Druk oponderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek
Poezenstreken
Belevenissen van 2 katten en hun tweebenige dienaar
17-04-2016
Een Logee
Hongerige
bedelaar. Overgroeide kitten. Knullige klungelaar. Verwende edelman. Gezelschapsjonker. Eeuwige over-enthousiasteling. Jaloerse egocentricus. Immer lege maag. Doorwinterd boefje. Ultieme speelvogel. Dat en veel meer is Sir William. Gelukkig is het mechanisme in zijn hoofdje
niet heel erg moeilijk te doorgronden.
En lijdt hij verschrikkelijk aan ADD, waardoor hij, in geval van nood,
zeer makkelijk af te leiden is.
Enigszins vermoeiend is hij ook wel.
En hij leert. Soms heel traag,
soms verbazend snel.
Hij heeft er
bijvoorbeeld een hele tijd over gedaan om tweebenen te vertrouwen, maar
uiteindelijk heeft hij zich gesmeten. Ik
vraag me vaak af of dat nu een gunstige evolutie is. Immers, met zijn diefstalneigingen zou hij af
en toe maar beter op zijn tellen passen.
OK, ik ben geen ooggetuige, en alle bewijzen zijn indirect, maar geef
toe dat het redelijk verdacht is om in huis regelmatig te struikelen over
kippebotjes, ribbetjes of koteletbeentjes.
Vooral als je voor jezelf nooit vlees bereidt. Rond de kerstdagen moet ik zowat de botten
van een volledige kalkoen en de skeletjes van een drietal kwartels in de vuilnisbak
hebben gesmeten (vaak nadat ik ze eerst had horen kraken onder mijn voeten).
Maar er is
niet aan te doen, hij heeft besloten dat er van tweebenen bij nader inzien geen
onheil te verwachten valt. Dus als er
hier 8 man zit te repeteren komt hij rustig de woonkamer binnengewandeld, kijkt
eens rond, maakt een keuze en loopt dan recht naar de winnende tweebeen. Hij maakt oogcontact en ploft dan op zijn
zij, en er is niemand die er aan twijfelt wat hij wil zeggen. Twee keer op rij was
dat de banjospeler, die hem dan uitgebreid moet krauwelen met van die metalen
banjospeeldingen om zijn vingers. Dat
heeft hem de bijnaam Kinky Cat
opgeleverd.
Wat hij niet
leert is het concept mijn eten en andermans eten. Hij kent enkel het concept eten, en dat doet
steevast stoppen doorslaan. Eten of
zelfs mogelijkerwijs eten zet hem in storm-modus, recht er op af, met omverloping,
omduwing of platwalsing van al wat daarbij in de weg staat. Een tijdje geleden probeerde hij de kaas
tussen mijn boterham vandaan te halen.
Niks uitdrukking, gewoon letterlijk.
Dus ik trok mijn boterham weg.
Dan komt er een soort tijdelijke waanzin over hem, eten dat hem wordt
ontzegd, het kan niet waar zijn. Dus
gaat hij in de aanval, zelfs tegen een tweebeen die toch ettelijke malen groter
is dan hijzelf. Size doesnt matter voor
Sir William. Dat Helena de helft kleiner
is dringt niet tot hem door, dat ik een behoorlijk pak groter ben evenmin.
Groot was
dan ook mijn verbazing toen Streepke kwam logeren. Streepke woonde bij een
bevriende tweebeen die drie weken naar Frankrijk ging. Ze was een oude dame van rond de twintig, wat
voor een poes een zeer respectabele leeftijd is. De tweebeen in kwestie vond het maar niks om
Streepke alleen thuis te laten, zelfs met regelmatige etengevers, en dus
probeerden we eens wat het zou geven als Streepke hier een poosje zou
intrekken. De proefnamiddag verliep al
enigszins verrassend: de draagmand werd
midden in de living neergezet en geopend.
