijn weg.
Later, als opgroeiend kind, was er, voor zover ik me herinner, weinig
tijd en plaats meer voor geknuffel. In een kroostrijk gezin was er nu eenmaal niet
veel gelegenheid om met één van de kinderen urenlang rond te lopen om troost te
geven. Ik vermoed dat dat toen ook niet de "gewoonte"
was. In de tijdsgeest van onze prille jeugd moesten kinderen ook niet al te
veel geknuffeld worden, want daar werden we alléén maar "softies" door. We moesten op tijd "gehard" worden voor het leven.
Maar ik zou ons moeder onrecht aan doen door de indruk te wekken dat
wij "hard" opgevoed werden, of dat
zij nooit eens tijd had of maakte voor elk van ons.
Ik herinner me bijvoorbeeld wél nog de tweewekelijkse bezoeken aan de
neus-, keel- en oorarts, in Kortrijk, toen ik voor het eerst met sinusitis
begon te sukkelen. Samen met mijn mama nam ik, als klein manneke, elke keer de
bus naar de grote stad, en daarna moesten we nog een eindje te voet stappen
naar de dokter. En dan zat zij bij mij terwijl ik mijn "sinusspoeling" te verwerken kreeg: met de buisjes in mijn neus en
het opvangbakje in mijn handjes onder mijn neus om alle vuiligheid op te vangen
met het spoelwater. Het was elke keer opnieuw een soort foltering, maar ik was
niet bang en ik protesteerde niet. Want mijn mama was bij mij...
Ongetwijfeld hebben we allemaal véél mooie en warme herinneringen aan
onze kindertijd. Diep verborgen in ons onderbewustzijn. En misschien moeten we,
zeker nu, in deze donkere en onzekere tijden, eens wat dieper gaan graven
om die herinneringen weer boven te halen. Het zal bij elk van ons een glimlach
op het gezicht toveren. Al dan niet verborgen achter een mondmasker...
Ik vermoed dat "evaluatiegesprekken"
in veel ondernemingen een beetje uit de mode geraakt zijn, tegenwoordig.
Begrippen als "empowerment" horen nu
tot de standaardwoordenschat van elke Human-Ressources aanpak. (Wat in veel
gevallen neerkomt op: "Trekt uw plan.")
Ergens vind ik dat wel een beetje spijtig, want het is voor een
werknemer toch nuttig en handig om af en toe te horen wat zijn/haar
leidinggevende over hem/haar denkt. Of hij/zij goed bezig is, of er dingen zijn
die beter kunnen, en vooral: wat hij/zij goed doet. Een vleugje waardering, een
pluimpje, kan wonderen doen.
De keerzijde van zo'n evaluatie is wel dat zoiets altijd, per
definitie, een "subjectief" gebeuren
is: als je bij je leidinggevende op een slecht blaadje staat, dan is de kans op
een negatieve evaluatie erg groot. Zo'n evaluatiegesprek is trouwens meestal
een ongemakkelijk gebeuren, omdat de regels van het spel gebieden dat er ook
negatieve, "te verbeteren", punten
aan bod komen, en op dat moment wordt de ontmoeting tussen evaluator en geëvalueerde
bijna altijd onaangenaam. Ik kan het weten, want ik heb véél
evaluatiegesprekken moeten voeren, en ik heb bijna geen enkele ervan als "prettig" ervaren.
Vroeger, lang geleden, bestond het evaluatie-systeem bij Het Gemeentekrediet dus wel nog. En ik
heb er nog altijd nachtmerries over.
Eén van de (veel te grote) projecten in het team waar ik de leiding
over had, was zwaar over de verhoopte planning en over het geschatte budget
gegaan. En dat was niet het beeld dat onze directeur, een beetje voortvarend,
aan het Directiecomité had voorgespiegeld. Er moest dus een zwart schaap gezocht
worden, en een "zwarte piet"
uitgedeeld. Onze directeur was niet blij met de kritiek van het Directiecomité,
en schoof bijgevolg de zwarte piet
door naar zijn ondergeschikte: mijn baas. Ook die wilde absoluut niet met die zwarte piet blijven zitten, en de zwarte piet kwam dus bij mij terecht.
