"Als je een 'uitgestelde koffie' voor iemand koopt, dan deel je die met iemand zonder je verder om hem/haar te bekommeren. Je doet het goede, omdat je het je kan permitteren, je voelt je er een beter mens door, maar je bekommert je verder niet om de mens, die zich die koffie niet kan veroorloven, niet om zijn verhaal, niet om zijn verdriet. Dat is dan toch een beetje een makkelijke vorm van liefdadigheid, vind je niet, mevrouw?" Mathias Balcaen, een godsdienstleraar, pleitte enkele weken geleden in een opiniestuk in de Standaard om dit niet meteen zo scherp te veroordelen en die uitgestelde koffie te zien als iets wat verwarmt en je solidair maakt met de minderbedeelden. Je wordt een beter mens door te geven en daar is dus niks mis mee. Natuurlijk is het zoveel beter om je meer dan alleen maar solidair te voelen met hen die het minder goed hebben, maar het geven zonder meer is een eerste stap in deze goede richting. Je deelt van wat je hebt met hen die niks of toch veel minder dan jij hebben. Je mag je gerust een beter mens voelen als je deelt zonder meer. Als iedereen zou delen, dan zou de rijkdom op de wereld beter verdeeld worden. (Immanuel Kant in een notedop) Grote organisaties doen nog meer en je steun aan deze NGO's kan structuren solidairder maken. Maar ze beletten je niet om zomaar te geven. Ze beletten je evenmin om met een hippe take away koffie en eentje extra bij een bedelaar te gaan zitten en even met hem te praten over het of zijn leven. Of dat van jou. Uitgestelde koffie draait echt niet uitsluitend om het sussen van je geweten.