Onmiddellijk verscheen er een kopje, dat alert links en rechts keek, en
toen besloot Streepke zonder omhaal op verkenning te trekken. Ze liep daarbij zowat onmiddellijk na het
verlaten van haar transportmand vlak voor Sir William langs (er was nog
ongeveer een halve cm tussen zijn neus en haar flank) maar trok zich geen sikkepit van hem
aan. Hij was te verbouwereerd om te
reageren en bleef overdonderd zitten kijken.
Helena was vermoedelijk aanwezig om het ganse schouwspel te bekijken,
maar zij liet zich daarbij -naar Heleniaanse
gewoonte- zelf niet zien. Streepke
voelde zich wel thuis in de living, blies eens uitvoerig naar Sir Wiliam toen
ze hem de tweede keer passeerde, en nestelde zich in de zetel. Toen Sir William van zijn verbazing was
bekomen, en, zoals gebruikelijk als hij een kat ziet, vriendjes wilde worden,
maakte Streepke duidelijk dat de sofa hààr plekje was, en dat hij maar elders
moest gaan vriendjes zoeken.
Sir William
huppelde weg. Dat beest is echt een
boeddhistisch leermeester. Hij is
teleurgesteld tot op het bot, legt zich neer, maakt zielige geluidjes, kronkelt
en draait om toch maar vriendjes te worden.
(Hij had er natuurlijk geen idee van dat Streepke pot-en potdoof was, en
dat al zijn lieve geluidjes haar dus compleet onberoerd lieten). Als hij dan inziet dat het niet voor vandaag
is (dat moet wel even met knipperende neonletters worden duidelijk gemaakt)
staat hij recht en huppelt welgemutst een volgend avontuur tegemoet.
Toen hij
ongeveer twee jaar geleden pas buiten mocht, en op elke kat die hij zag
afstormde, heb ik er een paar dagen over gedaan om te beseffen dat hij geen
troost behoeft. Ik zag hem, woest,
enthousiast, in volle galop en vooral heel erg on-kattig op een buurtpoes
afstormen, ik zag die poes in blaas-modus gaan, met rechtstaande haren en
dubbeldikke staart. Dat had hij dan pas
in de gaten wanneer hij vlak voor dat adrenaline pompende beest stond. Hij snapte er niks van, want hij wilde toch
alleen maar spélen? Dus plofte hij op zijn flank, rolde door op zijn rug en
begon uiterst zielige frazelgeluidjes te maken.
Mijn hart brak toen meermaals per dag.
En als hij dan terug binnenkwam wilde ik hem troosten, en hij keek dan
naar mij met grote ogen en een immer lege maag:
is er iets te eten? Nee? Spelen
dan? Oh kijk, daar vliegt iets. En daar
koerste hij dan alweer dolenthousiast achteraan. Sir William is echt altijd, helemaal en
volledig in het nu. En hij smijt
zich. Of het nu in een spel is, op eten,
in een knuffelsessie of in gesoes, hij doet het met alles wat hij heeft.
Dat was
natuurlijk waarvoor Streepkes tweebeen en ik nogal beducht waren. Een frèle oude dame zou wel eens last kunnen
ondervinden van zoveel overenthousiasme in een behoorlijk stevig katerlijf.
Maar ze leek
het aan te kunnen.
Dat bleek
achteraf zelfs een understatement.
