Druk oponderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek
Poezenstreken
Belevenissen van 2 katten en hun tweebenige dienaar
12-09-2014
nieuwsgierig aagje
Vanmorgen wilde ik de kattebak leegmaken. Gisteren had ik dat bewust niet gedaan, ik hoopte dat haar eigen geur haar een beetje zou helpen om zich thuis te voelen. Dus ik met een plastic zakje de woonkamer in, vond Sir William dat het toch nog eens tijd was om poolshoogte te komen nemen. Ik heb mij dus braafjes op de zetel gezet om de ontwikkelingen te volgen. Hij roept, zij antwoordt, en op een bepaald moment was het even een tweestemmig duet. Maar daar bleef het bij, en SW haal zijn schouders op en draaide zich om. Hij heeft het ondertussen zowat gehad met moeilijke meisjes. En wat vond hij daar, voor de keukendeur, aha dat was interessant, eten! Hij begon dus doodgemoedereerd haar brokjes op te eten. Krakkerdekrak, je kent dat geluid wel. Komt daar ineens een klein zwart mormeltje vanachter de zetel. Ze ziet mij zitten, twijfelt even, maar besluit dan simpelweg dat ik er niet toe doe. Ze kijkt en kijkt naar die andere kat, waarop ze soms ook roept als ze alleen in de woonkamer is. En als ze zo roept en ik ga kijken dan is ze daar niet tevreden mee. Misschien hoopt ze haar oude vriendjes, mens of kat, te zien verschijnen, of ze is enkel geïnteresseerd in SW en niet in mij. Hoedanook, ze sluipt tot halverwege de living en kijkt en staart, maar Sir William eet onverstoorbaar door, krakkerdekrak, hij heeft absoluut niks in de gaten. Ze kijkt nog even om naar mij, maar belsuit wederom dat ik niet terzake doe, en ze maakt een omtrekkende beweging, sluipt van de zetel naar de stoel naast de piano, en begint van daaruit weer intens te staren. Zo intens dat het gekraak ophoudt, het zwart-witte katerhoofdje draait, en ze elkaar aankijken. Ik houd mijn hart vast en smeek hem in stilte niet in zijn enthousiaste galop te schieten. Hij heft een poot op, zet die neer, heft een andere, zet die neer, en zo gaat hij, heel traag en behoedzaam, naar haar toe. Zij blijft zitten, laat hem naderen tot ze het dicht genoeg vindt, en laat dat dan merken met een stevige blaas en een sonore grom (het blijft me verbazen dat dat uit zo'n klein lijfje komt). Hij houdt in, zij loopt weg, en hij blijft ter plekke, snuffelt uitvoerig aan het plekje waar zij zojuist zat, en wordt, terwijl hij dat doet, gadegeslagen door het zwarte hummeltje. Na anderhalve minuut geursnuiverij vindt hij de tijd rijp voor een tweede toenaderingspoging. Hij loopt iets minder behoedzaam op haar af, zij blaast (ik zie haar op dat moment niet, maar het klinkt als een uit de kluiten gewassen blaasbalg, 't is geen minne, dat zwart spookje). Hij draait zich om, kijkt naar mij en als hij zou kunnen praten zou hij zeggen: "maak dat die deur open is dat ik het hier afbol want ik heb het helemaal gehad met die moeilijke madammen." En het is die houding van hem die mij doet vermoeden dat het wel in orde zal komen. Zij is duidelijk nieuwsgierig naar hem, zo nieuwsgierig dat ze mijn aanwezigheid er gewoon bijneemt, zich midden in de ruimte te kijk zet, omdat ze hem wil benaderen. Hij wil wel, maar hoeft niet meer zo nodig, en als het geblaas begint is het voor hem welletjes (hij draagt nog genoeg halfgeheelde krabbels om te weten wat daarna kan komen, dus hij wandelt daar liever gewoon van weg). Dus ik ben optimistisch gestemd. En toch ook ongeduldig, ik wil dat kleine lieverdje zo graag strelen, knuffelen, op schoot hebben...... Maar goed, samen met Sir William oefen ik mij in de kunst van de zelfbeheersing .
Zolang is het klein zwart spookje hier. En ze lijkt zowat het scenario van
SW te volgen, maar dan alleen een beetje sneller. Vannacht heeft ze,
vermoedelijk na grondige verkenning van haar voorlopige territorium, besloten
dat "achter de zetels" haar voorlopig toevluchtsoord wordt. Maar toen ik pas geleden in
de keuken was, hoorde ik een zeer bekend geluid dat ik toch niet onmiddellijk
kon thuisbrengen. Tot mijn euro viel: het spelen met de muis aan het elastiekje
op de kattetoren. Redelijk woest, zeker gezien haar geringe afmetingen. Het
ontstaarten en uitkleden kan ze natuurlijk niet meer doen, dat heeft SW zeer
grondig voor haar gedaan, maar blijkbaar is zo'n zwart plastieken ding ook best
tof om mee te spelen.
Toen ik even door de living moest stormde ze met haar kleine grappige
lijfje richting zetel. Maar toen ik iets vergeten bleek te zijn en twee minuten
later weer door de living moest, stormde ze wéér van de toren naar de zetel, dus
ze heeft niet echt veel tijd nodig om te bekomen van de terrible schrik die ik
haar aanjaag . En toen ik er de derde keer doorheen kwam twijfelde ze zelfs twee
seconden of ze nu gewoon op de toren zou blijven zitten of toch...Ze nam het
zekere voor het onzekere en stormde toch maar naar haar schuilplaats. En nu ik
hier zit te tikken hoor ik weer de plastieken resten van de muis tegen de toren
kletsen, dus zo heel erg vreselijk bang zal ze ondertussen niet meer zijn.
Het "niks doen" werkt dus, haar gewoon helemaal zelf op haar tempo laten
ontdooien en zien waar dat toe leidt. Vannamiddag is SW nog een keer komen
vragen om mee de woonkamer in te mogen, en weer riep hij, antwoordde zij en was
er een korte o"ntmoeting" half achter de zetel (ik zag hem nog half maar haar in
het geheel niet). Ik hoorde haar wel blazen en een beetje grommen, waarop hij
braafjes achteruit stapte en naar de keukendeur liep. Wijze jongen, dir Sir
William. Hij zal wel iets geleerd hebben uit het gekrab en geklauw van
Elvira.
Hoe zou het trouwens zijn met dat klein gestreept
meisje?
Ik heb een lange radiostilte laten vallen, ik weet het. Oh jawel, ik heb vaak gedacht dat ik de meelevers dringend op de hoogte zou moeten stellen van de poezebelevenissen hier in huis. Maar het is moeilijk geweest. Heel moeilijk. En ik heb uiteindelijk een beslissing genomen die ik een half jaar geleden ondenkbaar zou hebben gevonden. Maar het was geen leven. Niet voor Elvira, niet voor Sir Wililiam, en niet voor mij. Elvira was altijd gespannen, altijd op haar qui-vive, en Sir William moest maar één snorhaar laten zien of ze schoot in haar defensiemodus, die uiteindelijk nogal veel op een aanvalsmodus begon te gelijken. Het manneke had dan ook overal putjes en krasjes, om maar niet te spreken over de diepe sporen op zijn neus, die nog steeds niet helemaal geheeld zijn, en die misschien wel een blijvend souvenir aan Elvira's gezelschap zijn. SW begon ook een beetje een banneling te worden. Hij had zo genoeg van haar gegrom en geblaas, dat hij de tuin verkoos. Hij lag uren onder de perzikboom, en als het regende ging hij in een mandje in de veranda liggen, waar het fris en vochtig is, maar wel ver genoeg weg van Elvira's domein, de kattepaal in de woonkamer. En dan was er het pis- en kakverhaal. Van stress, of het nu angst of colère was, daar ben ik nog steeds niet achter, piste en kakte ze in de gang, op mijn yogamat, tegen de voordeur. En ze nam ook elke gelegenheid te baat om te proberen langs de voordeur de straat op te vluchten. Tegen die voordeur ligt nu een in azijn gedrenkte doek, in een zoveelste poging de pisgeur uit het hout te krijgen. Het pis- en kak kuisen, het voortdurende gebries en gekrakeel, het vraagt zoveel energie dat het niet vol te houden is. En dus heb ik, ook toen ik op reis was, de situatie van veraf en dichtbij, langs boven en langs onder, enfin, langs alle kanten bekeken. Ik heb geluisterd naar de verslagen van de katsitters, en geconcludeerd dat er maar één oplossing overbleef waar iedereen wel bij zou varen: Elvira herplaatsen. Nu is dat rap gezegd, maar...
