Bij het samenstellen van mijn cursus wil ik liever geen geknip en geplak met bijbelverhalen aan het eind van elk hoofdstuk. Mag het iets meer zijn? Zelf heb ik het hermeneutisch-communicatief model ook nooit geïnterpreteerd als: 'laten we van alles wat van invalshoeken bekijken en daar dan een bijbelverhaal bij zoeken'. Voor christenen is de bijbel in de eerste plaats een boek van waaruit we trachten te leven, dus is je woord en daad ervan doordrongen. En toch merk ik dat het maar al te vaak is dat cursussen Godsdienst eerst 5 impulsen behandelen om een bepaald levensbeschouwelijk onderwerp aan te kaarten en er dan een passend verhaal bij gaan zoeken. Ik hoor ook van leerlingen (en van mijn eigen kinderen) dat ze zelden (of nooit?-maar dat weiger ik te geloven) over God, Jezus of bijbel spreken in de godsdienstles. Laatst vertelde een godsdienstleerkracht me dat haar vakcollega's vrijwel alle bijbelverhalen uit de gezamenlijk opgestelde cursus hadden laten vallen en wat overbleef een goede cursus was die in het vak niet-confessionele zedenleer niet zou misstaan; opgesmukt met enkele bijbelverhalen, maar evengoed met verhalen vanuit andere godsdiensten. Onder één zo'n tekst stond zelfs te lezen 'van de profeet Kahlil Gibran'. Daarbij vraag ik me af hoe leerlingen dit ervaren. Is het niet zo dat jonge mensen vooral hunkeren naar authenticiteit en hopen dat we als godsdienstleerkrachten vooral niet onszelf en ons geloof gaan verloochenen? Dat is alvast mijn bescheiden mening. Respecteer jezelf en je geloof zowel als de levensbeschouwelijke visie van je leerlingen, de vele facetten van een waarheid en de multiculturele samenleving. Maar vergeet toch niet waar je zelf voor staat en hoe je daar gekomen bent. Laat je gelovige ik spreken, zonder voortdurend het gevoel te hebben dat je onder vuur zal komen te liggen. We mogen trots zijn op de blijde boodschap van Jezus en die mag ons leven leiden. Je bént weliswaar geen christen vanaf je Doopsel, maar je wordt christen, door dag na dag te gaan leven zoals Jezus en zoals het evangelie het ons leert.
ook dit kan dit schooljaar een zinvolle eerste les zijn.
Het is vandaag precies 50 jaar geleden dat ML King zijn legendarische toespraak 'I have a dream' hield: http://www.youtube.com/watch?v=HRIF4_WzU1w&feature=share
Dit opiniestuk kan, samen met de oorspronkelijke toespraak ook een goede les zijn voor begin september:
Ik heb (ook) een droom
De
Standaard, 28 augustus 2013 door Marc Hooghe
Volgende
afbeelding
Ons
onderwijssysteem bereidt een duale samenleving voor, met haves met een hoger
diploma en havenots die het zonder moeten stellen, schrijft Marc Hooghe.
Precies vijftig jaar na Martin Luther Kings I have a dream-toespraak is dat
een verontrustende vaststelling. De Verenigde Staten tonen waartoe zon systeem
kan leiden.
Wie? Hoogleraar politieke wetenschappen aan
de KU Leuven.
Wat? Door de ongelijke onderwijsdeelname
kunnen we nu al voorspellen dat ook over dertig jaar oude en nieuwe Belgen
vooral naast elkaar zullen leven.
Ik heb ook
een droom. Binnenkort sta ik weer voor een vol auditorium
universiteitsstudenten, waarin vooral blanke gezichten me verwachtingsvol
zullen aankijken. Het aantal nieuwe Belgen aan onze universiteiten blijft
ontzettend klein en het percentage stijgt nauwelijks. Mijn droom gaat verder:
ik zou ook meer exotische familienamen willen zien op mijn puntenlijsten voor
het tweede en het derde jaar. De slaagkansen van allochtone studenten liggen
immers nog altijd laag, door een gebrek aan goede scholing in het middelbaar,
door te weinig achtergrondkennis, door onvoldoende kennis van het Nederlands.
Het
probleem is dat we die ongelijkheid elk jaar opnieuw zien, maar dat we er
weinig aan kunnen doen. Af en toe worden er mooie voornemens gemaakt, maar in
de praktijk verandert er nauwelijks iets. Dat betekent dat ons onderwijssysteem
nu al de gesegregeerde[1]
samenleving van de toekomst voorbereidt. Er bestaat immers een fundamentele en
nog groeiende kloof tussen diegenen die hoger onderwijs hebben gevolgd, en
diegenen die dat niet hebben gevolgd. De twee groepen hebben andere jobs, leven
in andere wijken en hebben andere culturele voorkeuren. Door de ongelijke
onderwijsdeelname kunnen we nu al voorspellen dat ook over dertig jaar oude en
nieuwe Belgen vooral naast elkaar zullen leven, en niet met elkaar.
De
schuldvraag? Irrelevant
Voor
politici is het allicht een aangenaam spelletje na te gaan wie verantwoordelijk
is voor die ongelijkheid. De een wijst dan op discriminatie door werkgevers en
scholen, de ander zegt dat de allochtonen zelf onvoldoende hun best doen. Maar
voor onze samenleving doet het er niet toe wie schuld treft. Het belangrijkste
is dat we een oplossing vinden.
Vlaanderen
zal onvermijdelijk meer divers worden in de toekomst, en daar valt niets aan te
veranderen. Dus zijn er maar twee opties. Ofwel gaan we naar een gesegregeerde
samenleving, met een bovenlaag en een onderlaag. Bij ons zijn er geen scholen
met een bordje Alleen voor blanken, zoals die in de jaren 50 nog bestonden in
de Verenigde Staten. Maar in de praktijk is de tweedeling bij ons even scherp.
Ofwel proberen we alle groepen in de samenleving evenveel kansen te bieden, en
dan vormt het onderwijs de kern van dat proces.
Die
integratie zal van beide kanten een aanpassing vergen, en dat is niet altijd
gemakkelijk. Ik heb ook wel een zeker vooroordeel tegen hoofddoeken: als
rationeel mens begrijp ik niet waarom vrouwen wél hun hoofd moeten bedekken en
mannen niet. Als er al een religieuze regel bestaat voor het bedekken van het
hoofd, dan zou die voor iedereen moeten gelden. Maar misschien moeten we ook
onze eigen vooroordelen opzijzetten en vooral kijken naar de persoon onder de
hoofddoek. Mensen horen niet beoordeeld te worden op basis van hun uiterlijk,
maar op basis van hun kwaliteiten.
Voor wie
gewend is de hoofddoek te zien als een symbool voor de onderdrukking van
vrouwen, was de toespraak van Malala Yousafzai voor de Verenigde Naties deze
zomer een bijzondere ervaring. Het Pakistaanse meisje dat vorig jaar door de
Taliban werd neergeschoten omdat ze naar school wilde gaan, droeg vol trots
haar hoofddoek, die nog had toebehoord aan de vermoorde premier Benazir Bhutto.