Maar goed,
na de proefnamiddag besloten we het erop te wagen. Vaak is het nogal een risico, zomaar katten
bij elkaar zetten, zeker als het maar voor korte tijd is. Dan is het vaak alle moete niet waard. Maar ik heb hier twee zeldzame exemplaren die
andere katten echt wel zien zitten. Elk
op hun manier. Helena leest hen. Ze kijkt, observeert, is onwaarschijnlijk
nieuwsgierig, maar kan zich ook meesterlijk beheersen. Zij beheerst de kattentaal door en door, vanaf
het topje van haar neus tot in het puntje van haar staart en haar poezelige
teentjes. Van haar leerde Sir William ondertussen dat je een onbekende kat niet
zomaar bestormt. Het kost hem moeite, je
ziet hem zwoegen en onzeker zijn. Maar
hij doet ook oh zo zijn best, soms weet ik niet of ik een lachstuip ga krijgen
of tranen in mijn ogen bij zoveel zelfoverwinning. Want de beelden die dat oplevert: Sir William op het terras, buik tegen de
grond, één voorpoot in vertraagde slowmotion (ja, als hij iets doet dan doet
hij het ook met overdreven toewijding he, hij is nu eenmaal Sir William) aan
het naar voor zetten. Ik moest mij even
oriënteren. Sir William. Extra Slow motion. Waar kwam dat in s Hemelsnaam vandaan. Ik bekeek de verdere omgeving: aha, andere
kat. En hij stormde daar dus niet op af
als een uitgebroken hengst of een wilde stier. Toen keek hij naar mij, ik zag de inspanning
op zijn snoetje, en de vraag doe ik het goed.
Natuurlijk
deed hij het niet goed, ik zag zelfs dat het er niet echt uitzag. Dus die andere kat zal ook wel gedacht hebben
wat is dat voor een rare. En ondanks
het feit dat Sir William ongetwijfeld de sterkste kat van de buurt is, wordt
hij soms een beetje gepest. Niet zo lang
na dat slow motion voorval hoorde ik hem buiten zielig miauwen. Ik ging kijken en zag hem, een beetje
ineengedoken, zitten op het dakje van de veranda (enfin, het redelijk
onstabiele, bijzonder Vlaamsche, plastieken achterbouwsel). Dus ik moedigde hem aan naar beneden te
komen, en snapte niet direct waarom hij daar zielig zat te doen. Tot ik keek naar het afspringpunt. De hoek van het dakje van waarop je -kat
zijnde, gelieve dat hier niet als tweebeen te komen proberen- op de tuinmuur
kan springen. En daar zat één van de
twee katers van de buren. Fijn gebouwd,
kan ongeveer twee keer in Sir William.
Beetje een Helena-modelletje.
Zat daar in zijn vuistje te lachen.
Had al voorpret. En nog snapte ik
het niet helemaal. Ik riep Sir William
nogmaals, en toen schoot hij uit de startblokken, probeerde op zo hoog
mogelijke snelheid langs dat pestduiveltje te geraken, maar was net niet snel
genoeg. Hij kreeg daar in het
voorbijgaan een tik van jewelste.
Maar hij is
stevig gebouwd, hij kan iets hebben, en aangezien ik hem had geroepen zou er
misschien wel iets te verhapstukken vallen, dus wederom was de tik sneller
vergeten dan hij hem had gekregen. En
natuurlijk kreeg hij iets lekkers, hoe zou ik anders kunnen.
Eigenlijk
had ik een stukje willen schrijven met als titel Sir William for
president. Omdat hij zo oprecht
is. En omdat hij eindeloos onderhandelt
over vriendschap. En omdat hij pas heel
laat en altijd bijzonder kortstondig naar geweld grijpt. Hij deelt pas tikken uit als hij het hoekje
van de kaas dat tussen een boterham uitsteekt in zijn bek heeft, en als dàn, oh
vreselijke gruwel, die boterham wordt weggetrokken. Of als hij al twee weken meermaals per dag
probeert vriendjes te worden, waarbij hij telkens wordt onthaald op geblaas en
gegrom, én op een occasionele tik van Streepke.
Want Streepke bleek, naast een frèle dame op leeftijd, ook een straffe
tante te zijn. Ze was er erg duidelijk
over: de sofas zijn van mij, ga maar elders liggen of spelen. Enne, dit eten hier he, das van mij. Hoé ze het gedaan kreeg begrijp ik nog steeds
niet ten volle, maar haar eten, dat, apart van dat van Helena en Sir William,
in de woonkamer stond, is niet aangeraakt door mijn vaste residenten. Helena heeft er zelfs niet naar gekeken, en
Sir William, die arme jongen
Hij keek er
altijd naar als hij er passeerde, het was dan ook éten. Elke keer streed hij met zichzelf, maar
Streepkes verbod was ultiem, hij schond het niet. Als hij volgens haar te dicht in de buurt
kwam, of er iets te uitgebreid naar keek, siste ze hem vanuit de zetel toe dat
hij er zelfs niet over moest peinzen. En
dan besloot hij vaak nog maar eens een vriendschapsonderhandeling in te zetten.
