We hebben van die enkele zonnige novemberdagen geprofiteerd om eens in
het landelijke Estaimpuis te gaan wandelen.
Vroeger heette de gemeente "Steenput",
maar na enig heen en weer geschuif van de taalgrens spreekt men er Frans, en is
dat "Estaimpuis" geworden. De meeste
namen van de oude Vlaamse gemeenten in die streek zijn trouwens ondertussen verfranst. Zo is "Evernijs" nu Evregnies
geworden, en "Dottenijs" heet nu Dottignies. Een beetje zoals "Broekzele" na verloop van tijd "Bruxelles"
geworden is. (Het achtervoegsel "-zele"
komt van het oud-Vlaams woord voor een "nederzetting".
Daarom zijn er nogal wat Vlaamse gemeenten waarvan de naam eindigt op "zele". En Broekzele betekent dan: "nederzetting
nabij een broek". Nabij een moeras, dus.)
Het eerste wat er opvalt, is de open ruimte en de alomtegenwoordige
landbouwgrond. Bij ons in Merelbeke moet je al met een vergrootglas zoeken om
nog grote stukken landbouwgrond te vinden. Want projectontwikkelaars van
allerlei pluimage liggen constant op de loer om elk braakliggend lapje grond
in te palmen voor alweer een nieuw appartementsblok. Die ziekelijke neiging om
alles vol te bouwen, is gelukkig nog niet tot in Steenput doorgedrongen. Voorlopig toch. Al blijkt de streek
bijzonder aantrekkelijk te zijn voor gegoede Fransen die in Wallonië een
luxueus optrekje kunnen komen bouwen voor de helft van wat het in Frankrijk zou
kosten. Nu maar hopen dat ze niet op het idee komen om dit stukje België bij
Frankrijk te annexeren zodra er een grote minderheid Fransen woont. Want zo
gaat dat soms: kijk maar naar de Brusselse rand, de zogenaamde "faciliteitengemeenten". Daar waren het
geen Fransen, maar wel Franstaligen die massaal in Vlaamse gemeenten zijn komen
wonen en nadien, zodra ze met voldoende waren, zijn gaan eisen dat de officiële
voertaal er Frans zou worden en/of dat de hele streek bij Broekzele zou gevoegd worden...
Iets anders wat er opvalt, en wat de streek nét iets minder
aantrekkelijk maakt, is het voortdurende geraas van een autosnelweg of een
andere drukke verkeersader. Zélfs daar, op de "boerenbuiten", is "stilte"
een zeldzaam goed geworden. Zo gaat dat bijna overal in België: zelfs waar er
in geen velden of wegen mensen wonen, is er toch bijna altijd het lawaai van
één of andere verkeersas waar zowat continu auto's en vrachtwagens voorbij
razen. En daar in het rurale Estaimpuis
is het helaas niet anders. Zoals in elke gemeente die door een "E-weg" doorsneden wordt, is er een
aanhoudend geraas van voorbij vlammende vrachtwagens. Ook nu, ondanks de
corona-beperkingen.
Ook in de streek rond Kortrijk, zélfs in de zeldzame overgebleven
groene gebieden, is er de nabijheid van de E17 en het helse lawaai dat daarbij
hoort. Ik verbaas me er nog altijd over dat mensen blijkbaar wél met die
onophoudelijke herrie kunnen leven, maar dan toch furieus protesteren tegen
mogelijke plannen voor de bouw van windmolens in de buurt omdat die té veel
geluidshinder zouden meebrengen.
Ik heb trouwens tot nu toe op mijn fiets- en wandeltochten eigenlijk
maar één echt "stil" plekje gevonden:
langs de Asselkouter in Munte, op een zondagnamiddag.
We hebben er een flinke wandeling van gemaakt, tussen de landerijen
van Steenput. Iets langer en
uitgebreider dan eerst voorzien, trouwens. Maar de beloning was navenant: mijn
stappenteller was reuze enthousiast! Met veel toeters en bellen en virtuele
confetti wist mijn stappenteller mij te melden dat ik "Level 9" bereikt had. Daarmee doe ik, volgens mijn stappenteller, "beter dan 99,1% van de gebruikers" van
die app. Ik ben onmiddellijk 10 centimeter gegroeid uit fierheid en trots. Voor
het eerst in mijn leven hoor ik tot de Top-1%
in iets. En wat nog straffer is: ik hoef maar 63 km meer te stappen, en dan heb
ik de afstand van Boston tot Philadelphia afgelegd. Te voet! Niet dat ik ooit
die ambitie heb gehad.
Ik zit al reikhalzend uit te kijken naar de volgende zonnige
winterdag. Met de huidige klimaat-opwarming mogen we er zeker op rekenen dat er
dit jaar nog veel "uitzonderlijk warme
dagen" zullen komen...
|