Tja, natuurlijk mis ik dat meiske. Floddermie, aandachtzoeker, speelse Trien (enfin, met mensen spelen he, naar benen springen, in vingers happen). Gretige eter, trappelaarster die nooit teveel gepakt kon worden. Zalig, zo'n katje. Ik hoop uit de grond van mijn hart dat ze goed terecht komt, bij iemand die haar alle aandacht geeft die ze nodig heeft. Maar daar vertrouw ik op. De bezielster van de organisatie waar ik mijn katjes vandaan haal wil alleen maar het beste voor de poezebeesten. Ze begreep ook meteen waar ik het over had, toen ik haar belde, en ook al wordt Elvira nu eerst weer ergens tijdelijk geplaatst, het zal wel goed komen. Ondertussen is hier een klein zwart meiske binnengekomen. Pikzwart, met hazelnootbruine oogjes. Geboren als wild katje in een kelder, die uiteindelijk toegang gaf tot een huis waar een dame met een groot hart voor poezen woont. Dus is hazelnootje daar opgevangen, een beetje tam geworden, gesteriliseerd, gechipt, en gekaraktiseerd als woeste speelvogel die niet bang is voor andere, zelfs grotere, katten. Dus hoop ik nu het beste, met een bang hart. Maar er zijn voortekenen: de dame die het pikzwarte meiske vond en bracht, heet Jozefien. En het zwarte meiske lijkt Maurits wel. Alleen wat oogkleur betreft wijkt ze af. Maar die blik, recht in mijn ogen, recht in mijn ziel, het leek even of Maurits was teruggekeerd. Alleen moet het meiske nog even wennen. Van woeste speelsheid is momenteel niks te zien. Maar goed, wie had de eerste drie weken, toen Sir William achter de zetel woonde, gedacht dat hij een enthousiaste aanhankelijke aaibare speelvogel zou worden. Ze besliste gisterenavond dat ze op de kattentoren wilde, in een van de kubusjes, veilig beschut. Daar zat ze, en ze wilde niks. Geen eten, geen drinken, en liefst ook niet te veel gestreel en zo. Dat was even wennen, na Elvira, die vanaf dag 1 de omgeving exploreerde en op elke schoot sprong die ze tegenkwam. Ik moet mij dus ook heel erg inhouden, want eigenlijk wil ik wel om de twee minuten gaan kijken of alles goed is met dat hummeltje, of ze niet toch een beetje wil eten, of misschien toch even opgepakt wil worden. Misschien voelt ze zich wat alleen, of.... En ik realiseer mij hoe moeilijk het voor Sir William is. Want ik houd hem kort nu, ik wil ten allen prijze voorkomen dat hij haar te snel afschrikt met zijn overweldigende enthousiasme. Nu moeten we ons alle twee inhouden .
Gisterenavond is hij toch twee seconden aan mijn aandacht ontsnapt, en plots hoor ik een gegrom en geblaas uit dat kubusje komen, en uit angst voor een herhaling van het Elvira-scenario ben ik wat al te luid, ik had nog nooit tegen hem geroepen, en ik zag hem ineenkrimpen, alsof hij slaag verwachtte, de arme jongen, zijn verleden zit er nog zo ingeprent. Ik verjoeg hem uit de living, en hij strompelde in een keer door naar buiten, en liet zich niet meer zien. Ik ben nog een keer of zeven gaan roepen voor ik ging slapen, en rond 4 uur vanmorgen heb ik hem nog eens met mijn hoofd door het raam geroepen, ik vreesde dat ik te bruut was geweest, en dat hij niet meer terug zou komen. Ik was dus enorm blij (mijn hart maakte echt een sprongetje) toen ik vanmorgen het luikje hoorde. Hij was terug. Alsof er niks aan de hand was, hongerig naar voedsel en naar het rituele streelnummertje dat daarbij hoort. Maar ook nieuwsgierig naar dat nieuwe hummeltje in huis, en toen ik naar de keuken wilde glippen was hij mij te slim af en stoof de woonkamer in. Het zwartje was van haar plekje gekomen, ze had iets gegeten, ze was in de kattebak geweest, en zat nu ergens verstopt. Sir William riep, en zij antwoordde. Hij riep weer, en zij antwoordde weer. Het kwam van achter de zetel. Hij stond klaar om er op af te vliegen, maar luisterde wonderwel toen ik hem zachtjes aanspoorde rustig te zijn. Na wat over en weer gemiauw is hij met mij mee naar de keuken gewandeld. Door de deur hebben ze nog een beetje met elkaar gecommuniceerd. Naderhand heb ik geprobeerd haar toe te spreken, maar wat ik ook doe, woorden, piepjes, halve miauwen, op mij antwoordt ze niet. Op zich geeft dat mij hoop, als die twee communiceren zit het er dik in dat ze met elkaar overweg gaan kunnen.
Dus voorlopig is het inhouden, inhouden inhouden, dat beestje tijd geven om te acclimatiseren. Ik vraag me af voor wie dat het moeilijkst is, voor Sir William of voor mij .
Donna Elvira. Ik vraag me af welke adelstand haar het beste zou passen. Het is echt niet normaal hoe dat mini-meisje een Jerommeke commandeert. Ik dacht tot voor kort dat ze bang was, maar wat ik daarstraks zag....
Maar eerst: het is ook een zorgenkindje natuurlijk. Al dat kak- en pis-gedoe, het leek wel alsof ik terug in het Jozefien-verhaal zat. En dat heeft mij ook eventjes beïnvloed. Ik was bang om naar de dierenarts te gaan, bang om toe te geven dat er iets aan de hand was, want op 7 maanden twee poezen moeten afgeven, het doet iets met je. Dus ik wilde de spoken verjagen en maakte mezelf wijs dat het stress was. Ze was zo bang van Sir William dat ze er diarree van kreeg en overal plaste behalve in de kattebak. Zelfs in de gietende regen op het terras. Dat was enkele dagen geleden, ik wilde haar nog bij haar schabbernak grabbelen omdat het echt geen weer was voor wie dan ook om buiten te gaan, het goot oude wijven, maar zij ging op het terras zitten, plaste en stoof dan sneller dan het licht weer naar binnen. Maar woensdag kon ik mijn ogen niet meer sluiten, ze wilde de ganse dag niet eten, gaf in de late namiddag ook nog eens over (op het bed natuurlijk, waar anders) en als top of the bill vond ik een plas voor de koelkast. Een bruine stinkende plas. Jozefien was helemaal terug. En toen wist ik dat ik iets moest ondernemen. Dus nam ik haar donderdag mee naar de dierenarts. Een geheel nieuwe ervaring: een kat in een transportmand op mijn fiets, en ik hoorde niks. geen kik. Nog niet het kleinste geluidje. Ze vindt dat dus absoluut niet erg. Ik had bij wijze van spreken de ganse dag met haar kunnen rondfietsen. Misschien vindt ze het zelfs leuk, wie zal het zeggen. Ze vertoonde althans niet de minste vorm van stress, tot de dierenarts haar begon te onderzoeken, daar was ze hoegenaamd niet van gediend. En toen hij een spuit in haar stak krabde en beet ze hem, nooit gezien zoiets. Hij vond het een goed teken dat ze zich verzette, en stelde vast dat er vuur zat in het meiske. Jaja, Elvira was de juiste naam. Stel je voor dat ik haar Truusje had genoemd, het zou echt nergens op slaan. Enfin, de dame heeft een darmontsteking, zeer waarschijnlijk veroorzaakt door darmparasieten. Wormen dus. Ook al had ik nooit een teken van wat voor worm dan ook teruggevonden in haar wijdverspreide uitwerpselen, voor de dierenarts was het zo goed als zeker. Anti-worm, en nu zou het dus snel moeten beteren. Dat doet het ook, gisterenavond en vandaag heeft ze stevig gegeten, in de kattebak gepoept -wel nog wat platjes, maar geen plassen meer- en door het huis gegaloppeerd als een veulen in een groene wei vol boterbloempjes. Ze viel mij overal aan waar ze mij maar onverhoeds kon bespringen, ze waagde zelfs een bewonderenswaardige poging om vanop de grond door de trapspijlen naar mijn benen te springen toen ik de trap opging, de poging mislukte enigszins, maar het idee en de inzet waren er. Ze was ook heel duidelijk in haar etenseisen, storm naar het aanrecht, jump erop, en dan zo'n blik van "kan-dat-nu-niet-wat-sneller-het-had hier-al-lang-moeten-staan-he". Dus het gaat duidelijk beter met haar, de wormen zullen in sneltempo aan het uitsterven zijn. (Valt zoiets trouwens onder genocide?) Maar dan hoorde ik plots gegrom, wat ongebruikelijk is, want het eten gaat doorgaans zeer goed, zij op het aanrecht, hij op de grond, ze eten en laten elkaar gerust. Tot vandaag dus. Ik loop de keuken in, gealarmeerd door haar gegrom, en verwacht iets in de zin van Sir Wiliam die op het aanrecht is gesprongen. Maar neen hoor, ik zie haar met haar neus tegen de zijne zitten, op de grond, grommend met de oren in haar nek, tot hij met zijn buik over de grond afdroop (van zijn eigenste etensbak he) en op een stoel onder de keukentafel ineengedoken ging zitten piepen. Terwijl zij smakkend zijn eten begon te verstouwen. Grr, het kleine spook.
Dus aan al wie voor haar zorgt tijdens mijn afwezigheid: laat je niet bedotten, het is dus geen angst he, zij wil gewoon de boel dirigeren. Oh, ze ziet er zo lief uit, en zo hulpeloos, en ze kan je aankijken met haar grote ogen op een manier die je ter plekke doet smelten. Ze is ook lief he, ze geeft je likjes en komt tegen je aanleggen, enfin, het is een fantastisch poezelijntje. Maar ze is niet lief voor Sir William.
Een tijdje later gaf ik hen wat stukjes gekookte kipfilet. Da's een aanrader voor katjes met darmproblemen, niks vet, niks saus, en ze zijn er gek op: gewoon kipfilet in water gooien met een beetje bouillon (in mijn geval biologische vegetarische bouillon) en dat een hele tijd laten koken zodat het zeker door en door gaar is. En dan in stukjes trekken. Ik vries daar dan ook wat van in, als lekker en gezond tussendoortje, of vervangmaal. Maar goed, ik was dus stukjes van die kipfilet aan het trekken, en Sir William, die dat al kent, was die zeer gretig aan het aanpakken. Aangezien ik nu wist dat ze eigenlijk helemaal niet bang is, en moed genoeg heeft om hem van zijn etensbak te verjagen (ik kan er nog niet van over he, ze kan minstens drie keer in hem, waar haalt ze het boude lef vandaan) vertikte ik het om toeschietelijk te zijn en haar een meter verder te voederen. Foert, ze moest het maar komen halen op 10cm. En dat deed ze dus. En dat verliep ook eventjes zeer vredig, tot er onenigheid ontstond over een op de grond gevallen stukje kip. Sir William, de immer gretige, onstuimige, enthousiaste, hapte er zonder nadenken naar, terwijl het misschien wel ietsje dichter bij haar lag (ik had toevallig geen meetlat bij). En toek, zij madame, met haar elegante witte sokjespoot. En grom, en blaas, en nog eens toek. Ja, hij klopt soms ook, dat weet ik. Maar zelden als eerste. En ik vermoed ook dat hij eigenlijk denkt nog een kitten te zijn, ook al ziet hij er zo niet meer uit, met zijn kloefers van poten en zijn gespierde lijf. Dus zijn tikje moet volgens mij gezien worden als de aanvallen van Elvira op mijn benen. Speels dus, niet bedoelt om te vechten of pijn te doen. Meestal toch. Hij gedraagt zich op veel fronten echt als een kitten, hoe hij speelt met lintjes, hoe hij in rondjes loopt, achterwaartse salto's maakt, enfin, een kitten in een wat groot uitgevallen lijf. Argeloos, zich volledig smijtend. En nu heeft hij dus een nuffige barones in huis, in een kittenlijfje, maar zich gedragend als een bazige echtgenote die alles voor zichzelf wil. En die altijd koppijn heeft als hij wil spelen. Zucht.
