Druk oponderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek
Poezenstreken
Belevenissen van 2 katten en hun tweebenige dienaar
16-03-2015
Het eerste zonnetje
Wat een heerlijk weer, hoe goed voelt dat in elke cel van je
llichaam, dat zonnetje dat op je rug schijnt.
De poezels voelen het ook in elke cel van hun lijfjes, en ze worden er
helemaal zottekes van. En dat leidt tot hilarische taferelen. Wilde spurten van
het uiteinde van de tuin helemaal door tuin-veranda-keuken-living, en dan weer
in de andere richting. Want de deuren staan even open, en ik heb zelfs mijn
broodje gegeten op mijn terras, in het zonnetje.
Toen ik terug in de keuken stond om water te koken voor een
tas koffie, schoot ik nog bijna hardop in de lach van een uitschuiver van Sir
William, hij kwam zo woest aangestormd dat bij de overgang van veranda naar
terras zijn achterste uit de bocht vloog. Zijn achterpootjes schoven, zijn poep vloog opzij de lucht in
terwijl zijn voorpoten bleven galopperen.
Was dat al redelijk hilarisch, de rest van het tafereel mocht er ook
weer zijn. Hij spurtte haastig verder tot in het gras, draaide zich om en legde
zich, met wiebelend achterwerk en kronkelende staart op de loer, klaar om aan
te vallen. Kwam daar lustig aangewandeld, eens links kijkend en rechts
snuffelend, juffrouw Helena. Toen ze hem
daar zal liggen, klaar voor de aanval, ging ze helemaal mee in zijn spel, zette
zich op de vermolmde houten dorpel van de krakkemikkige veranda in dezelfde
houding, bijna liggend, wiebelend achterwerkje, kronkelend staartpuntje, het
was nog een kwestie van enkele seconden en dan zou de strijd in volle hevigheid
losbarsten.
Tot haar aandacht plots en volledig werd getrokken door
Tja, door wàt eigenlijk?
Ze vergat Sir William, vergat alle woeste aanvalsplannen en
ging totaal op in een losgekomen houtsplintertje (of een imaginaire muis) en ze
draaide, uithalend met haar voorpootjes, rondjes in het deurgat, gebiologeerd
door iets onooglijks dat haar aandacht volledig opslokte. Zij ging helemaal op in haar solospel, en
ondertussen lag Sir William beteuterd in het gras. Hij hief zijn kopje vragend, probeerde nog
haar aandacht weer te trekken, maar het mocht niet baten, de juffrouw was met
Zeer Belangrijke Zaken bezig die voor onbepaalde tijd haar Volledige en Onverdeelde
Aandacht opeisten.
Hij ligt nu onder de perzikboom, met één achterpoot recht
omhoog, ongegeneerd zijn achterste
onderdelen te likken, en zij, tja, haar zie ik momenteel niet vanuit mijn
raam. Gelukkig is het rustig, voor het
eerst sedert donderdag. Blijkbaar heeft iemand
iets ondernomen voor het Arme Krolse Poesje dat hier sedert vrijdag rondhing. Mijn hart is verschillende keren gebroken,
maar ik kon haar helaas niet lokken en dus ook niet troosten. Het is een klein
meisje, ze is vast nog geen jaar. Zwart-wit, maar uiteraard anders getekend dan
mijn aristocraat. En ze riep zich schor
op zoek naar een kater die nog al zijn onderdelen heeft. Helaas voor haar zijn die in dit huizenblok
niet aanwezig. Dat maakte haar leed natuurlijk alleen maar groter. Dag en
nacht liep ze te kermen, ik ben er een paar keer van wakkere geworden, en had
zo met haar te doen. Tegelijk vreesde ik ook dat iemand het op zijn zenuwen
zou krijgen en haar iets zou proberen
aan te doen, want haar gekrijs was echt hemeltergend. En ik vreesde daar bovenop nog dat iemand die
weinig van poezen kent per vergissing Sir William, ook een zwart-witte
katachtige, iets zou doen.
Ik hoop dus maar dat haar eigenaars het licht hebben gezien
en haar naar de dierenarts hebben gebracht voor sterilisatie, zodat ze vanaf
morgen rustig mee van het zonnetje kan genieten.
Objectieve bewijzen zijn er niet. Zijn titel werd vermoed op
basis van zijn mooie smoking, zijn hemd met witte bef, zijn witte sokjes, zijn
uit het vilt der verbeelding opgetrokken hoge hoed die altijd een tikje scheef staat. Eerlijkheidshalve moet worden toegegeven dat
zijn sokjes niet altijd hagelwit zijn. Maar ook een aristocraat is
onderhevig aan het stof op aardse wegen.
En zelfs het vilt der verbeelding is niet bestand tegen wat stof en een
streepje groen, vermoedelijk van een takje dat er tegenaan streek.
Ook de Ninja beschikt niet over authentieke Japanse
geloofsbrieven. Zij dankt haar predicaat
volledig aan haar bijzondere acties. Haar zwarte oogmaskertje en haar korte
zwarte capeje, dat het zwevende van haar elegante sprongen accentueert, zijn
eveneens gesponnen uit de draden der fantasie.
Voor mij zijn alle attributen echt, en ik geniet dagelijks
van de avonturen, grappen en grollen, krijgslisten, plaagacties en onmogelijke
acrobatische toeren van mijn bijzonder tweetal.
In gedachten schrijf ik elke dag over hen, want elke dag gebeuren er
vermeldenswaardige dingen. Helaas, of gelukkig, kom ik er niet altijd toe om
effectief de tijd te nemen mijn letters uit het stof der fantasie om te zetten
in getypte. (Hoe echt die letters zijn
zolang ze niet zijn afgeprint en effectief in zwarte inkt op wit papier staan,
is nog maar de vraag. Maar leesbaar zijn
ze wel, eens ik op de juiste toetsen heb getikt, in een welbepaalde volgorde.)
Over kerstbomen heb ik geschreven, in die verbeeldige
letters. Een bijna vallende kerstboom,
een gevallen kerstboom, een engeltje met een gebroken vleugel, de net op het
nippertje voorkomen diefstal van een gedeeltelijk losgeprutste slinger, die in
een zwart wit bekje werd weggedragen met bijna medeneming van alweer die
kerstboom, die een tijdje een behoorlijk actieve rol heeft gespeeld in onze
levens. Aangezien onze kerstboom 11 van
de 12 maanden mag slapen, lijkt het mij ook niet verschrikkelijk erg dat hij gedurende
een maand een iets actievere rol moet spelen dan de gemiddelde kerstboom. Hij zag er bijwijlen wat verfomfaaid uit
bijna zo verfomfaaid als Sir Williams hoge hoed- maar volgens mij was hij
eigenlijk best in zijn nopjes. Ninja
Helena kon tegen het einde van de
actieve kerstboommaand met één gerichte sprong een appeltje bij het lusje in
haar bek nemen, het af de boom trekken en landen met het zelf bemachtigde
object netjes in haar bek. Op dat moment
was het object ook nog heel. Maar zelf
bemachtigde objecten moeten getest worden, op de grond gelegd -al is leggen
misschien iets te voorzichtig uitgedrukt- en dan met een pootje aangetikt,
voortgestuwd, tegen de plint geketst. Ik
heb 8 rode appeltjes minder terug opgeborgen dan ik een maand eerder uit de
doos met kerstversierselen had opgediept. Eigenlijk valt dat aantal reuze mee,
want ik heb heel wat keren het net uit de boom geplukte appeltje redelijk snel
terug kunnen bemachtigen, en het intact of slechts zeer licht beschadigd terug
in de boom gehangen. De grootste beschadigingen
waren ook aan het zich actief neerleggen van de kerstboom te wijten, en niet
aan de plukacties.
Verder heb ik in mijn fantasieletters geschreven over de
onmogelijke plekken waarvan Ninja Helena zich lanceert om, elegant zwevend met
wapperende cape en haar ogen glinsterend achter dat zwarte ninja-maskertje, te
landen bovenop Sir William. Het is één
van haar geliefde hobbys, en het feit dat Sir Williams hoge hoed er altijd een
beetje verfomfaaid uitziet, is natuurlijk ook een beetje aan die hobby van haar
te wijten. Gelukkig heeft ze nog
poezelige voetjes, en is ze licht als een pluimpje. Als ze echter in haar ongetwijfeld onstuimige
puberjaren zou besluiten tot het dragen van zwarte hoge laarzen met
naaldhakken, om haar schitterende outfit te completeren, zou dat wel eens tot
pijnlijkere ontmoetingen kunnen leiden.
Voorlopig kan Sir William nog steeds veel verdragen, al heeft hij ook
wel elke dag nood aan een paar solo katerwandelingen, waarbij hij rustig en
ongestoord zijn ding kan doen.
Ninja Helena leert gestaag bij, en hoewel dat mij ook wel
met trots vervult, vrees ik toch de dag dat ze geen nonchalante blunders meer
zal begaan. Die maken het samenleven met
haar zo onwaarschijnlijk grappig. Ze
doet onmogelijke dingen, waarmee ik bedoel dat ze op een ondeelbaar ogenblik
verplaatsingen maak die met geen natuurkundige wetten te verklaren zijn, dat ze
hoger springt dan ik enige kat of kitten ooit zag springen, dat ze taken kan
verfijnen tot motorische hoogstandjes waarvan mijn mond openvalt. En dan doet
ze iets zo stoms dat ik moeite moet doen om niet hardop in lachen uit te
barsten.
Zo stond ze bijvoorbeeld onlangs op de leuning van een
keukenstoel. Die leuning is vrij smal,
en alle vier haar pootjes stonden in één rechte lijn achter elkaar op die
leuning. Zijzelf was perfect in balans, de stoel kantelde niet, ze voerde dat
onwaarschijnlijke evenwichtskunstje volledig beheerst uit. Vanuit die positie
begon ze met één voorpoot woest te spelen met een propje dat op de keukentafel
lag. Nog steeds bleven zij en de stoel
perfect in evenwicht. Vervolgens sprong
ze helemaal op de keukentafel, en ging volledig op in het spelen met dat
propje. Waarbij ze vergat dat ze zich op de tafel bevond, en op een bijzonder
klunzige manier op de grond belandde.
Ach, ik had natuurlijk ook kunnen schrijven: De Aristocraat
en het Kleine Meisje. Ze is klein, en
bij wijlen hartveroverend schattig. Zoals daarnet, toen ze op mijn benen kwam
liggen terwijl ik TV keek. En dan vooral dat ene korte moment waarop ze met haar
wondermooie hazelnootbruine oogjes in de mijne keek. Lang houdt ze dat natuurlijk niet vol, want
er moeten schatten gevonden worden, vliegende roze muizen gevangen, werelden
ontdekt. Maar ze deed het een tijdje
later nog een keer over. Uiteraard net op het moment dat ik de TV had uitgezet
en mij wilde prepareren om te gaan slapen.
Ik heb haar dan maar even vast gegrabbeld, nog steeds het probaatste
middel om haar spartelend op de vlucht te jagen.
Helena heeft dus besloten mij stilaan te vertrouwen. Andere tweevoeters daarentegen blijft ze
angstvallig uit de weg gaan. Als ik hier bezoekers heb laat ze zich niet zien.
