Eigenlijk
willen we helemaal niet terug naar Quito. We willen naar Costa Rica. Dat ligt
trouwens ongeveer even dicht bij de Galapagos. Maar er zijn geen rechtstreekse
vluchten naar Costa Rica. De meest eenvoudige route is, I kid you not, Baltra-Guayaquil-Quito-Bogota-San José.
Terwijl we eigenlijk gewoon maar 1000km zee willen overbruggen, vliegen we het
gemakkelijk het driedubbele. Niks aan te doen.
We zijn nog net
iets vroeger op dan het reguliere Samba regime want we doen voor het ontbijt nog
een laatste landing voor een wandeling langs de kust, voornamelijk tussen de
nestplaatsen van de vogels. Dat was het plan alleszins. Maar het giet. Vrij
ongewoon gezien de cactussen hier ongeveer uitdrogen. Zeker deze tijd vant
jaar. Onze gids is alles behalve waterproof en we gaan toch eerst ontbijten en pas
na de vlaag de Pangas in. De wandeling is weeral ongewoon, maar we merken dat
het begint te wennen, vogels die op je lens gaan zitten, zeeleeuwen die het pad
versperren, iguanas die je zo zou platlopen. We keuvelen over het pad alsof
het de normaalste zaak van de wereld is. En tegelijk blijft het verbazen.
Ondanks de gewenning geniet iedereen nog van deze laatste ontmoeting met onze
favoriete dieren. We nemen dan ook gepast afscheid van de dichtstbijzijnde zeeleeuw
met een high five.
Terug op de
Samba hebben we nog net een uur om in te pakken. Ik ben klaar op 50 minuten
maar de bagageboot is al weg. No problem, ik draag mijn zak wel. We meren aan
in een baai vlakbij de ecoluchthaven van Baltra. Ik kan het nauwelijks bevatten
dat we nu nog in de natuur op de Samba zitten, een aparte wereld van
natuurpracht en een heel eigen ideologie, en binnen twee uur in een airbus de
runway zullen afschieten. We nemen afscheid van Jan en van de rest van de groep.
Het is verbazend hoe goed je deze mensen leert kennen als je een ganse week
alles samen meemaakt op een iets te klein oppervlak. Aan boord rondlopen had
vaak iets weg van levensecht Tetris spelen met je lichaam. Bon, iedereen wil
uitgebreid afscheid nemen, ik vind dat een klein beetje vreemd, we zien elkaar
nog op de bus, aan de incheck, op het vliegtuig, aan de bagageband
Inderdaad, in
de luchthaven zit de ganse Samba terug samen na te keuvelen in de cafetaria
alsof we familie of jarenlange vrienden zijn. Boarden, off we go. Het voelt
vreemd hier weg te vliegen. Alsof we uit het wonderland van Alice via het
konijnenhol met geweld terug naar de realiteit worden geworpen. Niemand gaat ooit
geloven wat wij hier gezien hebben. Ik bedenk nog even de quote van Darwin: It
is not the strongest of the species that survives, nor the most intelligent
that survives. It is the one that is most adaptable to change. Zou dat nog
steeds van toepassing zijn?
We dalen voor
een tussenlanding in Guayaquil. Ik bekijk de grauwe stad met zijn arme wijken
aan de rand vanuit de lucht en het enigste wat mij te binnenschiet: Watson,
what have we done?. Dit is een sluimerende aanslag op het leven in zijn meest algemene
vorm.
Ik zet het uit
mijn gedachte en twee uur later staan we weeral in Quito airport (voor de derde
maal nu). Aan de bagageband volgt dan het definitieve afscheid van het
Samba-ensemble. Geoffrey en Jennifer zijn ook nog een paar dagen in Quito, we
spreken halvelings af om mekaar nog te mailen voor een terraske/diner.
Als
geroutineerde pros wenken we een taxi richting New Town. Zoals de naam doet
vermoeden het nieuwere gedeelte van de stad. We hebben hier een appartementje
gehuurd. Het is een beetje groter dan verwacht, verschillende slaap- en
badkamers, ruime keuken en living, terras, en dat zien we nu wel heel graag:
een wasmachine. We lopen verloren in deze zee van ruimte. Potje koken en bed
in. De rest is voor morgen.
|