Bij momenten is het hilarisch, maar ik blijf te doen hebben met dat zwart wit bazeke. Al doet Elvira mij ook smelten. Bij wijlen.
In bijlage nog enkele foto(s, Elvira net voor haar eerste dakuitstap (had ik toen geweten dat ze zover weg zou gaan, ik had haar bij haar nekvel gegrabbeld in plaats van een foto te nemen), en Sir William op de terrastafel, en onder zijn geliefde boom in het gras. En een -uiteraard mislukte- toenaderingspoging.
Ik weet het, ik wéét het, het is veel te lang geleden. Het is eventjes druk
geweest met de voorbereiding en het vrijwilligen op het festivalletje in de
buurt. Maar meer nog zat ik behoorlijk in de knoei met mijn twee
kattenschatjes. Mijn hart bloedde (en bloedt soms nog) voor die lieve
enthousiaste en lang-veel-vaak gefrustreerde Sir William. Dat jongetje wil echt
niet veel, hij wil enkel een vriendje, en hij is niet eens kieskeurig, elk
gespot kattebeest is een potentieel vriendje voor hem. Helaas zijn alle kattebeesten
hier in de buurt, Madame Elvira inbegrepen, te zwaar onder de indruk van zijn
gulle enthousiasme.
Hij smeekt, hij argumenteert, hij legt zich plat op zijn buik of helemaal
op zijn rug, en nog zijn die koppigaards niet te vermurwen. En telkens ik dat
zie breekt mijn hart. En dan komt hij af, en doet zijn verhaal. Ganse monologen
steekt dat katertje af tegen mij, en hoewel ik niet alles letterlijk begrijp,
snap ik de grote lijnen wel, en dan poog ik hem maar weer op te monteren met
iets lekkers of met een in de buurt liggend lintje. En weer is hij dan Super
Enthousiast, over dat lekkers of dat speeltje. Hij is zo'n levensblije ziel, het
is echt onwaarschijnlijk.
Dus ik heb een tijdje getwijfeld over Elvira. Of zij wel het juiste katje
was om bij ons te wonen. De eerste 10 dagen leek ze zelf ook niet echt happy, ze
lag maar ergens te liggen, en geleek in het geheel niet op een levenslustige
kitten.
We weten natuurlijk niks over haar, behalve dat ze gevonden is, alleen,
buiten. Als ze mij kon vertellen wat ze heeft meegemaakt, zou dat waarschijnlijk
al veel verduidelijken. En misschien zou ik haar dan ook beter kunnen helpen om
zich op haar gemak te voelen, en om haar angst voor ons over-enthousiaste Zwart-Witje
te overwinnen.
Ik vermoed althans dat het angst is wat haar drijft.
Het was natuurlijk erg ongelukkig dat haar eerste close encounter met SW in
de kattebak plaatsvond. In de kattebak met klepje dan nog. Zij wilde zeer flink
haar behoefte gaan doen, ik stond al helemaal klaar om haar te bewieroken, want
ze was nog maar enkele uren hier, en toen kwam van nergens die enthousiasteling
aangelopen en stak zijn katerkop door dat luikje. Zij kon niet weg, en gromde,
knorde en blies. Zoals altijd kon ik hem ook toen zeer snel terugfluiten -hij is
echt ongelooflijk op dat vlak: hem zachtjes roepen of heel even aanraken, al is
het aan het tipje van zijn staart, en onmiddellijk trekt hij zich terug, met
zo'n blik van "juist ja, ik was weer eventjes te overweldigend, sorry"- maar het
kwaad was natuurlijk geschied.
Of de oorzaak nu in die kattebak-ontmoeting ligt, of ze misschien al
onprettige ervaringen met andere poezen had gehad voor ze bij ons terecht kwam,
de situatie is onprettig voor ons alle drie, en er zit eigenlijk niet echt
evolutie in. Ze kunnen behoorlijk dicht bij elkaar zijn, samen op bed (met mij
ertussen) of, tijdens het eten op en onderaan het aanrecht, zonder incidenten.
Maar er is een grens. Als die overschreden wordt is er gegrom, geknor en
geblaas. En af en toe een boksmatch. En daaraan verandert dus niks, die grens is
nog geen millimeter verlegd. Nochtans volg ik de voorschriften: laat ze elkaar
zien op veilige afstand, terwijl ze spelen of eten, zodat ze elkaar associëren
met prettige dingen, ik speel erg vaak met SW voor Elvira's neus, zodat ze ziet
dat hij echt geen kwaad in de zin heeft. Zelf is Sir William meestentijds echt
enorm, het is alsof hij helemaal begrijpt wat hij moet doen, hij houdt afstand,
gaat achteruit als ze gromt, laat zich zien maar pretendeert absoluut niet in
haar geïnteresseerd te zijn, komt bij mij om streeltjes als het hem te machtig
wordt, maar het helpt allemaal niet. Hij doet zo erg zijn best, houdt zich zo in
maar ze gaat dus niet overstag.
Hij loopt rond met een krab op zijn snoet, een geschalodderd oor, en een
ontelbaar aantal pikjes -van die één-nagel-wondjes- op zijn hoofdje en lijf. Zij
heeft welgeteld twee kleine wondjes gehad op al die tijd: eentje boven
haar rechteroogje, dat moeilijk geneest omdat ze het korstje er telkens weer
afhaalt, en een klein, ondertussen genezen, krabbetje aan haar linker heup. Dat
was van zeer in het begin, toen hij zijn zachte pootjes nog niet ontdekt had.
Want zelfs dat heeft hij gedaan: hij heeft geleerd te spelen met ingetrokken
nageltjes, ik voel het ook als hij bij het spelen mijn been raakt, of mijn arm:
hij trekt zijn klauwtjes in.
Hij heeft al veel geleerd van Elvira: hij ligt nu vaak met ons op bed, dat
deed hij voordien niet. Hij speelt met zachte pootjes, en het komt nog zeer
zelden tot geboks. En als het dat toch doet, dan is het meestal madame die de
eerste slag uitdeelt.
Scene: ik zit buiten op het terras met Elvira, de tweede keer dat ze buiten
mag, nog enkel onder mijn toezicht. Ze zit naast mijn stoel op de tegels, hij
ligt nog binnen, in de veranda, op zijn rug te kroelen en om haar aandacht te
vragen. Op een bepaald moment strekt hij al rollend op zijn rug zijn voorpoten
ietsje te ver uit naar het inzicht van La Donna, en lap, daar geeft ze hem een
tik. Hij weet niet wat hem overkomt en loopt beteuterd weg.
Het gaat niet altijd zo, soms voelt ze zich echt bedreigd en zie ik haar
ineenkrimpen en achteruit krabbelen, terwijl hij niet eens een dreigende houding
aanneemt. Wat niet wil zeggen dat hij voor haar niet bedreigend kan overkomen.
De laatste dagen zie ik een beetje evolutie bij Elviertje. Niet in haar
houding t.o.v. Sir William, maar wel in haar totale gedrag. Ze komt af nu, als
ze me hoort. Dat kan zijn als ik opsta en zij al naar beneden gelopen was, dan
komt ze terug naar boven. Als ik thuiskom toont ze blijdschap om me te zien, dan
worden mijn benen aangevallen en krijg ik beetjes en likjes waar ze maar aankan.
Ze begint zich blijkbaar toch een beetje thuis te voelen, is nieuwsgieriger,
gaat op onderzoek, ligt al eens op een van de bovenste niveautjes van het
kattenkasteel.
Vandaag mocht ze nog een keer buiten, de vierde keer denk ik, en ze heeft
het lage muurtje ontdekt, waar ze zich knus op installeerde. Helaas ging ze op
een bepaald moment ook al op onderzoek op de hoge muur (slecht voor mijn hart)
maar gelukkig kwam ze vrij snel terug. Ze viel ook de blaadjes aan die bewogen
door de wind, enfin, ze deed normale kittendingen.
Toen ze zich op dat lage muurtje had geïnstalleerd lag Sir William vlak
onder haar in het gras, zo plat als maar kon, zielige prr-tje en mieuwtjes
makend, maar het mocht alweer niet baten.
Helaas had ik mijn camera niet beneden, en kon ik SW niet mee op de foto
zetten. Haar heb ik vanuit het bureauraam nog net te stekken gekregen. Dat is
dan weer de keerzijde: met Elvira kan ik mij dingen permitteren die eigenlijk
niet kunnen met katten. Voor u verder leest: don't try this at home!! Je kan
haar eventjes alleen laten in de tuin, ze gaat er niet vandoor. In tegendeel,
anderhalve minuut na de foto stond ze naast me in het bureau. Ze loopt vanaf dag
1 hier rond, terwijl alle deuren open waren 's nachts, ze zou dus in theorie
door de luikjes naar buiten gekund hebben, maar ze bleef die eerste dagen gewoon
liggen waar je haar neerlegde, dus ik legde haar op een handdoek naast mijn
hoofdkussen, en daar lag ze 's morgens nog. Pas na enkele nachten ging ze 's
nachts al eens naar de kattebak, en knabbelde ze bij terugkeer een brokje.