Malalas toespraak maakte duidelijk dat ze weinig talent heeft voor
ondergeschiktheid; ze heeft de intelligentie en de durf om een belangrijke rol
te spelen in de toekomst van haar land. Hoofddoek of niet, het is dat soort
vastberadenheid die we nodig hebben. Een vastberadenheid om zich in te zetten
voor gelijke onderwijskansen voor meisjes en jongens, voor autochtonen en
allochtonen.
Het klinkt
natuurlijk bijzonder naïef om te pleiten voor meer gelijkheid in het onderwijs
dat besef ik ook wel. Er is al heel wat geprobeerd en er zijn al heel wat
initiatieven mislukt. Maar hoeveel investeren we er echt in? De meesten onder
ons hebben zich er al bij neergelegd dat je nu eenmaal witte en zwarte scholen
hebt, en dat we dus ook in de toekomst opteren voor een duale [2]samenleving.
Dat is een bijzonder kortzichtige visie, omdat ongelijkheid een zeer grote
maatschappelijke kostprijs heeft.
Veilige
doorgang
We hebben
in West-Europa een heel specifiek samenlevingsmodel, met een hoge
levenskwaliteit en een sterke mate van solidariteit. Het voorbeeld van de
Verenigde Staten toont dat er ook andere samenlevingsmodellen mogelijk zijn.
In de stad Chicago zijn de scholen deze week al weer opengegaan. Het
stadsbestuur heeft er een Safe Passages-programma opgestart, om kinderen op
een veilige manier naar hun school te loodsen. Het is de bedoeling dat de
kinderen de straten ontwijken waar drugsbendes elkaar bevechten, nadat de
afgelopen jaren daarbij ook kinderen in de kogelregen zijn terechtgekomen. Dit
jaar zijn er al 277 mensen vermoord. Voor een bevolking van zon 3 miljoen
inwoners is dat een schrikbarend hoog cijfer.
Vreemd is dat er weinig protest
is tegen zon gewelddadige samenleving. De Amerikaanse middenklasse is
duidelijk niet bereid meer belastingen te betalen om zo beter onderwijs en een
betere sociale zekerheid uit te bouwen. Zon duaal samenlevingsmodel werkt
natuurlijk ook. Wat we ons onvoldoende realiseren is dat, als we ons onderwijs
blijven gebruiken om ongelijkheid te versterken, we tegelijk ook voor een
dergelijke ongelijke samenleving kiezen. Zonder dat we het zelf beseffen,
opteren we dus nu al voor zon toekomst. Maar een dergelijke samenleving staat
heel ver af van de droom die Martin Luther King een halve eeuw geleden had.
Ter overweging:
1.
Wat weet je
over de toespraak van Martin Luther King I have a dream (aug 1963)? Ken je
Rosa Parks, met wie alles begon?
2. Is het moeilijk om te geloven in
een echte multiculturele samenleving? Aan welke voorwaarden moet hiertoe worden
voldaan?
3. Hoe kan het onderwijs bijdragen tot
de droom van Marc Hooghe?
Elk jaar wil ik openen met een 'pakkende les', iets actueels, iets wat veel mensen heeft beziggehouden tijdens de zomer, iets wat maatschappelijk relevant is en waar ons vak positief mee kan worden voorgesteld. Ik las een opiniestuk in de Standaard van vorige week dat aan deze normen kan voldoen. Dat wordt het wellicht, of het moest zijn dat er de volgende dagen nog iets anders onder mijn ogen komt. Maar onderstaand stuk geeft voldoende elementen, die het bespreken waard zijn: oecumene, respect, christelijke hoogdagen, multiculturele samenleving, waarden en normen,... En toch is het een hele korte tekst.
Wat zou Jezus doen?
De Standaard, 16 /08/2013
JOËL DE CEULAER
Een overdreven drukke dag
mocht ik het niet noemen, maar ik heb mijzelf gisteren toch blootgesteld aan
een respectabel aantal sociale contacten. Niet alleen in huiselijke en
familiale kring, ook qua buren en collegas heb ik mij niet onbetuigd gelaten.
Tevens heb ik, weliswaar louter per telefoon, contact gehad met enkele
vrienden, teneinde hen uit te nodigen voor een etentje dat eerstdaags wordt
georganiseerd.
Om maar te zeggen: ik heb
gisteren verschillende mensen gesproken. Overwegend sociologische katholieken
waren dat zelfs. Gaandeweg ongelovig geworden, maar opgegroeid met het
levensverhaal van Jezus.
En toch heeft niet één
van hen gisteren zelfs maar de geringste opmerking gemaakt over de
tenhemelopneming van de Heilige Maagd Maria. Merkwaardig, want daarom hadden
wij een dagje vrij. Om een katholiek feest te vieren waar geen enkele katholiek
van wakker ligt, laat staan dat iemand het verschil kent tussen hemelvaart en
tenhemelopneming (het eerste kan alleen God, voor het tweede heb je Zijn hulp
nodig).
Bon. Vergelijk dat nu met
het Suikerfeest dat ieder jaar door moslims wordt aangericht om het einde van
de ramadan te vieren. Daar wordt zo intens en oprecht naartoe geleefd dat ook
de niet-islamitische medemens perfect weet wat er aan de hand is.
De vraag is nu: welke
reden kunnen wij in godsnaam nog verzinnen om die tenhemelopneming van Maria
qua officiële feestdag niet te vervangen door het Suikerfeest?
Laten we aan die vraag eens een katholieke
draai geven: wat zou Jezus doen, mocht hij Chef Officiële Feestdagen zijn?
Informatie:
Maria-Tenhemelopneming of Onze-Lieve-Vrouw Hemelvaart is de katholieke feestdag waarop de opneming van Maria in de hemel "met lichaam en ziel" wordt herdacht en gevierd. In de Orthodoxe Kerk wordt dit feest de Ontslapenis van de Moeder Gods genoemd.
Over het overlijden en vervolgens
met lichaam en ziel opgenomen worden in de hemel van Maria zijn verschillende
verhalen in omloop die uit de kerkelijke traditie afkomstig zijn. In de Bijbel
wordt er niet over gerept. Maria moet ergens tussen 36 en 50 n.Chr. zijn
overleden ofwel in Jeruzalem ofwel in Ephese. Volgens een bepaalde traditie waren alle apostelen hierbij aanwezig, behalve Tomas. Toen deze aankwam was Maria's lichaam al begraven en om haar toch eer
te bewijzen bezocht Tomas in zijn eentje haar graf. Tomas zag toen de
tenhemelopneming van Maria. Daarbij kreeg hij van Maria haar gordel. De overige apostelen geloofden dit niet totdat hij hun de gordel
toonde en het lege graf. Een opmerkelijke omkering van de situatie toen Tomas
als enige apostel aanvankelijk niet geloofde in de verrezen Christus.
In de Katholieke Kerk is
Maria-Tenhemelopneming een hoogfeest en wordt steeds op 15 augustus gevierd. In veel (katholieke) landen, waaronder België, Polen, Frankrijk, Luxemburg, Italië, Oostenrijk, Slovenië, Spanje en gedeeltelijk in Duitsland (in Saarland en gedeeltes van Beieren) is het een
wettelijke feestdag. Het in de volksmond gebruikte "Maria Hemelvaart"
is volgens het katholieke geloof niet correct omdat Maria niet zelf ten hemel
opsteeg maar door God in de hemel werd opgenomen.