Sir William twijfelt nog aan sommige tweevoeters, maar zijn nieuwsgierigheid
begint het te winnen, en hij laat zich door de meesten over zijn bol
aaien. Wie attent genoeg is om een
speeltje te pakken en hem uit te nodigen tot een spelletje krijgt altijd
gehoor. Hij blijft een speelvogel, en
zoals hij al spelend millimeter voor millimeter achter de zetel is uitgeraakt,
is hij ook bereid al spelend contact te maken met elke bezoeker.
Ik ben nog steeds verwonderd als ik zie hoe deze Sir
blijvend evolueert. Ik heb er dan ook alle vertrouwen in dat de kleine Helena
nog stapjes gaat zetten. Wat mij betreft
hoeft ze niet alle mensen te vertrouwen. Dat doet Sir William ook niet zomaar,
en ik zou alle katachtigen dezelfde voorzichtigheid aanraden. Ik weet helaas maar al te goed dat sommige
tweevoeters in het geheel geen vertrouwen waard zijn. Trouwens, als ik mag zou ik aan de
tweevoetige lezers dezelfde boodschap willen geven. Maar met voldoende zelfzekerheid en een groot
vertrouwen in je intuïtie kom je een
heel eind, of je nu een aristocraat bent of een ninja, of gewoon een klein
meisje.
Maar ik zal dan toch eens zwaaien, voor de foto, en als ik dan toch mijn poot heb opgehoffen zal ik die ineens wassen, geeuw, maar hij is dan toch gewassen he.
Ach, wat een arme poezels zijn het toch. Zo onwaarschijnlijk hongerig dat zelfs een lege smosverpakking eraan moet geloven. Niks viel er volgens mij nog van te halen, maar toch zijn ze er een hele tijd intensief mee bezig geweest. Het feit dat het zakje zo leuk ritselde speelde misschien ook wel een beetje mee. In elk geval hebben ze de verfrommelde verpakking helemaal terug open geprutst, en er zal geen vierkante millimeter aan hun gretige tongetjes ontsnapt zijn. Waarnaar dat kan gesmaakt hebben, Joost mag het weten. Maar ze waren er zo te zien behoorlijk gelukkig mee. Ach, die twee, ze zien er meestal wel bijzonder tevreden uit. Alleen zijn ze wel erg geïnteresseerd in eten of al wat daar maar een beetje op zou kunnen lijken. Sir William is ondertussen een flink uit de kluiten gewassen jongeman, ik schat dat hij tegen de zes kg weegt, maar hij is gestroomlijnd. Wel weegt hij naar beneden, hij lijkt uit zwaarder materiaal te zijn opgetrokken dan La Belle Helène. Die lijkt niets te wegen als het uitzonderlijk lukt haar eventjes op te pakken. Oh nee, ze is daar geen fan van, vrijheid blijheid, laat me gerust is haar devies. Terwijl Sir William ondertussen geniet van even op de arm zitten, hij nestelt zich, legt zijn hoofd zo dat ik er goed aankan om te strelen en onder zijn kin te krieuwelen. Helena wordt ook graag gestreeld, maar op haar voorwaarden, zij bepaalt wanneer ze naast mij komt liggen in de zetel, of in bed, en dan mag er gestreeld worden, maar pakken, neenee, dat vindt ze niet leuk. Maar dat kleine pluimgewichtje heeft wel een buikje. Superschattig is het, en ik vermoed dat ze dat nog wel kwijt zal geraken, gezien haar vele woeste gespring en gespeel, en haar uitstapjes in onze en andere tuinen. Maar voorlopig ziet ze er daardoor nog een beetje peuterpoesachtig uit, en dat mag gerust nog even zo blijven.
Soms gaat het leven rustig zijn gangetje, ook voor vierpotige kattebeesten,
en soms volgen de gebeurtenissen elkaar in hoog tempo op. Terwijl ik over
mijn twee schobbejakjes aan het berichten was, bleek één van hen alweer in een
avontuur verwikkeld te zijn.
Zowat anderhalf uur na het versturen van mijn vorige bericht ging de bel.
Eén van de buurjongens stond voor de deur, om te melden dat er iets zwart-wits
in het magazijn was verzeild geraakt, en of dat misschien bij mij hoorde?
De buurjongens zijn, jammer genoeg, aan het verhuizen. Na drie jaar
studentikoos gediscussieer in mijn achtertuin zal ik het nu een tijdje met een
leegstaand buurhuis moeten stellen, en daarna vermoedelijk met jaren
verbouwingswerken. Tenzij ik de lotto win, dan maak ik er mijn Heksenhuis van,
met een studio om muziek in te repeteren, en een zaal die kan gebruikt worden
voor yoga en dergelijke. Maar goed, even terug naar het hier en nu. Het
huis staat er voorlopig nog. Het is een merkwaardig geval. De garage, die ik
enkel als opslagruimte heb weten gebruikt worden, loopt door tot achteraan
de tuin, en gaat daar over in een gebouw met nog twee verdiepingen bovenop het
gelijkvloers. De "tuin" is dus helemaal volgebouwd, en daardoor is er enkel een
dakterras, dat zich op dezelfde hoogte bevindt als mijn bureau. En ergens
in die uitgestrekte ruimten bevond zich klaarblijkelijk de weledelgeboren Sir
William.
Mijn jonge buurman kwetterde honderduit, en ik vreesde dat ik hem ging
moeten vragen mij even alleen te laten, want poezen die hun weg kwijt zijn, zijn
doorgaans behoorlijk stressy. Het verbaasde mij dan ook niet dat ik op
mijn eerste geroep geen antwoord kreeg.
Maar na mijn derde roep antwoordde hij wel, en toen bleef hij consequent
antwoorden. Zijn stemmetje klonk behoorlijk opgejaagd, maar blijkbaar was
hij toch content met mijn aanwezigheid. Hij zat hoog. En ik had geen
zin in een achtervolging over drie verdiepingen. Ik overwoog de opties,
terwijl ik de "converstatie" met Sir William gaande hield.
Bruuske bewegingen zijn uit den boze, lawaai ook, dus ik wilde echt dat ik
buurmans spraakwaterval even kon doen stoppen, maar wilde niet onbeleefd
zijn. Dus negeerde ik zijn gebabbel zoveel mogelijk en ging de trap naar
de eerste verdieping op tot ongeveer halverwege. Van daaruit bleef ik Sir
William roepen, die zich heel snel liet zien. Zijn pupillen groot van
angst en opwinding, maar hij bleef dichtbij, hoewel ik hem aanvankelijk nog niet
kon aanraken. Ik stond dus midden op een trap, op een smalle oude trede,
en Sir William zat aan de andere kant van het trapgat, aan de kant waar de trap
naar een volgende verdieping vertrok. Als ik hoger ging, verwijderde ik de
afstand tussen ons, en rondgaan tot waar hij zat zou mij te veel tijd kosten,
als hij van mijn bewegingen zou schrikken zou hij in no time één of twee
verdiepingen hoger kunnen zitten, en dan was het einde helemaal zoek.
Terwijl ik dat allemaal aan het bedenken was gebeurde dat ene waar ik niet op
had durven hopen: Sir William zette een stap dichter naar mij, en hield zijn
kopje in een vraag naar aaitjes. Ik kon, met ver uitgestoken arm, net aan
zijn hoofdje, en krieuwelde over zijn bol. Hij kwam nog ietsje dichter, en
toen bespeurde ik een mogelijkheid. Ik moest het wel meteen de eerste keer
juist doen, want ik zou waarschijnlijk slechts één kans krijgen, maar als ik het
goed deed en hij stribbelde niet te hard tegen, dan kon in hem bij zijn nekvel
grabbelen en van de rand van het trapgat heffen. Ik moest hem wel stevig
bij zijn nekvel kunnen pakken, zeker zijn dat ik hem niet zou lossen in de meter
die mijn hand, met zijn toch niet minne gewicht daaraan, in het ijle moest
overbruggen alvorens ik hem tegen mij aan zou kunnen vlijen en met beide armen
ondersteunen. Ik kon mij niet verplaatsen, mijn voeten moesten ter plekke
blijven, want af een trap donderen beschouwde ik niet als een valabele
optie. En ik had Sir William nog nooit enkel bij zijn nekvel
opgehoffen, want hij was al een uit de kluiten gewassen jongeling toen hij
bij mij is ingetrokken. Ik hoopte maar dat ik hem geen pijn zou doen, dat
zijn nekvel het zou houden. Al strelend tastte ik zijn nek af, tot ik de
goeie plek had gevonden, ik pakte zoveel vel als maar kon in één hand, en daar
ging hij. Spartelen deed hij niet, reclameren ook niet, alleen poogde hij
zich nog met zijn achterpoten tegen te houden. Maar het lukte om die los
te krijgen, en daar zweefde hij, en na enkele bange ogenblikken kon ik hem met
mijn lichaam ondersteunen en hem dan fatsoenlijk in mijn armen leggen. Ik zette
mij al schrap want ik verwachtte verwoed gespartel. Maar hij was super
tevreden en bleef tegen mij aan liggen. Geen gespartel, geen geklaag, geen
geluid. Hij lag tegen mij aan, en ik wandelde met hem de trap af, naar de
nog immer pratende buurman. Het kon Sir William niet deren, hij bleef
gewoon tegen mij aanliggen. Wat een vertrouwen heeft dat poezejongetje in
mij, ik kan het bij wijlen echt niet vatten. We liepen heel dat magazijn
terug door, de straat op, ik liet de buurman mijn deur opendoen, en toen stond
ik in de gang, met Sir William nog steeds op mijn arm. Hij maakte geen
enkele aanstalten om op de grond te springen, hij bleef gewoon liggen, en zo heb
ik nog even in de gang met de buurman staan praten. Toen de deur dicht was
heb ik hem neergezet, en dat was OK, maar achteraf bedacht ik dat ik hem vast
nog even had kunnen koesteren.
Daar is de fluweelzachte Helena, zachter dan het doorsnee pluchen beest, ze
lijkt soms wel een knuffeltje, met haar kraaloogjes. En ze is echt van puur
fluweel, super de luxe kwaliteit, onwaarschijnlijk zacht. Ook haar
maniertjes zijn best zacht, als ze mij een tikje geeft is dat een fluweelzacht
tikje, uiteraard met ingetrokken nageltjes, eigenlijk lijkt het meer een
streeltje. Maar haar blik vertelt dat het dat niet is.
Ze ligt mooi te wezen in allerlei nonchalante houdingen, en halleluja, ik
mag haar tegenwoordig strelen, ook als ze in de zetel ligt, of op haar
kattentroon. Ze gaat niet meer op de loop, er is een begin van vertrouwen.
Nog niet zoals dat ondertussen bij Sir William is, maar het gaat zeker de goede
richting uit.
Ondertussen hangt ze nog regelmatig de Ninja uit, met ongelooflijk snelle
en accurate bewegingen, geruisloos, supersonisch. En daarnaast smasht ze af en
toe iets tegen de vlakte dat dan in gruzelementen verspreid ligt. Misschien doet
ze het wel opzettelijk, want het laatste stuk dat sneuvelde was heel ambigue.