(Het "management" in een grote onderneming
is al bij al echt niet zó verschillend van de kleuterschool: het komt er vooral
op aan om een ander de schuld te geven als er iets niet in orde is, en om met
het vingertje naar "de ander" te
wijzen.)
Ik had de "zwarte piet" ook
kunnen doorgeschoven hebben: naar de projectleider van dat project. Die had mij
trouwens van bij het begin gesaboteerd omdat zij nooit had kunnen en willen
accepteren dat ik haar "baas" zou
worden. Zij had die job immers zélf geambieerd. (Het "grappige" is dat ik die job eigenlijk niet eens gewild had.) Ze had
er dus haar missie van gemaakt om mij te dwarsbomen zoveel ze kon, en mij het
leven zo zuur mogelijk te maken.
Maar ik zit zo niet in elkaar, en ik heb de zwarte piet gehouden. Met als resultaat dat ik een "D"-evaluatie aangesmeerd kreeg. (Omdat mijn baas op die manier aan zijn baas hoopte te bewijzen dat hij "doortastend" kon optreden.) Bij het Gemeentekrediet
varieerden de evaluatie-scores toen tussen "A"
(boven verwachting goed gepresteerd), "B"
(wel okee, zoals mocht verwacht worden), "C"
(beneden niveau, en dringend te verbeteren) en "D" (totaal incompetent).
Ik was dat jaar trouwens van alle 5000 personeelsleden deenige
met een D-evaluatie; niemand anders
had zo'n score gekregen. Het vreemde is dat ik ondanks die blaam van "incompetentie" toch verder moest doen
met mijn (gehate) job, terwijl het logisch zou geweest zijn als iemand anders
die taak zou overnemen. Aangezien ik "onbekwaam"
was. Ik vermoed dat op dat moment geen andere kandidaten konden gevonden worden
met voldoende masochistische neigingen.
Het is later weer helemaal goed gekomen met mij, en ik heb daarna, in verschillende
functies, eigenlijk alléén maar héél positieve evaluaties gehad. Maar in die
periode ben ik wél door de hel gegaan, en ik heb heel lang héél diep in de put
gezeten. Ik heb er inderdaad nog altijd nachtmerries over. Letterlijk.
Dat is het soort ervaringen zoals een mens nooit meer hoopt te moeten
meemaken, en die ik niemand toe wens.
Maar al bij al: de beoordeling van je baas op het werk, is toch maar
van relatief belang. Het allerbelangrijkste is en blijft altijd je gezin. En als
ouder droom je er toch van dat je kinderen je ooit hetzelfde zouden zeggen als
Taylor Swift tegen haar moeder in dit prachtige liedje: "That was
the best day of my life."
Helaas blijven positieve herinneringen blijkbaar moeilijker hangen dan de
negatieve. En zo lijkt het alsof je kind zich vroeger vooral onrechtvaardig
behandeld gevoeld heeft en zwaar tekort gedaan. Het lijkt soms alsof je kind
geen enkele fijne herinnering aan zijn kindertijd en jeugd heeft overgehouden. Alléén
een hoop trauma's. Het is erg pijnlijk te horen dat er schijnbaar géén "fijne dagen" geweest zijn, of in elk
geval geen fijne herinneringen. Zeker als je naar best vermogen geprobeerd hebt
om een goede vader/moeder te zijn.
Zoiets komt véél harder aan dan een D-evaluatie van een chef die wanhopig naar een zwart schaap op
zoek was.
Veel mensen ergeren zich groen en blauw als ze zien of horen dat
jongeren bij momenten de corona-voorschriften aan hun laars lappen en tóch
samen komen voor feestjes of een party, of gewoon om te chillen. Ik erger me daar ook aan, en denk dan: "Jullie zijn jongvolwassenen. Zijn jullie
echt niet verstandiger dan dat?"
