Niet weten waar je salontijger uithangt
is best een ingrijpende ervaring. En het allervervelendst is nog dat er geen
goede handleiding bestaat voor deze situatie. Het is een beetje aanmodderen.
Waar blijft die centrale website waarop je vermiste katten en honden kan
opgeven? Een website die landelijk, zij het opgedeeld in regios, kan gebruikt
worden door dierenartsen, asielen en particulieren. Dat zou toch een haalbare
kaart moeten zijn. Maar voor het zover is moet een baasje dat zijn trouwe
viervoetige vriendje mist het zelf rooien. Best lastig, dus ik poogde een
aantal nuttige tips op een rijtje te zetten, aan de hand van eigen ervaringen.
Als u op dit moment een poes kwijt bent, wens ik u alvast veel sterkte en help
ik u hopen op een vreugdevolle reünie.
Maurits, mijn zwarte kater, is zoek
geweest van donderdag 8 tot zaterdag 17 maart 2012. Snelheid is altijd een grote troef, dus op
vrijdag 9 maart heb ik in de directe omgeving flyers in elke brievenbus gestoken. Zaterdag ben ik gaan aanbellen bij elk huis dat op vrijdag
een flyer in de bus had gehad. Het
persoonlijk contact versterkt de flyer, je kan de informatie mondeling
uitbreiden, en als binnenkomer kan je naar de flyer verwijzen waardoor het
direct duidelijk wordt waarvoor je aanbelt. De deur gaat vanzelf verder open
zodra men begrijpt dat je niks komt verkopen.
Er bestaan verschillende meningen over
wat er al dan niet niet op zon flyer moet staan. Ik ga er van uit dat veel
mensen niet echt grondig lezen, dus ik liet het bij een foto, de naam van het dier, mijn adres en gsm nummer, en de vraag om in
garage, kelder, tuinhuis te kijken. Tijdens mijn huis aan huis ronde kon ik altijd
nog dingen verder toelichten. Een bepaalde dierenorganisatie vond mijn flyer
slecht, omdat er niet op stond of mijn kater gecastreerd was. Maar de doorsnee
buurtbewoner heeft daar volgens mij geen boodschap aan. Een buurvrouw die mij
belde omdat ze een zwarte kat had gezien, wist bijvoorbeeld niet eens of die
kat al dan niet een halsbandje droeg.
Laat je in
elk geval niet van de wijs brengen door dergelijke commentaren, maak een keuze,
zorg dat je informatie duidelijk is, en dat je een telefoonnummer of adres
opgeeft.
Leg ook
wat flyers bij de bakker, de snackbar, het buurtcentrum, de kapper en elke
andere plek in de buurt waar wel eens iemand over de vloer komt. Hang de
informatie voor je raam, op je auto, bij je dierenarts, in de dierenspeciaalzaak
enz.
Bij de
aanbelronde heb je de mogelijkheid om uit te wijden. Over specifieke kenmerken
van je dier, maar vooral over het algemene verloren-katten-gedrag. Een kat
op de dool gaat in overlevingsmodus. Het is mogelijk dat een buurman zijn
garage doorzoekt en zweert dat er geen kat zit, terwijl ze er wel degelijk is.
Maar behalve aan zijn eigen vertrouwde mens laat zon gestresseerd
poezencreatuur zich niet zien.
Daarom heb ik verzocht of mensen wilden nadenken of de afgelopen dagen,
bij de eerste lenteachtige warmte, een raam of deur een tijdje had opengestaan.
Een kelderdeur, een deur van een tuinhuisje, een raam in de gang dat s winters
dicht blijft, dat soort dingen. Indien
ze zich dat herinnerden, vroeg ik of ze die deur of dat raam terug even wilden
openzetten, maar zonder er bij te blijven, zodat het gestresseerde beest de kans
zou krijgen ongezien weer te ontsnappen.
Ik woon in een stad, in een rijtjeshuis. Als mens heb je geen toegang tot
de buurtuinen, tenzij door de huizen heen. Zeer weinig mensen waren geneigd mij
inderdaad door hun huis hun tuin in te laten. In huizen waar ook honden of
katten woonden mocht het meestal wel.