Het Suikerfeest of het Kleine
Feest is een islamitischfeest waarop het einde van de maand ramadan gevierd wordt.
Hoewel bijvoorbeeld binnen de
Turkse gemeenschap de term Suikerfeest algemeen gehanteerd wordt, kunnen niet
alle moslims zich hierin vinden. De oorzaak hiervoor is het gegeven dat de benaming
Suikerfeest slechts betrekking op eten heeft. De vergelijking wordt wel gemaakt
met Kerstmis het Kalkoenfeest te
noemen. Volgens sommige moslims is het dan ook beter om het feest te duiden met
het Kleine Feest. Het Kleine Feest staat in verband met het
Offerfeest dat ook wel het Grote Feest
wordt genoemd. Desondanks is de term Suikerfeest
in zowel België als Nederland de meest gehanteerde benaming voor het feest aan het einde van het
vasten gedurende ramadan.
(Bron: Wikipedia)
Ter overweging:
Kan je het
pleidooi van de auteur van dit opiniestuk begrijpen of niet? Leg uit waarom.
'U geeft toch geen les meer over Jezus en de bijbel en al?'
Het koppel werd aan mij voorgesteld via gezamenlijke vrienden. We waren op een feestje, gemoedelijke sfeer, wat vrijblijvend gebabbel. De gezamenlijke vriendin stelde mij aan het koppel voor en wist te vertellen dat ik wellicht vanaf september aan hun dochter les zou geven. We drukten elkaar de hand en de vrouw vroeg meteen welk vak ik gaf. Logisch. 'Ik geef godsdienst.' Er volgen grosso modo twee soorten van reacties op deze mededeling: ofwel beginnen mensen te vertellen waarom ze zelf niet (meer) geloven ofwel gaan ze lopen. Bij de eerste categorie mensen reken ik ook zij die de mening hebben dat het geloof iets is dat je blijkbaar alleen maar kan verliezen of -om het met Rik Torfs te zeggen: "Ongeloof is vooruitgang' (in de uitstekende column 'Bestaat God' uit DS 10/12/09). Dit koppel vond mij op het eerste zicht blijkbaar sympathiek en misschien zelfs te hip om te gaan lopen (of misschien wilden ze gewoon hun dochters schoolloopbaan beveiligen?) en daarom zei de man: "Maar u geeft vast toch geen les meer over Jezus en de bijbel en al?" Ik stelde de mensen zichtbaar teleur door te antwoorden dat ik wel degelijk over God, over Christus, over de bijbel en zo praat. Meer zelfs: dat zijn de uitgangspunten van waaruit ik les geef. "Ho maar, dan ga je het nog lastig krijgen met mijn dochter!" Onder het motto 'een verwittigde vrouw is er twee waard'. Ik blijf glimlachen en zeg (naar waarheid trouwens!) dat ik ervaren heb dat de leerlingen doorgaans minder problemen hebben met het confessionele element van de godsdienstlessen in het katholiek onderwijs (nota bene!) dan de ouders. Het antwoord dat ik had verwacht luidde: "Maar dan ken je ons dochter nog niet!" Dat is waar. Ik vertelde aan de ouders dat onze school een katholieke school is, en dat het vak godsdienst een confessioneel vak is, waar je van de leerlingen in elk geval op meer begrip kunt rekenen wanneer je jezelf als (praktiserende) gelovige out, dan wanneer je daar niet wil over praten of wanneer je antwoordt dat dat persoonlijk is. Dat konden ze beamen: hun dochter zit namelijk momenteel ook op een katholieke school ('vanwege de betere kwaliteit van onderwijs, begrijpt u?'-??? - ik ben daar zelf niet helemaal van overtuigd, eerlijk gezegd, maar ik heb geleerd niet altijd het laatste woord te willen hebben) en had haar godsdienstlerares gevraagd of ze zelf gelovig was en die vrouw had blijkbaar gezegd dat ze niet wenste te reageren op dergelijke persoonlijke vragen. Dat hoor ik wel meer en dat verwondert mij telkens weer. Ik vraag me eerlijk gezegd af hoe je enigermate overtuigend een confessioneel vak kan geven, zonder er zelf van overtuigd te zijn. Je zegt toch andere dingen in de lessen godsdienst dan in de lessen fysica? Kan je die lessen op een afstandelijke manier geven, ttz vanuit een buitenstaandersperspectief? Dat lijkt me toch een zware klus. Hoe kan je 20u per week met jonge mensen op weg gaan in de jungle van zingevingsvragen en daarop een christelijk antwoord trachten te vinden, zonder zelf te geloven dat God bestaat en dat de Blijde Boodschap van Jezus een hele goede (zo niet voor jou de best mogelijke) manier van leven is? Ik zeg dus tegen de ouders dat ik aan de leerlingen hetzelfde zeg als aan hen: namelijk dat ik niet kan geloven dat God niet bestaat en dat ik ervan overtuigd ben dat de christelijke manier van leven een uitstekende manier van leven is, maar dat ik respect heb voor hen voor wie dat niet zo is. Toch zie ik het als mijn taak om leerlingen bij te brengen waar het christendom voor staat, wat het betekent om een christen te zijn en hen wegwijs te maken in de boeiende wereld van de bijbel. Ik wil hen tonen hoe de oude teksten nog brandend actueel zijn en hoe Jezus door zijn manier van leven ons waarden heeft bijgebracht, die een mens gelukkig kunnen maken. Ik ga zelf naar de eucharistieviering, omdat ik daar meestal zelf kan herbronnen. Ik vergelijk het met de wekelijkse voetbaltraining, die je beter niet mist als je op zondag de match wil spelen. Oké: op dat moment is de moeder van mijn aspirant-leerlinge al aan het wegkijken en probeert ze het gesprek van naast ons mee te volgen. De vader probeert nog één keer: "Maar je bent het toch niet eens met de standpunten van de paus en de pedofiele priester-toestanden en zo?" Mijn antwoord stelt hem blijkbaar gerust. Ik heb gezegd dat het feit dat ik gelovig ben me totaal niet belet om zelf te blijven denken en kritisch in het leven te staan. Natuurlijk vind ik het verschrikkelijk dat priesters kinderen hebben misbruikt en daarbij misbruik hebben gemaakt van hun vertrouwenspositie. Dat kan volgens mij niet zwaar genoeg bestraft worden. Ik zeg dat ik het van priesters zelf nog erger vind dan van zwemcoaches bijvoorbeeld, juist omdat ik gelovig ben. De vader zegt dat hij benieuwd is hoe zijn dochter zal reageren op mijn lessen.