Maar als we heel eerlijk zijn, moeten we toegeven dat wij in onze
periode als "jongvolwassene" ook
stommiteiten begaan hebben. Of in ieder geval dingen waarvan ieder weldenkend
mens zou gezegd hebben: "Hoe kom je daar
in godsnaam toe? Heb je dan echt niet verder nagedacht?"
Ik vrees inderdaad dat het brein van een negentien- of twintigjarige
nog verre van ontwikkeld is, en dat de term "volwassen" eigenlijk nog niet van toepassing is. En misschien is
het gewoon "het voorrecht" van
jongens en meisjes van die leeftijd om af en toe nog eens dom te mogen doen?
Al denk ik toch dat de "stommiteiten"
uit onze jeugdjaren iets onschuldiger van aard waren. We begingen in elk geval
geen absurditeiten die fataal konden aflopen, zoals in deze moderne tijden af
en toe wél gebeurt als het ene of andere genie een nieuwe "challenge" bedacht heeft. Zoals de "Choking Game", waarbij je zo lang mogelijk je eigen luchtpijp moet
dichtknijpen voor de roes die je dan achteraf krijgt. Of de "Blue Whale" challenge, waarbij de finale
stap een zelfmoordpoging zou zijn. Of zich in een winkelkarretje achter een
rijdende auto laten meevoeren. Of de "Keke-challenge"
waarbij je uit een rijdende auto moet stappen om een dansje te doen.
Onze "stommiteiten" als
jongvolwassene waren eerder "vertederend"
van aard. Ingegeven door romantische ideeën: we waren "verliefd".
Zo zijn we op een keer op een zondagavond, op weg van thuis naar ons
kot in Gent, met z'n vieren in Waregem van de trein gestapt omdat ik persé eens
op bezoek wou gaan bij een "oude vlam".
Het ridicule hierbij is wel dat zij van mijn stuntelige avances nooit had
moeten weten, en al een lief had.
Maar om één of andere bizarre reden had ik het idee opgevat om toch eens op
bezoek te gaan. En ik had onderweg naar het station zelfs een heus boeket
gekocht. Voor haar moeder...
En dus ben ik in Waregem van de trein gestapt, en mijn drie vrienden
samen met mij. Helaas was het iets verder stappen tot aan haar huis dan ik
verwacht had, zodat we méér dan een half uur door het stille en donkere Waregem
gedwaald hebben. En helaas regende het pijpenstelen die avond. Zodat wij
ongeveer doorweekt waren toen we daar aanbelden. En, erger nog, mijn mooi
boeketje bloemen was helemaal kapot geregend, en er bleef maar een armzalig
bundeltje stengels over.
Over ons bezoek kan ik kort zijn. De bloemen zijn discreet in de
keuken verdwenen en er is geen vaas met bloemen op de tafel gekomen. En het
gesprek verliep stroef en moeizaam en ongemakkelijk. Na een half uurtje zijn we
dus weer vertrokken. Door de regen, richting station. En over het voorval werd
niet meer gesproken.
En op een andere keer zijn mijn vriend en ik eens per "autostop" van Gent naar Kortrijk
getrokken omdat in het atheneum waar wij samen het vorig jaar onze secundaire
studies afgemaakt hadden, een T-Dansant doorging voor de "honderd dagen". Mijn vriend hoopte daar het meisje te ontmoeten
waar hij smoorverliefd op was. Hoewel zij eerder nooit op zijn avances was
ingegaan...
Kort na de middag zijn we met z'n tweeën te voet uit Gent vertrokken,
in de hoop al liftend spoedig in Kortrijk aan te komen. Helaas is dat
behoorlijk tegengevallen. Uit pure armoede zijn we onderweg toch afgeweken naar
een station, en hebben de rest van de weg per trein afgelegd. Die fameuze TD
was ook al geen groot succes: het meisje in kwestie was in geen velden of wegen
te bekennen, en gezien ons beider danstalenten hebben wij daar vooral "muurbloempje" gespeeld. En we zijn ruim
op tijd weer naar Gent vertrokken. Met de trein.