Misschien
komt het door zijn Waaslandse afkomst dat hij de Antwerpse variant der
Kattentaal niet verstaat, maar ik vrees dat het eerder te wijten is aan een klein
maar schattig defectje.
Eén van zijn
kennismakingspogingen speelde zich af terwijl Streepke op mijn benen lag (en
die benen lagen dan weer in de zetel).
Sir William kwam aangelopen, en Streepke begon zich al een beetje druk
te maken. Hij zette zijn voorpootjes op
de zetel, bracht zijn hoofdje dichtbij het hare. Je moet dan die blik zien, zo
argeloos. Hij snapt duidelijk niks van
al dat geblaas. Maar hij probeert,
telkens opnieuw, en op dat moment doet hij iets waardoor ik echt het gevoel
krijg dat het een clash tussen culturen is.
Je bent ergens op reis, in een ver land waarvan je de
begroetingsrituelen niet kent, en je besluit toch een poging te wagen. Dus hij blaast terug, maar vergeet er gemeen
bij te kijken, dus het slaat sowieso al nergens op. En dan voegt hij er, in één en dezelfde adem,
een reeks kleine lieve frazelgeluidjes aan toe.
Die Streepke uiteraard niet kan horen.
Zij ziet een onnozele kater die gekke bekken trekt.
En daarom
moet hij president worden. Hij kan niet
huichelen, en hij wil met iedereen vriendjes zijn. En hij respecteert verdragen, zelfs als ze
over eten gaan waar hij niet mag aankomen. En er zijn momenteel
presidentskandidaten met grotere defecten in hun brein dan Sir William.
Hoe het ook
zij, Streepke was niet geïnteresseerd in Sir Williams vriendschap. Eventueel wel in zijn en Helenas eten. Het idee om haar eten in de woonkamer te
zetten, terwijl mijn vaste residenten hun eetplekje in de keuken hebben, was
aanvankelijk bedoeld om Streepke te beschermen.
Maar op dag drie wandelde Streepke haar eten voorbij, de keuken in, tot
op een halve meter van de plek waar Sir William en Helena vredig naast elkaar
aan het smikkelen waren, en blies. Het was een impressionant geblaas,
gelardeerd met gegrom. Ik ben helemaal
overdonderd en sta perplex de gebeurtenissen te aanschouwen. Ik vrees even dat ik Streep ga moeten
redden, want nu gaat ze toch echt haar bevoegdheden te buiten. Maar wat dan gebeurt is nog
onwaarschijnlijker: Helena en Sir
William doen, tegelijkertijd, als was het een goed ingestudeerde choreografie,
een aantal passen naar achteren, weg van elkaar en van hun etensbakjes. Geen van beiden gaat ook maar enige strijd
aan, alles in hun lichaamshouding zegt: OK, its all yours.
Het knettert
een beetje in mijn brein, want dit was niet echt een scenario waar ik op enigerlei
wijze was op voorbereid. En natuurlijk
wil ik Streepke goed verzorgen, en haar beschermen tegen eventueel te woest
gedrag van Sir William, maar dit, dit is erover. Dus ik pak haar op. Onder hevig protest, ze draait haar hoofdje
naar mij en gromt en blaast. Ik zet haar
neer voor haar eten, en doe de deur dicht.
Dat was altijd al een plan geweest, die deur dichtdoen. Vandaar dat haar eten ook daar was
gezet. Het verwarrende was alleen dat er
een andere partij moest beschermd worden dan we hadden vermoed.