Verder ging ze niet. Ook nu nog volstaat het de buitendeur toe te houden om haar
te beletten de tuin in te gaan. Ze schijnt de kattenluikjes gewoon niet op te
merken.
Zelfs als ze ontsnapt -grr, wat haat ik dat!- blijft ze rustig. Sir
William woont vijf maanden hier, en hij is nog nooit langs de voordeur buiten
geglipt. Ah neen, ik ben super alert in de gang, kijk vijf keer rond vooraleer
ik de deur openmaak.
Edoch: Donna Elvira heeft het in minder dan drie weken al twee keer gelapt.
Twee keer, dat leest u goed. De eerste keer was vorige week zondag, 27 juli. Ik
was eventjes naar de poezen komen kijken tussen twee vrijwilligersshiften op het
plein door. En ik moest dringend terug. Typisch is dat, zoiets gebeurt wanneer
je gehaast bent. Ik kijk in de gang, ik zie niemand. Ik open de deur, en zie
iets grijs gestreept voor mij wegflitsen. Waar ze zo snel vandaan kwam, ik zou
het niet kunnen zeggen. Ik panikeerde, zij niet. Ze schoot onder de geparkeerde
auto voor mijn deur, en ik zag mij weer uren plat op mijn buik op straat liggen
(herinnering aan Maurits, lang geleden) of bij mensen gaan bellen om in hun
kelder te mogen (Jozefien heeft dat een aantal keer gelapt, ze schrok van een
passerende auto en dook het eerste het beste keldergat in waar ze dan niet meer
uit raakte). Ik heb geleerd langs de straatkant te gaan, zodat, als de ontsnapte
kat van je wegloopt, ze in elk geval naar de veilige stoep loopt en niet naar de
gevaarlijke straat. Maar zelfs plat op mijn buik zag ik geen Elvira. Ik ging dan
maar voorzichtigjes terug naar het voetpad, en daar zat de dame, voor het enorme
wiel (het was een hoge auto) waardoor ik haar vanaf de straatkant inderdaad
niet kon zien. Ze keek naar mij, alsof ze zich afvroeg wat voor idiote dingen ik
allemaal aan het doen was, liet zich zonder meer benaderen en oppakken, en ik
kon haar gewoon terug binnenzetten. Ik heb nog nooit een kat geweten die zo kalm
blijft op straat. De meeste katten gaan dan in een zeer alerte overlevingsmodus,
schrikken van voorbijrijdende brommers en auto's, stoppen zich weg, laten zich
soms uren niet vermurwen om midden onder die auto uit te komen. Zoniet
Elvira.
Maandagavond lapte ze het opnieuw. Ik liet iemand uit, en voor mijn
bezoeker één stap buiten had kunnen zetten zat ze al naast de boom op het
voetpad. Ik vermoed dat het daar zeer interessant rook, want ze snuffelde dat
het een lust was. En weer liep ze niet weg (ik ben wel met een omtrekkende
beweging en heel traag en voorzichtig genaderd, weer vanaf de straatkant, zodat
ze, mocht ze willen weglopen, richting huizen zou gaan). Ze gedroeg zich niet
anders dan wanneer ik haar binnen zou oppakken, en liet zich gewillig weer
binnenzetten.
We kunnen dus concluderen dat Donna Elvira weer een zeer apart geval is,
dat ze ondertussen mijn hart gestolen heeft ondanks haar uitvallen naar Sir
William, en dat ik dus hoop en bid dat ze haar angst kan overwinnen, en het
vriendje worden waar Sir William al zo lang op wacht.
Sir William vindt het waarschijnlijk allemaal minder erg dan ik. Hij gaat
zijn gang, gaat vaak op stap, verliest zijn halsbandje, en staat dan letterlijk
verzopen kat te wezen voor het bureauraam. Dat was een goede week geleden, hij
was zo nat dat ik hem zelfs -zeer tegen zijn zin- heb afgedroogd, voor zover dat
lukte. Wie weet hoe lang hij in de gietende regen aan dat luikje aan 't prutsen
is geweest.
Vanmorgen tegen zessen stond hij weer luidkeels te miauwen voor het
bureauraam Hij heeft het helemaal door nu: als dat stomme luikje beneden niet
open wil, ga dan je keel openzetten aan dat raam, daar wordt ze wel wakker van,
en dan ben je ook knusjes binnen. Ik denk dat ik dat nog een aantal keer ga
mogen doen, slaapdronken uit mijn bed klauteren en met een half oog open aan dat
raam proberen te geraken om de Sir-die-zijn-halsbandje-verloor binnen te laten.
Ik moet ook dringend op zoek naar leuke elastiek, om nieuwe bandjes te maken.
Maurits was de tweede kat in mijn leven. Hij kwam Jozefien en mij vervoegen toen zij een jaar was. Hij zag er uit als een kitten van vier weken, maar aangezien hij zelfstandig kon eten toen hij gevonden werd, en hij al twee weken in quarantaine had gezeten, schatten we hem op ongeveer negen weken. Hij was een bijzonder spraakzame kat, vandaar het "Mau" in zijn naam. De eerste weken deed hij niet veel anders dan slapen, eten en miauwen. Hij is de enige kitten die ik ooit zag die niet geïnteresserd was in spelen. Eigenlijk was het geen wonder, hij was zo'n minigewichtje dat hij alle mogeljke energie nodig had om te groeien.
Maar als er eten voorhanden was, ritste hij er als de bliksem naartoe, en zo kwam hij aan zijn naam: Mau-Rits.
Hij heeft gedurende een paar maanden echte vreetkicks gehad, hij pikte al wat hij kon vinden, gekookte aardappelen (ik zie hem nog voorbijflitsen, dat volledig zwarte prutske, met zijn bek wagenwijd opengesperd en daar een gekookte aardappel in, zelf gepikt uit de pot, en volledig opgesmikkeld op een veilig plekje) rijst, brood (hij was zo vriendelijk de sneetjes netjes uit de broodzak te halen, zonder de zak te scheuren). En het eten van Jozefien natuurlijk. Hij kon drie keer in haar, maar toch overblufte hij haar, en na zijn eten te hebben binnengespeeld duwde hij haar gewoon opzij. Zij stond dan beduusd te kijken hoe hij haar eten verder opat. Het heeft een vol jaar geduurd voor ze besloot dat niet meer te pikken. Er was een vriendin op bezoek toen het gebeurde, en we zijn haast gestikt in de slappe lach: Hij komt op haar en haar etensbak af, duwt haar met zijn lijfje opzij en begint haar eten verder op te eten. Zij heft haar voorpoot en geeft hem één tik. Niet eens echt hard, met ingetrokken klauwtjes. Hij springt verschrikt opzij, spurt door het kattenluik naar buiten en begint daar gedurende 20 minuten een huilscene op te voeren. Met veel gevoel voor drama, en met veel gekijk naar mij, want ik moest volgens hem te hulp schieten om hem te troosten, terwijl ik het niet meer dan zijn verdiende loon vond, en vooral Jozefien heel erg heb geprezen om haar flinke handelwijze.
Ach, Mauke, het was soms een dramaqueen, maar zo een lieverd. Ik kan de uren niet tellen dat hij bij mij op schoot heeft gelegen, de neusjes die hij gaf.
En ik blijf het een mirakel vinden dat hij uiteindelijk de ordehandhaver van de katten in de buurt werd. Sinds hij er niet meer is, wordt er hier veel meer gevochten onder het kattenvolkje, ze vinden blijkbaar geen nieuwe leider. Maurits had meestal geen fysiek gevecht nodig, hij kon met één blik een andere kater tot de orde roepen. Er waren ook mensen die vonden dat hij heel dreigend kon kijken. Ik vond dat grappig, want zo keek hij nooit naar mij.
En plots kwam het einde. De vorige dag had de dierenarts nog gezegd dat het helemaal niet ernstig was. Maar toe ik hem de volgende morgen naar adem zag snakken kwam er een longfoto aan te pas, en een echo. Zijn longen bleken vol tumoren te zitten, hij had nog een petieterig stukje long, aan één kant, dat functioneerde. Het is een mirakel hoe hij dat zo lang verborgen heeft kunnen houden. En hoe hij bleef blinken, geen gram gewicht verloor, smakelijk at. Er was niks meer aan te doen, er was groot gevaar op stikken, en dat doe je niemand aan. Dus plots, van de ene dag op de andere, zonder aankondiging, was het exit Maurits. Definitief deze keer. Zoekacties hadden nu geen zin meer.
Niet weten waar je salontijger uithangt
is best een ingrijpende ervaring. En het allervervelendst is nog dat er geen
goede handleiding bestaat voor deze situatie. Het is een beetje aanmodderen.
Waar blijft die centrale website waarop je vermiste katten en honden kan
opgeven? Een website die landelijk, zij het opgedeeld in regios, kan gebruikt
worden door dierenartsen, asielen en particulieren. Dat zou toch een haalbare
kaart moeten zijn. Maar voor het zover is moet een baasje dat zijn trouwe
viervoetige vriendje mist het zelf rooien. Best lastig, dus ik poogde een
aantal nuttige tips op een rijtje te zetten, aan de hand van eigen ervaringen.
Als u op dit moment een poes kwijt bent, wens ik u alvast veel sterkte en help
ik u hopen op een vreugdevolle reünie.
Maurits, mijn zwarte kater, is zoek
geweest van donderdag 8 tot zaterdag 17 maart 2012. Snelheid is altijd een grote troef, dus op
vrijdag 9 maart heb ik in de directe omgeving flyersin elke brievenbus gestoken. Zaterdag ben ik gaan aanbellen bij elk huis dat op vrijdag
een flyer in de bus had gehad. Het
persoonlijk contact versterkt de flyer, je kan de informatie mondeling
uitbreiden, en als binnenkomer kan je naar de flyer verwijzen waardoor het
direct duidelijk wordt waarvoor je aanbelt. De deur gaat vanzelf verder open
zodra men begrijpt dat je niks komt verkopen.