Misschien gaan mijn verhalen dan toch niet zozeer over de stommiteiten
waar ook wij als jongvolwassenen ons aan bezondigd hebben? Maar eerder over
échte vriendschap: over vrienden die elkaar steunen, door dik en dun, zélfs als
de onderneming hopeloos is.
Want mijn vrienden hoefden die doorregende en zinloze tocht in Waregem
met mij niet mee te ondernemen. Maar ze wilden er zijn om mij te steunen. En ik
hoefde niet mee te stappen naar Kortrijk, maar ik wilde er zijn voor mijn
vriend zodat hij niet alléén zou staan.
Het nieuwe, achttiende, seizoen van "De slimste Mens" is weer gestart.
"De slimste Mens ter Wereld":
een quiz waarin onze BV's (in dit geval: "Bekende
Vlamingen" en niet "Bekende Virologen")
hun kennis, of het gebrek daaraan, komen etaleren. Ik heb wel al een paar jaar
de indruk dat de spoeling erg dun geworden is. De BV's die écht nog iets te
betekenen hadden, die iets gepresteerd hadden of die bijzonder talentvol zijn,
die zijn ondertussen allemaal opgebruikt. Zo heel veel lopen er nu ook niet
rond in Vlaanderen. En dus moet het programma het nu doen met "het overschot", zeg maar "pseudo BV's".
Er zijn nog altijd enkele "gevestigde
waarden" present, mensen die écht wel iets te vertellen hebben. Zoals een
journaliste van de VRT die gespecialiseerd is in justitie, of een regisseur van
populaire films, of een VRT-reporter die onder andere gespecialiseerd is
in de luchtvaartproblematiek. Maar we moeten het vooral stellen met "would be" BV's: jonge mannen of vrouwen
die hopen dat hun deelname aan de quiz hen zal lanceren in een carrière als stand-up comedian of als acteur/actrice.
Of ook "dochters van", die geen
andere verdienste of bekendheid verworven hebben dan dit: dat ze "dochter zijn van". Of een jongeman van
wie de voornaamste prestatie deze is dat hij, voorheen "zij", op zijn/haar achttiende een man geworden is (en niet door
soldaat te worden). Of een jonge politicus die zijn populariteit en die van
zijn partij op die manier hoopt op te vijzelen. Of een paar (ex-) voetballers
die nog maar eens komen aantonen dat het kopspel de hersenen beschadigt.
Ik ben altijd wel fan geweest van het programma, maar ik ben gestopt
met kijken toen het van de VRT naar Vier verhuisd is. Niet zozeer uit principe,
maar wel omdat ik die onderbrekingen voor de reclameblokken haat. Sedert een
paar jaar kijk ik toch weer, maar dan "uitgesteld":
ik neem het programma op met de digicorder, en we kijken de volgende dag. Op
die manier kan ik de reclameblokken grotendeels "doorspoelen".
Het moet zijn dat reclame op tv, in de loop van een programma of
tussen twee programma's in, wel degelijk loont, anders zouden we die overdaad
aan reclame niet moeten verduren. Maar bij mij werkt dat dus niet. Wel
integendeel: hoe meer een merk mij met reclame wil pushen en verleiden, hoe
groter mijn aversie of afkeer voor het product of voor het merk zal worden. Als
ik een reclame voor een product dan toch moet doorbijten op tv, dan is de kans
groot dat ik dit product zeker niet
zal aanschaffen.