Het was een stenen kattenmasker, wat kitscherig, maar gekregen van collega's
toen ik van werk veranderde, dus je doet dat dan niet weg. Tot het aan diggelen
ligt.
Echt veilig ben ik alleen maar als ik in bed lig, weggestopt onder een
nepdons. Dan komt ze af, vraagt ze om aandacht en aaitjes, en spint ze dat
het een lieve lust is. Als ik rondloop, of zit, houdt ze toch nog wat
afstand, en af en toe reageert ze nog erg schrikkerig op mijn bewegingen.
Sir William daarentegen vertrouwt mij zo volledig dat hij geruisloos naast
mijn benen komt staan, en dat leidt al eens tot een accidentje. Onlangs
trapte ik hem per ongeluk op zijn pootje, hij maakte een geluid, en sprong zeker
10cm opzij. Ik was diep onder de indruk, want ik had verwacht dat hij zou
wegspurten en mij een hele tijd zou mijden. Niet dus. Zijn vertrouwen is
volledig, en ik ben er dagelijks door getroffen. Ik mag hem oppakken nu,
en hij nestelt zich dat spinnend op mijn arm. Ik vertel hem dan ook zeer
regelmatig dat ik erg blij ben met hem. Hij hoort hier, bij mij, en Helena
ook. Het klopt, het voelt juist, en ze zijn ook super samen, hoewel ze
zeer verschillend zijn en de verschillen elke dag duidelijker worden.
Helena begint ook stilaan eigen keuzes te maken, ze loopt niet meer aldoor
achter Sir William aan (hoewel ze dat nog wel regelmatig doet, hij blijft haar
grote broer die ze adoreert en plaagt).
Maar nu ligt ze tevreden op de kattentoren, terwijl Mister Zwart-Wit op
wandel is. Hopelijk blijft hij aan de tuinzijde, want vrijdagnacht heeft hij mij
ei zo na een hartstilstand bezorgd. Ik kwam thuis in de late of vroege
uurtjes, dat ligt er maar aan hoe je het bekijkt. Toen ik mijn voordeur opendeed
hoorde ik een bekend geluid, maar het kwam niet van binnen, het kwam van.....ja
van waar eigenlijk? Bij nader toezien bleek het van onder een geparkeerde
wagen te komen, waar de jongeman in smoking, met witte bef en witte sokjes,
waarschijnlijk ook op weg naar huis van zijn vrijdagse uitje, onder zat te
babbelen. Hij deed helemaal niet moeilijk, ik riep hem en hij spurtte naar
binnen. Maar ik blijf mij afvragen hoe hij daar is geraakt. Normaal
gezien zijn er geen doorgangen naar de straat, alle huizen zijn hier tegen
elkaar gebouwd, er zijn geen braakliggende stukken, maar natuurlijk heeft elk
huis of elke garage wel een deur naar de straat. En dat apartemenstgebouw
iets verderop, dat heeft een hek dat naar een parking leidt, en daar kan een kat
wel onder of over. Jozefien heeft dat nooit gedaan. Zij stapte parmantig
door de voordeur naar buiten als ik mijn met boodschappen volgeladen fiets met
veel moeite de gang in hees. Ze wandelde dan vlak langs de gevel tot aan de
voordeur van het buurhuis, snuffelde daar even rond, en kwam dan
doodgemoedereerd terug. Met zo'n air van "ik weet dat je dat niet fijn vindt,
eigenlijk doe ik het ook daarom, want als je met die fiets aan het sukkelen bent
kan je mij toch niks, hehe".
Maurits kon niet weerstaan aan de gemakkelijke doorgang die de
bouwmaterialen hem verschaften toen ze dat appartementencomplex aan het optrekken
waren. Dan zat hij plots op de vensterbank van het raam in de voorgevel, aan de
buitenkant. Te roepen dat ik dat raam hoogdringend moest opendoen. Maar hij is
gestopt met die escapades toen de bouwwerken voltooid waren.
Enfin, ik hoop dat het een eenmalig experimentje was, en dat Sir William er
geen gewoonte van gaat maken om hier op straat rond te hopsen. Hij is wel
erg zelfzeker, niks paniekerig, liet zich gewoon horen toen hij me zag en kwam
naar binnen. Gedroeg zich in het geheel niet alsof hij onder de indruk
was, laat staan getraumatiseerd. Dus dat is een enorm voordeel, hij gaat niet
van paniek in een kleder schieten, of verloren lopen. Maar toch vertel ik
hem dat ik liever heb dat hij veilig in de tuinen blijft. Hopelijk helpt
dat.
En dan zijn er de hilarische momenten. Sir William, die tijdens een
druilerige dag zijn beklag komt doen. Hij zit dan op zijn poep, kijkt mij aan en
vertelt dat hij de regen helemaal zat is, dat hij naar buiten wil, en of ik daar
nu echt niks aan kan doen. En ik antwoord dan dat ik daar echt niks aan
kan doen, maar dat het binnen lekker warm en droog is. En dan zegt hij weer dat
dat wel kan zijn maar dat hij toch graag zijn wandelingetje doet, en dat drie
druppels nog wel kunnen, maar dat die plensregen de hele dag echt niet te doen
is. Enfin, zo zitten wij dan te kletsen, totdat.
Sinds de verwarming weer moet werken, heb ik de gordijnen voor de deur van
het bureau weer dichtgedaan.
Dat is immers een cruciale deur, niet alleen omdat ik overdag vele uren op
het bureau spendeer en ze uiteraard ten allen tijde binnen en buiten moeten
kunnen. Vanuit het bureau is er ook een doorgang naar de slaapkamer, en daar
moeten ze 's nachts ook naartoe kunnen. Dus kan die deur niet dicht, en heb ik
daar, om toch een beetje warmte binnen te houden, of om de koude uit de
onverwarmde gang tegen te houden, gordijnen gehangen.
Sir William zit dus op zijn poep uitgebreid te jeremiëren over de regen en
zijn gerateerde wandeling, als daar plots iets tevoorschijn schiet van achter
dat gordijn, snel als de bliksem, als een deus ex machina. Dat zwarte iets klopt
een paar keer op zijn staart, waarvan het puntje, omdat hij tenslotte zijn
beklag aan het doen is, geërgerd kronkelt. Voor ik goed en wel besef wat
er gebeurt, voor Sir William verbaasd kan omkijken, is het zwarte mormel alweer
achter het gordijn verdwenen. Sir William hervat zijn gebabbel, maar ik
weet even niet zeker of het nog over het weer gaat, het zou kunnen dat hij nu
over Helena klaagt, ik ben er nog niet helemaal uit, als weer het gordijn
beweegt en een zwarte vorm uitspuwt, die weer even kort en snel enkele keren op
Sir Williams staart klopt, en dan even snel en geluidloos weer achter dat
gordijn verdwijnt. Je ziet zelfs geen rimpeling meer, het lijkt alsof er
niks gebeurd is, en Sir William, die nogmaals verbaasd achteromkeek, draait zijn
hoofdje en kijkt beteuterd naar mij. Op dat punt moet ik echt heel erg
mijn best doen om niet hardop in de lach te schieten.
Het tafereel herhaalt zich nog een keer of drie, vier, tot Sir William
besluit zijn gesprek met mij te laten voor wat het is en achter het zwarte
mormel aan te gaan. Even klinkt het alsof een kudde olifanten de trap
afdaalt, en dan wordt er beneden woest gespeeld.
En dan hervat ik met een brede
smile mijn bezigheden.
Dat gordijn is echt een hit, ik kan iedereen die katten heeft aanraden
ergens in een doorgang een gordijn te hangen. Hang het wel stevig op, en geef er
niet teveel geld aan, want het zal afzien.
Op een bepaald moment lag Helena te doezelen op de massagetafel, toen plots
het gordijn hevig begon te bewegen. Eerst dacht ik nog een halve seconde
dat Sir William last had om erdoor te geraken. Alsof hij er al geen 100 keer
door was gekomen. Als dat gordijn beweegt, maar er komt geen kat door, dan wil
die kat daar niet doorkomen. Het gordijn bleef bewegen, steeds heviger,
tot Helena eindelijk door had wat de bedoeling was. Ze stormde naar dat
bewegende spookgordijn, en toen begon de pret pas echt. Af en toe zag ik
een zwart-witte poot onder het gordijn door, en één keer kort een zwart-wit
snoetje met een hoofddoek, maar verder was het spook tegen spook.
Het is een voorrecht om met zulke creatieve, speelse deugnietjes te mogen
samenleven. Ze doen elke dag wel iets waar ik vrolijk of blij van word.
Zelf eet ik bijna geen vlees. Als ik, heel uitzonderlijk, toch eens een
beetje vlees in huis haal, dan koop ik het bij de Marokkaanse kruidenier. Dat is
op zich al een belevenis. De allereerste keer dat ik dat probeerde, vroeg ik
eerst of ze rundsvlees hadden. Het antwoord was: "nee, alleen koe of schaap".
Daar moest ik even over denken. Om vervolgens dan maar een stukje koe te vragen.
De laatste keer -er ligt ongeveer 17 jaar tussen, dingen evolueren- mocht ik
kiezen tussen sto-vlees en boevtik. Ook daar moest ik weer even over
denken.
Om maar te zeggen dat ik geen kippebotjes in huis heb. Wel koop ik af en
toe kipfilet, ingevroren, in dunaldi. Die kook ik dan voor de
poezen. Met een beetje bouillon bij, hoewel dat voor mijn nieuwe koppel
misschien niet zou hoeven, maar Jozefien trok er haar neus voor op als ik dat
niet deed. Dan trek ik die gekookte filets uiteen in kleine stukjes, en vries
die in kleine porties in, om hen af en toe een lekker en gezond snoepje te
geven. Uiteraard vervangt op de kookdag een portie kipfilet hun maaltijd. Ze
staan dan zo zenuwachtig in de keuken te snuiven met hun neusjes in de lucht, en
klaaglijk te miauwen, dat ik al enkele keren mijn vingers heb verbrand om die
gloeiend hete kipfilet uit dat nog bijna kokende water te vissen en in stukjes
te doen voor die arme, ongeduldige, van honger bijna flauwvallende
schepseltjes.
Vandaag kwam er geen kipfilet, koe, sto-vlees of boevtik aan te pas.
Ik was fruit aan het schillen en snijden voor bij mijn havermout, toen ik zag
dat Sir William onder de keukentafel wel heel enthousiast op iets aan het bijten
was. Ik hoorde het knarsen, en was er toch niet helemaal gerust in, dus ik pakte
-uit voorzorg- een lepel om het ding af te pakken en nader te bekijken. De
lepel was overbodig, Sir William is een schat, hij reclameerde niet eens.
Toen ik het ding nader bekeek, bleek het, zoals u al vermoedde, een
kippebotje te zijn. Ergens in een achtertuin staat dus een omvergeduwde
vuilnisbak, of een open geprutste -of kapotgescheurde- vuilniszak. Ik twijfelde
even wat ik zou doen. Botjes zijn gevaarlijk, zo zegt men. Poezen zouden kunnen
stikken in een splintertje dat eraf springt. Anderzijds zijn katten door de
natuur ontworpen om muizen, vogels, kikkers te vangen en te verslinden, met huid
en haar. "Ja maar", zegt men dan, "die muizen en vogels die ze vangen zijn niet
gekookt. Botjes worden pas gevaarlijk als ze gekookt zijn". Dat vind ik een
bijzonder eigenaardige redenering, want botten worden zachter als je ze kookt.