Er bestaan verschillende meningen over
wat er al dan niet niet op zon flyer moet staan. Ik ga er van uit dat veel
mensen niet echt grondig lezen, dus ik liet het bij een foto, de naam van het dier, mijn adres en gsm nummer, en de vraag om in
garage, kelder, tuinhuis te kijken. Tijdens mijn huis aan huis ronde kon ik altijd
nog dingen verder toelichten. Een bepaalde dierenorganisatie vond mijn flyer
slecht, omdat er niet op stond of mijn kater gecastreerd was. Maar de doorsnee
buurtbewoner heeft daar volgens mij geen boodschap aan. Een buurvrouw die mij
belde omdat ze een zwarte kat had gezien, wist bijvoorbeeld niet eens of die
kat al dan niet een halsbandje droeg.
Laat je in
elk geval niet van de wijs brengen door dergelijke commentaren, maak een keuze,
zorg dat je informatie duidelijk is, en dat je een telefoonnummer of adres
opgeeft.
Leg ook
wat flyers bij de bakker, de snackbar, het buurtcentrum, de kapper en elke
andere plek in de buurt waar wel eens iemand over de vloer komt. Hang de
informatie voor je raam, op je auto, bij je dierenarts, in de dierenspeciaalzaak
enz.
Bij de
aanbelronde heb je de mogelijkheid om uit te wijden. Over specifieke kenmerken
van je dier, maar vooral over het algemene verloren-katten-gedrag. Een kat
op de dool gaat in overlevingsmodus. Het is mogelijk dat een buurman zijn
garage doorzoekt en zweert dat er geen kat zit, terwijl ze er wel degelijk is.
Maar behalve aan zijn eigen vertrouwde mens laat zon gestresseerd
poezencreatuur zich niet zien.
Daarom heb ik verzocht of mensen wilden nadenken of de afgelopen dagen,
bij de eerste lenteachtige warmte, een raam of deur een tijdje had opengestaan.
Een kelderdeur, een deur van een tuinhuisje, een raam in de gang dat s winters
dicht blijft, dat soort dingen. Indien
ze zich dat herinnerden, vroeg ik of ze die deur of dat raam terug even wilden
openzetten, maar zonder er bij te blijven, zodat het gestresseerde beest de kans
zou krijgen ongezien weer te ontsnappen.
Ik woon in een stad, in een rijtjeshuis. Als mens heb je geen toegang tot
de buurtuinen, tenzij door de huizen heen. Zeer weinig mensen waren geneigd mij
inderdaad door hun huis hun tuin in te laten. In huizen waar ook honden of
katten woonden mocht het meestal wel.
In het huizenblok dat gevormd wordt
door de straat waarin ik woon, een parallelstraat en twee straten die daar
loodrecht op staan en dus een bijna perfecte rechthoek vormen, bevinden zich
een aantal parkeergarages. Dat zijn
geweldige schuilplaatsen voor verloren gelopen katten. Dus op zondag besloot ik
elk van die garages grondig te doorzoeken. Aangezien ik niet van iedere garage
de eigenaar of uitbater kende, heb ik bij de meeste van die garages gewacht tot
iemand zijn auto kwam halen of terugzetten, en gevraagd of ik binnen mocht,
verwijzend naar de flyer en de huis-aan-huis ronde. Dat maakte dat er geen
argwaan was, de hele buurt wist inmiddels dat ik op zoek was naar mijn vermiste
kater. Ik wachtte telkens tot de auto eigenaars waren vertrokken, en het een
tijdje rustig was, vooraleer ik Maurits begon te roepen.
Diezelfde zondag had ik ook een
vriendin met hond ter hulp geroepen,
maar dat was geen onverdeeld succes. De hond heeft heel erg genoten van het
uitje, maar snapte niet waarom ik die lap onder haar snoet hield, en elk spoor
dat ze vond eindigde bij een autoband of een parkeermeter. Niet elke hond kan dus
spoorzoeken. Maar het valt te proberen, en met een iets beter speurende hond
kan het tot goede resultaten leiden.
Hoe dan ook, we kregen wel veel
aandacht door madame de Mechelse Herder, en ik kon nog meer buurtbewoners
vertellen dat Maurits, een zwarte kater, zoek was.
Het leek mij bijzonder belangrijk dat Maurits
wist dat ik het niet opgaf, dus ik ben de ganse tijd om de paar uur, ook
s nachts, uit mijn raam op de eerste verdieping zijn naam blijven roepen.
Aangezien de zintuigen van onze salontijgertjes zoveel secuurder zijn afgesteld
dan de onze, hoopte ik dat hij mij zou horen. Aangezien het s nachts beduidend
stiller is, ging ik ervanuit dat de kans dat hij mij, of ik hem, zou horen dan
het grootst was.
Ik heb hem op enkele websites gezet, met foto, en alle dierenasiels en dierenartsen in de ruime omgeving verwittigd.
Een hele goeie tip die ik kreeg, vooral
als je in een stad woont, waar je zelf niet in tuinen kan en ook niet altijd
zicht hebt op hoe het er achter die hoge gevels allemaal uitziet: google
earth of birdeye.com. Via deze websites kan je uitpluizen of je kat zich toegang
kan hebben verschaft tot deze of gene plek. Ik ben daar vooral op zoek gegaan
naar locaties waar een kat eventueel wel in kan sukkelen, maar niet meer zonder
hulp uit geraakt. Af een hoge muur springen kan lukken, maar daar terug
opklimmen als er echt nergens houvast is, lukt waarschijnlijk niet. Door een bouwvallig
dak van een loods vallen, ok, maar zes meter naar boven klauteren om daar weer
uit te raken is andere koek.
Zoek
overal, ook waar het onwaarschijnlijk lijkt.
Maurits had woensdagavond 7 maart nog
thuis gedineerd en keek daarna samen met mij TV. Of verplichtte mij om veel
te bewegen tijdens het TV kijken, doordat ik langs zijn staart of tussen zijn
oren toch genoeg beeld probeerde te zien. De nacht van woensdag op donderdag,
het tijdstip van zijn verdwijning, is mijn voordeur niet open geweest. Hij kon
dus in principe alleen aan de veilige kant van de huizen in het huizenblok
zijn. In een tuin(huis), garage of kelder. Tenzij hij een huis of garage zou
zijn binnengeraakt langs de achterzijde, en er aan de straatzijde is
uitgeraakt. Dat leek mij erg onwaarschijnlijk en ik heb aanvankelijk vooral in
het huizenblok gezocht.
Maar op dag 10 van zijn verdwijning
besloot ik om de zoektocht uit te
breiden. Mocht een dergelijke situatie zich nogmaals voordoen, dan zou ik
niet tot dag tien wachten. Eigenlijk was dat een fout. Mogelijk had ik hem
enkele dagen eerder kunnen vinden. Maar goed, op dag 10 begon ik flyers te
bussen in de straten in de verdere omgeving. En af en toe riep ik zijn naam.
(Ja, ik werd af en toe vreemd bekeken, maar rare blikken waren op dat moment
niet echt mijn bekommernis).
Ik vond Maurits doordat hij antwoordde
op mijn roep. Gek hoe je die ene miauw onmiddellijk, met absolute zekerheid
herkent. Ik hoopte dat hij nogmaals zou reageren, zodat ik hem kon lokaliseren.
Zijn eerste miauw verraste mij zo dat ik geen idee had waar die vandaan was
gekomen. Hij stelde me niet teleur: hij antwoordde nogmaals, zodat ik wist dat
ik moest oversteken, en toen zag ik hem. In een kelder.
Maar daarmee was het niet opgelost.
Hoewel hij mij herkende, en antwoordde telkens ik zijn naam riep, was hij niet
van plan het me gemakkelijk te maken. Toen ik had aangebeld en uitgelegd dat
mijn kater in de kelder zat, mocht ik mee. De man des huizes ging me voor de
keldertrap af, de kelder in: fatale fout. Maurits vluchtte het keldergat uit en
de straat over. Slecht nieuws voor het hart van een poezenmoeder. Maar ik
hoorde geen gierende remmen of andere verontrustende geluiden.
De vriendelijke man die me zijn huis
binnen en zijn kelder in had gelaten, kon me nauwelijks bijhouden terwijl ik
terug de trap opstormde, zijn gang door, en buiten verwoede pogingen ondernam
om mijn katermanneke terug te vinden.
Dat lukte: Maurits had zich
geïnstalleerd op de parking van een metaaldraaierij die er op zaterdagnamiddag
verlaten bijlag. Het gebouw staat ongeveer 25m van de straat af, het plein is
op niet-werktijden leeg, maar wel omheind met een hek van twee en halve meter
hoog met puntige pieken op. Erover klimmen was geen optie. De metalen omheining
was bovendien voorzien van een alarm. Dat alarm laten afgaan zou de zekere
vlucht van mijn poezenman betekenen.
Aangezien de boel verlaten was
reageerde er niemand toen ik op de bel drukte, en de vaste telefoon, waarvan
het nummer onder de bel stond te blinken, werd evenmin opgenomen. Ik belde een
vriendin, en droeg haar op het bedrijf te googelen en een gsm-nummer te zoeken.
Tevergeefs.
Wachten dus. En hopen dat Maurits zich
van tussen de paletten onder het afdak van het gebouw tot aan het hek zou
durven begeven. Dat werd echter bemoeilijkt door elke passerende auto, elke
voetganger die vroeg: wat zijn jullie aan het doen?. Toen mijn zwarte moedigaard al tot halverwege
het plein was gesukkeld riep een passant enthousiast oh, poes!. Tja, dat
leidde tot onmiddellijke terugtrekking onder het afdak tussen de paletten.
Nog erger: passanten die mee kwamen
roepen.