In het huizenblok dat gevormd wordt
door de straat waarin ik woon, een parallelstraat en twee straten die daar
loodrecht op staan en dus een bijna perfecte rechthoek vormen, bevinden zich
een aantal parkeergarages. Dat zijn
geweldige schuilplaatsen voor verloren gelopen katten. Dus op zondag besloot ik
elk van die garages grondig te doorzoeken. Aangezien ik niet van iedere garage
de eigenaar of uitbater kende, heb ik bij de meeste van die garages gewacht tot
iemand zijn auto kwam halen of terugzetten, en gevraagd of ik binnen mocht,
verwijzend naar de flyer en de huis-aan-huis ronde. Dat maakte dat er geen
argwaan was, de hele buurt wist inmiddels dat ik op zoek was naar mijn vermiste
kater. Ik wachtte telkens tot de auto eigenaars waren vertrokken, en het een
tijdje rustig was, vooraleer ik Maurits begon te roepen.
Diezelfde zondag had ik ook een
vriendin met hond ter hulp geroepen,
maar dat was geen onverdeeld succes. De hond heeft heel erg genoten van het
uitje, maar snapte niet waarom ik die lap onder haar snoet hield, en elk spoor
dat ze vond eindigde bij een autoband of een parkeermeter. Niet elke hond kan dus
spoorzoeken. Maar het valt te proberen, en met een iets beter speurende hond
kan het tot goede resultaten leiden.
Hoe dan ook, we kregen wel veel
aandacht door madame de Mechelse Herder, en ik kon nog meer buurtbewoners
vertellen dat Maurits, een zwarte kater, zoek was.
Het leek mij bijzonder belangrijk dat Maurits
wist dat ik het niet opgaf, dus ik ben de ganse tijd om de paar uur, ook
s nachts, uit mijn raam op de eerste verdieping zijn naam blijven roepen.
Aangezien de zintuigen van onze salontijgertjes zoveel secuurder zijn afgesteld
dan de onze, hoopte ik dat hij mij zou horen. Aangezien het s nachts beduidend
stiller is, ging ik ervanuit dat de kans dat hij mij, of ik hem, zou horen dan
het grootst was.
Ik heb hem op enkele websites gezet, met foto, en alle dierenasiels en dierenartsen in de ruime omgeving verwittigd.
Een hele goeie tip die ik kreeg, vooral
als je in een stad woont, waar je zelf niet in tuinen kan en ook niet altijd
zicht hebt op hoe het er achter die hoge gevels allemaal uitziet: google
earth of birdeye.com. Via deze websites kan je uitpluizen of je kat zich toegang
kan hebben verschaft tot deze of gene plek. Ik ben daar vooral op zoek gegaan
naar locaties waar een kat eventueel wel in kan sukkelen, maar niet meer zonder
hulp uit geraakt. Af een hoge muur springen kan lukken, maar daar terug
opklimmen als er echt nergens houvast is, lukt waarschijnlijk niet. Door een bouwvallig
dak van een loods vallen, ok, maar zes meter naar boven klauteren om daar weer
uit te raken is andere koek.
Zoek
overal, ook waar het onwaarschijnlijk lijkt.
Maurits had woensdagavond 7 maart nog
thuis gedineerd en keek daarna samen met mij TV. Of verplichtte mij om veel
te bewegen tijdens het TV kijken, doordat ik langs zijn staart of tussen zijn
oren toch genoeg beeld probeerde te zien. De nacht van woensdag op donderdag,
het tijdstip van zijn verdwijning, is mijn voordeur niet open geweest. Hij kon
dus in principe alleen aan de veilige kant van de huizen in het huizenblok
zijn. In een tuin(huis), garage of kelder. Tenzij hij een huis of garage zou
zijn binnengeraakt langs de achterzijde, en er aan de straatzijde is
uitgeraakt. Dat leek mij erg onwaarschijnlijk en ik heb aanvankelijk vooral in
het huizenblok gezocht.