Als je een ganse kip 24 uur opzet, met botten en al, dan blijft er van die botten
geen spatje over. Dat weet ik dan weer omdat er een Chinees recept voor
kippesoep bestaat die 24 uur moet opstaan, met allerlei kruiden en groenten, en
die o.a. wordt gegeven aan vrouwen die pas bevallen zijn. Het compenseert
onmiddellijk bloedverlies en vermoeidheid, je ziet iemand er per seconde van
bekomen, van dat recept. Bovendien ben ik getrouwd geweest met een
Afrikaanse man die, geloof het of niet, altijd de botjes van kip mee opat. Al
zijn landgenoten doen dat, en die van de landen daarnaast en daar weer naast
ook. In Turkije zie ik niet anders dan katten die bij restaurants de
restjes (botten en graten) krijgen. Katten die er weldoorvoed en gezond
bijlopen.
Maar toch smeet ik het botje in de vuilzak, want je weet maar nooit, en wat
als iemand zou zeggen dat ik niet goed voor mijn katten zorg.
Sir William ging naar buiten, waar hij even op het gazon ging liggen. Maar
nog voor mijn fruit volledig was gesneden, zag ik hem door het luikje komen met,
jawel, een kippebot in zijn bek.
Dus besloot ik om het hem te laten houden. Want zo'n kip heeft heel wat
botjes, en hij wist blijkbaar perfect waar hij moest zijn om het volgende botje
te vinden. En wie weet bevond de vuilbak of -zak zich in de tuin bij een grote
familie waar ze twee of drie kippen per keer bereiden. Het leek me behoorlijk
zinloos om dat botje te blijven weggooien, enkel en alleen om Sir William drie
minuten later met een ander botje te zien thuiskomen. Dus hij heeft zich
uitgeleefd, het botje heeft geknarst, maar eigenlijk was het hem niet om dat
botje te doen, maar om het merg. Toen ik een tijdje later door de living
liep, kraakte er plots iets onder mijn voet. Dat was het verlaten,
leeggezogen botje, dat ik toen dus wel in de vuilbak heb gesmeten.
Want dat tweede botje besloot hij niet onder de keukentafel op te eten,
maar wel op het pasgewassen matje onder de pianokruk.
Soms vraag ik me af
waarom ik die dingen was. Het lijkt wel of ze het erom doen, of die dingen een
beetje vunzig moeten ruiken. Dat matje ligt van gisterenavond terug onder de
kruk, na fris gewassen en op het rek gedroogd te zijn. En lap, daarop wordt dat
vunzig kippebot gelegd, en daarop wordt het ook aan gruzelementen gebeten.
Terwijl ik Sir William er probeerde van te overtuigen dat botje nààst het matje
te eten, en hij verbaasd naar mij keek -waarschijnlijk dacht hij dat ik het
alweer kwam afpakken- ging juffrouw Helena er onder zijn neus mee vandoor.
Toen zag ik ook dat er al stukjes merg op het matje lagen, en het dus toch al te
laat was om de boel nog te redden. Ondertussen was Helena daar terug, om mee die
stukjes op te eten, dat bot bewaarde ze voor later, en Sir William had er geen
idee van waar dat bot naartoe was. Het is ermee geëindigd dat ik hem het
botje heb teruggegeven.
Ik heb twee in het wild geboren katten, en ik zal het geweten hebben. Het
zijn echte diefjes, Helena vooral binnenshuis, ze haalt vanalles uit de vuilzak.
Allereerst verpakkingen van kattensnoepjes, maar ook kaaskorstjes, gebruikte en
dus doorweekte propjes keukenpapier, zakdoekjes...en dat vind ik dan ergens ten
velde. Ze heeft ook iets met herfstbladeren, die vind ze echt super.
Dus overal in huis zijn herfstbladeren te vinden, en allemaal
verschillende. Ze lijkt wel een verzameling aan te leggen om te
verifiëren hoeveel soorten bomen er hier in de omgeving staan. Een week
geleden werd ik wakker, en naast mij in bed lag iets dat er, in mijn doezelige
halfwakkere staat, even als een dode verdroogde muis uitzag. Toen ik door
de schok iets wakkerder was geworden en wat helderder kon kijken en denken,
bleek het een grijzig, dubbelgevouwen herfstblad met een uitzonderlijk lange
steel die zo was gebogen dat het wel een muizenstaart leek, en dat langwerpige
dubbelgevouwen blad had ook precies de vorm van een muis. En ze speelde er
zo woest mee dat het muiseffect alleen maar versterkt werd. Enkele dagen
voor de "muis" vond ik een veer naast mij toen ik wakker werd. Ook daar
werd woest mee gespeeld.
Oh ja, Helena vind het heel erg gezellig in bed, ze heeft besloten dat ik
alleszins in bed veilig ben, en dat ze daar heel graag bij mij is. Ze slaapt dus
met mij, hoewel slapen een ietwat ruime invulling moet krijgen. Als ik
goed en wel lig komt ze aangedarteld. Ze springt op het bed, op mij, af
mij, over mij, exploreert waar op mijn lichaam ze het best kan liggen, moet nog
een paar keer af het bed, toertje crossen, op het bed, mij als trampoline
gebruiken, voor ze zich naast mij nestelt, mijn hand zoekt om met haar hoofdje
duidelijk te maken wat ik moet doen, en dan gaat haar spinmasjien aan. Ik
kriewel over haar hoofdje, en zij spint, en dan staat de wereld stil en is er
alleen maar geluk.
Toen ze dus vorige week donderdag nièt kwam aangedarteld, was dat al een
beetje vreemd. Zeker gecombineerd met het feit dat ik haar na het
poezenavondmaal niet meer had gezien. Ook Sir William was een beetje verontrust,
hij liep zenuwachtig over en weer terwijl ik haar riep, maar er kwam geen
reactie. Ik vroeg hem toen al of hij haar kon zoeken, maar hij keek me
alleen maar verontrust aan. Omdat ik midden in de nacht toch niks kon
uitspoken probeerde ik toch wat te slapen, al was dat niet evident. Het
moet drie of vier uur geweest zijn toen ik wakker schrok. Aanvankelijk
wist ik niet waarvan ik was wakker geworden, maar toen hoorde ik het weer, dat
was onmiskenbaar het gepiep van Helena. Miauwen kun je haar geluid bezwaarlijk
noemen, het is hoog en klinkt altijd een beetje zielig. Hoewel er nu ook
frustratie in doorklonk. Ze zat duidelijk ergens waar ze niet uitgeraakte, en ze
had er blijknaar schoon genoeg van. Ik spurtte naar beneden, zette mij op
het terras en riep, en ja, de juffrouw antwoordde. Het kwam van links, dus
daar zat ze ergens in een tuin, ofwel ergens vast in een tuinhuisje met een deur
die dicht was, of gewoon in een tuin waarin ze met veel flair was gesprongen
zonder te bedenken hoe ze terug moest.
Sir William stond voor mij, hoorde
haar ook, en ik probeerde het opnieuw. Zowel gesproken als met beelden vroeg ik
hem of hij haar kon terughalen, desnoods haar een stukje dragend bij haar nekvel
(ze kan nog steeds vier keer in hem). Ik vroeg hem wel om eerst en vooral
zichzelf niet in gevaar te brengen. Ik visualiseerde hoe hij haar de weg kon
tonen door zelf ergens op te springen, te wachten tot zij dat ook deed, en zo
verder. Ik visualiseerde hem met haar bij haar nekvel, en ik visualiseerde hij
die de mensen in huis liet weten dat er een poesje vastzat als ze echt ergens in
vast zou zitten. Maar daar visualiseerde ik licht bij, in dat geval zou ze
moeten wachten tot de mensen op waren.
Omdat ik niets kon doen, ging ik terug in mijn bed liggen. Twintig minuten
later lagen ze alle twee aan mijn voeten. Tegen elkaar aan gevlijd. Dat
doen ze anders nooit, ze zijn namelijk echt grote broer en kleine zus. Kleine
zus dribbelt overal en altijd achter grote broer aan, in blinde adoratie, en
grote broer heeft er soms schoon genoeg van en wil op zijn eentje grote broer
dingen doen. Hij verdraagt veel van haar (ze kan eindeloos plagen), gromt
nooit, zelfs niet als ze hem wegduwt van de stukjes merg die hij met veel moeite
uit een kippebotje heeft geperst. Ze liggen vaak dicht bij elkaar. Maar echt
tegen elkaar aan, dat was uitzonderlijk. Ik ben er dus zeker van dat hij
haar, op welke manier dan ook, heeft geholpen, en hij was duidelijk ook blij dat
ze gezond en wel weer terug was. De rest van de nacht zijn ze daar blijven
liggen, toen ik wakker werd lagen er nog steeds twee poezen tegen elkaar aan
gevlijd naast mijn voeten.
