Met
onze aflevering van 16-02-2015: het eerste jubeljaar, bracht ik de historische
verankering van het eerste jubeljaar op de tijdsbalk in het jaar
oct1395/sep1394 v. Chr. In april van het jaar 1443 v. Chr. trokken de
Israëlieten o.l.v. Jozua het Beloofde Land Kanaän binnen en begon in datzelfde
jaar de sabbatjaarcyclus. Negenenveertig jaar later begon in oktober 1395 v.
Chr. het eerste jubeljaar, om te eindigen in september van het jaar 1394 v.
Chr. De sabbatjaarcyclus liep zonder onderbreking van april tot maart door. In
april 1394 v. Chr. begon een nieuwe cyclus van zeven maal zeven jaar.
Het Bijbelse
Jubeljaar was een belangrijk onderdeel uit de wet van Mozes van 1483 v. Chr. betreffende
het beheer en het eigendomsrecht over het Beloofde Land, het land Kanaän dat ze
veertig jaar later zouden binnentrekken. Het doel van het jubeljaar was om uiteindelijk
alle mogelijke individuele verlies van land e.a. in het vijftigste jaar van de
sabbatjaarcyclus te herstellen, en aan de rechtmatige eigenaar
terug te geven. De toepassing van de wet betekende een garantie tegen blijvende
verarming van sommigen. Hierna het betreffende Bijbelgedeelte dat een en ander
duidelijk maakt.
Leviticus 25:1 En de
HERE sprak tot Mozes op de berg Sinai: 2 Spreek tot de Israëlieten en zeg tot
hen: Wanneer
gij in het land komt, dat Ik u geef, dan zal het land rusten, een
sabbat voor de HERE. 3 Zes jaar zult gij uw akker bezaaien en zes jaar zult gij
uw wijngaard snoeien, en de opbrengst daarvan inzamelen, 4 maar in het zevende jaar zal het land een volkomen sabbat hebben, een sabbat voor de HERE: uw akker zult
gij niet bezaaien en uw wijngaard niet snoeien. 5 Wat vanzelf opkomt van uw
oogst, zult gij niet inoogsten en de druiven van uw ongesnoeide wijnstok zult
gij niet inzamelen; het zal een jaar van
rust voor het land zijn. 6 De sabbatopbrengst van het land zal u tot
voedsel zijn: u en uw slaaf en uw slavin, uw dagloner en uw bijwoner, die bij u
vertoeven. 7 Ook voor uw vee en voor het gedierte, dat in uw land is, zal de
gehele opbrengst daarvan tot voedsel zijn. 8 Voorts zult gij u zeven jaarsabbatten tellen, zevenmaal zeven jaren;
zodat de dagen van de zeven jaarsabbatten negenenveertig
jaren zijn. 9 Dan zult gij bazuingeschal doen rondgaan in de zevende maand op de tiende van de
maand; op de Verzoendag zult gij de bazuin doen rondgaan door uw ganse
land. 10 Gij zult het vijftigste jaar
heiligen en vrijheid in het land afkondigen voor al zijn bewoners, een
jubeljaar zal het voor u zijn, dan zal
ieder van u tot zijn bezitting en tot zijn geslacht terugkeren. 11 Een jubeljaar zal dit vijftigste jaar
voor u zijn, dan zult gij niet zaaien, en wat dan vanzelf opkomt zult gij niet
oogsten en dan zult gij de ongesnoeide wijnstok niet aflezen. 12 Want het zal u
een jubeljaar zijn, heilig zal het u
zijn; van de akker zult gij eten wat hij opbrengt. 13 In dit jubeljaar zal ieder van u zijn
bezitting terugkrijgen. (NBG Vertaling 1951)
Met het
nieuwe artikel zetten we onze reis in de tijd verder vanaf het jaartal waar de
vorige aflevering eindigde: 1354 v. Chr.