Maar op dag 10 van zijn verdwijning
besloot ik om de zoektocht uit te
breiden. Mocht een dergelijke situatie zich nogmaals voordoen, dan zou ik
niet tot dag tien wachten. Eigenlijk was dat een fout. Mogelijk had ik hem
enkele dagen eerder kunnen vinden. Maar goed, op dag 10 begon ik flyers te
bussen in de straten in de verdere omgeving. En af en toe riep ik zijn naam.
(Ja, ik werd af en toe vreemd bekeken, maar rare blikken waren op dat moment
niet echt mijn bekommernis).
Ik vond Maurits doordat hij antwoordde
op mijn roep. Gek hoe je die ene miauw onmiddellijk, met absolute zekerheid
herkent. Ik hoopte dat hij nogmaals zou reageren, zodat ik hem kon lokaliseren.
Zijn eerste miauw verraste mij zo dat ik geen idee had waar die vandaan was
gekomen. Hij stelde me niet teleur: hij antwoordde nogmaals, zodat ik wist dat
ik moest oversteken, en toen zag ik hem. In een kelder.
Maar daarmee was het niet opgelost.
Hoewel hij mij herkende, en antwoordde telkens ik zijn naam riep, was hij niet
van plan het me gemakkelijk te maken. Toen ik had aangebeld en uitgelegd dat
mijn kater in de kelder zat, mocht ik mee. De man des huizes ging me voor de
keldertrap af, de kelder in: fatale fout. Maurits vluchtte het keldergat uit en
de straat over. Slecht nieuws voor het hart van een poezenmoeder. Maar ik
hoorde geen gierende remmen of andere verontrustende geluiden.
De vriendelijke man die me zijn huis
binnen en zijn kelder in had gelaten, kon me nauwelijks bijhouden terwijl ik
terug de trap opstormde, zijn gang door, en buiten verwoede pogingen ondernam
om mijn katermanneke terug te vinden.
Dat lukte: Maurits had zich
geïnstalleerd op de parking van een metaaldraaierij die er op zaterdagnamiddag
verlaten bijlag. Het gebouw staat ongeveer 25m van de straat af, het plein is
op niet-werktijden leeg, maar wel omheind met een hek van twee en halve meter
hoog met puntige pieken op. Erover klimmen was geen optie. De metalen omheining
was bovendien voorzien van een alarm. Dat alarm laten afgaan zou de zekere
vlucht van mijn poezenman betekenen.
Aangezien de boel verlaten was
reageerde er niemand toen ik op de bel drukte, en de vaste telefoon, waarvan
het nummer onder de bel stond te blinken, werd evenmin opgenomen. Ik belde een
vriendin, en droeg haar op het bedrijf te googelen en een gsm-nummer te zoeken.
Tevergeefs.
Wachten dus. En hopen dat Maurits zich
van tussen de paletten onder het afdak van het gebouw tot aan het hek zou
durven begeven. Dat werd echter bemoeilijkt door elke passerende auto, elke
voetganger die vroeg: wat zijn jullie aan het doen?. Toen mijn zwarte moedigaard al tot halverwege
het plein was gesukkeld riep een passant enthousiast oh, poes!. Tja, dat
leidde tot onmiddellijke terugtrekking onder het afdak tussen de paletten.
Nog erger: passanten die mee kwamen
roepen.
De vriendelijke man die me in zijn
kelder had gelaten, was de ganse tijd op de achtergrond aanwezig, en probeerde
voorbijgangers zachtjes aan te sporen verder te gaan. Hij sprak zelfs een
groepje zeer luidruchtige tieners aan, die aan de overkant van de straat
stonden, en verzocht hen wat rustiger te zijn vanwege de bange poes.
In de hoop het proces een beetje te
versnellen, besloot ik thuis zijn lievelingseten te gaan halen, terwijl de
lieve keldermeneer op post bleef. Zodat, ook als Maurits zich zou verplaatsen,
ik toch nog zou weten waar hij zat. Het beestje had zich nog niet verroerd toen
ik terugkeerde.