Na het zenden van vorige mail heb ik een aantal keer gedacht dat ik -letterlijk dus- te vroeg Halleluja had geroepen. Ik weet nog dat ik vorige keer zat te schrijven terwijl Helena hier wat verloren rondhing en Sir William op zijn katerlijke avondwandeling was. Toen hij daarvan terugkeerde werd er weer hevig gevochten (althans, zo zag ik dat), er werd nog wat gegromd en er werd gekrijst van pijn. Ondertussen heb ik geleerd dat het nu eenmaal twee onverbeterlijke woestelingen zijn, die allebei geen kwaad in de zin hebben en dat van elkaar weten. Ze zijn absoluut niet bang voor elkaar, ze moesten alleen stapsgewijs leren hoe ze met elkaar kunnen spelen zonder elkaar pijn te doen. Ondertussen maken pijnkreten geen deel meer uit van het normale dagelijkse leven. Heel af en toe hoor ik nog een heel kort kreetje, en weet ik: aha, hij of zij zegt nu even dat daar de grens ligt, en de andere reageert daar dan direct op. Het is hier dus harmonieus, maar niet altijd rustig. Helena is helemaal thuis, ze is ook niet meer bang van mij (jochei) maar bepaalt wel zelf wanneer het tijd is voor een aaitje of een uitgebreide knuffelsessie. Er zijn momenten waarop ze zich verontwaardigd, beledigd of geërgerd terugtrekt als ik haar in het voorbijgaan een liefkozing wil geven. Het is een apart geval, die Helena. Aan de ene kant is ze super vlug, super lenig, supersnel, en dan bedoel ik extra lenig voor een kitten, extra snel voor een kat. Ze doet waanzinnige dingen. Helena is een kat die een vlieg pakt. Andere katten proberen een vlieg te pakken en slagen daar soms in. Zij zit midden op de vloer, beslist dat ze die bromvlieg aan het raam gaat pakken, springt vanuit het midden van de kamer in één beweging op de vensterbank, gaat op haar achterpoten staan (nog steeds in diezelfde vloeiende beweging), pakt de vlieg tussen haar voorpoten en legt ze neer. De vlieg blijft liggen. Voilà , gepakt en geïmmobiliseerd in één beweging. Ze kijkt er nog even naar om zeker te zijn dat ze niet meer gaat vliegen, of eet ze (half) op, en dat was het. Ik zag het gebeuren met mijn mond open van verbazing, en dacht de eerste keer nog dat het een gelukstreffer was. Niet dus. Ik had haar Ninja kunnen noemen. Ze is echt zo snel en geruisloos als Ninjas. Soms leidt dat tot bijzonder lachwekkende toestanden. Onlangs had ze Sir William weer behoorlijk uitgedaagd, en ze hield zich op haar vlucht schuil onder het wasrek. Sir William lag onder een keukenstoel naar dat wasrek te kijken, zij zat achter een kussensloop die te drogen hing, maar hij wist haar perfect zitten, en hield zich klaar om bij de minste beweging toe te slaan. Ik stond iets verder en zag hun alle twee. Ik verlegde even mij focus naar Sir William, keek terug naar Helena en ze was weg. Gewoon helemaal verdwenen, zo snel en geruisloos dat ik niks had gemerkt, en het kon niet, want ze moest mij gepasseerd zijn, ze zat in een hoek. Nog straffer: ook Sir William had niks gemerkt. Ik zag hem daar helemaal gespannen zitten kijken naar datzelfde plekje, waar zij dus niet meer zat. Na een seconde of zeven zag ik dat hij iets in de mot begon te krijgen. Ze doet dat vaker, je ziet haar, je knippert met je ogen, en ze is helemaal ergens anders, en wel zo compleet ergens anders dat ik me afvraag hoe ze dat op die milliseconde heeft geflikt. Ze vliegt ook regelmatig door de lucht, als ze zichzelf even overschat en denkt dat ze die vlieg tegen het plafond ook wel effe kan pakken. Ze lanceert zich dan vanuit stilstand verbazingwekkend hoog de lucht in, haalt allerlei capriolen uit waarvoor ze volgens mij op kampioenschappen schoonspringen medailles zou krijgen, maar gaat dan onverbiddelijk weer naar beneden, iets waar ze soms niet op rekent, of niet op tijd rekening mee houdt, want ze heeft eens een halve dag op drie pootjes rond gesukkeld. Ik dacht toen de volgende morgen met haar naar de dierenarts te gaan, maar tegen de avond liep ze weer gewoon op alle vier haar pootjes, en bij een controle (zéér tegen haar zin, met veel gespartel en een paar halve en hele ontsnappingen) waarbij ik haar pootje helemaal bevoelde en er zachtje in kneep om vast te stellen waar het pijn deed, reageerde ze nergens met haar bekende pijnkreetje. Ik heb haar dan nog een paar dagen extra in de gaten gehouden, maar er bleek niks aan de hand. Ondanks haar lenigheid en vlugheid is het toch een brokkenpiloot, ik denk dat ze in de tijd dat ze hier is al meer heeft gebroken en omvergeworpen dan Jozefien en Maurits samen in 12 jaar. Ze is gewoon hevig, en als ze beslist dat ze NU van hier naar daar moet, dan doet ze dat gewoon. Ik zie Jozefien als kitten nog zeer verstandig oppervlakten aftasten en uitproberen met één pootje, en er pas opspringen als ze zeker was dat het haar zou houden. Dat is aan Helena niet besteed, je springt erop en merkt dan wel of het je houdt of niet. En zo niet, wat zou het, als je soepel genoeg bent om jezelf op te frommelen, uit te rekken, op te vouwen, just go with the flow. Ik had gedacht dat het onmogelijk was een poesje te vinden dat evenveel wilde spelen als Sir William. Ik had het mis. Helena wil niet evenveel spelen, ze wil méér spelen. Dus ze daagt hem voortdurend uit, en hij is degene die regelmatig moet zeggen dat het nu welletjes is geweest. Niet dat ze dat altijd ter harte neemt. Soms moet hij het wel heel erg duidelijk zeggen. Scène: Sir Wiliam staat op de radiator in de keuken te drinken uit het potje met water dat daarop staat. Natuurlijk hebben mijn katten een speciaal voor hun regelmatig met vers water gevulde schaal, plat, wijd, zodat ze er gemakkelijk van kunnen drinken. Maar die potjes op de verwarming, waar je wat moeilijker aankan en waar je hoofd amper in past, die zijn veel leuker om van te drinken. Dus hij staat daar te drinken. Helena staat op een keukenstoel -en met staan bedoel ik stààà n, op twee benen- en probeert met haar twee voorpoten Sir Williams staart te pakken. Hij trekt die natuurlijk weg, probeert zijn staart uit haar buurt te houden en drinkt verder. Zij blijft naar zijn staart graaien. Hij maakt een geluid dat zelfs ik begrijp: blijf van mijn staart. Helena gaat vrolijk door. Hij zegt haar nogmaals hem met rust te laten, maar ze is Oost-Indisch doof. Na vier of vijf waarschuwingen draait hij zich om, zodat zijn hoofd vlakbij het hare is. En bij haar voorpootjes, waarmee ze hem vrolijk op zijn hoofd titst. Hji zegt het nog één keer, en dan heft hij zijn witgesokte voorpoot. De eerste twee weken zou ik op dat moment gezegd hebben dat hij dat niet mocht doen. Want zij is zo rank en fijngebouwd, en hij heeft zulke kloefers van poten. En de lieve jongen luisterde dan ook nog naar mij he, hij stopte als ik hem dat vroeg. Want de band met Sir William is echt ongelooflijk sterk, ik had het nooit durven dromen toen hij die eerste weken doodsbang achter de zetel woonde. Maar nu ik de hele scène heb gezien vind ik dat hij bijzonder geduldig is geweest, en zij weet intussen waaraan ze begint he. Ze moet hem dan maar niet zo uitdagen. Dus zij krijgt dan een tik van die witgesokte kloefer, maar is daar niet geweldig van onder de indruk. Hij doseert ook, hij klopt niet om haar pijn te doen, maar om haar duidelijk te maken dat het nu echt welletjes is. Scène: Sir William komt terug van een toertje en wandelt over de hoge tuinmuur. Hij spring op het lagere stukje muur, en wil van daar op de stapel tuinstoelen springen, dat is zijn vaste methode om naar beneden te komen. Maar op de stapel tuinstoelen zit Juffrouw Helena hem op te wachten. Hij kijkt naar mij en piept eens zielig, help mij, ze doet het weer. Ik probeer niet in de lach te schieten. De grote stoere gespierde kater en het klein pluizig zwart monstertje. Hij zit in het hoekje dat gevormd wordt door de hoge en de lage muur, en besluit, na wat aarzeling, de stoelen dan maar over te slaan en direct op het gras te springen. Op het moment dat hij de grond raakt, waarschijnlijk zelfs vroeger, lanceert Helena zich van de stapel stoelen. Sir William verspilt geen tijd en loopt meteen door na zijn landing, terwijl zij door de lucht achter hem aanzweeft met vier wijdgespreide poten (een dubbele spagaat?). Met haar rechtervoorpoot geeft ze hem al vliegend wat tikjes op zijn achterste, en ze landt half op hem, half op de grond. Dus er worden al eens robbertjes gevochten, hoewel ik niet zeker ben of het echt vechten is. Ze hebben allebei massa's energie, en die moeten ze kwijt, en er wordt nog zelden gepiept, er wordt niet meer gegromd en al lang niet meer geblazen. Ze kunnen ook op een halve meter van elkaar liggen soezen of slapen, beiden in dezelfde zetel, samen op de massagetafel, elk op een plateautje van het kattenkasteel. En het strafste: er wordt nooit gegromd bij het eten. Ook niet als ze hun kop in hetzelfde kommetje steken. Niet dat er geen twee kommetjes staan, maar ze zijn om ter hevigst als het om eten gaat. Eigenlijk weten ze het wel hoor, dat er voor elk een portie is, maar in de eerste hevigheid van het eten ruiken na het bijna flauwgevallen zijn (ze zijn zo ongeveer altijd uitgehongerd) lijken het wel hyena's. Ze eten ook vlak naast elkaar, dat hebben ze zelf zo geregeld. Gescheiden eetplekken, zoals ik dat altijd had gedaan voor Jozefien en Maurits, en later voor Jozefien en Sir William, daar moest ik bij hen niet mee afkomen. Bij Sir William had ik dat al gemerkt, hij wilde ook altijd vlakbij Jozefien eten, maar daar was Fientje het niet mee eens. Maar Helena vond ook dat het gezelliger was samen, en dus heb ik hen hun zin gegeven. Het is schitterend om hen daar naast elkaar te zien en horen eten.
Kort samengevat: ik heb niet te vroeg Halleluja geroepen, er is harmonie maar ook veel leven in huis, Helena is een Ninja, en ik denk wel tien keer op een dag: had ik nu mijn fototoestel maar bij de hand.
Ik heb weer eventjes niks laten horen, omdat ik mij niet weer wilde
verliezen in ingebeelde beterschappen en andere wishful thinking. Dus ik wachtte
tot er echt objectief iets te beschrijven viel. En dat gebeurde vanmiddag. Ik
zat aan tafel, met een witlofslaatje (weinig interesse van de poezels) en een
blok kaas (veel interesse van de poezels). Helena en Sir William hebben beiden
een wilde achtergrond, en ze vertonen wel wat gelijkenis. Het zijn allebei
vreetkopjes en schooiers. Dat schooien gaan ze nooit afleren want ik vind het
heerlijk om ze iets te geven terwijl ik aan tafel zit.
Enfin, ik zit aan tafel, en plots verschijnen voor mij op tafel twee
poezen. Ik begon al te vrezen, want de slakom was van glas en er stond een fles,
en de afgelopen dagen en nachten zijn hier in huis dingen gevallen die nog nooit
gevallen zijn, er is gestoven en gevochten en gekrijst. Ik heb, los van
autoalarmen of andere stoornissen, toch weinig geslapen, want als je een heel
huis hebt om te vechten, dan ga je, bij voorkeur rond drie uur 's nachts, toch
onder het bed van de slapende tweebener vechten. Waar anders.
Het heeft erom gespannen, en ik heb op een bepaald moment beslist er niet
meer tussen te komen. Aanvankelijk dacht ik dat ik dat kleine prutste moest
beschermen, maar verdorie, terwijl ik op een gegeven moment Sir William
berispte, kwam er opeens een zwarte tornado aan die hem van achteren aanviel,
wat ze precies deed kon ik niet uitmaken, het ging te vlug en het was zwart
op zwart, maar de pijnkreet van Sir William was duidelijk. En toen hij
achter haar aanschoot vond ik dat hij groot gelijk had. Ze is klein, maar slim
en wendbaar, ze kruipt onder-achter-tussen dingen waar de forse katerman niet
onder-achter of tussen kan. En dan kwamen daar snelle pootjes uit openingen of
achter deuren vandaan, en dan zag ik de witgesokte kloefers van SW ook in actie,
maar goed, ze wist waar ze aan begon, en ze begon er steeds opnieuw aan, de
verleidelijke Helena. Aantrekkelijk, verleidelijk en vurig (licht of fakkel)
waren de betekenissen die ik vond voor Helena, en die zijn allemaal zonder meer
toepasbaar op het kleine zwarte spookje met de hazelnootkleurige oogjes. Ze
heeft dus ondertussen ook een naam gekregen.
