Vervolg...
Ik was een "verdienstelijk"
muzikant, maar daar hield het wel ongeveer op. En ik was een ramp als ik een
solo moest spelen, omdat ik het zowat bestierf van de stress en de zenuwen.
Dat werd een complete catastrofe als ik helemaal alléén vooraan moest
gaan staan om een deuntje te produceren. Dat was toendertijd de gewoonte bij
het Sint-Ceciliafeest van de fanfare: elk jaar "mocht" een jonge veelbelovende muzikant een stukje ten beste geven,
helemaal alleen op een podium, voor het oog van de voltallige fanfare en de in
groten getale opgedaagde vrienden en familie. Ik had niet die zelfzekere flair
als een aantal van mijn leeftijdsgenoten, en voor mij was dat een ware
martelgang. Mijn optreden is dan ook op een gigantisch fiasco uitgedraaid: ik
was zó nerveus dat ik het hele stukje een halve toon te hoog heb gespeeld. Zo
vals als een kat, dus. Maar... ons vader heeft mij toch achteraf gefeliciteerd om
mijn "toonvastheid". Want ik heb het
hele stuk consequent die afwijking van een halve toonhoogte volgehouden. Wat
een kunststukje op zich was. (En wat je vermoedelijk met een ander instrument
dan een hoorn nooit zou klaarspelen.)
Maar nee dus, ik was geen virtuoze muzikant, en ik had een voorkeur
voor simpele partituren waarbij de hoorn eerder op de achtergrond kon blijven.
Zoals bij een Weense Wals: daar voelde ik me nog het meest comfortabel bij. De
bijdrage van de hoorn in het "oem-pa-pa"
van een wals, was het repeterende "pa-pa",
en dat kon ik als de beste.
Ik ben trouwens later, als volwassene, nóg een keer naar de
muziekschool mogen gaan. In Aalbeke was dat. Onze nieuwe dirigent, die
vermoedelijk een mooi procentje mocht opstrijken bij de verkoper van muziekinstrumenten
voor ieder instrument dat die aan de fanfare mocht slijten, had een splinternieuwe
hoorn op de kop kunnen tikken. Een prachtig, goudglanzend ding. En dat juweel
was voor mij bestemd. Helaas was onze dirigent een paar kleine details uit het
oog verloren. Deze hoorn was voorzien van "klepventielen",
en ik had al die jaren tevoren altijd een instrument gehad met "pompventielen". Ik moest dus zowat vanaf
nul opnieuw beginnen leren. De hoorn had trouwens zelfs een vierde ventiel, en
ik heb nooit geweten waar dat voor diende. De hoorn was bovendien afgestemd
voor muziekpartituren "in D", terwijl
alle muziekpartituren voor een hoorn altijd "in Bes" of "in F"
geschreven waren. Ik moest daarom een soort simultaanvertaling verzorgen
terwijl ik speelde: ik moest consequent een toon hoger of lager spelen dan wat
op de partituur te lezen viel. (Misschien had onze dirigent zich nog mijn
allereerste optreden herinnerd?)
Dat is al bij al toch wel een stuk moeilijker dan het lijkt. En dus
moest ik naar de muziekschool (waar, geheel toevallig, onze dirigent les gaf
als betaald muziekleraar) om te leren "transponeren":
ik moest leren om niet de noten te spelen die ik kon aflezen, maar wel een toon
hoger of lager.
Maar ons vader kon het (alweer) niet laten met mij en mijn nieuwe
instrument te pronken. (Als hij kon stoefen met één van zijn kinderen, dan was hij niet te houden...) En dus heeft hij mij meegenomen naar de Koninklijke Filharmonie van Kortrijk,
waar hij ook al een tijdje lid van was, en waar hij de "bombardon" speelde, of om helemaal precies te zijn: de "sousafoon". In zijn jonge jaren had hij trombone gespeeld, maar met het ouder
worden was hij moeten overschakelen op een muziekinstrument met een groter
mondstuk. Ook al omwille van het hardnekkige herpesvirus. Eerst werd het de tuba, en later dus de sousafoon.
De Koninklijke Fanfare Sint-Jan
haalde toen al niet meer het niveau van rond de jaren zeventig, toen de fanfare
in "de hoogste klasse" speelde, en
hoge toppen scheerde op allerlei muziekwedstrijden. We werden in die
gloriejaren zelfs gevraagd om de "halftime
show" te verzorgen van voetbal-interlands. Ons vader zag het verval met
lede ogen aan, en was bezweken voor de lokroep van meer ambitieuze
muziekgezelschappen. En ik mocht hem daar wat later bij gaan vervoegen, al
stond ik niet direct te springen om "ambitieuze"
muziek te spelen.
Maar ik wil mijn verhaal niet negatief eindigen. Want al is het niet
gemakkelijk te bespelen, een hoorn is toch wel een héél mooi instrument, met
een uitzonderlijk mooie, zoete en volle klank.
Ook in de moderne muziek wordt dankbaar gebruik gemaakt van de toch
wel heel aparte "ronde" klank van een
hoorn. Zoals bijvoorbeeld in deze song van "The
Alan Parsons Project": https://www.youtube.com/watch?v=76n_uE_W31A
|