De truc met het eten leek te werken. Uiteindelijk
kwam hij steeds dichterbij, snuffelde, at een beetje, en liet zich door het hek
heen strelen, maar de stap tussen de spijlen van het hek door maakte hij niet.
Ik poogde hem zover te krijgen door het blikje eten langzaam op te schuiven,
maar mijn slimme jongen had het door. Toen het blikje kattenvoer zover stond
dat hij zijn hele hoofdje door de spijlen moest steken om te kunnen eten, stak
hij resoluut een poot onder het hek door, stak die poot in het blikje en trok
het met een ferme beweging terug naar zijn kant. Ik zat ondertussen op het
voetpad met mijn twee benen naast elkaar voor me uit gestrekt. Zo moet ik thuis
ook in de zetel zitten, zodat meneer zich comfortabel kan uitstrekken op mijn
benen. Ik hoopte dat deze manier van zitten hem naar me toe zou lokken zodat
hij zich op mijn schoot zou installeren. Dat heeft uiteindelijk, na een
onwaarschijnlijke hoop geduld, gewerkt.
Het heeft zelfs drie keer gewerkt.
Drie keer, inderdaad. Want toen hij op
schoot klom en ik hem in mijn armen nam, leek alles helemaal in orde. Maar toen
ik hem in de transportmand wilde steken, stribbelde hij zo furieus tegen dat ik
hem moest lossen, en hij spurtte 25m ver, naar het afdak, waar hij zich opnieuw
verschool tussen de paletten.
Een dik uur later had ik hem weer in
mijn armen, ik kuste hem, knuffelde hem, vertelde hem hoe blij ik was dat ik
hem gezond en wel had teruggevonden. Maar hetzelfde scenario herhaalde zich:
hij wilde niet in de transportmand. De kelderman hielp, maar zelfs met zn
tweeën konden we hem niet houden. Maurits ging te keer als een duivel in een
wijwatervat, en we moesten hem lossen.
Tegen die tijd was ik door en door koud
van het op de grond zitten. Ik was rond de middag op flyertocht vertrokken,
zonder jas, gekleed op de middagzon. Ondertussen liep het tegen zessen. De
temperatuur was flink gedaald, de kelderman ging naar huis om te eten, Mau zat
terug 25 meter van me vandaan tussen de paletten, onbereikbaar achter een veel
te hoog hek met pinnen, en ik was zwaar gefrustreerd.
Ik moest me even gaan opwarmen, en ik
moest mijn poezenmeisje Jozefien haar medicatie toedienen, dus ik riskeerde om
een halfuurtje weg te gaan. Toen ik, ingeduffeld als een poolreiziger, terug
kwam, klaar om desnoods de hele nacht bij dat hek tegen mijn katertje te
praten, stond hij bij het hek. Op de één of andere manier had hij die 25 meter
overbrugd. Misschien omdat het rustiger was op straat, misschien omdat hij het
maar niks vond dat ik was weggegaan, wie zal het zeggen. Het leek in elk geval
alsof hij me stond op te wachten. Ik praatte tegen hem, hij antwoordde, en
toonde mij het katteneten dat daar stond voor zwerfpoezen. Hij was zo slim
geweest zich ergens te installeren waar hij eten en drinken had. Ik vermoed dat
hij al enkele dagen pendelde tussen de kelder (tijdens de kantooruren, wanneer
het metaalbedrijf open en de parking vol bedrijvigheid is) en de parking, waar
een afdak, stapels paletten om tussen te schuilen en eten voor handen zijn. Hij
heeft daar zeker geen 10 dagen gezeten, want de dame die de zwerfpoezen komt
eten geven kende hem niet. En het was haar ook nog maar enkele dagen opgevallen
dat er meer eten verdween.
Bovendien kon ik later vaststellen dat
zijn klauwen gerafeld en afgesleten waren, en dat zelfs de kussentjes onder
zijn pootjes er als een rasp uitzagen. Hij moet dus aanvankelijk ergens hebben
vastgezeten, waar hij alleen maar mits aanhoudende pogingen en veel terugglijden
is uitgeraakt. Waarna hij het noorden kwijt was en zich ergens installeerde
waar hij kon overleven.
