In mijn
boek TIJD en TIJDEN, 2015, verwijs ik in de inleiding naar Joodse Bijbelvorsers
die op basis van een Bijbelcode de ouderdom van de aarde berekenden op zon
15,3 miljard jaar. Dezelfde Joodse traditie leert dat voor de schepping van de
mens er al eens een wereldperiode via een meganatuurcatastrofe door God was
afgesloten. Het gaat hier om de zogenaamde restitutieleer. Zie link: http://boekscout.nl/shop/ViewProduct.aspx?bookId=5579
Genesis
1:1 In den beginne schiep God de
hemel en de aarde. 2 De aarde nu was woest en ledig , en duisternis lag op de
vloed, en de Geest Gods zweefde
over de wateren. (tijdskloof) 3 En God
zeide: Er zij licht; en er was licht. 4 En God zag, dat het licht goed was,
en God maakte scheiding tussen het licht en de duisternis. 5 En God noemde het
licht dag, en de duisternis noemde Hij nacht. Toen was het avond geweest en het
was morgen geweest: de eerste dag. (NBG Vertaling 1951)
De
restitutietheorie leert dat er tussen Genesis hoofdstuk 1 vers 1 en 3 een
tijdskloof zit. Een periode die in tijd niet geopenbaard is. Over deze leer
bestaat heel wat discussie. De restitutieleer maakt meestal deel
uit van de bedelingenleer. Persoonlijk ben ik veertig jaar geleden begonnen met
de Scofield-studiebijbel aan te schaffen, en sindsdien bij mijn Bijbelstudie te
hanteren. Dat er een tijdsperiode zit tussen Genesis hoofdstuk 1 vers 1 en vers
3 lijkt mij als een gevolg van mijn studie, dan ook logisch.

Het
hierna volgende Bijbelgedeelte wordt ook in de restitutieleer gehanteerd:
2
Petrus 3:5 Want willens en wetens ontgaat hun, dat door het woord van God de
hemelen er sedert lang geweest zijn en de aarde, die uit en door het water
bestaat, 6 waardoor de toenmalige wereld
.(de wereld van Genesis 1:1) is vergaan, verzwolgen door het water7 Maar de
tegenwoordige hemelen en de aarde (de
zes dagen schepping) zijn door hetzelfde woord als een schat weggelegd, ten
vure bewaard tegen de dag van het oordeel en van de ondergang der goddeloze
mensen.

Hebreeën
1:10 En: Gij, Heere! hebt in den beginne
de aarde gegrond, en de hemelen zijn werken Uwer handen;.. (Statenvertaling)
Psalm
102:26 Gij hebt voormaals de aarde
gegrond, en de hemelen zijn het werk Uwer handen;..
Johannes
1:1 In den beginne was het Woord, en
het Woord was bij God, en het Woord was God. 2 Dit was in den beginne bij God. 3
Alle dingen zijn door Hetzelve gemaakt, en zonder Hetzelve is geen ding
gemaakt, dat gemaakt is.
Hierna
volgt een beknopt citaat dienaangaande uit het Bijbels Panorama, Het
Morgenrood, Bodegraven, 1974, Jacob Klein-Haneveld (1918/1987 AD). Het is
beknopt maar brengt de essentie van de leer.
In den
beginne schiep God de hemel en aarde. Met deze verheven verklaring over het
begin van alle dingen voert de Heilige Geest ons rechtstreeks naar God. Er
blijft geen ruimte voor menselijke veronderstellingen. Alles, wat de mens
daarover weet en op deze aarde ooit weten zal, is daarmee gezegd. Heft uwe
ogen naar omhoog en ziet: wie heeft dit alles geschapen? (Jesaja 40:26). Het
is voor ieder schepsel duidelijk, dat er een stoffelijk universum bestaat, en
het Woord van God biedt de enige, werkelijk aanneembare verklaring voor het
ontstaan ervan. Geologen kunnen aardlagen doorzoeken en theorieën opstellen
over fossielen, maar de verborgenheid des HEREN is voor degenen, die Hem
vrezen (Psalm 25:14).