De leerlingen kennen de parabel van de Barmhartige Samaritaan. Dat zeggen ze toch als ik het hen vraag. Daar ben ik blij om. Ik vraag hen het verhaal te vertellen. Dat lukt vrij goed. Daarna duik ik met hen in de bijbel (jawel, de papieren versie) en gaan we eens even na of het verhaal goed is naverteld en of er geen belangrijke elementen uit het verhaal zijn verdwenen bij het navertellen. Dat blijkt vrij goed mee te vallen. Alleen zijn de woorden niet erg duidelijk. Het spreekt voor zich dat wat meer uitleg bij leviet, parabel, Samaritaan etc geen overbodige luxe is in het 5e jaar. En dan vraag ik of ze me voorbeelden uit hun leven kunnen geven van barmhartigheid. Dat blijkt moeilijker dan ik had gedacht. Een jongen zegt dat hij zich herinnert dat zijn catechiste hem vertelde dat dit betekent dat je een groot hart hebt voor alle mensen, ongeacht wie je voor je hebt of wat je ervaringen met die persoon ook mag zijn. En dat deed hem denken aan een oma van een vriend van hem, die hem vroeger elke woensdagnamiddag naar de muziekschool bracht. Die oma had vaak een wafel voor hen gebakken, of ze had een mignonette-chocolaatje mee of wat dan ook. En altijd kreeg hij er ook één, net als zijn vriend. Hij werd daar steeds erg gelukkig om. Toen die oma onlangs haar man verloor, was hij ook van slag: hij wou iets voor haar doen om duidelijk te maken dat hij haar een lieve mevrouw vond, die hij alle goeds toewenste. Hij vond het kaartje dat zijn mama wou laten afgeven op de begrafenis met de voorgedrukte woorden veel te koud en te afstandelijk. Zijn mama vond het dan weer een beetje ongepast dat hij een mignonette-chocolaatje in de envelop zou hebben toegevoegd. Zelf had ik dit wel zo attent gevonden, maar dat sprak ik toch niet uit. Zomaar iets doen, zonder er iets voor terug te verwachten; handelen vanuit de grootheid van het hart; niet louter redeneren, maar handelen vanuit je gevoel dat het goed is,... dat is wellicht barmhartigheid. En toen kwam er een schat aan leuke voorbeelden van barmhartigheid: een meisje kreeg van een boer zomaar een handdoek om zich af te drogen, toen ze in een plas modder was uitgegleden; een ander mocht bij een buurman haar portfolio gaan uitprinten toen bij haar thuis de inkt van de printer op was en ze de deadline zou missen; een jongen leent al weken de fiets van een vriend van zijn broer om naar het station te rijden, omdat die van hem is gepikt; ... Barmhartigheid: het is zeker ook goedheid zonder wederkerigheid.
Geïnspireerd door de actualiteit vroegen leerlingen van het laatste jaar me wat ik dacht over het opheffen van het hoofddoekenverbod voor Gentse gemeentelijke loketbedienden. Ik vond het wel passend om ook eens in de klas een hoofddoekendebat te organiseren (eigenlijk een debat over het toelaten of verbieden van het dragen van uiterlijke kenmerken van levensbeschouwelijke identiteit in openbare functies). Ik liet de leerlingen in kranten en op nieuwssites zoeken naar argumenten pro en contra een verbod en stelde een moderator en een secretaris aan. Dit resulteerde in een stemming, zoals dat ook op de Gentse gemeenteraad moet zijn gebeurd, maar met een ander resultaat. Uiteindelijk heb ik deze werkvorm toegepast in 4 klassen en in elk van die groepen waren er telkens ongeveer een derde van de leerlingen, die zich bij de stemming aan het eind van het debat onthielden. Tijdens het consolideren merkten we dan ook in elk verslag op dat dit debat helemaal niet eenvoudig is en dat het respect voor de levensbeschouwelijke identiteit van onze medemensen helemaal niet zo vanzelfsprekend is als we zouden willen. Zelf heb ik tot mijn 18e les gehad van iemand met een hoofddoek (mijn leerkracht godsdienst was een kloosterzuster). Brede glimlach bij mijn leerlingen, als ik dit even opmerk. Een opvallende opmerking van een meisje was dat ze aan een loket in elk geval zou kiezen voor iemand die geen hoofddoek draagt. Haar redenering was dat ze onbewust bevooroordeeld is tegenover een moslima, van wie ze instinctief vermoedt dat deze de Nederlandse taal minder goed beheerst dan anderen en ze bijgevolg van haar een minder efficiënte dienstverlening verwacht. Een ander gaf toe dat ze heel raar opkeek toen ze een Sikh het vuilnis zag ophalen in haar buurt. Een jongen vertelde dat zijn moeder steeds onverdraagzaam reageert als ze een vrouw met hoofddoek aan het stuur ziet zitten. Een leerling met stretch-piercings in zijn oren (kleintjes, maar toch) merkte op dat sommige mensen hem ook argwanend bekijken als hij in hun buurt komt. Oudere dames klemmen hun handtas zelfs steviger vast. Vooroordelen zijn blijkbaar typisch voor mensen en in één van de klassen noteerden de leerlingen de zinsnede 'Onbekend maakt onbemind'. Dat kennen we, is ' niet?
"Als je een 'uitgestelde koffie' voor iemand koopt, dan deel je die met iemand zonder je verder om hem/haar te bekommeren. Je doet het goede, omdat je het je kan permitteren, je voelt je er een beter mens door, maar je bekommert je verder niet om de mens, die zich die koffie niet kan veroorloven, niet om zijn verhaal, niet om zijn verdriet. Dat is dan toch een beetje een makkelijke vorm van liefdadigheid, vind je niet, mevrouw?" Mathias Balcaen, een godsdienstleraar, pleitte enkele weken geleden in een opiniestuk in de Standaard om dit niet meteen zo scherp te veroordelen en die uitgestelde koffie te zien als iets wat verwarmt en je solidair maakt met de minderbedeelden. Je wordt een beter mens door te geven en daar is dus niks mis mee. Natuurlijk is het zoveel beter om je meer dan alleen maar solidair te voelen met hen die het minder goed hebben, maar het geven zonder meer is een eerste stap in deze goede richting. Je deelt van wat je hebt met hen die niks of toch veel minder dan jij hebben. Je mag je gerust een beter mens voelen als je deelt zonder meer. Als iedereen zou delen, dan zou de rijkdom op de wereld beter verdeeld worden. (Immanuel Kant in een notedop) Grote organisaties doen nog meer en je steun aan deze NGO's kan structuren solidairder maken. Maar ze beletten je niet om zomaar te geven. Ze beletten je evenmin om met een hippe take away koffie en eentje extra bij een bedelaar te gaan zitten en even met hem te praten over het of zijn leven. Of dat van jou. Uitgestelde koffie draait echt niet uitsluitend om het sussen van je geweten.