Het
schema toont de periode 1353/1340 v. Chr. met het tweede jubeljaar in
okt1346/sep1345 v. Chr. sinds de instelling ervan. Het tweede jubeljaar is
historisch herkenbaar vanuit het Bijbelboek Ruth. Betreffende dit bijzonder
jubeljaar schreef ik op dit blog al eerder een artikel op 24-02-2014: een jubeljaar in het Bijbelboek Ruth. Zie link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1393196400&stopdatum=1393801200 en
scrol naar beneden.

In het
Bijbelboek Ruth lezen we dat Naomi, de schoonmoeder van Ruth, in het
ballingsland Moab vernam dat de HERE God naar zijn volk had omgezien door het
brood te geven. Dat gebeurde in het zesde jaar (apr1347/mrt1346 v. Chr.) van de
sabbatjaarcyclus, het jaar van de zogenaamde dubbele zegening, zodat de
opbrengst van het land voldoende zou zijn om het sabbatjaar en ditmaal ook het
Jubeljaar te overbruggen.
Leviticus
15:19 En het land zal zijn vrucht geven, zodat gij tot verzadiging eet en
daarin veilig woont. 20 Wanneer gij zegt: wat zullen wij in het zevende jaar
eten, zie, wij mogen niet zaaien noch onze oogst inhalen 21 dan zal Ik mijn
zegen in het zesde jaar over u gebieden, dat
het u een opbrengst geve voor drie jaren.
22 In het achtste jaar zult gij zaaien,
maar van de vorige oogst eten, tot het
negende jaar; totdat de oogst daarvan binnenkomt, zult gij van de vorige
eten.
We
merken ook op dat de zegening over het zesde jaar in de sabbatjaarcyclus ondanks
het ongeloof van Israël ten tijde van de Richteren, niet ophield.
Nog een
bijzonderheid is dat de schoondochter van Naomi; Ruth in de geslachtslijn zit
van de komende Losser. En aldus
merken we de geleidelijke ontvouwing van de belofte van de komende Messias. Een
prachtig beeld van de beloofde komende Verlosser is dat Boaz als losser
optreedt en de verarmde Ruth materieel in het land hersteld.
Matteüs
1:1 Geslachtsregister van Jezus Christus,
de zoon van David, de zoon van Abraham. 2 Abraham verwekte Isaak, Isaak
verwekte Jakob, Jakob verwekte Juda en zijn broeders, 3 Juda verwekte Peres en
Zerach bij Tamar, Peres verwekte Chesron, Chesron verwekte Aram, 4 Aram
verwekte Amminadab, Amminadab verwekte Nachson, Nachson verwekte Salmon, 5
Salmon verwekte Boaz bij Rachab , Boaz
verwekte Obed bij Ruth, Obed verwekte Isaï, 6 Isaï verwekte David, de
koning.
Over
het geslachtsregister van Jezus Christus schreef ik al eerder op dit blog een
artikel op 11.02.2015.
Verder
merken we ons schema op dat aan de achttienjarige verdrukking door Moab in het
voorjaar van 1349 v. Chr., door de (linker)hand van de nieuwe Richter Ehud een
einde kwam (Richteren 3:12-30). Na Ehud richtte de richter Samgar over Israël.
Richteren
3:
en het land had rust, tachtig
jaar.
31 Na hem nu kwam Samgar, de zoon van Anat; hij versloeg de Filistijnen met een
ossenstok, zeshonderd man; zo verloste ook hij Israël.
In
totaal volgde er voor de Israëlieten vanaf de Richter Ehud een periode van
tachtig jaar zonder verdrukking. De periode dat Samgar Richter was, maakt
volgens de Joodse overlevering, deel uit van de periode van tachtig jaar.

De
volgende schema s tonen de lange periode van tachtig jaar, dat het land rust
kende. Hierboven de periode van 1339/1326 v. Chr. De vraag blijft uiteraard of
de Israëlieten de sabbatjaren gehouden of genegeerd hebben.