Een nog grotere afkeer heb ik voor "telemarketing". Als één of andere firma mij absoluut wil overtuigen
om niet voor hen te kiezen, dan
moeten ze mij maar opbellen om mij voor hen te winnen. Zélfs al zou het objectief
een goede keuze zijn, dan nóg zal ik nooit kiezen voor iemand die mij via de
telefoon wil overhalen. Ik probeer die vriendelijke mensen altijd beleefd af te
wimpelen, want zij willen uiteindelijk ook alleen maar hun brood verdienen. Maar
ik heb het telkens erg moeilijk om mijn irritatie te verbergen.
Dat gaat dan meestal over een energieleverancier, die misschien wel
een gunstig tarief heeft, maar voor wie ik nooit zal kiezen als die mij aan de
telefoon lastig valt. Hetzelfde voor de netwerkproviders: ik ben er zeker van
dat er zijn die een véél beter en goedkoper aanbod hebben dan Telenet, waar ik
nu klant ben, maar als die mij bellen, dan mogen ze er op rekenen dat ik nooit
voor hen zal kiezen. Helemaal tureluurs word ik als die van de Knack mij voor
de zoveelste keer bellen nadat ik al een paar keer duidelijk heb laten verstaan
dat ik géén abonnement wil, en gevraagd heb om mij daar niet meer voor aan te
spreken. Vreemd genoeg zijn die van Test-Aankoop nog de ergste. Test-Aankoop,
de consumentenorganisatie die ons voor dat soort praktijken waarschuwt, doet
het evengoed zélf. En het toppunt is: ik bén al lid van Test-Aankoop, ik héb al
een abonnement op de hele rist aan tijdschriften die ze uitgeven, en tóch
bellen ze mij nog.
Er is eigenlijk maar één uitzondering. Als ze mij bellen in naam van
een goed doel, zoals 11.11.11, of Kom op tegen Kanker, of Plan International, of Handicap International, om mij te danken
voor mijn "gulle" bijdrage, en dan
langs de neus weg vragen of ik het zou zien zitten om mijn maandelijkse
storting een beetje te verhogen, dan geef ik altijd toe. Misschien wel omdat ze
zo sluw zijn om te beginnen met een complimentje en een woord van dank?
Ik ben toch benieuwd wie dit jaar "de
slimste mens" zal worden. Misschien wordt het wel Conner Rousseau? Dat hij
een echte "kuitenbijter" is, heeft
hij alvast al bewezen bij de laatste regeringsvorming.
De tropische temperaturen die we midden september gekend hebben,
zouden volgens Bram en Frank onmiskenbaar wijzen op de klimaatverandering. Maar
als ik terugdenk aan de zomers van in mijn tienerjaren, midden de jaren zestig
tot begin de jaren zeventig van de vorige eeuw, dan herinner ik me eigenlijk
ook alléén maar "echte" warme en
zonnige zomers. En die begonnen in juni al.
Ik weet nog heel goed hoe zonnig die zomers wel waren, omdat wij in
juni elke dag op het aardbeienveld van ons vader bezig moesten zijn. Dat kwam
wel goed uit, omdat ik in juni examens had, en dus in de namiddag thuis was om
te studeren. En om ook te helpen met de aardbeienoogst. Aardbeien plukken, uren
aan een stuk, want het was een gigantisch stuk grond, en de rijen planten leken
zich oneindig ver uit te strekken. We hadden uiteraard veel te veel aardbeien
voor eigen gebruik, en dus mochten mijn broer en ik 's avonds op pad om
aardbeien te gaan verdelen aan familie, en aan buren van de familie. Tegen een
spotprijs die nauwelijks de kosten kon dekken. Elke avond reden wij,
zwaarbeladen met bakjes van 500g aardbeien, met de bromfiets de "Pauvre Leute" op en mochten wij daar de
liefhebbers van verse aardbeien bezoeken.
Ons vader was nochtans begonnen met enkele plantjes: een beetje
aardbeien voor thuis. Maar die enkele plantjes werden na een jaar al "enkele rijen", en het is geëindigd met
een groot voetbalveld. Op één of andere manier had ons vader de gave om dingen
te laten "vermenigvuldigen". Daar was
maar één probleem mee: hij kende geen limieten.