Streepke
blijkt bijzonder slim. Ze heeft na die
ene keer door dat ik niet echt onder de indruk ben van haar gegrom en
geblaas. Ze is wel graag de baas, maar
ziet ook in wanneer haar strijd nutteloos is, dus ze ziet af van verdere
pogingen om Helena en Sir William van hun eten te beroven. Wel wandelt ze regelmatig de keuken in als die
twee er niet zijn, om dan met veel goesting hun restjes op te kuisen.
De regels
zijn duidelijk, mijn vaste residenten zijn flexibel en passen zich moeiteloos
aan. Wil Streepke de living? Ok, dan leggen wij ons des avonds al op het
bed, en dan knuffelen we lekker als jij komt slapen. Laat die rare dunne dan maar op de zetels en
op jouw schoot liggen, wij doen daar niet moeilijk over. Streepke doet op geen enkel moment een poging
om naar boven te komen, dus er is ruimte genoeg voor iedereen. En ik zorg er natuurlijk voor dat iedereen
elke dag wat aparte aandacht, een snoepje, wat gespeel of een knuffeltje
krijgt. Na enkele dagen is de toon dus
gezet, en loopt het twee weken heel erg vlotjes. Tot er iets misloopt in Streepkes
hoofdje. Waarschijnlijk heeft ze, aan
het begin van week drie, een kleine beroerte, maar ik heb dat niet onmiddellijk
door. Ik zie haar wel tegen dingen
aanlopen, en ik zie een grijzig waas in haar oogjes, dus ik denk ze heeft
staar, het arme prutske, en t is blijkbaar nogal plots verergerd. Dat is geen logische gedachte, achteraf
beschouwd, staar gaat altijd stelselmatig, maar goed, achteraf weten we
allemaal hoe het zit natuurlijk En het
had weinig uitgemaakt, want zelfs als ik haar op dat moment naar de dierenarts
zou hebben gebracht, zou haar toestand niet meer te verbeteren zijn geweest. Tot op dat moment zijn er geen echt clashes
geweest, waarmee ik bedoel dat Sir William haar nooit heeft geslagen. Hij accepteerde de paar tikken die ze hem
vanuit de zetel gaf als passend bij haar gezagspositie.
Maar nu
vergeet ze dat ze niet verondersteld wordt Helena en Sir William weg te jagen
bij hun eten, ze loopt er grommend en blazend op af, en, doordat ze niet goed
meer ziet en rare wendingen maakt, loopt ze ook tégen Sir William, zelfs als
die haar poogt te ontwijken. Zij mept
als eerste, maar dan is Sir Williams geduld op en slaat hij terug. In haar laatste dagen heeft ze zo toch een
drietal gevechtjes. Waaruit ik haar
telkens red door haar op te pakken en bij haar eigen eten te zetten. Maar ik berisp Sir William niet, ik vind echt
dat hij ontieglijk veel geduld heeft
gehad. En vanuit zijn positie zoékt zij het
ook: ik lok hem van haar weg, hij komt ook braaf, en dan neemt zij een niet te
voorziene rare bocht en botst tegen hem, het lijkt wel of ze hem uitdaagt. En dan slaat ze ook nog als eerste, ik kan
niet verwachten dat hij helemaal met zich laat sollen.
Ik neem ook
haar niks kwalijk, ik voel haar ongemak.
Hoe beangstigend moet het niet zijn om plots nog amper te zien, terwijl
je ook al niks kan horen. En, in
retrospectief: geen volledige controle meer te hebben over je motoriek. Ik schreef toen die rare bochten enkel toe aan
haar slecht zicht, en ik dacht dat haar bochtenwerk een tactiek was om de
omgeving opnieuw te ontdekken. Achteraf
bleek er een andere verklaring.
Ik ben blij
dat ik haar die dagen veelvuldig kattensnoepjes heb gegeven. Ik had met haar te doen, en poogde haar zo
ook te kalmeren en af te leiden als ze zich weer eens boos had gemaakt. Ik kon haar niet eens troostend toespreken,
want ze was en bleef stokdoof. Maar ze
bleef spinnen als ik haar streelde, en ze spon met zeer veel overtuiging als ze
kattensnoepjes kreeg.