De vriendelijke man die me in zijn
kelder had gelaten, was de ganse tijd op de achtergrond aanwezig, en probeerde
voorbijgangers zachtjes aan te sporen verder te gaan. Hij sprak zelfs een
groepje zeer luidruchtige tieners aan, die aan de overkant van de straat
stonden, en verzocht hen wat rustiger te zijn vanwege de bange poes.
In de hoop het proces een beetje te
versnellen, besloot ik thuis zijn lievelingseten te gaan halen, terwijl de
lieve keldermeneer op post bleef. Zodat, ook als Maurits zich zou verplaatsen,
ik toch nog zou weten waar hij zat. Het beestje had zich nog niet verroerd toen
ik terugkeerde.
De truc met het eten leek te werken. Uiteindelijk
kwam hij steeds dichterbij, snuffelde, at een beetje, en liet zich door het hek
heen strelen, maar de stap tussen de spijlen van het hek door maakte hij niet.
Ik poogde hem zover te krijgen door het blikje eten langzaam op te schuiven,
maar mijn slimme jongen had het door. Toen het blikje kattenvoer zover stond
dat hij zijn hele hoofdje door de spijlen moest steken om te kunnen eten, stak
hij resoluut een poot onder het hek door, stak die poot in het blikje en trok
het met een ferme beweging terug naar zijn kant. Ik zat ondertussen op het
voetpad met mijn twee benen naast elkaar voor me uit gestrekt. Zo moet ik thuis
ook in de zetel zitten, zodat meneer zich comfortabel kan uitstrekken op mijn
benen. Ik hoopte dat deze manier van zitten hem naar me toe zou lokken zodat
hij zich op mijn schoot zou installeren. Dat heeft uiteindelijk, na een
onwaarschijnlijke hoop geduld, gewerkt.
Het heeft zelfs drie keer gewerkt.
Drie keer, inderdaad. Want toen hij op
schoot klom en ik hem in mijn armen nam, leek alles helemaal in orde. Maar toen
ik hem in de transportmand wilde steken, stribbelde hij zo furieus tegen dat ik
hem moest lossen, en hij spurtte 25m ver, naar het afdak, waar hij zich opnieuw
verschool tussen de paletten.
Een dik uur later had ik hem weer in
mijn armen, ik kuste hem, knuffelde hem, vertelde hem hoe blij ik was dat ik
hem gezond en wel had teruggevonden. Maar hetzelfde scenario herhaalde zich:
hij wilde niet in de transportmand. De kelderman hielp, maar zelfs met zn
tweeën konden we hem niet houden. Maurits ging te keer als een duivel in een
wijwatervat, en we moesten hem lossen.
Tegen die tijd was ik door en door koud
van het op de grond zitten. Ik was rond de middag op flyertocht vertrokken,
zonder jas, gekleed op de middagzon. Ondertussen liep het tegen zessen. De
temperatuur was flink gedaald, de kelderman ging naar huis om te eten, Mau zat
terug 25 meter van me vandaan tussen de paletten, onbereikbaar achter een veel
te hoog hek met pinnen, en ik was zwaar gefrustreerd.
Ik moest me even gaan opwarmen, en ik
moest mijn poezenmeisje Jozefien haar medicatie toedienen, dus ik riskeerde om
een halfuurtje weg te gaan. Toen ik, ingeduffeld als een poolreiziger, terug
kwam, klaar om desnoods de hele nacht bij dat hek tegen mijn katertje te
praten, stond hij bij het hek. Op de één of andere manier had hij die 25 meter
overbrugd. Misschien omdat het rustiger was op straat, misschien omdat hij het
maar niks vond dat ik was weggegaan, wie zal het zeggen. Het leek in elk geval
alsof hij me stond op te wachten. Ik praatte tegen hem, hij antwoordde, en
toonde mij het katteneten dat daar stond voor zwerfpoezen. Hij was zo slim
geweest zich ergens te installeren waar hij eten en drinken had. Ik vermoed dat
hij al enkele dagen pendelde tussen de kelder (tijdens de kantooruren, wanneer
het metaalbedrijf open en de parking vol bedrijvigheid is) en de parking, waar
een afdak, stapels paletten om tussen te schuilen en eten voor handen zijn. Hij
heeft daar zeker geen 10 dagen gezeten, want de dame die de zwerfpoezen komt
eten geven kende hem niet. En het was haar ook nog maar enkele dagen opgevallen
dat er meer eten verdween.
Bovendien kon ik later vaststellen dat
zijn klauwen gerafeld en afgesleten waren, en dat zelfs de kussentjes onder
zijn pootjes er als een rasp uitzagen. Hij moet dus aanvankelijk ergens hebben
vastgezeten, waar hij alleen maar mits aanhoudende pogingen en veel terugglijden
is uitgeraakt. Waarna hij het noorden kwijt was en zich ergens installeerde
waar hij kon overleven.
Dat is ook de taak van een verloren poes:
overleven. Het is de taak van zijn mens om op zoek te gaan.
Ik ben mij ervan bewust dat zijn mens
wat vreemd klinkt, maar in het geval van poezen kan ik ook niet over baasje
of eigenaar spreken. Wie samenleeft met een of meerdere poezen begrijpt vast
wel wat ik bedoel. Een hond aanvaardt jou zonder meer als hoofd van zijn
roedel. Een poes aanvaardt eventueel een portie tonijn uit de Atlantische
oceaan als ze daar op dat moment zin in heeft.
Toen ik dus ingeduffeld terugkwam,
klaar om deze keer vol te houden tot k mét poes naar huis kon, zette ik mij weer
op de grond. Ik probeerde rustig blijven, diep te ademen en hem door
geruststellend gepraat te lokken. Hij
kwam weer. Hij lag zalig in mijn armen, maar één blik van mij naar de
transportmand en hij begon alweer te wriemelen. De meneer van de kelder kwam
aanlopen om te helpen, maar ik wilde geen derde keer riskeren terug naar af te
gaan. Dus ik vroeg de man of hij mijn transportbak even mee naar zijn huis
wilde nemen, waar ik hem later terug zou ophalen. En tegen alle geldende adviezen over kattentransport in heb ik Maurits
in mijn armen naar huis gedragen. Bij momenten kneep ik hem haast fijn, want
elke auto, bromfiets of haastige voorbijganger deden hem schrikken, en ik wilde
hem echt niet nog een keer uit mijn handen laten ontsnappen. Ik bleef hem
geruststellen, en raakte tot voor mijn deur, die ik niet zelf kon opendoen.
Weggelopen poezen zijn echt één grote stressbundel, en met één arm zou ik hem
nooit kunnen houden. Dus wachtte ik op voetgangers. Ik vroeg een passerende
juffrouw om de huissleutel uit mijn jaszak te nemen en mijn voordeur open te
doen. In een stad kijken mensen je raar aan als je zoiets vraagt. Ik legde dus uit
dat ik Maurits pas had teruggevonden na een zoektocht van tien dagen, en niet
wilde riskeren hem weer kwijt te raken. Daarop werd mijn verzoek, zij het
schoorvoetend, ingewilligd.
De stap over de drempel maakte van een
stijf van de stress staande kater een compleet relaxte lappenpop. Hij snuffelde
wat rond, krabde aan de krabpaal en liep de tuin in. Dat was mijn paniekmoment:
in gedachten zag ik hem weer de tuinmuur over gaan en dagen zoek raken. Maar
hij wilde blijkbaar alleen maar even kijken of er niet te veel was veranderd
tijdens zijn afwezigheid.
Honger had hij niet geleden, toch zeker
de laatste dagen niet, dus de rest van de zaterdagavond lag hij super tevreden
te spinnen. En ik spinde even tevreden mee.
Er zijn cynici die zeggen dat je op
flyers een beloning moet uitloven, omdat mensen anders niet zullen helpen. Ik
heb gemerkt dat er enorm veel hulp kwam, zonder dat ik iets beloofd had. Maar
ik vond het fijn om achteraf te laten merken dat de hulp gewaardeerd werd. En
ik wilde ook laten weten dat de verloren zoon veilig was thuisgekomen. Dus
bracht ik iedereen die geholpen had, hetzij door te melden dat ze een zwarte
kat hadden gezien, hetzij door ongevraagd de info aan hun raam te hangen, door
mij in hun tuin te laten of mij extra zoektips te bezorgen, een mini doosje pralines.
Diegenen waarvan ik wist dat ze katten of honden hadden, kregen per dier het
gepaste snoepje met een rode strik rond. Zo wist iedereen die op de een of
andere manier had bijgedragen ook dat het verhaal een goede afloop kende.
1. Onder mijn terrastafel ligt een tapijtje. Een zwart tapijtje met witte
randjes.
2. Donna Elvira in de vaatwasser. En t was niet eventjes, ze heeft heel
dat ding uitvoerig geëxploreerd, het was een schitterend zicht. En voorlopig
kunnen de scharnieren haar gewicht nog aan.
Ik hoop dat ze het afleert, of anders niet te zwaar wordt.
3. Elvira in het mandje in de veranda. Het pakte mij ook wel, omdat daar
Jozefientje lag, op de laatste morgen dat ze hier was. Maar de gemiste foto ging
over hoé ze daar lag, het was een yoga-torsie oefening of zoiets, haar hoofdje
en voorpootjes in één richting, en achter haar schoudertjes draaide alles 180°
en ging het verder met buik naar boven en achterpoten in de lucht.
Dat heeft ze wel, Elviertje, iets met rare houdingen. Poep op de
vensterbank, voorpoten op mij, of ondersteboven hangend, kopje naar beneden,
poep op mijn schouder. Poezen zijn nu wel soepel, maar zij heeft blijkbaar nog
wat extra souplesse meegekregen. Ze kijkt ook dikwijls ondersteboven in mijn
ogen.
Voorlopig houd ik haar nog even weg uit de gang, omdat dat de enige plek is
waar ze plaste. Ik wil de goede gewoonten goed laten inslijten alvorens haar
daar weer toe te laten. Dus als we van boven naar beneden gaan, of andersom, dan
draag ik haar. Daar heeft ze geen problemen mee, pakken, strelen, schootzitten
(-liggen, hangen) zoveel je maar wil.