Mensen willen het goede doen en het kwade vermijden. Dat is toch waar je als lid van de samenleving wil van uitgaan. Maar de grens tussen goed en kwaad ligt voor iedereen een beetje verschillend. Moet je geld dat uit de lucht komt vallen (cfr. Zedelgem onlangs) naar de politie brengen? Mag je gratis drinken op het schoolfeest als je helpt bij de drankbediening? Mag je de tank van je wagen vullen op de kosten van een verstrooide voorganger? Moet je de kassierster tot 2x toe wijzen op je bak bier, die ze vergeten te scannen is? Moet je de ober vertellen dat je filet pure gegeten hebt in plaats van het veel goedkopere filet américain? Mag je tijdens het babysitten eventjes snel bellen naar je vriendin met de vaste telefoon van je werkgevers? Er bestaat niet echt een consensus over goed en kwaad, zo blijkt uit het klassengesprek. Ik schrijf op het bord: "Uw ja moet ja zijn en uw neen neen en al wat daarbij komt is uit den boze"(Mt 5, 37) Er komt wel wat reactie:"Je kan niet vermijden dat je 'ja' een 'ja, maar' is, want het is toch typisch dat je als mens ook een compromis durft te sluiten. Bijvoorbeeld wanneer iemand je vraagt of je hem altijd zal steunen, dan moet je eerlijkheidshalve toch zeggen dat je hem zal steunen ja, maar niet wanneer zijn handelingen lijnrecht tegenover jouw mening staan." Een meisje zei onomwonden dat ze geen ja kan zeggen als ze haar vragen of ze voorstander is van euthanasie bijvoorbeeld, aangezien ze het lijden van prins Friso van Nederland bijvoorbeeld mensonwaardig vindt en ze in dit geval absoluut pleit voor euthanasie, ook al definieert ze euthanasie als het vrijwillig beëindigen van iemands leven. Volgens haar is de wetenschap wreed tegenover iemand in dergelijke situatie omdat ze in staat is om iemand te veroordelen tot een vegetatief bestaan. Ze vindt het niet 'goed' te noemen dat iemand een mensenleven tot een vegetatief bestaan reduceert, enkel en alleen omdat de wetenschap daartoe in staat is. Ik werd er stil van en ik niet alleen. Het was een waardige (heilige?) stilte waarin we allen verzonken waren in een vreemdsoortig medeleven met hen die zo'n vreselijke situatie moeten doorstaan. Tot een jongen zei: 'Ik zou zelf niet graag als een plant leven; ik hoop dat de mensen rondom mij de juiste beslissing nemen dan.' 'Nee,' zei een andere:' Je moet je wensen officieel meedelen en dan weten de mensen rondom jou wat ze moeten doen om goed te zijn tegenover jou.' Ik vroeg of je zelf dan heer en meester bent in het bepalen van de grens tussen goed en kwaad of dat er iets (een instantie, een religieuze overtuiging, een morele wet,...) of I/iemand (God of medemens) deze grens voor jou kan meebepalen. De antwoorden waren erg verscheiden. Zelf vertelde ik dat ik de leidraad, die Jezus in zijn Blijde Boodschap me aanreikt, met dankbaarheid omarm, omdat deze me een houvast biedt als ik er zelf niet uitkom. De boodschap van Jezus denkt niet voor mij, maar biedt me een denkkader aan voor als ik zelf het noorden dreig te verliezen.
We hadden het over de vraag of de absolute waarheid bestaat. Die bestaat wel, maar is voor de mens wellicht onkenbaar. Een meisje dacht er anders over en zei dat een rechter bijvoorbeeld toch wel de absolute waarheid moet kennen en dat hij die kan te weten komen door goed naar alle partijen te luisteren en de puzzelstukjes in elkaar te passen. Ik zei dat ik dat toch durf in vraag te stellen aangezien slachtoffer, dader, getuige en deskundigen allen hun interpretatie geven van wat zij de waarheid geloven te zijn. En ook: de waarheid is méér dan de som van de deelwaarheden. We moeten wel proberen de absolute waarheid zo goed mogelijk te benaderen en tegelijkertijd beseffen dat we ook hier weer onderhevig zijn aan onze eigen interpretatie van de waarheid. Rechtspraak ambieert het blootleggen van de waarheid, het straffen van de dader en het compenseren van het slachtoffer en dit alles in een uitspraak die naar eer en geweten zoveel mogelijk ontdaan is van subjectieve motieven.
Ik vertelde over Heidegger en zijn opvatting over de waarheid. En een leerling vertelde dat haar oma te pas en te onpas zegt: 'Ieder zijn waarheid', en dat ze haar groot gelijk heeft. Het gaat natuurlijk ook over oprechtheid en authenticiteit.
We hadden het tenslotte ook over het dwarrelende geld in Zedelgem en over wat zij zouden doen mocht het geld voor het oprapen liggen en wat ze zouden moéten doen. Een leerling zei: "In theorie geef ik het terug, maar de waarheid is dat ik toch een beetje zou zeuren in het exacte bedrag."
Eén van de jongens uit het laatste jaar vertelde deze week dat hij bijna elke zondag naar de kerk gaat. Echt verwonderd waren de klasgenoten (gelukkig) niet, want ze wisten al dat deze graag geziene klasgenoot gelovig was. "Eigenlijk zou ik het ook niet erg vinden als we thuis wat vaker gingen dan 2 of 3 keer per jaar", bekende een meisje:" maar ik verveel me wel tijdens de mis eerlijk gezegd. Heb jij dat nooit?" De jongen bekende dat hij niet altijd even attent blijft en dat zijn gedachten vaak weg dwalen (dat was me tijdens de les ook al opgevallen), maar dat hij toch vooral naar de lezingen en de homilie probeert te luisteren. Zijn pastoor blijkt een gedreven predikant te zijn, die er in slaagt om de bijbel bij de mensen te brengen. Een andere leerlinge vroeg me of ik me ook soms verveel tijdens de eucharistieviering. Ik moest toegeven dat ik daar wel eens last van heb, vooral als de verkleutering zo groot is, dat ik me afvraag of de voorganger de kerkgangers wel au sérieux neemt. Maar ik kan ook intens genieten van een viering waarin de diepere betekenis van het woord van God me wordt uitgelegd en me stof tot nadenken bezorgt voor de rest van de week. Het is niet onbelangrijk als je als gelovige bepaalde bijbelteksten steeds opnieuw hoort, en de priester erin slaagt om telkens nieuwe lagen van het verhaal naar boven te halen en je als het ware een spiegel kan voorhouden, waardoor je gedwongen wordt om kritisch naar jezelf te kijken. Een inspirerende visie op het woord van de Heer, met een bezielende tip om in de voetsporen van de mensgeworden Zoon van God te treden: daar wil ik wekelijks door geboeid worden. Maar dat is niet altijd het geval. Ik ben wel eens niet bij de les. Soms moet ik heel lang nadenken om me het evangelie nog te herinneren twee dagen later.