Zo is het ook gegaan met de aquariumvissen in huis. Het moet begonnen
zijn met één enkele bokaal met een goudvis, vermoed ik. Maar na een aantal
jaren stonden alle vensterbanken in huis vol met aquariums voor tropische
vissen. Het ene aquarium al groter dan het andere. Nee, Jezus Christus was heus
niet de enige die het mirakel van de "Vermenigvuldiging
der vissen" op zijn CV kon zetten. En hij maakte alles zélf, ons vader: de
aquariums, de zuurstofpompjes, de waterfilters, de verwarmingselementen. Hij
kon echt alles maken. Of in elkaar
steken, of herstellen.
Als hij nu nog zou geleefd hebben, dan waren ze gegarandeerd al van "Iedereen beroemd" langs geweest voor een
reportage. Of Martin Heylen zou zeker al aan de deur gestaan hebben. Wat zeg
ik: er zou al een reality-reeks over ons vader bestaan hebben. Want hij was
honderd keer interessanter dan de omhoog gevallen Pfaffs of de Planckaerts.
En hij moest absoluut altijd bezig blijven met een hobby waar hij zich
200 procent in "smeet", zonder
terughouding. En, zoals gezegd: zonder limieten.
Vandaar dat de aquariums zonder pardon moesten verdwijnen toen ons
moeder met geen mogelijkheid nog een kans zag om de ramen te wassen. Want de
vensterbanken stonden overvol. Dat was trouwens eerder al eens gebeurd na de "vermenigvuldiging" van de
Christusdoorns: ook bij die was het begonnen met één plantje aan het venster,
maar op één of andere manier zijn die zich gaan vermenigvuldigen. Tot alle vensterbanken
vol stonden en de tere witte gordijnen verstrikt raakten in een overvloed aan
scherpe doornen. Ook toen was het geduld van ons moeder uiteindelijk op
geraakt, en de Christusdoorns werden verbannen.
Later zijn er konijnen gekomen. Een paar beestjes om te beginnen, maar
ook dát is compleet uit de hand gelopen: minstens honderd waren het er op den
duur. En ook daar een volledige "doe-het-zelf"
onderneming: de hokken van de konijnen werden eigenhandig in elkaar getimmerd,
met restjes van houten bakken. Ook hier mochten wij, de kinderen, onze bijdrage
leveren: gras en klaver gaan snijden en plukken langs de weg, stro halen bij de
Boerenbond, de hokken dagelijks uitmesten. Maar de beloning was navenant: elke
week een heerlijk, pas geslacht, mals konijntje op tafel. Helaas is ook dat
avontuur vroegtijdig geëindigd: de stank van de mest van die overvloed aan
konijnen werd door de buren niet gewaardeerd. Exit de konijnen.
Toen hij wat ouder werd, koos ons vader een meer bezadigde hobby:
orchideeën. Eerst een paar plantjes. Maar ook daarbij kon hij zijn talent om te "vermenigvuldigen" niet verloochenen.
En al gauw stond de veranda helemaal vol met orchidee-planten. Waar ze wél samen
konden van genieten, ons vader en ons moeder. Van de schoonheid van de bloemen,
en van de heerlijke geuren.
Herinneringen aan ons vader: fijne herinneringen.
En ook herinneringen aan de mooie zomers die we toen al gekend hebben.
Láng voor iemand het begrip "klimaatverandering"
uitgevonden had...
Toon Hermans, of liever: schoolmeester Frits Verkade, heeft het zich
acht minuten lang afgevraagd, en hij zou nog veel langer bezig geweest zijn als
de jury zijn "auditie" niet
voortijdig had afgebroken: "Wat ruist er
door het struikgewas?" Acht minuten lang heeft hij geprobeerd om er achter
te komen wat er nu precies door het struikgewas kon ruisen: "Het is een euh..."