Maar deze middag , toen ik twee in kaas geïnteresseerde poezen op tafel
zag, hield ik toch eventjes mijn adem in. Ze keken naar elkaar, liepen naar
elkaar toe en gaven elkaar een neusje. Dat was het. toen was hun aandacht weer
volop bij de kaas.
Ik heb het hen volledig zelf laten uitvechten. Maar wel in het volledige
huis en eventueel de tuin. Ja, de tuin, ik weet het, ik ga weer lijnrecht tegen
alle regels in. Maar ik moest. Sr William gedroeg zich meer en meer als een
banneling, er waren dagen dat hij maar een half uurtje langskwam, dat hij niet
kwam als ik hem riep, zelfs niet om te eten, en ik was bang dat ik hem kwijt zou
raken. Dus hij moest binnen kunnen, naar de slaapkamer kunnen komen, en dus
moest de deur naar de keuken open, en kon de dame eventueel buiten door het
luik. Maar dat deed ze niet, en dat doet ze ook nu nog steeds niet. Dat luik
bedoel ik. Als tijdens de dag de deuren openstaan gaat ze de tuin in. En sinds
vandaag is dat mét SW. Hij roept haar (echt waar, met miauwtjes, en je kan ze
verstaan, ze zijn echt een vraag, kom je mee spelen, 't is geweldig).
Ze is superslim, de woonkamer is nog steeds haar veilige haven waar ze
naartoe vlucht als ze van iets schrikt. En van daaruit had ze boven al verkend,
en in mijn bijzijn ook al de keuken. En enkele dagen geleden heb ik haar de
veranda en de tuin laten ontdekken. Ze doet dat rustig, op haar gemak, ze ruikt
uitgebreid aan de kruiden, thijm en munt hebben haar voorkeur. Op de grens van
de tegels en het gras heeft ze een tijdje staan nadenken, maar ik zie Elvira nog
eindeloos met één poot over en weer gaan, zou ik die nu neerzetten of niet.
Helena denkt na, maar eens ze een beslissing genomen heeft gaat ze er ten volle
voor, dus na kijken, snuffelen en beslissen sprong ze in één keer met alle vier
haar poten een meter ver het gazonnetje op. Hindernis genomen, what's next. Dat is zo'n beetje haar modus operandus.
Nu ligt ze hier wat te zeuren en rond te hangen en hier en daar mee te
spelen, ik vermoed dat ze SW mist, die in deze schemer natuurlijk op katertoer
is. Wonderbaarlijk, hoe zowel hij als zij schijnen te weten dat hij dat alleen
moet doen, dat zij nog te klein is om ver op stap te gaan.
Ze hebben elkaar gevonden. Er is weer rust in huis. Er is eindelijk gespeel
in huis. Liefde, harmonie.
Het enige waar ik nog op hoop, is dat Helena, net als Sir William, haar
angst voor mensen volledig gaat overwinnen. Ze komt soms op schoot, maar enkel
als ik in de zetel zit, en ook in bed komt ze wel bij mij liggen. Nu ja, mij als
trampoline gebruiken, mijn voeten bespringen, op bedmuizen jagen.
Maar ze loopt nog steeds weg van mij (al gaat ze zich niet meer per sé achter de zetel verstoppen), ik moet heel voorzichtig zijn als ik haar over haar
bol wil aaien, terwijl ze instant begint te spinnen als ik dat doe, maar elke
keer opnieuw bekijkt ze mijn hand alsof die haar gaat slaan. Haar oppakken is
absoluut geen optie, dat gaat bij haar moeilijker worden dan bij SW vrees ik. Zo
ziet het er nu althans uit, maar ik had de eerste vier weken van SW's verblijf
hier nooit gedacht dat hij de kat zou worden die hij nu is. Hij komt iedereen
die binnenkomt, ook mensen die hij nog nooit heeft gezien, begroeten, hij komt
vlak voor hun voeten staan en laat zich aaien. Ik vind het elke keer opnieuw
spectaculair. Dus we geven Heleentje nog wat tijd, ze is hier 10 dagen, en ze
heeft al zoveel geleerd.
Oh dat klein zwart snoezepoesje, dat woest speelvogeltje, die grote deugniet. Ze lijkt in meer dan één opzicht op Sir William. Ze hebben beiden een "wilde" achtergrond, en ze hebben echt dezelfde streken. Gisteren hebben we uren gespeeld met een pluim aan een stok, die stok is een meter lang, en vandaag is van die pluim of die stok nergens ook maar 1mm te bespeuren. Net als Sir William heeft ze ergens een schattenverzamelplaats, en voorlopig ben ik er niet achter waar dat mag wezen. Ook het gekruld inpaklintje dat ik had verzwaart met een hangertje is spoorloos. Om kort te gaan: buiten de kattetunnel en de kattetoren is alle kattenspeelgoed compleet en totaal verschwunden. Verder maakt ze, zij het in een veel sneller tempo, zowat de zelfde evolutie door, en hoewel ze nu al op schoot komt gesprongen, is pakken geen optie. ze wriemelt en klauwt en worstelt tot ze los is, en ze raakt los, het is onwaarschijnlijk, zoveel kracht en sluwheid in zo'n klein lijfje. Maar zoals jullie kunnen zien: gisterenavond heeft ze uren op schoot gezeten. Hoewel zitten niet echt het juiste woord is, het is springen, tuimelen, wriemelen, vallen, krawietelen, en heel veel aandacht vragen. Ah ja, waarom heeft zo'n tweebenig beest anders handen? Toch om te strelen zeker, of om te spelen. Het duurde lang, ik heb driekwart Bond moeten uitzitten voor ze besloot dat de kust veilig was. Maar eens geïnstalleerd wilde ze het zo houden. Ik heb nog een paar opgenomen series bekeken, en toen de TV uitging was ze verontwaardigd. Eerst moest ze dat eens grondig onderzoeken, dat ding dat tot nog maar net geleden geluid gaf, en bewegend licht, hoe kwam dat nu ineens zo stil en donker? Het was echt grappig, ze heeft minutenlang staan kijken en snuffelen. En toen ze doorhad dat ik ook nog eens ging opstaan van de zetel vond ze dat maar niks. Ze is nu eenmaal niet graag alleen. Toen ik daarstraks in de keuken fruit aan het snijden was, heb ik uiteindelijk de deur opengezet, ze was zodanig triest aan het piepen dat ik het niet meer kon verdragen. Ze blijft dan net zo goed in de living spelen, maar voelt zich dan blijkbaar beter. Die arme Sir William had de ganse avond zichzelf moeten bezig houden, en hij was al vier nachten niet naar boven kunnen komen, dus kon ik toch niet anders dan dat manneke mee naar boven nemen. Nu blijft hij normaliter geen ganse nacht bij mij, hij gaat graag mee, en dan gaat hij een poosje in het donker de kater uithangen, en tegen de morgen komt hij terug. Dat was nu natuurlijk een beetje een probleem, met die afgesloten woonkamer. Maar ik zou wel zien, dacht ik. Eerst nog de foto's van de dame op pc zetten, en natuurlijk nog even spelen met SW, en dan, toen ik bijna in slaap was, begon daar toch een auto-alarm af te gaan. Ok, diep ademen, niet op focussen, draai je eens om, maar neen, dit kon niet, het werd erger, en nog erger, en het stopte niet. Na een kwartier stak ik toch eens mijn hoofd uit het raam, en toen hoorde ik her en der ramen opengaan, blijkbaar was de hele straat wakker. Ik hoorde voordeuren, mensen op straat, maar dat alarm bleef fwiepen, het begon echt pijn te doen aan mijn oren, en het bleef maar gaan. De eigenaar van die auto woont vast niet hier in de straat, want hier was iedereen wakker. Enfin, na meer dan een half uur stopte het, en dat was dan ook weer zo abrupt dat de eerste seconden stilte pijn deden. Vreemd hoor. Klaarwakker om 3:00. En toen raakte ik niet meer in slaap, nog maar eens draaien, nog maar eens keren, over de grenzen van mijn moeheid, steendood maar de slaap wilde niet komen. En toen ik dan eindelijk bijna wegzakte hoorde ik een kat grommen. In mijn slaapkamer. Ik deed een half oog open en zag SW. Toen klopte er helemaal niks meer. Ik heb SW nog nooit horen blazen of grommen, niet naar Jozefien, niet naar Elvira, niet naar zwartje. Dus het kon SW niet zijn. En trouwens, waarnaar zou die grommen, zo midden in de nacht alleen met mij in de slaapkamer? En toen hoorde ik het geluid van een tweede set pootjes, en ik zag in de spiegeldeur van mijn kleerkast de weerspiegeling van een klein zwart mormeltje. Nu viel de puzzel in elkaar: SW had vast geprobeerd buiten te geraken, waarvoor hij eerst de deur van de gang naar de woonkamer moest openen, en die kon hij van de gang uit ook makkelijk openen, da's een kwestie van duwen, want die sluit niet echt goed. Van binnenuit krijgt een poes die niet open, maar van de gang uit natuurlijk wel, zeker een sterk jongetjes gelijk Sir William. Gelukkig kan hij vanuit de living niet de deur naar de keuken openen, dus hij is onverrichterzake teruggekeerd, wellicht na de helft van haar eten soldaat te hebben gemaakt, en wie weet ook nog eventjes achter haar gejaagd te hebben, maar met die alarmsirene heb ik daar allemaal niks van gemerkt. Zij heeft dan vermoedelijk eerst een tijdje de kat uit de boom gekeken, en is dan toch op kousevoetjes op verkenning gegaan, tot hij als de wilde enthousiasteling die hij is achter haar aan de slaapkamer in stormde, zij zich onder het bed of zo verstopte en gromde, en ik dus in mijn halfslapende verdwazing dacht dat hij had gegromd. Ik was toen ik opstond wel enigszins benieuwd naar wie ik waar zou aantreffen, want ik was vannacht (enfin, in de vroege morgen) niet meer in staat om op te staan en de situatie recht te zetten. Er kon op zich niks gebeuren, ze konden allebei in woonkamer, gang en traphal, maar niet naar buiten, dus zolang ze elkaar niet afmaakten (en dat zou ik gemerkt hebben) kon er eigenlijk weinig mis gaan. Sir William lag op zijn gewone plekje, op de massagetafel in het bureautje, hij kwam mij als gewoonlijk (enfin, na een onderbreking van enkele dagen) enthousiast goeiemorgen zeggen, en snoezepoes wachtte ons op in de living, ondanks de open deur. Na een kleine schermutseling (hij moest toch weer even in galop schieten, en zij verontwaardigd weglopen) kregen ze eten, en hoewel ze in eertse instantie nog steeds wegloopt, komt ze wel als ik haar eten neerzet, en dan mag ik ook over haar bol aaien, waarop ze luid spinnend begint te eten. Tijdens het eten sluit ik de deuren, enfin, eigenlijk houd ik die voorlopig nog gesloten, zeker omdat ze vanuit de keuken naar buiten zou kunnen als ze de werking van het katteluik doorkrijgt. Maar zoals eerder vermeld was ze zo zielig dat ik toch maar de deur heb geopend terwijl ik een ananas en een meloen slachtte. Tijdens mijn werkzaamheden klonk er ineens een kreet, snerpend, lang, en ze bleef gaan, ik spurtte naar de living en zag haar aan een paal van de kattetoren geklemd, met een poot verstrikt in het elastiekje van de muis. Eigenlijk was het niet zo erg, merkte ik later, het was er één keer rondgedraaid, maar doordat het elastiek is en ze woest probeerde haar pootje los te trekken, zal dat wel pijn gedaan hebben, misschien zat er ook nog een klauwtje dubbel, waaraan op die manier getrokken werd, want er zat een hoop pijn in haar kreet. Ik dus terug naar de keuken, weer terug met een schaar en ziedaar, de muis bungelt niet meer aan de kattetoren. Er was geen denken aan dat ik rustig zou kijken wat er aan de hand was, of dat pootje vastpakken en die elastiek gewoon afwikkelen, daarvoor is ze nog te wild en te schrikachtig. Naderhand ben ik mijn ontbijt weer op de zetel gaan eten, en heb ik weer springend en wriemelend gezelschap gehad. Deze keer heeft ze nog maar één keer, van ver, wat in de lucht gesnuffeld, ze heeft al door dat mijn ontbijt niks is dat een zichzelf respecterende kat tot zich zou nemen. Ik zit hier nu boven, SW is op katertocht, en ik heb de deur naar de gang opengelaten, maar het rammen op het toetsenbord maakt misschien te veel lawaai, of ze heeft het al gezien en is niet meer nieuwsgierig, in elk geval, ze blijft in haar living, maar ze roept ook niet zielig. Die open deur maakt voor haar blijkbaar veel verschil.