En toen vond
ik haar. Liggend op haar zij, haar
voorpootjes nat van bloed dat ze had opgegeven, af en toe gefrustreerd grommend
terwijl ze haar kopje poogde op te heffen maar daar niet naar behoren in
slaagde, terwijl haar vier pootjes stuiptrekkende bewegingen maakte.
Gelukkig was
Lieven onmiddellijk bereid om te komen, ook al was hij niet van wacht of had
hij geen spreekuur. Ik was erg blij dat
ik dat meisje niet moest vervoeren, omdat dat volgens mij alleen maar tot meer
ongemak had kunnen leiden. Ik kon
Streepkes tweebeen niet bereiken, haar gsm bleek op dat moment op die plek geen
ontvangst te hebben. Een echte
beslissing moest ik niet nemen, dat had ik zelf ook al gezien, maar de diagnose
van de dierenarts maakte het helemaal duidelijk: terminale epilepsie, als
gevolg van iets anders in de hersenen.
Hier viel niks meer aan te doen, behalve haar uit haar lijden verlossen.
Omdat ze
niet hoorde en amper zag, heb ik mijn nabijheid proberen kenbaar te maken door
haar zachtjes over haar bolletje te aaien.
Ik heb wél tegen haar gesproken, maar horen kon ze dat niet. Voelen misschien. Ik zei haar hoe jammer ik het vond dat de
tweebeen die haar met het flesje had grootgebracht er nu niet kon zijn om haar
uitgeleide te doen. Ik kende haar
slechts drie weken los van de keren dat ik haar bij Thea had gezien- dus mijn
geur en mijn aanraking konden wellicht niet de troost bieden die zij haar had
kunnen bieden, maar we kunnen maar doen wat we kunnen doen.
Streepke
ging naar de kattenhemel op een vrijdag.
De daaropvolgende zondag kwam haar tweebeen terug uit Frankrijk. Ze hebben elkaar net gemist.
Streepkes
geest heeft hier nog even rondgewaard.
Tot een week na haar verscheiden keken Sir William, maar vooral Helena,
nog bezorgd over hun schouder als ze een snoepje kregen.
Ze verwachtten nog steeds een boze blazer die kwam aanlopen. Tot zeker een week na haar afscheid in den
vleze keek ik naar mijn zetels, telkens ik door de woonkamer passeerde, om te
checken of ze daar lag. Om mij
vervolgens te realiseren dat ze daar nooit meer zou liggen.
We zijn nu
enkele weken verder. Helena en Sir
William verkiezen nog steeds het bed s avonds.
Het lijkt alsof ze de living nog steeds niet heroverd hebben.
Ik slaag er
beter in Sir William van mijn broodbeleg te houden. Ik heb een voorbeeld genomen aan
Streepke. Niet dat ik blaas. Maar als zij zonder fysiek overwicht kon
bewerkstelligen dat hij niet aan haar eten kwam, zelfs wanneer het onbewaakt
was, dan moet mij dat ook lukken.
Hoewel. Ik moet hem af en toe van
tafel duwen. Enfin, sturen naar de rand
van de tafel en dan een duwtje onder zijn oksels om de afsprong te
initiëren. Dan kan ik een hap nemen
terwijl hij aan de andere kant alweer op de tafel springt. Zucht.
Onlangs heb ik hem met mijn voet een paar tikken op zijn bips
gegeven. Zachte tikjes he. Maar het bleek de enige manier om hem van
Helenas eten te doen blijven. Na enkele
tikken hoorde hij mijn neens ook weer.
Voor die tikjes was hij Oost-Indisch doof. Het is een geval apart, dat stormachtig
jongetje. Hij kan zich op mijn arm
nestelen, zijn voorpootjes op mijn schouder, en genoeglijk spinnen, terwijl hij
me even later een stevige linkse verkoopt omdat hij mijn broodbeleg niet mag
pikken. Hij accepteert ook dat ik hem
dan een tik op zijn voorhoofd geef met mijn wijsvinger. Om de één of andere reden werkt dat. Hij komt er terug van bij zinnen. En verder loopt hij mij zodanig voor de
voeten dat ik af en toe op hem trap.