Ik heb een beetje hetzelfde probleem als Toon: er ruist iets in mijn
linkeroor, en ik heb er geen idee van wat het zou kunnen zijn. "Het is een euh...", maar het is er wel
constant. Het gaat eigenlijk nooit weg. Als ik bezig ben, zoals nu, bij het
schrijven, kan ik het min of meer negeren. Maar het is er toch. Het is er altijd. En het wordt alléén maar erger.
Ik herinner me nog van onze kindertijd hoe we op het strand een schelp
zochten die we dan tegen ons oor konden houden om het ruisen van de zee te
horen. Ook als we terug thuis waren. Dankzij die schelp konden we blijven
genieten van het ruisen van de zee. Zalig vonden we dat. Een beetje mysterieus
ook: dat zachte geruis van de golven door die schelp aan ons oor, terwijl de
zee zelf totaal niet in de buurt was. Ik vermoed dat iedereen daar wel fijne
herinneringen aan heeft. Hoewel het al bij al niets met de zee te maken zou
hebben: "Het ruisende geluid dat je hoort
komt niet van de schelp en het is ook niet het geluid van bloed dat stroomt in
je oor of hoofd. Het is gewoon het geluid dat er op dat moment om je heen te
horen is. Maar waarom klinkt het dan als het ruisende geluid van de zee? Dat
komt omdat de schelp delen van het geluid om je heen tegenhoudt en andere delen
van het geluid door laat. Een schelp aan je oor werkt dus als een
geluidsfilter. De delen van het omgevingsgeluid die worden doorgelaten
weerkaatsen in de schelp."
Dit geruis, nu, in mijn linkeroor, is nét iets anders. "Het is een euh..." en het klinkt minder
idyllisch dan het geruis van een schelp, minder romantisch toch ook wel. Het is... "vervelend". Ik heb er geen beter woord voor.
Helaas zal ik er heel mijn verdere bestaan moeten leren mee leven: "Bij oorsuizen, of tinnitus, hoort men steeds een geluid in het hoofd.
Dit zou kunnen komen door overactieve hersencellen en zenuwcellen die voor het
gehoor zorgen. Andere mogelijke oorzaken zijn afwijkingen aan bloedvaten,
gehoorbeentjes of aan het binnenoor. Dat
geluid komt niet van buiten, maar zit als het ware in één of beide oren of in
uw hoofd. Iemand anders kan het geluid dus niet horen. Soms wordt het geluid
harder en zachter. Soms is het geluid weg, omdat geluiden uit de omgeving het
oorsuizen overstemmen. Er is meestal geen behandeling die
oorsuizen geneest."
Tinnitus
kan verschillende oorzaken hebben. In deze moderne tijden is overdadig lawaai
in de jonge jaren dikwijls de oorzaak, zeker nu zowat iedereen constant met "oortjes" rond loopt. Maar bij mij is Ménière dus wellicht de schuldige.
"Tinnitus (of oorsuizen) kan meerdere
oorzaken hebben. In de meeste gevallen is geluid de boosdoener. Geluid in
discotheken, op festivals, op het werk of tijdens het luisteren naar muziek via
oordopjes. Vooral jongeren onder de dertig jaar lopen regelmatig gehoorschade
op door te harde muziek. Maar er zijn meer oorzaken. Sterker nog: er zijn
ongeveer 400 mogelijke oorzaken bekend voor tinnitus. Bijvoorbeeld een
oorinfectie, bij acute of chronische middenoorontsteking, of de Ziekte van Ménière.
Daarbij kan het een symptoom zijn van andere ziekten of is het een bijwerking
van medicijnen. Ook emotionele factoren kunnen een rol spelen. Zo kan stress
tinnitus veroorzaken of verergeren."
Maar als ik naar Toon Hermans luister, dan heb ik er véél minder last
van. Misschien is lachen een goeie remedie tegen tinnitus? En hoe dan ook is het stukken leuker als er iets "in het struikgewas" ruist dan wanneer
dat in mijn oor is...