Langzaam maar zeker, stap voor stap gaan we vooruit, en ik blijf er een goed oog in hebben, oef, jochei. Vrijdagavond kwam er een vriendin langs, we hebben in de woonkamer zitten babbelen, en we hebben zowaar met het kleine zwarte juffertje kunnen spelen. aanvankelijk op afstand, vaak half verstopt achter de zetel, maar ze joeg achter de pluim aan het touwtje of achter het gekrulde pakjeslint dat haar werd voorgehouden. En langzamerhand liet ze zich meer en meer zien. Hoewel Ann heel erg haar best deed was aanraken nog niet aan de orde, maar ze vertoonde zich, dat vond ik al heel wat. Gisteren was er nog niet veel evolutie, ze riep vaker, liet duidelijk merken dat ze niet graag alleen zit, maar als ik alleen binnenkwam was er geen poesje te zien. Op Sir William reageerde ze nog steeds, ze liet zich zien, maar 't eindigde meestal in wegspurten, hij erachter, en dan het onvermijdelijke geblaas en gegrom waarop hij het dan afbolde. Toch heb ik haar heel eventjes kunnen strelen, waarop ze onmiddellijk begon te spinnen, maar de volgende keer liep ze weer weg. Ze hangt te twijfelen tussen nieuwsgierigheid en angst, en de angst heeft voorlopig nog het overwicht. Vanmorgen besloot ik mijn kom havermout met fruit in de zetel op te eten. En dat bleek een gouden idee. Na even aarzelen kwam ze gewoon op mijn schoot gesprongen! Ze is zo'n zeven keer aan mijn havermout komen ruiken (ze wilde écht zeker zijn dat het geen spek voor haar bek was ), en haalde de gekste acrobatische toeren uit. Ze lag dan op mijn benen, zag plots iets bewegen, hapte daarnaar en realiseerde zich dan dat het haar eigen staart was. Of ze liet zich achterover vallen op de zetelleuning, met haar kopje naar beneden, verloor dan alle houwast omdat ze op haar rug lag, en schoof dan naar beneden om met haar kopje eerst in de zetel aan te komen. Of ze draaide zich op haar zij bovenop die leuning, en viel dan ei zo na in de ruimte tussen de vensterbank en de zetel. Ze is even wild dan Sir William, ik hoor haar vaak spelen met de muizen aan de kattetoren, of met de kattentunnel die nu eindelijk gebruikt wordt, en die zich op mysterieuze wijze doorheen de living verplaatst. Ze is zeer geïnteresseerd in Sir William, die ik alleen in de living laat als ik er 100% mijn aandacht bij kan houden, en met korte periodes per keer. Ze komt altijd af, wil hem duidelijk leren kennen, maar hij heeft altijd zo'n moment waarop hij zich niet meer kan houden en achter haar aan schiet, en dan gaat ze de zetel achter en hoor ik haar blazen en grommen. Vanmorgen is het me gelukt dat blazen en grommen te voorkomen, doordat hij mij ook nog niet gezien had (hij kan voorlopig niet naar boven komen omdat de living is afgesloten) en toen ik eerst haar wat wilde gezelschap houden stond hij zielig aan de deur tussen keuken en woonkamer te piepen. Dus ik liet hem binnen, en hij wilde eerst een uitgebreide knuffelsessie, waarbij hij zich spinnend op de vloer draait en kronkelt. Heel die tijd heeft ze staan kijken, en toen ze zag dat hij lag te spinnen en te genieten nam ze op een bepaald moment ook een zeer nonchalante houding aan, liggend op haar zij, niet meer klaar om weg te schieten. Daarna is hij weer van haar brokjes gaan eten, en toen is ze hem heel dicht genaderd, tot op een halve meter. Dan heb ik hem met zachte hand uit de living naar zijn eigen etensbakje in de keuken geleid, zodat het eens een rustige ontmoeting zonder geblaas en gegrom was. Ik probeer te voorkomen dat ze een schrik opdoet, hoewel ze, ook na zijn achtervolgingen, blijft afkomen en hem bestuderen. Als hij nu een tikje geduldiger zou zijn, en zou afwachten tot ze hem nadert en ze elkaar kunnen besnuffelen, maar helaas, hij blijft zijn eigen enthousiaste zelve.... Enfin, ik heb er een goed oog in. Aangezien ze zelf zo woest speelt zal het op termijn waarschijnlijk wel goedkomen. Ze gromt ook enkel als hij te dichtbij komt, en niet, zoals Elvira, vanaf het moment dat ze hem ziet. Ik heb vanmiddag telefoon gehad vanuit de poezenopvang waar Elvira nu zit, en ze zou vandaag geplaatst worden. De dame belde voor extra info, want de mensen die haar willen, willen zeker zijn dat ze een knuffelpoes mee naar huis pakken. Ze hadden eerst een andere poes gekozen, maar die teruggebracht omdat het geen knuffelpoes was. Nu, Elvira is een knuffel, je mag haar ten allen tijde oppakken, ze vindt dat nooit erg, ze zou in uw lijf kruipen als ze kon, ze trappelt, en zuigt dan ook aan je T-shirt, het is echt super schattig. En als die mensen haar niet nemen, staat er nog iemand anders voor haar op de wachtlijst, maar ze komt sowieso terecht bij mensen die geen andere poezen hebben. Dus uiteindelijk is iedereen beter af op deze manier, maar het was een harde noot om te kraken, want je geraakt gehecht aan zo(n prutske, en je blijft denken h"ad ik nu toch niet nog dit of dat kunnen proberen, had ik het nu toch nog niet een week, een maand...langer moeten geven". Gelukkig was ook de dame die daarstraks belde er helemaal van overtuigd dat ik de juiste beslissing had genomen, want ook bij haar in de opvang moest ze Elvira apart houden omdat ze hevig reageerde op alle andere poezen. De laatste "SW in kleine dosis" is nog maar een half uurtje geleden, en er zat alweer evolutie in. Deze keer liet het meiske zien dat ze eigenlijk een uitdagertje is. Ze stormt vlak voor zijn neus langs, en als hij dan achter haar aan gaat komt weer het gegrom en geblaas, hij draait zich om en loopt weg, ze gaat er prompt weer achteraan. Hij zit op de verwarming te bekomen, zij speelt met het gordijn (dat ze al helemaal van de rail heeft getrokken en dat voor zijn neus hangt) zodat hij wel moet naar beneden kijken en haar zien, en dan stormt ze weer weg en gaat ze weer een beetje op hem grommen. 't Is een deugnietje, en ze speelt graag, dus ik blijf denken dat het goed komt. Voor Sir William is het echt een martelgang, hij is nu al zeven maanden aan het proberen bij een huisgenootje in de gratie te komen, en hij weet soms echt niet meer hoe hij het heeft. Na elke grom- en blaasbeurt komt hij zielig naar mij en moet ik hem effe aaien en vertellen wat een lieverd hij toch is. En tegelijkertijd poog ik hem aan zijn verstand te brengen wat minder woest te zijn, want als hij achter haar aangaat deelt hij ook tikken uit he, en een tik van een gespierde Sir Williampoot kan aankomen, ik kan het u verzekeren. Ik snap dan ook haar gegrom, dat hij ook wel respecteert en waarop hij zich ook terugtrekt. Tot nog toe heeft ze toch nog geen schrik opgedaan, en ik hoop dat zo te houden, door voorlopig Sir William in kleine dosissen te blijven toedienen .
Vanmorgen wilde ik de kattebak leegmaken. Gisteren had ik dat bewust niet gedaan, ik hoopte dat haar eigen geur haar een beetje zou helpen om zich thuis te voelen. Dus ik met een plastic zakje de woonkamer in, vond Sir William dat het toch nog eens tijd was om poolshoogte te komen nemen. Ik heb mij dus braafjes op de zetel gezet om de ontwikkelingen te volgen. Hij roept, zij antwoordt, en op een bepaald moment was het even een tweestemmig duet. Maar daar bleef het bij, en SW haal zijn schouders op en draaide zich om. Hij heeft het ondertussen zowat gehad met moeilijke meisjes. En wat vond hij daar, voor de keukendeur, aha dat was interessant, eten! Hij begon dus doodgemoedereerd haar brokjes op te eten. Krakkerdekrak, je kent dat geluid wel. Komt daar ineens een klein zwart mormeltje vanachter de zetel. Ze ziet mij zitten, twijfelt even, maar besluit dan simpelweg dat ik er niet toe doe. Ze kijkt en kijkt naar die andere kat, waarop ze soms ook roept als ze alleen in de woonkamer is. En als ze zo roept en ik ga kijken dan is ze daar niet tevreden mee. Misschien hoopt ze haar oude vriendjes, mens of kat, te zien verschijnen, of ze is enkel geïnteresseerd in SW en niet in mij. Hoedanook, ze sluipt tot halverwege de living en kijkt en staart, maar Sir William eet onverstoorbaar door, krakkerdekrak, hij heeft absoluut niks in de gaten. Ze kijkt nog even om naar mij, maar belsuit wederom dat ik niet terzake doe, en ze maakt een omtrekkende beweging, sluipt van de zetel naar de stoel naast de piano, en begint van daaruit weer intens te staren. Zo intens dat het gekraak ophoudt, het zwart-witte katerhoofdje draait, en ze elkaar aankijken. Ik houd mijn hart vast en smeek hem in stilte niet in zijn enthousiaste galop te schieten. Hij heft een poot op, zet die neer, heft een andere, zet die neer, en zo gaat hij, heel traag en behoedzaam, naar haar toe. Zij blijft zitten, laat hem naderen tot ze het dicht genoeg vindt, en laat dat dan merken met een stevige blaas en een sonore grom (het blijft me verbazen dat dat uit zo'n klein lijfje komt). Hij houdt in, zij loopt weg, en hij blijft ter plekke, snuffelt uitvoerig aan het plekje waar zij zojuist zat, en wordt, terwijl hij dat doet, gadegeslagen door het zwarte hummeltje. Na anderhalve minuut geursnuiverij vindt hij de tijd rijp voor een tweede toenaderingspoging. Hij loopt iets minder behoedzaam op haar af, zij blaast (ik zie haar op dat moment niet, maar het klinkt als een uit de kluiten gewassen blaasbalg, 't is geen minne, dat zwart spookje). Hij draait zich om, kijkt naar mij en als hij zou kunnen praten zou hij zeggen: "maak dat die deur open is dat ik het hier afbol want ik heb het helemaal gehad met die moeilijke madammen." En het is die houding van hem die mij doet vermoeden dat het wel in orde zal komen. Zij is duidelijk nieuwsgierig naar hem, zo nieuwsgierig dat ze mijn aanwezigheid er gewoon bijneemt, zich midden in de ruimte te kijk zet, omdat ze hem wil benaderen. Hij wil wel, maar hoeft niet meer zo nodig, en als het geblaas begint is het voor hem welletjes (hij draagt nog genoeg halfgeheelde krabbels om te weten wat daarna kan komen, dus hij wandelt daar liever gewoon van weg). Dus ik ben optimistisch gestemd. En toch ook ongeduldig, ik wil dat kleine lieverdje zo graag strelen, knuffelen, op schoot hebben...... Maar goed, samen met Sir William oefen ik mij in de kunst van de zelfbeheersing .