In de les komt wel vaker de vraag of ik denk dat je een christen moet zijn om een goed (of beter) mens te zijn. Vaak koppel ik de vraag terug:"Wat denk jij dat een christen tot een beter mens maakt?" Deze week kwam weer een interessant antwoord naar boven. Een meisje had veel nagedacht over de steniging van de overspelige vrouw en Jezus die zei:"Hij die zonder zonde is, werpe de eerste steen", waarop allen een voor een weggingen. Zij vond dat dit christenen oproept om anderen niet te veroordelen, want we zijn allen zondaars. "Neem nu bijvoorbeeld roddelen: allemaal maken we er ons al eens schuldig aan. Wie is er niet gebeten om een gênant detail over iemands leven meteen door te vertellen? Dus roept Jezus ons op om kritisch over onszelf na te denken, vooraleer we over anderen oordelen." Ik verwees hen naar het zevende hoofdstuk van het evangelie van Matheüs. We hebben het samen gelezen en ik vroeg hen om een vers uit te kiezen waar ze zelf een blijde boodschap aan hadden. Vers 3 (Wat kijk je naar de splinter in het oog van een ander, terwijl je de balk in je eigen oog niet opmerkt?) was veruit het populairste antwoord. "Wordt een christen een beter mens wanneer hij deze boodschap tracht waar te maken in zijn leven?" Sam vond van wel, maar hij voegde eraan toe dat je daarvoor geen christen hoeft te zijn. Natuurlijk zijn er ook niet-christenen, die proberen kritischer te kijken naar hun eigen handelen en anderen minder scherp proberen te benaderen. Het gaat natuurlijk om datgene waar je je door laat inspireren. Voor christenen is dat de Mensgeworden Zoon van God en Zijn Blijde Boodschap. Het Woord van God is geopenbaard in zijn Mensgeworden Zoon, en dat maakt het christelijk geloof ook zo uniek. Het is, denk ik, een beetje als betekenisloze streepjes en bolletjes op een partituur, die plots verstaanbaar worden, wanneer iemand ze gaat spelen. Sam knikt, maar merkt op dat een moslim hetzelfde gevoel heeft als hij de Koran leest. Misschien schuilt hierin een opdracht om als christen toch iets meer de bijbel te gaan lezen?
Door een eigenaardige kronkel in onze hersenen concludeerden we vandaag in de les dat ons mens-zijn zich vooral manifesteert in wat voor soort medemens we zijn. Sta je je plaats af op de bus voor een oudere persoon? Erger je je mateloos aan de gebrekkige rijkunsten van chauffeurs (in casu die van de allochtone vrouw mét hoofddoek) en hoe uit je dat dan? Ben je een prater of een luisteraar? Word je vooral boos als aan jouw vrijheden wordt geraakt of verdedig je ook de rechten van de mens wanneer een ander onrecht wordt aangedaan? Zet je je muziek loeihard, ook al weet je dat de bemoeizieke buurvrouw daar horendol van wordt? Wacht je netjes je beurt af als je op de trein moet stappen? ... De graad van je menselijkheid was volgens een van de leerlingen vooral meetbaar door de manier waarop je de ander centraal stelt in zulke dagdagelijkse situaties. Nee, zei aan ander: anderen houden ook geen rekening met jou. Als je zelf knoeit in de rijles, die je vader je geeft, dan zie je meer opgestoken middenvingers dan duimen. Diezelfde vader kijkt niet naar de goede punten op je rapport, maar zaagt je de oren van je hoofd om die ene 4/10. Akkoord: dat laatste voorbeeld kan je plaatsen omdat je vader je moet opvoeden en daarbij hoort ook streng zijn ten opzichte van de zoon, die zijn schoolwerk al te vaak verwaarloost. Maar toch ervaren vele jongeren dat niet iedereen de wereld wil verbeteren door met zichzelf te beginnen en dat doet hen dan weer meer inzetten op zelfontplooiing dan op naastenliefde. Een leerlinge merkte op dat ze het toch leuk vindt om iets goed te doen, zomaar, zonder er iets terug voor te verwachten. Het schenkt haar voldoening om goed mens te zijn, zegt ze. Ze wil niet alleen maar met zichzelf bezig zijn. Alhoewel: een groepswerk vindt ze dan weer heel vervelend, omdat ze er op voorhand zo van kan raden wie met het grootste werk of de vervelendste klussen zal opgezadeld worden. Er werden concrete voorbeelden gegeven en de geviseerde dader (of in dit geval: niet-doener) gaf het grootmoedig toe: hij had bij dat bepaalde groepswerk schandalig geprofiteerd van de huisvlijt van het meisje met wie hij moest samenwerken. Maar hij had haar achteraf uitgebreid bedankt en gezegd dat het dankzij haar was dat ze zo'n mooi cijfer hadden behaald. Toch voelde zij zich tekort gedaan. 'Hoe kan je een beter mens worden?", vroeg ik hen. "Door meer rekening te houden met de ander", klonk het. Niet jezelf in het centrum plaatsen, maar leren genieten van het goed gevoel dat je krijgt als je anderen zomaar gelukkig maakt. Mooi, hé.
Een meisje vroeg me tijdens de les wat ik vond van de nieuwe paus. Ik heb geantwoord dat ik hem onvoldoende ken om een gefundeerd oordeel te vellen, maar dat het me wel blij maakt dat hij de naam Franciscus koos en daarmee wou duidelijk maken dat de Kerk een prioritaire keuze voor de armen moet maken. Toch leek ze vooral te polsen naar mijn verwachtingen op het gebied van veranderingen in de Kerk. Ik zei haar dat ik het scherp stellen van een radicale keuze voor de minderbedeelden toch al een positieve verandering wil noemen, maar het meisje wou me graag horen zeggen dat ik hoopte dat de paus het celibaat zou afschaffen, vrouwen zou toelaten in het priesterambt, het homohuwelijk zou goedkeuren, etcetera. Ik zei dat ik persoonlijk niet verwacht dat deze standpunten van vandaag op morgen zou worden ingenomen. "Maakt dat je niet boos of opstandig dan?" Ik zou liegen als ik nee zei, maar ik vroeg haar of ze zelf hoopte dat de nieuwe paus voor die ommekeer zou zorgen en of ze dan zelf positiever zou staan tegenover de Kerk. Een ander meisje antwoordde in haar plaats dat ze het vooral raar zou vinden als alles ineens zodanig zou veranderen om alleen maar zieltjes te winnen. En ze voegde er aan toe: "Het is nu trouwens toch te laat. Meer dan 90% van de West-Europeanen hebben genoeg van Kerk en paus en zo." Waar ze het cijfer vandaan haalt heb ik niet gevraagd. Maar ik vroeg haar wel of de boodschap van Jezus ook een anachronisme is. Ze glimlachte ietwat verlegen: "Ik begrijp wel wat u bedoelt, mevrouw, maar denkt u zelf niet dat het te laat is voor de Kerk om nu nog te veranderen? Niemand luistert toch nog naar de paus?" Ik antwoordde dat het morele gezag van paus en Kerk inderdaad is afgenomen tegenover enkele decennia geleden, maar dat de Boodschap van naastenliefde en keuze voor de zwaksten brandend actueel blijft, volgens mij. "Er zijn ook mensen, die blij zijn dat de Kerk rechtlijnig blijft in haar moreel denken en niet meeloopt met de hype van de dag." "Ik niet, mevrouw: ik vind dat de Kerk blij moet zijn als mensen goed zijn voor elkaar, een warm nest geven aan kinderen, ook al zijn de ouders allebei bijvoorbeeld mannen. Dat is nu eenmaal belangrijk in de 21e eeuw. U heeft trouwens zelf gezegd dat u een beetje bang bent van mensen, die nooit of te nimmer hun mening willen herzien. Maar ik begrijp natuurlijk wel dat u als godsdienstleerkracht niet zomaar tegen de Kerk kunt staan spreken." Brede glimlach en knipoog.
