Als Brian Adams herinneringen mag ophalen aan de zomer van negenenzestig
(de Woodstock-zomer), dan mag ik ook herinneringen met jullie delen omtrent de
zomer van zesenzeventig.
Wie sensatie en sappige verhalen verwacht, moet ik toch teleur
stellen. Mijn zomer van zesenzeventig was géén zomer waarin jonge mensen naakt
en high rondliepen en "Make love not war"
met veel enthousiasme in de praktijk brachten.
Maar Frank Deboosere heeft de zomer van negentien zesenzeventig wél al
bekroond met de titel van "langste
hittegolf" sinds 1833. De hittegolf van 2020 krijgt de titel van "meest intense" sinds 1833, maar in 1976
hebben we wél de langste hittegolf ooit beleefd: we hebben toen 15 tropische
dagen op rij moeten doorstaan, terwijl dat er nu "maar" 8 waren.
Het vreemde is nu dat ik me augustus 1976 totaal niet herinner als een
zomer van puffen en zweten en slapeloze nachten. In mijn herinnering was de
zomer van 1976 een heerlijke periode, en was die zomervakantie de mooiste en
beste die ik ooit beleefd heb. Dat komt misschien voor een deel omdat ik toen
nog jong was, vol onblusbare energie, en zonder zorgen die mij wakker konden
houden. Maar het had vermoedelijk vooral te maken met het gevoel van over een
belangrijke drempel heen gestapt te zijn. In 1976 ben ik immers afgestudeerd,
en ergens in de loop van september kon ik beginnen werken.
Al weet ik, achteraf gezien, niet zeker of de term "werken" wel gepast is. Het was eerder: "betaald worden om me te amuseren", want
ik mocht gaan doctoreren. Dat "betaald
worden" mag overigens ook met een korrel zout genomen worden, want dat
eerste jaar moest ik tevreden zijn met een onderzoeksbeurs van zowat 20.000
frank, of 500 euro, per maand. Rijk ben ik daar alleszins niet door geworden...
Hoe ik het gepresteerd heb om die beurs te krijgen, is mij trouwens altijd
een raadsel gebleven, want mijn onderzoeksgebied lag in de Kernfysica en had in
de verste verte niets te maken met "Nijverheid"
of "Landbouw", terwijl die beurs wél
toegekend was door het IWONL: "Instituut
tot aanmoediging van het Wetenschappelijk Onderzoek in Nijverheid en Landbouw".
Maar goed: de zomer van 1976.
Voor mij was dat, vooral in augustus, een zorgeloze zomer van vrijheid
en ontspanning. De vruchten op het stuk grond van ons vader waren allemaal al geoogst:
de aardbeien waren geplukt, de aardappelen gerooid. Ik hoefde zo goed als niets
te doen, en kon elke dag gaan fietsen en genieten. Ik herinner me vooral de
veelvuldige tripjes, met de fiets langs de Leie, naar het openluchtzwembad van
Kortrijk. Dat zwembad, langs het kanaal Kortrijk-Bossuit,
is trouwens nu nog altijd open. Al is het in de voorbije zomer wel een tijdje
dicht gemoeten omdat al het water verdwenen was. Het was pas opnieuw open gegaan, op 1
juli, na de eerste corona-beperkingen. En op 5 juli bleek al het water eruit
weg gelekt te zijn...
Er waren toen nog geen corona-beperkingen, in 1976, en dus was het
druk in het zwembad: het enige openluchtzwembad in de buurt. Er was wel ook
nog een overdekt zwembad in Kortrijk, maar daarvoor was het, voor mij en voor veel anderen,
véél te mooi weer. Vraag het maar na bij Frank Deboosere.
De zomer van 1976. Het is allemaal erg lang geleden, en veel is
vervaagd in mijn herinnering. Die jaren uit het verre verleden beginnen ook
allemaal in elkaar over te lopen in mijn geheugen. Maar als ik me niet vergis,
was 1976 voor mij ook zo'n zomer waarover Rob de Nijs gezongen heeft. Al was ik
toen wél al ouder dan 16.
|