Zolang is het klein zwart spookje hier. En ze lijkt zowat het scenario van
SW te volgen, maar dan alleen een beetje sneller. Vannacht heeft ze,
vermoedelijk na grondige verkenning van haar voorlopige territorium, besloten
dat "achter de zetels" haar voorlopig toevluchtsoord wordt. Maar toen ik pas geleden in
de keuken was, hoorde ik een zeer bekend geluid dat ik toch niet onmiddellijk
kon thuisbrengen. Tot mijn euro viel: het spelen met de muis aan het elastiekje
op de kattetoren. Redelijk woest, zeker gezien haar geringe afmetingen. Het
ontstaarten en uitkleden kan ze natuurlijk niet meer doen, dat heeft SW zeer
grondig voor haar gedaan, maar blijkbaar is zo'n zwart plastieken ding ook best
tof om mee te spelen.
Toen ik even door de living moest stormde ze met haar kleine grappige
lijfje richting zetel. Maar toen ik iets vergeten bleek te zijn en twee minuten
later weer door de living moest, stormde ze wéér van de toren naar de zetel, dus
ze heeft niet echt veel tijd nodig om te bekomen van de terrible schrik die ik
haar aanjaag . En toen ik er de derde keer doorheen kwam twijfelde ze zelfs twee
seconden of ze nu gewoon op de toren zou blijven zitten of toch...Ze nam het
zekere voor het onzekere en stormde toch maar naar haar schuilplaats. En nu ik
hier zit te tikken hoor ik weer de plastieken resten van de muis tegen de toren
kletsen, dus zo heel erg vreselijk bang zal ze ondertussen niet meer zijn.
Het "niks doen" werkt dus, haar gewoon helemaal zelf op haar tempo laten
ontdooien en zien waar dat toe leidt. Vannamiddag is SW nog een keer komen
vragen om mee de woonkamer in te mogen, en weer riep hij, antwoordde zij en was
er een korte o"ntmoeting" half achter de zetel (ik zag hem nog half maar haar in
het geheel niet). Ik hoorde haar wel blazen en een beetje grommen, waarop hij
braafjes achteruit stapte en naar de keukendeur liep. Wijze jongen, dir Sir
William. Hij zal wel iets geleerd hebben uit het gekrab en geklauw van
Elvira.
Hoe zou het trouwens zijn met dat klein gestreept
meisje?
Ik heb een lange radiostilte laten vallen, ik weet het. Oh jawel, ik heb vaak gedacht dat ik de meelevers dringend op de hoogte zou moeten stellen van de poezebelevenissen hier in huis. Maar het is moeilijk geweest. Heel moeilijk. En ik heb uiteindelijk een beslissing genomen die ik een half jaar geleden ondenkbaar zou hebben gevonden. Maar het was geen leven. Niet voor Elvira, niet voor Sir Wililiam, en niet voor mij. Elvira was altijd gespannen, altijd op haar qui-vive, en Sir William moest maar één snorhaar laten zien of ze schoot in haar defensiemodus, die uiteindelijk nogal veel op een aanvalsmodus begon te gelijken. Het manneke had dan ook overal putjes en krasjes, om maar niet te spreken over de diepe sporen op zijn neus, die nog steeds niet helemaal geheeld zijn, en die misschien wel een blijvend souvenir aan Elvira's gezelschap zijn. SW begon ook een beetje een banneling te worden. Hij had zo genoeg van haar gegrom en geblaas, dat hij de tuin verkoos. Hij lag uren onder de perzikboom, en als het regende ging hij in een mandje in de veranda liggen, waar het fris en vochtig is, maar wel ver genoeg weg van Elvira's domein, de kattepaal in de woonkamer. En dan was er het pis- en kakverhaal. Van stress, of het nu angst of colère was, daar ben ik nog steeds niet achter, piste en kakte ze in de gang, op mijn yogamat, tegen de voordeur. En ze nam ook elke gelegenheid te baat om te proberen langs de voordeur de straat op te vluchten. Tegen die voordeur ligt nu een in azijn gedrenkte doek, in een zoveelste poging de pisgeur uit het hout te krijgen. Het pis- en kak kuisen, het voortdurende gebries en gekrakeel, het vraagt zoveel energie dat het niet vol te houden is. En dus heb ik, ook toen ik op reis was, de situatie van veraf en dichtbij, langs boven en langs onder, enfin, langs alle kanten bekeken. Ik heb geluisterd naar de verslagen van de katsitters, en geconcludeerd dat er maar één oplossing overbleef waar iedereen wel bij zou varen: Elvira herplaatsen. Nu is dat rap gezegd, maar...
Tja, natuurlijk mis ik dat meiske. Floddermie, aandachtzoeker, speelse Trien (enfin, met mensen spelen he, naar benen springen, in vingers happen). Gretige eter, trappelaarster die nooit teveel gepakt kon worden. Zalig, zo'n katje. Ik hoop uit de grond van mijn hart dat ze goed terecht komt, bij iemand die haar alle aandacht geeft die ze nodig heeft. Maar daar vertrouw ik op. De bezielster van de organisatie waar ik mijn katjes vandaan haal wil alleen maar het beste voor de poezebeesten. Ze begreep ook meteen waar ik het over had, toen ik haar belde, en ook al wordt Elvira nu eerst weer ergens tijdelijk geplaatst, het zal wel goed komen. Ondertussen is hier een klein zwart meiske binnengekomen. Pikzwart, met hazelnootbruine oogjes. Geboren als wild katje in een kelder, die uiteindelijk toegang gaf tot een huis waar een dame met een groot hart voor poezen woont. Dus is hazelnootje daar opgevangen, een beetje tam geworden, gesteriliseerd, gechipt, en gekaraktiseerd als woeste speelvogel die niet bang is voor andere, zelfs grotere, katten. Dus hoop ik nu het beste, met een bang hart. Maar er zijn voortekenen: de dame die het pikzwarte meiske vond en bracht, heet Jozefien. En het zwarte meiske lijkt Maurits wel. Alleen wat oogkleur betreft wijkt ze af. Maar die blik, recht in mijn ogen, recht in mijn ziel, het leek even of Maurits was teruggekeerd. Alleen moet het meiske nog even wennen. Van woeste speelsheid is momenteel niks te zien. Maar goed, wie had de eerste drie weken, toen Sir William achter de zetel woonde, gedacht dat hij een enthousiaste aanhankelijke aaibare speelvogel zou worden. Ze besliste gisterenavond dat ze op de kattentoren wilde, in een van de kubusjes, veilig beschut. Daar zat ze, en ze wilde niks. Geen eten, geen drinken, en liefst ook niet te veel gestreel en zo. Dat was even wennen, na Elvira, die vanaf dag 1 de omgeving exploreerde en op elke schoot sprong die ze tegenkwam. Ik moet mij dus ook heel erg inhouden, want eigenlijk wil ik wel om de twee minuten gaan kijken of alles goed is met dat hummeltje, of ze niet toch een beetje wil eten, of misschien toch even opgepakt wil worden. Misschien voelt ze zich wat alleen, of.... En ik realiseer mij hoe moeilijk het voor Sir William is. Want ik houd hem kort nu, ik wil ten allen prijze voorkomen dat hij haar te snel afschrikt met zijn overweldigende enthousiasme. Nu moeten we ons alle twee inhouden .
Gisterenavond is hij toch twee seconden aan mijn aandacht ontsnapt, en plots hoor ik een gegrom en geblaas uit dat kubusje komen, en uit angst voor een herhaling van het Elvira-scenario ben ik wat al te luid, ik had nog nooit tegen hem geroepen, en ik zag hem ineenkrimpen, alsof hij slaag verwachtte, de arme jongen, zijn verleden zit er nog zo ingeprent. Ik verjoeg hem uit de living, en hij strompelde in een keer door naar buiten, en liet zich niet meer zien. Ik ben nog een keer of zeven gaan roepen voor ik ging slapen, en rond 4 uur vanmorgen heb ik hem nog eens met mijn hoofd door het raam geroepen, ik vreesde dat ik te bruut was geweest, en dat hij niet meer terug zou komen. Ik was dus enorm blij (mijn hart maakte echt een sprongetje) toen ik vanmorgen het luikje hoorde. Hij was terug. Alsof er niks aan de hand was, hongerig naar voedsel en naar het rituele streelnummertje dat daarbij hoort. Maar ook nieuwsgierig naar dat nieuwe hummeltje in huis, en toen ik naar de keuken wilde glippen was hij mij te slim af en stoof de woonkamer in. Het zwartje was van haar plekje gekomen, ze had iets gegeten, ze was in de kattebak geweest, en zat nu ergens verstopt. Sir William riep, en zij antwoordde. Hij riep weer, en zij antwoordde weer. Het kwam van achter de zetel. Hij stond klaar om er op af te vliegen, maar luisterde wonderwel toen ik hem zachtjes aanspoorde rustig te zijn. Na wat over en weer gemiauw is hij met mij mee naar de keuken gewandeld. Door de deur hebben ze nog een beetje met elkaar gecommuniceerd. Naderhand heb ik geprobeerd haar toe te spreken, maar wat ik ook doe, woorden, piepjes, halve miauwen, op mij antwoordt ze niet. Op zich geeft dat mij hoop, als die twee communiceren zit het er dik in dat ze met elkaar overweg gaan kunnen.
Dus voorlopig is het inhouden, inhouden inhouden, dat beestje tijd geven om te acclimatiseren. Ik vraag me af voor wie dat het moeilijkst is, voor Sir William of voor mij .