Vanmorgen, na het eten, wilde ik haar apart in de living zitten, maar SW
wilde per sé bij haar blijven. Hij lag op de onderste plank van de kattentoren,
op de grond dus eigenlijk, en zij was aanvankelijk aan het grommen, recht
tegenover hem op de grond onder een stoel. Hij lag daar maar, deed niks, bleef
gewoon liggen, en wilde dat nog eventjes blijven doen. Ik heb dat toegelaten, en
heb met gespitste oren de vaatwasser verder leeg geladen. Niks meer gehoord,
geen gegrom, noppes nada. Toen ik op het toilet zat (natuurlijk dan, wanneer
anders) riep SW, niet dringend, zacht en liefjes, t was hem genoeg, of hij er
uit mocht. Dus ik ben de deur voor hem gaan opendoen, en dat was het. De ganse
dag (behalve toen ik naar de yogales was) heeft ze vrij kunnen rondlopen in
living, keuken en veranda, en SW passeerde regelmatig, binnen en buiten. Hij
verdient echt een standbeeld, hij doet het zo goed, speelt met mij, fleert een
beetje, legt zich dan ergens neer, bekijkt haar amper, houdt genoeg afstand. Ik
was hem dus in gedachten volop aan t bejubelen, toen het er toch eens van moest
komen: hij kwam van buiten gespurt en tikte op haar poep, zij natuurlijk
grommend de living in, maar omdat ik geen gekrijs hoorde heb ik hen even laten
betijen. SW kwam vrij snel terug, en dan heb ik nog eventjes gewacht. Toen ging
ik kijken hoe het met de dame gesteld, was: ze lag op de vensterbank, niet in
paniek, niet ongerust of zwaar ademend, gewoon, op de vensterbank, en een
streeltje was genoeg om te beginnen spinnen.
Ik begin te denken dat ze eigenlijk gewoon een beetje veel noten op haar
zang heeft.
Op een bepaald moment lag ze in de veranda op een dweil (katten en dweilen,
nog zon rare combinatie die schijnt te werken) en SW wilde door het luikje
binnenkomen. Ze lag erg dicht bij dat luikje (maar toont voorlopig geen
interesse om daar door te gaan, gelukkig) en dus vond ze dat hij maar niet moest
komen, ze gromde en blies, en hij liet zich nog bijna doen ook, het manneke. Dus
ik ben hem dan beginnen roepen, en dan is hij er toch durven doorkomen, is
gelijk een gek langs haar gespurt om madame toch maar niet te storen, om dan bij
mij een beetje troost te zoeken. t Was op dat moment dat ik begon te denken dat
ze streken had.
Het is dag vijf, ze beweegt zich vrij en nieuwsgierig, ze eet goed, doet
haar behoeften nu toch al enkele dagen netjes in de kattenbak, en de twee hebben
mekaar vandaag echt veel gezien, zijn vaak samen in één ruimte geweest, of
konden elkaar zien omdat de deur openstond, en er is maar op drie korte momenten
gegrom geweest. SW pakt het erg goed aan, en voor een mens is Donna Evira echt
een droomkat, je mag haar pakken, strelen, kietelen, met haar spelen, ze is blij
als je thuiskomt, trappelt, spint, vlijt zich tegen je aan, likt je handen,
armen, neus (zoo schattig), ligt bij je in de zetel als je TV kijkt, is zeer
voorzichtig met haar klauwtjes, ik zou niet weten wat je als mens nog van een
kat zou willen. Maar voor SW zou ze nog net een beetje beter gezelschap
kunnenzijn. Ik hoop dat dat er in zit, en blijf haar vertellen dat ze veilig is,
en dat SW super lief is.
Momenteel ligt ze uitgeteld in de transportmand, die ik hier nog maar even
laat staan. Ik heb er nu wel een natte handdoek overgehangen, want het is hier
momenteel wel erg heet.
En oh ja, ze lag gisterenavond wel degelijk op het bed op me te wachten. En SW heeft
zich ook de voorbije nacht weer voorbeeldig gedragen. Toch heb ik met hem te
doen, het kost hem moeite, en hij kijkt soms zo verschrikt naar mij, alsof hij
een standje verwacht. Hij denkt precies altijd dat hij iets misdoet, terwijl zij
gewoon aangeeft wanneer het voor haar te dicht of te overweldigend is, maar hij
doet eigenlijk niks mis he. Ik hoop voor hem dat het snel in de goede richting
evolueert.
Ik hoop ook dat hij zich niet buitengesloten voelt, ik pak hem af en toe
op, maar hij blijft amper 5 seconden zitten he. Dus geef ik hem maar vaak wat
aaitjes, en een extra lekkertje, en bemoedigende woordjes.
We maken vooruitgang, en vooral SW verdient veel lof. s Nachts kan hij
gerust afkomen, maar hij doet dat niet. Toen ik opstond vond ik hem in het
bureau, in zijn poezenmandje op de massagetafel. Hij komt haar niet ambeteren in
de slaapkamer, al zou hij dat kunnen. Hij houdt voor het grootste deel van de
tijd afstand, ik speel met hem terwijl zij toekijkt, en dan is er geen gegrom.
Ook het eten heb ik nu veranderd: zij op het aanrecht, hij op de grond, maar
vrij dicht bij elkaar, en er wordt gegeten, en niet geblazen of gegromd. Naderhand, als de bakjes leeg zijn, wordt het even spannend, maar dan grijp ik
in en zet ik haar weer apart. Ik had vandaag ook de indruk dat het gegrom en
geblaas al wat zachter was. Tot vanavond in de living, maar dat was dan ook een
close encounter, en daar kwam zelfs wat over en weer getik bij, en dan klinkt
het angstaanjagend, dus heb ik haar maar weer opgepakt. Als zij dan bij mij zit,
en SW van miserie maar weer op wandel trekt (hij vraagt dan echt om de deur open
te doen, zodat hij weg kan), is het zeer snel over, en spint ze gelukzalig.
Ondertussen heeft ze de kattenbakken alle twee al gebruikt, ze heeft dus
inderdaad geen probleem met het klepje, en is telkens zeer lang in de weer met
schrapen en graven. Geen geplas meer in de gang, heb ondertussen gepoetst met
detol en met azijn.
Wat mij nog opvalt: buiten grommen, blazen en spinnen heb ik haar nog geen
geluid horen maken. Geen enkel miauwtje, groot of klein.
Ik vind het zeer slim van SW, of hij is het echt wat beu, dat kan ook, maar
hij focust op mij, in de keuken vraag hij eten, en doet alsof hij haar niet ziet
zitten op het aanrecht, en als hij binnenkomt in een ruimte waar ik met haar
ben, speelt hij met mij, en negeert haar. Dat was mijn idee, hen zoveel mogelijk
mekaar laten zien (in dit geval zorgen dat zijn hem ziet) op een manier die haar
doet inzien dat er geen gevaar is. Het zal nog wel even duren, maar na een tip heb ik eens gecheckt bij kattenkenner Jackson Galaxy, en hij
vindt 15 sec samen en niet blazen al een succes, wij kunnen al over minuten
spreken, dus het zal wel in orde komen zeker.
Ik ben al blij dat ze ondertussen goed eet, ze weet zowel boven als beneden
de brokjes te vinden, ze speelt, ze is nieuwsgierig, ze verkent, dat stelt me
gerust. En SW is meestal genoeg onder de indruk van haar gedoe om terug te
keren, het komt zeer zelden (vandaag dus 1 keer) tot een beetje boxen. Ik weet
niet of ze elkaar echt pijn zouden doen (vooral hij haar dan, want ze kan drie
keer in hem) maar dat wacht ik uiteraard niet af. Hij is nu eenmaal een beetje
woest, dus zelfs al zou hij het niet zo bedoelen, hij zou haar toch pijn kunnen
doen als ik het laat duren, en dan gaat ze hem zeker met gevaar
associëren.
Toen ze zich hier net midden in t bureau lag te wassen, vond ik
dat ook een hele stap vooruit, ze kruipt niet meer voortdurend in hoekjes, maar
durft zich languit midden op de vloer te leggen.
En nu ga ik eens uitzoeken of ze al, zoals gisteren, op het bed op mij ligt
te wachten.
Awel, ik ben opgelucht. Ik heb niet goed geslapen, en toch ben ik enorm
opgelucht. Na haar drie dagen te hebben zien liggen als een oude dame, gisteren
11 uur aan een stuk in een transportmand, begon ik mij echt af te vragen of dat
wel normaal was voor een jong poesje. Vannacht heeft ze dat helemaal goed
gemaakt, ze heeft gespeeld, mijn armen aangevallen, over mij heen gelopen, op de
grondlopen spelen met iets dat rolde en daarbij veel lawaai maakte, ze is mij
komen aflikken, met mijn haar komen spelen, ze heeft alle hoeken van de
slaapkamer verkend, enfin, ze lééft. Ze heeft -hoera hoera- de kattebak boven
gebruikt, en er een fameuze drol in gedraaid. Were in business!!!
Momenteel is ze alle draden van de pc aan het belagen, ze heeft de
muisdraad al gehad, en het koptelefoontje, nu zit ze achteraan, waar véél draden
zijn. Zucht. Vannacht heeft ze in de slaapkamer ook de elektriciteitsdraden
ontdekt.
Ze vertoont nu dus normaal kittengedrag, en dat is een pak van mijn
hart.
SW heeft haar de ganse nacht alleen gelaten, terwijl hij wel kon komen als
hij wilde. Dat heeft hij pas vanmorgen gedaan, met weer een hele hoop geblaas en
gegrom van harentwege. Hij is daar zo beduusd van, ik heb best wel met hem te
doen. Hij kijkt dan naar mij met zon help mij dan toch- blik . Ik zou wel
willen, maar weet niet hoe. Ik geef hem veel aandacht en streeltjes en vertel
hem hoe mooi stralend en zuiver zijn liefdevolle hart is, maar meer dan dat kan
ik niet doen, we zullen moeten wachten tot Donna Elvira eraan toe is.