Vervolgens
het schema met de periode 1325/1312 v. Chr. met de vermelding zoals op ieder ander
schema, van twee sabbatjaren. Van de 120 sabbatjaren die er waren tussen het
jaar 1443 v. Chr. bij de intocht in Kanaän, en het jaar 605 v. Chr. met de
eerste wegvoering in Babylonische Ballingschap van Juda, zijn er in totaal
zeventig sabbatjaren geweest die Israël genegeerd heeft, en het land geen rust
gunde. De sabbatjaren aanduidden waar het land van de Israëlieten geen rust
kreeg, is een moeilijke opdracht.

Hierboven
het schema met de periode 1311/1298 v. Chr.

En
vervolgens de periode van 1297/1284 v. Chr. Het jaar okt1297/sep1296 v. Chr.
was het derde Jubeljaar. Hierna
een opsomming van alle tot nu toe vermelde jubeljaren.
Aantal en jaartallen v.
Chr.: Historische periode:
1. 1395/1394 Richter
Othniël
2. 1346/1345 Ruth 6:6
3. 1297/1296 Richter
Ehud
Er
staat in de Schrift geen verwijzing naar een houden of negeren van de
sabbatjaren tijdens deze periode. Een Bijbelvers uit het Boek Richteren zegt
veel:
Richteren
21:25 In die dagen was er geen koning in Israël; ieder deed wat goed was in zijn ogen.
En dit
alles is heden in de bedeling van de genade, de tijd van het Nieuwe Testament,
een onderwijzing van hoe het niet moet.
Romeinen
15:4 Al wat namelijk tevoren geschreven is, werd tot ons onderricht geschreven,
opdat wij in de weg der volharding en van de vertroosting der Schriften de hoop
zouden vasthouden.

Vervolgens
gaan we verder met de periode 1283/1270 v. Chr. Het was voor Israël de periode
van de richteren Ehud en Samgar. Een periode dat ze na de verdrukking door
koning Eglon van Moab, sinds 1349 v. Chr. tachtig jaar lang rust van hun
vijanden hadden. We kunnen er echter vanuit gaan dat de Israëlieten tijdens
deze lange periode zelden het sabbatjaargebod gehouden hebben en het land rust
gegund.

In het
voorjaar van 1269 v. Chr. begon namelijk de verdrukking van de twaalf stammen
van Israël door Jabin als oordeel over het niet houden van de wet van Mozes.
Richteren
4:2 Toen gaf de HERE hen over in de macht van Jabin, de koning van Kanaän, die regeerde te Hasor, en wiens
krijgsoverste Sisera was, die te Charoset-Haggojim woonde. 3 En de Israëlieten
riepen tot de HERE, want hij bezat negenhonderd ijzeren strijdwagens en hij had de Israëlieten wreed verdrukt,
twintig jaar.
Een
verdrukking van twintig jaar was het resultaat voor het niet houden van de
sabbat- en jubeljaren.
Uiterst
rechts op het schema merken we ook in het jaar 1256 v. Chr. het begin van de
verdrukking door Midian. Beide verdrukkingen lopen de gedurende zeven jaar
gelijk met elkaar.

Richteren
6:1 Maar de Israëlieten deden wat kwaad is in de ogen des HEREN; daarom gaf de
HERE hen over in de macht van Midjan
gedurende zeven jaar, 2 waarin Midjan de overhand had over Israël.
In het
voorjaar van 1249 v. Chr. kwam aan beide verdrukkingen een einde. Heel
opmerkelijk begon op dat moment in de maand maart/april het zesde jaar van de
sabbatjaarcyclus. Een jaar van dubbele zegening over het land, gevolgd door het
sabbatjaar van apr1248/mrt1247 v. Chr. En ik oktober van 1248 v. Chr. begon het
vierde jubeljaar.
Het was
de richter Debora (Richteren 4:4-24) die het juk van Jabin vernietigde, en de
richter Gideon (Richteren 6-8) die met 300 man de Midianieten versloeg. Het
resultaat was een periode van veertig jaar rust voor de Israëlieten. Over de
schikking van de richteren op de tijdsbalk schreef ik eerder op dit blog op 03-06-2014 een artikel. Zie link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1401660000&stopdatum=1402264800 en
scrol naar beneden.
Wordt
vervolgd
.
Met
vriendelijke groet,
Robert
De Telder
|