Toen ik bij Het Gemeentekrediet
begonnen ben, was dat nog een "semi-staatsinstelling".
Dat betekent dat wij ook van enkele van diezelfde voordelen konden genieten als
de ambtenaren. Zoals bijvoorbeeld een "taalpremie"
voor wie tweetalig was.
Let wel: je kreeg het niet zomaar cadeau. Je moest minsten één jaar
taallessen volgen en slagen in het examen. Hoeveel jaar je naar de Franse les moest,
hing af van je basiskennis om te beginnen. Wie er niet veel van bakte, moest
drie jaar les volmaken; wie al heel goed Frans sprak, mocht direct in het
laatste jaar beginnen. En je kreeg dan de volledige taalpremie toegekend als je
dat laatste jaar had afgemaakt. Je moest er wel wat moeite voor willen doen,
want dat was twee avonden in de week, na de werkuren, van halfvijf tot
halfzeven als ik het me goed herinner. Dat waren dus telkens twee erg lange
dagen, en een heel erg late thuiskomst vanuit het verre Brussel. Maar de
financiële beloning achteraf, elke maand opnieuw, maakte dat alles toch wel de
moeite waard.
Gelukkig mocht ik onmiddellijk in het laatste jaar starten, en dus heb
ik dat maar één jaar moeten doen.
Ik vond het zelf erg vreemd en onverwacht dat ik onmiddellijk in het
laatste jaar mocht beginnen. Want ik had tevoren bijna twaalf jaar lang wetenschappelijk
onderzoek gedaan in Gent, en daarbij werd alléén maar Nederlands en Engels
gesproken. En tijdens mijn middelbare studies had ik altijd al een bloedhekel
gehad aan de lessen Frans.
Dat laatste, die "bloedhekel",
was dan vooral de "schuld" van de
leraars Frans waarmee ik te maken heb gehad. Het was op het einde van mijn
secundaire studies mijn vaste overtuiging dat er bij elke leraar Frans een
steekje los zat...
Het was al begonnen bij mijn tweede jaar ("de vijfdes", dus) op het college in Wevelgem. De leraar Frans die
we daar voor de klas kregen, daar was serieus iets mis mee. De man was, volgens
mij, overduidelijk doodongelukkig (thuis en/of in zijn job), en hij deed geen
moeite om dat te verbergen. Hij was trouwens niet altijd even nuchter in de
les.
In het college moesten wij elke dag na de lessen nog twee uur in de "avondstudie" blijven, en de leraars
moesten om beurt toezicht houden. Op een avond was die leraar Frans de pineut,
en hij liep er bijzonder kregelig bij. En het moest nu lukken dat hij net voorbij
kwam toen een andere leerling achter mij iets vroeg en ik me wou omdraaien om
te antwoorden. Ik werd door die leraar hardhandig met mijn hoofd tegen de bank
gekwakt, omdat "babbelen" tijdens de
studie verboden was. En ik moest nog een straf schrijven bovendien.
Meestal kon ik mij gemakkelijk neerleggen bij de sanctie van "straf schrijven", en thuis moesten we
daar trouwens niet veel over klagen want van ons vader kregen we er anders nog
een straf bovenop. Maar nu was ik zó kwaad omwille van de onrechtvaardige en gewelddadige
behandeling. Ik wou die straf daarom niet schrijven. En ons vader heeft toen,
uitzonderlijk, mijn kant gekozen. De volgende dag kon ik dus mijn straf niet
overhandigen, en met een opstandige stem liet ik de leraar weten dat mijn vader
gezegd had dat ik die straf niet moest schrijven. Waarop die leraar smalend en
denigrerend over ons vader begon: dat die "maar"
een simpele werkmens was en dus niet te veel praats moest hebben. Wat bij ons
vader zwaar in het verkeerde keelgat is geschoten toen ik dat thuis vertelde.
Onze ouders gingen nooit naar het oudercontact op school. Waarom
zouden ze ook? Er was nooit iets bijzonders te vermelden of te vernemen. Maar
bij het eerstvolgende oudercontact na dat incident is ons vader wél naar het
college gereden, op zijn brommer, om met de directeur te spreken en zijn gelijk
te halen.
De volgende leraar Frans waar ik op gebotst ben, was onze
klastitularis in mijn eerste jaar op het Atheneum in Kortrijk. In "de vierdes", het derde middelbaar dus.
Het was bij de allereerste les, en we moesten allemaal onszelf voorstellen aan
de rest van de klas. Toen ik vooraan stond om, bedeesd en zenuwachtig, mijn
verhaal te doen, merkte de leraar opeens op dat hij mij precies ergens van
kende. Ik had geen idee hoe dat kon, zelfs niet nadat hij er daarna fijntjes
aan toevoegde dat ik op "Fernandel"
leek. Ik kende Fernandel toen nog
niet, maar uit de reacties van mijn klasgenoten kon ik wel afleiden dat dit
niet als een compliment bedoeld was. Het is pas nadat ik een film met Fernandel gezien had, dat ik goed
besefte dat die leraar mij had willen bespotten om mijn uiterlijk. En dat
spotten heeft hij zowat het hele jaar door consequent vol gehouden. Ik droeg
toen nog altijd korte broeken, zoals ik mijn hele kindertijd had gedaan, en
daar maakte onze leraar Frans elke keer opnieuw vernederende opmerkingen over: hoe
kinderachtig ik er wel uitzag. Hij had er duidelijk zijn missie van gemaakt om
mij te "breken". Waarschijnlijk omdat
ik "van het college" kwam. Denk ik.
"Pesten" bestond toen
inderdaad ook al, maar het waren vreemd genoeg niet mijn klasgenootjes...
(En nee, hij heeft mij niet "gekraakt".
En toen na verloop van tijd duidelijk werd dat ik de beste leerling van de klas
was, heeft hij dan toch ingebonden.)
Tegenwoordig zou zoiets ondenkbaar zijn, vermoed ik. Maar toendertijd
waren de meesters en leraars nog zo goed als onaantastbaar, want zij behoorden
tot "de elite".
Het is helaas nadien nooit meer echt goed gekomen tussen mij en de
Franse taal. Ik was dus maar wat blij dat ik er met dat ene jaartje vanaf was...
|