Maar ze is nu al kitten, en gebruikt, toch voor kaka, de kattebak.
De naam is daarstraks gekomen: Elvira. Donna Elvira, of Jonkvrouw Elvira om
in evenwicht te blijven met de Sir, maar roepnaam Elvira. Toen ze mij beschreven werd floepte de naam Truusje door mijn hoofd,
maar toen ik haar zag, klopte dat niet, en zeker niet toen ik dat vuur in haar
ogen opmerkte en haar reactie op SW hoorde en zag.
Elvira klinkt goed, heeft iets stevigs, heeft
vuur in zich, heeft ook vier in zich en zij is mijn vierde poes. Ik vind het goed bij haar
passen.
En we maken vooruitgang, ze zijn nu alle twee in t
bureautje met mij, zij voor mij op tafel, hij ligt zich op de grond te wassen.
Er wordt niet gegromd, ze ligt zelfs heel ontspannen.
Hij wordt het af en toe beu en gaat dan op
wandel, en dat geeft haar tijd om te kalmeren, met mij een band op te bouwen, en
te laten zien dat ze echt een kitten is, nieuwsgierig, soms wat onhandig (die
houdingen, dingen waar ze op wil zitten waarvan je tevoren weet dat het haar niet gaat
houden of gaat omvallen, dat speelse, ....) En het was nog maar dag twee, dus
het komt wel, maar ik vind het vooral ook voor SW zo erg, die beproeving, dat
manneke moet zijn geduld maar oefenen terwijl hij gewoon zo graag een
poezenvriendje wil. Heb daarnet kaarsjes gebrand en wierook, om vrede en
harmonie in huis te vragen, negativiteit te verjagen, hulp en bescherming te
vragen. Ze vond het geweldig, lichtjes en rook. SW kijkt daar
ondertussen niet meer van op, eigenlijk heeft hij dat nooit gedaan.
Ik blijf haar vertellen dat ze veilig is, dat ze verder kan, dat ze eventuele slechte ervaringen achter zich kan laten.
Je kan het verleden echt achter je laten
en terug durven, voor haar is dat een andere kat vertrouwen, voor mij een man. Want het
hangt altijd samen he, zoals ik in Jozefien en Maurits dingen van en over mezelf
zag en leerde, zo is het met deze twee ook.
Ondertussen blijf ik het jammer vinden voor SW, hij wil zooo graag, en nu komt er eentje bij ons
wonen, is het toch weer een grol-mie zeker.
Het schijnt dat alles altijd in orde komt, met tijd en
boterhammen......
En ik weet dat 1 dag (het zal nu ongeveer 24 uur zijn) niet lang is. Niet
lang genoeg. Maar het is vermoeiend. Waarschijnlijk ook omdat ik vannacht niet
echt lang en niet echt aan één stuk door geslapen heb.
Ik had een naam in gedachten voor het kleine poezenmeisje, maar na haar in
actie gezien te hebben past die niet. Ze is niet alleen maar klein, ze is bij
wijlen angstaanjagend.....Mocht ik haar gegrom horen in een donker bos, ik zou
er zeker van zijn dat een sabeltijger het op mij gemunt heeft. Ze produceert
gegrom waar je ruggegraat koud van wordt. En bij de overgang van grom naar blaas
zit er nog een knor tussen waar een everzwijn jaloers op mag zijn.
Zij is zowat het complete tegengestelde van SW: voor haar representeert een
mens veiligheid, en een kat gevaar. Voor Sir William lag (en ligt dat voor een
deel nog) precies andersom. Voor hem is elke kat een potentieel vriendje, en hij
doet er dan ook alles aan om dat te laten gebeuren. Ik ben super trots op hem,
hij haalt al zijn charmes boven, probeert geduldig te zijn en stapsgewijs te
gaan, en neemt af en toe een pauze, waarschijnlijk ook om zelf even stoom af te
blazen. Ik heb met hem te doen, het manneke, hij wil gewoon een vriendje, waarom
snapt toch niemand dat hij helemaal geen kwaad in de zin heeft. Het is zon
lieverd. Maar ook wel woest soms, dat heb ik vannacht twee keer gevoeld.
Het meisje heeft zich gisteren, zondag, de dag van haar aankomst hier, de
ganse tijd in mijn buurt opgehouden, ze had dat nodig, dus ik heb haar ook
regelmatig opgepakt. Af en toe wilde ze gewoon op mijn schouder zitten, als ik
aan mijn bureau zat, lag zij daarop, of half op mij half op het bureau, in
allerlei onvoorstelbare houdingen waarvan sommige mij hoegenaamd niet
comfortabel leken. Ze reageerde totaal niet op wat op het computerscherm
gebeurde, of op de bewegingen die ik met de muis maakte. Dat was allemaal
helemaal ok. Het enige waar ze op reageert, met veel lawaai, is Sir
William.
Het leek nochtans vredig te beginnen, ik liep naar boven, zij volgde, en na
een tijdje kwam, heel voorzichtig, SW de trap op. Hij naderde echt voorzichtig,
zij was ook wel een beetje nieuwsgierig, maar wilde toch vooral niet te snel
gaan, en daar moet het ergens misgelopen zijn, in dat naderen en terugtrekken
moet hij toch een onverwachte beweging hebben gemaakt, of net iets te snel te
dicht gekomen, in elk geval, terwijl ik zat te kijken, en het er zo gemoedelijk
aan toe leek te gaan dat ik zelfs wat fotos heb getrokken, barstte plots de hel
los. In een halve seconde waren ze krijsend de trap afgedonderd, en hoorde ik
beneden een onwaarschijnlijk spektakel. Zelf deed ik iets meer dan een halve
seconde over het naar beneden lopen, en vond twee katten die totaal overstuur
waren, je weet wel, haren recht, staart dubbel zo dik. Gelukkig kan ik SW heel
makkelijk afleiden, en toen heb ik het grommende meisje maar opgepakt, en de
rest van de dag is ze niet van mijn zijde geweken.
Hoe het s nachts moest, dat was mij niet geheel duidelijk. Het simpelste
was SW buiten zetten. Enfin, in de keuken, dan kon hij binnen en buiten naar
eigen goeddunken. Maar hij was zooo zielig toen ik hem in de keuken zette, hij
stond zulke huilerige piepgeluidjes te maken aan de keukendeur dat ik dat echt
niet over mijn hart kon krijgen.
Verder baarde het me ook zorgen dat het meisje nog niet had willen eten.
Maar om 1:30 ongeveer heeft ze dan toch haar kommetje tonijn leeggegeten. Ik
moest wel de ganse tijd op mijn hurken naast haar zitten, en SW op afstand
houden. Maar goed, ze had toch iets binnen, ik content. En toen heb ik haar op
bed gelegd, op een handdoek, naast mijn hoofdkussen. Ik ben zelf een beetje naar
het midden opgeschoven, en zo hebben we de nacht doorgebracht, ze heeft de ganse
tijd dichtbij gelegen, af en toe met een pootje vragend om wat meer contact of
gestreel. SW was geweldig. Hij liet ons hele pozen met rust, maar kwam dan
binnen met een speeltje tussen zijn pootjes, en liep gewoon rond het bed te
spelen. Wist dat hij niet naast haar moest willen liggen, dat ze dat niet
toeliet. Maar liet zich zien, en zei tegelijk: kijk hoe ongevaarlijk ik ben.
Slimme jongen.
Af en toe ging hij ook op het bed liggen (wat hij tot nog toe nog nooit had
gedaan) maar dan aan mijn voeten, ver genoeg van haar vandaan. Oh, het maakte
haar ongerust, ze was enorm op haar qui-vive, maar als hij zich gedeisd hield,
dan werd het getolereerd en konden we ook zo weer even wegdoezelen. Af en toe
werd het hem natuurlijk te machtig, en moest hij toch proberen dichter te komen.
Dan brak de hel weer even los, en bij die schermutselingen heb ik twee keer zijn
klauwtjes gevoeld. Dat is natuurlijk de miserie, zij slaat eerst met haar
pootje, hij slaat dan terug, maar hij is nu eenmaal beresterk. Gelukkig voor
haar was het niet erg gericht, en hij zet er niet eens echt kracht achter, maar
zelfs een klein tikje van SW kan aankomen, zeker voor zon klein meisje. (En
voor zon onbehaard mensenvel waar enkel een nachtpon over hangt).
Enfin, gezien haar strijdvaardigheid ga ik toch een naam moeten vinden die
haar meer eer doet dan diegene die eerst in mijn gedachten kwam.
Die arme Sir zal nog even geduld moeten hebben voor zijn jonkvrouwe het
zich verwaardigd hem aan haar zijde te dulden. Tot dan gaat het hier nog een
beetje spannend zijn. Ik hoop dat ik manieren vind om haar te bereiken, om haar
ervan te overtuigen dat ze hier veilig is. Want voor zover ik kan nagaan heeft
ze ook nog niet geplast of zich ontlast. Ik heb nergens iets gevonden, en wat ik
vanmorgen in de kattenbak beneden vond, leek mij alleen van SW te zijn. In de
kattenbak die ik boven had gezet, om het wat makkelijker te maken voor haar, lag
helemaal niks. En ze heeft ook nog niet gedronken, ook dat vind ik niet ok. Die
tonijn was nu wel wat nat, maar das toch niet echt wat het moet zijn. Enfin,
voorlopig zal er niks aan te doen zijn, ik heb haar al een paar keer voor haar
eten gezet vandaag, en ik heb al een kommetje met water onder haar neus
gehouden, maar ze vertikt het. En wees gerust, de dame, hoe klein ze ook mag
wezen, ze weet wat ze wil, en je kan haar zo maar niet op andere gedachten
brengen.