Enkel in de keuken, want het is daar dat zijn favoriete bezigheid zich
mogelijkerwijs op elk moment van de dag zou kunnen afspelen. En volgens hem is er meer kans op het
verschijnen van voedsel als hij mij voor de voeten loopt. Er is een deeltje van mijn keuken waar ik mij
ondertussen bijna uitsluitend schuifelend voortbeweeg, om zoveel mogelijk
accidenten te vermijden.
Helena is
een superslimme griet. En De Grote Roze
Badsloef zij geprezen, we hebben eindelijk een hechte relatie. Dat heeft wat voeten in de aarde gehad,
Helena heeft er uren, dagen, maanden observatie opzitten, maar eindelijk
vertrouwt ze me. Ze deinst niet meer
terug als ik haar wil strelen. Ze komt
er zelfs regelmatig om vragen.
Af en toe
komt ze me ook melden dat Sir William op voedselveilige afstand is, en of ze nu
alstublieft eens rustig zou mogen eten.
En dan geef ik dat meisje een portie, waarmee ze dan de koning te rijk
is.
Ze heeft wat
te verduren van die veel te sterke overjaarse kitten. Niet allen steekt hij vaak verkeerdelijk zijn
kop in haar etensbakje, bij het krijgen van extraatjes gaat hij altijd met het
leeuwendeel aan de haal, hoe geraffineerd Helena en ik het ook proberen te
spelen. We hebben kleine, stille
signaaltjes, zodat zij iets krijgt op een ander plekje en zonder dat hij het
merkt. Dat is toch de bedoeling. Maar het gaat over eten. Op dat vlak is hij nauwelijks te
misleiden. En hij is een enorme
slokop. Dus ook haar andere plekje moet
snel en stil veranderd worden, en hij moet snel een nieuw stuk krijgen zodat
zij dat van haar rustig kan opeten. Ook
bij het spelen gaat het vaak mis. Zij is
een speelvogel, en heviger dan zij zijn er weinig. Maar hij is te robuust en kent zijn krachten
niet. Dus zegt ze vaak nee tegen spelen,
omdat ze voorziet dat het mis gaat lopen.
Ze kiest heel verstandig de spelletjes waarbij hij niet boven op haar
kan eindigen, dus geen woeste achtervolgingen die hem ophitsen en waardoor hij
helemaal loos gaat. Wel elk aan een kant
van de deur elkaars pootjes proberen te tikken.
Of samen achter hetzelfde speeltje dat ik hanteer. Ook samen een liquide snoepje oplikken, tong
aan tong, lukt goed. Eigenlijk zijn het
dikke vriendjes. Maar het is geen
sinecure om alleen Sir Williams enthousiasme te moeten opvangen. Dus heb ik er al dikwijls aan gedacht een
derde resident te verwelkomen. Maar
zoals Streepke heeft bewezen gaat dat niet altijd zoals verwacht. Ik zou echt audities moeten organiseren. En om deel te nemen moet u voldoen aan
volgende specificaties*: Felien van aard
zijn, bijzonder speels, heel erg ingesteld op andere feliene creaturen, graag
fikfakken en niet bang zijn van 10 pond kater boven op je, kunnen omgaan met
een eeuwig kinderlijke ingesteldheid, over ongebreidelde energie beschikken, je
drang naar eten en knuffels regelmatig even kunnen uitstellen ten voordele van
een overdreven sterke enthousiasteling die je desnoods -zonder enige kwade
bedoeling- pal omver loopt, kunnen bemiddelen tussen kwaaie buurtpoezen en je
onbezonnen enthousiaste vriend die zich niet goed kan uitdrukken in de
kattentaal, maar die, als het erop aan komt, wel de sterkste is. Want als ik nu naar de toestand buiten kijk,
kan ik alleen maar veronderstellen dat Sir William ten langen leste eens een
keer heeft terug gemept. Het pesten is
immers volledig opgehouden.