Door
het geloof verstaan wij, dat de wereld door het Woord Gods tot stand gebracht
is, zodat het zichtbare niet ontstaan is uit het waarneembare (Hebreeën 11:3).
Het Hebreeuwse woord BARA (= scheppen) duidt in zijn eigenlijke en
oorspronkelijke betekenis de goddelijke handeling aan, waarin Hij iets schept,
zonder daarbij gebruik te maken van een al bestaande stof. Door het goddelijke:
Er zij! wordt in aanzijn geroepen, wat er voordien nog niet was. Want Hij
sprak en het was er, Hij gebood en het stond er (Psalm 33:9). Want Hij gebood
en zij waren geschapen (Psalm 148:5).
In den
beginne. Wanneer dit begin was, wordt ons niet meegedeeld, maar ongetwijfeld
heeft deze verklaring betrekking op het tijdloze verleden toen de hemel en de
aarde door de daad, de wil en het woord van de almachtige God geschapen werden.
Nu
wordt ons in Genesis 1:2 gezegd, dat de aarde woest en ledig was (Hebreeuws
tohoewabohoe). Dat dit niet een uitdrukking is, die de aarde beschrijft,
zoals ze geschapen is in den beginne, maakt ons een uitspraak van Jesaja
duidelijk: Niet tot een baaierd (tohoewabohoe) heeft Hij haar geschapen, maar
ter bewoning heeft Hij haar geformeerd (Jesaja 45:18).
De
verklaring van Genesis 1:1 beschrijft een volkomen werk, waar aan niets
toegevoegd hoeft te worden. Ze heeft betrekking op een scheppingsdaad van God
in de tijdloze eeuwigheid. Genesis 1:2 vertelt ons dan, dat de aarde om
redenen, die voor ons verborgen, maar bij God bekend zijn, tot een chaotische
woestenij geworden is. We worden niet gewaar, hoeveel tijd er verstreek tussen
Gods eerste scheppingsdaad en het verval tot chaos. Het is echter duidelijk,
dat er een ingrijpende omwenteling heeft plaatsgehad, die de aarde volledig
veranderde, zodat ze woest en ledig werd. Hoewel we niets met zekerheid over het
hoe en wanneer kunnen zeggen, vinden we bij een zorgvuldige bestudering van
Gods Woord toch enige aanwijzingen van een dergelijke catastrofe. Vers 3 wijst
erop, dat God begint het gezicht van de aarde te vernieuwen, om het als
woonplaats voor de mens klaar te maken. Zo zegt ook de psalmist het: Zendt Gij
uw Geest uit, zij worden geschapen, en Gij vernieuwt het gelaat van de
aardbodem (Psalm 104:30).
Tijdens
de tweede scheppingsdag verdeelde God de wateren: het bericht vermeldt hier
niet, dat zij op dat moment geschapen werden. Verder in het verslag wordt ons
ook niet gezegd, dat God zon en maan op de vierde dag schiep, maar dat God
twee grote lichten (eigenlijk: lichtdragers) maakte (Hebreeuws: ASHER). Zij
werden gemaakt om de aarde te verlichten en om te dienen als tijdsbepaling. In
den beginne werden zij geschapen. Verder wordt ons meegedeeld, dat God sprak:
Dat het droge tevoorschijn kome! Hier wordt niet van de schepping van de
aarde gesproken, maar, zoals Genesis 1:9 zegt, van de verzameling van het water
op één plaats, zodat het droge (de aarde, die in den beginne geschapen werd)
tevoorschijn kwam, zichtbaar werd.
Het
Mozaïsche bericht spreekt eigenlijk maar van drie werkelijke scheppingsdaden
(Hebreeuws BARA) van God:
De
schepping van de hemel en de aarde in den beginne,
De
schepping van de dieren,
De
schepping van de mens.
Einde
citaat.
Wordt
vervolgd
Met
vriendelijke groet,
Robert
De Telder
|