Dat is ook de taak van een verloren poes:
overleven. Het is de taak van zijn mens om op zoek te gaan.
Ik ben mij ervan bewust dat zijn mens
wat vreemd klinkt, maar in het geval van poezen kan ik ook niet over baasje
of eigenaar spreken. Wie samenleeft met een of meerdere poezen begrijpt vast
wel wat ik bedoel. Een hond aanvaardt jou zonder meer als hoofd van zijn
roedel. Een poes aanvaardt eventueel een portie tonijn uit de Atlantische
oceaan als ze daar op dat moment zin in heeft.
Toen ik dus ingeduffeld terugkwam,
klaar om deze keer vol te houden tot k mét poes naar huis kon, zette ik mij weer
op de grond. Ik probeerde rustig blijven, diep te ademen en hem door
geruststellend gepraat te lokken. Hij
kwam weer. Hij lag zalig in mijn armen, maar één blik van mij naar de
transportmand en hij begon alweer te wriemelen. De meneer van de kelder kwam
aanlopen om te helpen, maar ik wilde geen derde keer riskeren terug naar af te
gaan. Dus ik vroeg de man of hij mijn transportbak even mee naar zijn huis
wilde nemen, waar ik hem later terug zou ophalen. En tegen alle geldende adviezen over kattentransport in heb ik Maurits
in mijn armen naar huis gedragen. Bij momenten kneep ik hem haast fijn, want
elke auto, bromfiets of haastige voorbijganger deden hem schrikken, en ik wilde
hem echt niet nog een keer uit mijn handen laten ontsnappen. Ik bleef hem
geruststellen, en raakte tot voor mijn deur, die ik niet zelf kon opendoen.
Weggelopen poezen zijn echt één grote stressbundel, en met één arm zou ik hem
nooit kunnen houden. Dus wachtte ik op voetgangers. Ik vroeg een passerende
juffrouw om de huissleutel uit mijn jaszak te nemen en mijn voordeur open te
doen. In een stad kijken mensen je raar aan als je zoiets vraagt. Ik legde dus uit
dat ik Maurits pas had teruggevonden na een zoektocht van tien dagen, en niet
wilde riskeren hem weer kwijt te raken. Daarop werd mijn verzoek, zij het
schoorvoetend, ingewilligd.
De stap over de drempel maakte van een
stijf van de stress staande kater een compleet relaxte lappenpop. Hij snuffelde
wat rond, krabde aan de krabpaal en liep de tuin in. Dat was mijn paniekmoment:
in gedachten zag ik hem weer de tuinmuur over gaan en dagen zoek raken. Maar
hij wilde blijkbaar alleen maar even kijken of er niet te veel was veranderd
tijdens zijn afwezigheid.
Honger had hij niet geleden, toch zeker
de laatste dagen niet, dus de rest van de zaterdagavond lag hij super tevreden
te spinnen. En ik spinde even tevreden mee.
Er zijn cynici die zeggen dat je op
flyers een beloning moet uitloven, omdat mensen anders niet zullen helpen. Ik
heb gemerkt dat er enorm veel hulp kwam, zonder dat ik iets beloofd had. Maar
ik vond het fijn om achteraf te laten merken dat de hulp gewaardeerd werd. En
ik wilde ook laten weten dat de verloren zoon veilig was thuisgekomen. Dus
bracht ik iedereen die geholpen had, hetzij door te melden dat ze een zwarte
kat hadden gezien, hetzij door ongevraagd de info aan hun raam te hangen, door
mij in hun tuin te laten of mij extra zoektips te bezorgen, een mini doosje pralines.
Diegenen waarvan ik wist dat ze katten of honden hadden, kregen per dier het
gepaste snoepje met een rode strik rond. Zo wist iedereen die op de een of
andere manier had bijgedragen ook dat het verhaal een goede afloop kende.
|