Vandaag legde ik uit dat Feuerbach God een projectie van de mens noemde en merkte ik op dat ik het zelfs mocht hij gelijk hebben een goed idee vind om te leven vanuit je geloof in God. Tenminste: als je er een betere mens van wordt. Meteen kwam eentje op de proppen met het artikel uit de Morgen (ja, wij hebben kranten op school-al was het in dit geval een ingefluisterd gegeven) waaruit blijkt dat Moeder Theresa op z'n minst dubieuze geldstromen heeft aanvaard. Er wordt eveneens melding gemaakt van geheime bankrekeningen. "Ferme heilige, mevrouw." Ze is nog niet heilig verklaard, maar wel zalig, zei ik. Dat was zwak, ik weet het. Toen zei ik naar waarheid dat ik het niet wist en dat ik hoopte dat het verhaal niet zal kloppen, want dat moeder Theresa inderdaad een belangrijke voorbeeldfiguur uit de 20e eeuw genoemd mag worden. Als het wel waar blijkt te zijn, dan kan dit natuurlijk niet en hoop ik dat de heiligverklaring ook niet door zal gaan, want de Kerk heeft volgens mij nood aan goede voorbeelden, oprechte heiligen. De juf van Nederlands had met een grote glimlach de leerlingen dit nieuwtje verteld en hen aangeraden om mij ermee te confronteren. Ook deze juf moet alvast geen gooi meer doen naar het heilig-worden-verklaard.
Het is lastig, vind ik, als we als godsdienstleerkracht met dergelijke verhalen worden geconfronteerd. Ik denk terug aan de voorbije pedofilieschandalen, de doofpotoperaties en dergelijke meer. Volgens mij moeten we dan niet de kromme situaties recht gaan praten. In de eerste plaats wil ik dit niet doen omdat de Kerk zelf al te vaak het belerende vingertjes heen en weer liet zwaaien en ik het niet erg fair vind als dit niet samengaat met de hand in eigen boezem te steken. De bijbelcitaten die hierbij passen zijn talrijk en hoef ik hier niet te herhalen allicht. Ze zijn bovendien heel erg juist. Deze zaak is er wellicht weer één dat men 'tot op het bot' zal uitzoeken. Ik hoop in elk geval dat men het niet zal proberen goed te praten, want dat hebben we - niet in het minst vanuit de katholieke zuil in ons land- al iets te vaak laten gebeuren. Geen dubbele moraal alsjeblieft. Duidelijkheid en berouw zouden een frisse bries zijn. Hopelijk hebben we deze les geleerd.
De leerlingen uit de vijfdes stelden vorige les een presentatie (pecha kucha) over lijden en hoop voor. In één van de presentaties was er een beeld van iets wat op een koperen urne leek en waar een fotootje/bidprentje van een oudere dame voor stond. De tekst luidde: 'Mijn lieve omoeke'. Ik nam aan dat de urne de as van de overleden oma (of overgrootmoeder?) bij hen thuis werd bewaard. Na de presentatie vroeg een klasgenoot of dat zo was. Het meisje schrok een beetje en zei dat dit helemaal niet zo was: de koperen vaas was een soort lantaarn voor een noveenkaars. Ik merkte op dat de wet het sedert een 10-tal jaren toelaat dat mensen de urne van hun geliefden thuis bewaren, waarop de meesten meteen opmerkten dat ze dit niet zouden willen. -"Zou u dat zelf doen, mevrouw?" -"Nee. Ik lees in het evangelie 'Laat de doden hun doden begraven'(Mt8,22) en ik interpreteer dit ook een beetje als het respecteren van hun laatste rustplaats. Het kerkhof bezoek je als je je dierbaren heel speciaal wil gedenken en even voor hem of haar tijd wil maken. Kerkhoven zijn rustplaatsen, die de overledenen naast rust ook respect gunnen. Zo denk ik er over. Heeft iemand een andere mening?" Een leerlinge vertelde dat een familielid ligt begraven in een plekje achter de boomgaard van haar oma, en dat ze daar met de familie bij elke gelegenheid bloemen neerleggen. Haar oma put daar troost uit, want de familie is niet gelovig en het begrip 'kerkhof' schrikt hen een beetje af. Er staat geen kruis op het graf, maar een hart. De meeste leerlingen vonden dat dit respectvoller is dan het uitstrooien na een crematie. Sommigen vonden het niet zo'n goed idee omdat je bij elke blik op de tuin geconfronteerd wordt met pijn en verdriet.
Dit wil ik één dezer bespreken in de les. Ik geef het eerst mee als huistaak.
Gouden Kooi
De paradox
van Parys -
De
Standaard, maandag 25 februari 2013,
Ik ben geen fervente fan van de man die in Rome de
katholieke kerk leidt. Maar over drie dagen doet hij wel waar velen van dromen
maar weinigen het lef voor hebben. De kerkvorst geeft zijn troon en butlers op,
parkeert zijn onfeilbaarheid naast zijn pausmobiel en verzaakt aan zijn
extravagante hoofddeksels. Hij heeft de best betaalde baan ter wereld. In
theorie heeft hij controle over alle wereldlijke goederen van de kerk, in de
praktijk maakt hij daar geen gebruik van. Mijn punt is dat de paus er in slaagt
om afscheid te nemen van de meest begeerde job binnen zijn organisatie om te
gaan doen wat hij echt wil.
Dat is net wat veel
mensen graag zouden willen doen: stoppen en opnieuw beginnen. Na het afstuderen
starten met de idee om de wereld te veranderen, en eindigen als kantoorslaaf.
Meestal gaat het fout bij de aanschaf van het huis met bijhorende hypotheek.
Die moet immers elke maand netjes afbetaald en daar horen geen avonturen bij.
Dan komen er één, twee of drie kinderen. Blijkt dat drie kinderzitjes niet op
elke achterbank passen en dat je dus maar best een behoorlijke bolide [1]koopt.
Ondertussen maak je carrière en zit je opgesloten in een indrukwekkende
functie, een ruim kantoor en een levensstijl waar je net genoeg voor verdient.
Dan maken we onszelf wijs dat het te moeilijk is om dat alles op te geven en
dat de volgende promotie alles anders zal maken. Quod non[2].
Hoe komt het dat zovelen dromen van een ander
leven maar niet echt geloven dat het ook anders kan? Omdat we fundamenteel
denken dat we gelukkiger worden met meer geld en dat we mensen motiveren met
meer salaris. Twee onderzoekers, Jensen en Meckling, kwamen 35 jaar geleden op
de proppen met de incentive theory'. Kort samengevat, concludeerden ze dat hoe
meer je mensen betaalt, hoe harder ze werken. De exorbitante [3]bezoldigingen
die managers soms opstrijken, zijn een uitloper van die filosofie. Nochtans is
die theorie een fundamentele misvatting. In elke hoofdstad vind je bosjes
mensen die tonnen geld verdienen maar elke morgen weinig gepassioneerd op hun
werk aankomen. En omgekeerd heb je mensen in bijvoorbeeld de sociale sector die
relatief weinig verdienen maar van 's ochtends tot 's avonds met plezier in de
weer zijn. Dat komt omdat echte motivatie intrinsiek [4]is en
niet extrinsiek[5].
