Ik ben geboren in een erg muzikale familie. In elk geval toch van mijn
vaders kant. Zijn vader, "pépé van de
Pauvre-Leute", was een begenadigd muzikant, en in zijn jongere jaren zelfs "tweede dirigent" van de Koninklijke Fanfare Sint-Jan. Zijn vier
zonen, ons vader en zijn drie broers, hebben die muzikale genen geërfd en zijn
alle vier talentvolle, of toch in elk geval enthousiaste, muzikanten gebleken.
Drie van hen in de Koninklijke Fanfare Sint-Jan, en de vierde als dirigent van
het harmonie-orkest van de (toenmalige) ASLK, in Brussel.
Het leek dus vanzelfsprekend dat ook wij, de zes kinderen, in die
muzikale voetsporen zouden treden. Maar dat is een beetje anders gelopen: het
muzikale gen is op één of andere manier niet goed doorgegeven. Alléén mijn oudste
broer en ik hebben de Koninklijke Fanfare vervoegd, de anderen hebben
vriendelijk bedankt. En mijn broer vond het al bij al niet écht een
hartverwarmende ervaring. Hij heeft de fanfare na korte tijd al in de steek
gelaten. Ik moet toegeven dat onze eerste kennismaking met de muzikale wereld inderdaad
niet bepaald opwindend of boeiend was: er waren de wekelijkse, oersaaie, lessen "Notenleer" (of "Solfège" zoals dat bij ons genoemd werd), en bij een optreden van
de fanfare was onze bijdrage beperkt tot het paraderen met een stokje, een
soort "baton". Een taak die in latere
jaren met veel meer bravoure en flair door een stel majorettes vervuld werd.
Maar ik heb het dus wel volgehouden. En ik mocht een instrument leren
bespelen. Het is een "hoorn"
geworden. Niet uit eigen keuze, want wist ik veel, op mijn 10 jaar, op welk
instrument ik graag had willen spelen. Aan een hoorn had ik in elk geval niet direct gedacht. Vooral niet omdat ik
zelfs niet eens wist wat een hoorn
was. Maar de typische hoorn is een "linkshandig"
instrument: de ventielen worden met de vingers van de linkerhand ingedrukt. En
aangezien ik de enige linkshandige was in de nieuwe lichting...
Een hoorn, dus.
Voor de gevorderde lessen mochten wij, de jonge
muzikantjes, naar de muziekschool van Wevelgem. Helaas was Wevelgem voor onze
korte beentjes nogal onbereikbaar, al zeker omdat we zélf ons eigen instrument
moest mee nemen. En dus werd er elke week, de zondag voormiddag, uitgekeken
naar een zeldzame goede ziel met een auto. Een vader van één van de muzikantjes, of een
bestuurslid, of een brave man die in het lokaal van de fanfare de zware woorden
van de pastoor na de vroegmis aan het doorspoelen was. Een geschikte auto vinden was niet zo evident,
want we waren door de band genomen met zes jonge gastjes, mét
instrumentenkoffer. Ik herinner me levendig die ene keer toen de enige
kandidaat-chauffeur de trotse bezitter was van een Volkswagen Kever. Wie een
sterke verbeelding heeft, en zich nog het formaat van zo'n Kever herinnert, mag proberen zich voor te stellen hoe we ons met
zes jongens van een jaar of 12, mét instrumentenkoffer, naast de chauffeur in
dat kleine autootje gewrongen hebben.
Ik moet eerlijk toegeven dat ik niet het enorme muzikale talent van
mijn grootvader heb geërfd. Wat ik wél van ons vader geërfd heb, was de aanleg
voor koortsblaasjes. Ik was amper van een set lelijke blaren op mijn lippen
genezen, en daar kwam de volgende pijnlijke blaas zich al aankondigen. Een
hoorn is nu ook niet bepaald het meest "koortsblaas
vriendelijk" muziekinstrument: het mondstuk van een hoorn is niet zo rond
als dat van bijvoorbeeld een tuba, het is véél smaller. En dus een foltertuig
voor kwetsbare lippen.
Maar het is de schuld van Marc Van Ranst dat ik, net als ons vader, om
de haverklap geteisterd werd door die uitbraak van "herpes". Of liever: het kwam door de afwezigheid van Marc Van
Ranst. Nu komt die zowat elke dag op teevee met zijn welgemeende goede raad,
maar toen bleef hij geheel en al afwezig. En dus was ik volkomen onwetend over
de belangrijke richtlijnen om de verspreiding van een virus tegen te gaan. Ik
heb er nooit aan gedacht om het mondstuk van mijn hoorn te ontsmetten met alcoholgel. Ook al
omdat niemand anders daar zijn mond zou aan zetten. Maar het gevaarlijke herpesvirus
bleef dus aan dat mondstuk floreren, en bijgevolg had ik elke keer opnieuw
prijs. Tot bloedens toe.
Maar "ware kunst" vraagt nu eenmaal offers...
Wordt vervolgd...
|