Scherpzinniger onderzoek toont aan dat jobtevredenheid geen spectrum is dat
gaat van heel gelukkig met je job te zijn tot er een hartstochtelijke hekel aan
hebben. Tevredenheid en ontevredenheid zijn twee verschillende maatstaven. Je
kan dus van je job houden en hem haten, tegelijkertijd. Dat is niet schizofreen
want de zogenaamde hygiëne-factoren elementen die, als ze niet juist zitten,
ons ontevreden maken bestaan uit je loon, status, werkzekerheid en
werkomstandigheden. Dat betekent dus ook dat je loon geen motiverende factor
is, alleen iets waar je ontevreden over bent als je merkt dat collega's met
eenzelfde job meer verdienen. Iemand meer betalen kan dus enkel resulteren in
een werknemer die zijn job niet haat. Wat ons wel motiveert is uitdagend werk,
erkenning, verantwoordelijkheid en persoonlijke groei. Als er één les is die de
85-jarige ceo [6]van
1,2 miljard gelovigen ons geeft, dan is het dat het nooit te laat is om dat
inzicht in de praktijk om te zetten. En dat niets u weerhoudt om de wereld te
veranderen.
Ter overweging:
1. Waarvoor houdt Lorin Van Parys hier
een warm pleidooi?
2. Verklaar de titel van dit
opiniestuk.
3. Ken je de betekenis van het woord
demotie? Zoniet: zoek het eens op. Waarom denk je dat dat woord zo weinig
bekend is?
4. Lees Mt 6, 25-34. Wat leert dit
evangelie ons? Hoe kunnen we dat linken aan dit opiniestuk van Lorin Van Parys?
5. Leg de incentive theory van
Jensen en Meckling met je eigen woorden uit.
6. Link het cliché Verander de
wereld, begin bij jezelf aan dit opiniestuk.
Deze week vond ik het passend om in elke klas les te geven over de pauskeuze. In aanloop naar de les over hoe een conclaaf verloopt gaf ik eerst nog eens wat uitleg bij de kerkelijke hiërarchie. Eén van de snuggere leerlingen vond het helemaal niet logisch dat kardinalen de nieuwe paus verkiezen, aangezien zij zelf door de kerkelijke overheid werden benoemd. Het zou volgens hem toch logischer zijn mocht de pauskeuze op dezelfde manier worden georganiseerd als gewone verkiezingen, waarbij het volk zelf de meest aanvaardbare kandidaat mag kiezen. Ik merkte op dat de RKK geen democratie is. Consternatie in de klas. De leerlingen luisterden naar mijn uitleg over de eucharistieviering bij de aanvang van het conclaaf, waar men om de kracht van de Heilige Geest bidt om de juiste keuze te maken. Dit staat geloof ik net iets te ver van hun ervaringswereld af om daar begrip voor op te brengen. Dus probeerde ik het even open te gooien en vroeg ik hen wat de H.Geest voor een gelovige christen betekent. Er kwam heel weinig reactie. Na enkele verwijzingen naar het Vormsel en naar gebeden om de kracht van de Geest opperde een meisje dat de Geest de rol van de factor X (= dat wat buiten je bereik ligt) vervult. Wat je zelf niet of onvoldoende kan beheersen leg je in de handen van de Geest en dan krijg je vertrouwen in je beslissing. Ik vind dit niet slecht gezien. Maar toch bleef de jongen, die de pauskeuze in de handen van de gewone gelovigen wil leggen overtuigd van zijn standpunt. Toen vroeg ik hem of hij dan een favoriet zou hebben. Hij antwoordde dat hij te weinig wist over de kardinalen om dit te kunnen zeggen, maar mocht het aan hem gevraagd worden dan zou hij wellicht stemmen voor de bisschop die hem gevormd heeft, want die kwam wel sympathiek over. En toen besloot hij zelf: "Tja, dat is dus toch niet logisch, want de kardinaal uit het grootste aartsbisdom zou dan allicht altijd vanzelf winnen."
Vlak voor de krokusvakantie zei een vrolijke jongen (die niet kon wachten om op snowboardvakantie te vertrekken en daardoor een ongeziene goedgemutstheid toonde) uit de vijfdes me gedag met de woorden: "En mevrouw, in deze vakantie begint de advent, hé". -"Niet de advent, maar de vasten." -"Hoe? Nee toch: het is toch bijna Pasen?" -"Ja, en de veertigdagentijd, die begint op aswoensdag -tijdens deze vakantie dus- gaat Pasen vooraf en we noemen dat ook de vasten." -"Hoezo? Dat is toch de Ramadan? En dat is toch voor Kerstmis?" De verwarring was duidelijk. Ik besloot om toch nog eens een les over het kerkelijk jaar in te lassen. Heb dat ooit eens gemaakt in quiz-vorm en dat werd toen erg gesmaakt. In mijn agenda noteerde ik voor deze week: "Het kerkelijk jaar: een overzicht." Vandaag wis ik dat echter en wordt het: "Hoe verloopt de pauskeuze?" Maar aan het kerkelijk jaar ontsnappen ze toch ook niet.
Als je godsdienstles geeft aan jongeren, dan word je méér dan eens gepolst naar je eigen geloof. Zo vroeg een 17-jarige me enkele jaren geleden of ik eigenlijk wel in de hemel geloofde. Ik weet niet of ik hem aanleiding had gegeven tot het tegendeel, maar ik antwoordde hem naar waarheid.
Ik geloof in de hemel, jazeker. Maar niet de ruimtelijke plaats waar engeltjes en cherubijnen de hele dag Philadelphia-kaas zitten te smullen. Nee, bedankt: dat doe ik al in aardse sferen. De mooiste hemel is volgens mij echter wel de hemel op aarde. En dan denk ik persoonlijk aan het gezellig en liefdevol samenzijn met man en kinderen, in die gewone dagelijkse momenten, die voorwerp zijn van het eenvoudige en levensnoodzakelijke geluk.
En dus stelde ik aan de student dezelfde vraag en meteen ook aan de hele klas. Dit mondde uit in een klasopdracht waarin ze hun persoonlijke hemel mochten tekenen. Ik zag een stadsplein op een zonnige namiddag (vlak na het laatste examen), een paradijselijk strand zonder vervuiling of verveling, een bezoek aan enkele meesterwerken in een museum, een popconcert enzovoorts. Ik zag ook de tekening van een mensenoog, verbluffend simpel qua idee, maar toch heel accuraat
En de verrijzenis dan, mevrouw?
De verrijzenis is overduidelijk, me dunkt Als je in je aardse leven werkelijk iets betekende voor je medemens, dan zal die dat na je dood ook doorgeven aan anderen. Goedheid en naastenliefde sterven niet met het lichaam van een mens, zijn eigen blijde boodschap verrijst in de ziel van hen die hem liefheeft, ook over de aardse grenzen van de dood heen. Kijk maar naar Jezus: na tweeduizend jaar nog altijd heel erg levend dankzij zijn consequente beleving van het Rijk de Hemelen op aarde. Denk ook aan het Emmaüsverhaal: de leerlingen herkenden Jezus niet fysiek, maar wel in woord en daad, in het breken van het brood
En zo klopt de redenering ook: als je tijdens je leven door liefde en goedheid de hemel op aarde creëert voor je medemensen, dan sterf je niet zomaar, maar dan verrijs je in het hart en de ziel van allen, die je liefhebben. Jezus Christus doet dit al tweeduizend jaar telkens weer opnieuw