Het Pfos
verhaal, vervuilde grond, achtergelaten door een Amerikaanse multinational,
waarover in de maand juni de politiek struikelde, is voor mij een verhaal dat
ik al honderd keer gehoord heb. Het gaat
zo
Op een
bepaald moment, in dit geval rond 2000, duikt een probleem op met een bepaalde
stof. Niemand weet er veel over, er komen geruststellende signalen uit allerlei
overheidsorganen, die echoën in de politiek en de rust komt terug. Natuurlijk
is het probleem niet weg en is het wachten op een volgende klokkenluider of
actiegroep die de zaak aan de orde stelt. Nog gebeurt er niets en alles blijft
stil. De pers laat de zaak rusten, hier en daar is er een bezorgde burger die
blijft aandringen, die boos of verdrietig wordt en eraan twijfelt of hij/zij
moet doorgaan.
Tot er iets
gebeurt dat de zaak op de spits drijft. Men legt een nieuwe weg aan, hier de
Oosterweelverbinding rond Antwerpen, en vindt de stof terug in grote
hoeveelheden. Wat moeten we daarmee roept men in de ondernemerskringen? Niet
panikeren zegt men in de politiek of in de aangrenzende percelen, we vinden wel
iets. Want de show must go on, de werken moeten doorgaan, we kunnen toch de
boel niet stil leggen, want Antwerpen is onze economische motor en daarvoor
moet alles zwichten. Dus zoekt men advocatenkantoren of ontmijners die een
derde piste kunnen verzinnen. Zoiets van we lossen het wel op als we er samen
uit kunnen geraken. En dan sluit men deals die meestal in het voordeel zijn van
het bedrijfsleven en/of de mobiliteit, die koeien die men niet wil slachten. De
rest, meestal het grootste deel, betaalt
de staat, zeg maar de vervuilde mens, die ook nog te horen krijgt dat heel
Vlaanderen wellicht een Pfos probleem heeft, en men zijn eitjes best aan de
kippen voert wat er toe leidt dat men ook de kippen niet meer mag of durft eten.
Wij hadden
in die dagen, rond 2000, de handen vol met Hoboken waar Umicore van de familie
Leysen, al decennialang de omgeving vervuilde met lood waardoor de kindjes in die
wijk steeds te veel lood in hun bloed hadden. Wat blijkt in 2021? Het probleem
Hoboken en Umicore bestaat nog steeds, niettegenstaande jarenlange onderzoeken
die de kinderen volgen, saneringen van gronden in tuintjes van de mensen die er
graag wonen omdat het er goedkoop is, oproepen om geen sla uit de tuin te
nuttigen of nog heftiger, bedrijfsleiders die er niet voor terug schrikken om
de bevolking te vragen hun huizen aan hen te verkopen zodat zij kunnen doorgaan
met hun activiteiten. De zaak moet draaien , de aandeelhouders zijn tevreden en
de bevolking heeft werk.
Hebben we
niet ook meegemaakt dat de asbestproblematiek decennialang onderschat werd en
er rustig op daken in het hele Vlaamse land asbestplaten en leien verschenen.
Zelfs Dehaene die problemen oploste als ze zich voordeden, vond er niets beter
op om op het ogenblik dat duidelijk werd dat men asbest moest verbieden, te
getuigen dat hij er als bestuurder bij Eternit niets over wist. De
asbestproblematiek bestaat nu nog altijd in de vorm van afbraken die door wel
of niet gespecialiseerde bedrijven worden uitgevoerd. In Lembeke dwarrelden
anno 2021 nog asbestplaten en stofjes in het rond op een werf in het dorp,
dicht bij de scholen en bejaardentehuizen, terwijl toch iedereen nu weet dat men
dit goedje met de grootste omzichtigheid dient aan te pakken. Jaarlijks word ik
nog gebeld door mensen die me laten weten dat buren hun daken met asbestleien
laten reinigen met een hoge drukreiniger. Ik bel dan de milieudienst, die in
Kaprijke nog niet bestaat, en de politie die, dat moet gezegd dan de werken
laat stil leggen en een pv opmaakt.
En dan
hebben we het nog niet gehad over de overbemesting, de uitstoot van allerlei
stoffen, glyfosaat dat enkel door landbouwers en professionelen mag gebruikt
worden, de statiegeldperikelen, het nucleaire afval, de normen voor voeding, de
vlees en kaaslobby, de chemische en fijn stof lozingen, de megastallen, de rat
race en de gezondheid, de fastfood en suikerlobby, de vrije verkoop en promotie
van alcohol, de doden op de weg,
In het jaar
van het leefmilieu, 1987, beloofde de toenmalige Minister van Leefmilieu Jan
Lenssens dat de rivieren tegen 2000 schoon zouden zijn. Ik daagde hem uit dan
samen te gaan zwemmen. Het is er niet van gekomen.
In de jaren
vijftig van de vorige eeuw reed ik met mijn vader door de velden langs een smal
wegeltje, dat heette toen nog niet trage weg, naar de boeren. Mijn vader was
slager en kocht elke week een tiental varkens, meestal pietrains, fokvarkens,
om ze te slachten en te vermarkten op de veemarkt in Gent. Zo kwam ik als klein
jongentje bij de boeren en zag hoe zij kleinschalig,met enkele groepjes varkens in afzonderlijke
stalletjes, het verbouwen van enkele gewassen en een grote moestuin, leefden.
Die ervaringen hebben er zeker toe bijgedragen dat ik altijd sympathie heb
gehad voor het boerenleven, en met lede ogen heb gezien hoe dit romantisch
beeld werd verdrongen door de grootschaligheid. Ik begrijp natuurlijk dat de
landbouwers in de loop van de tijd mee evolueerden zodat zij de armoe die er in
mijn kinderjaren zeker was konden overwinnen.
In de jaren
80 van de vorige eeuw werd ik voorzitter van de Bond Beter Leefmilieu en wij
zagen met lede ogen aan dat de kleinschalige landbouw, die voor 99% circulaire landbouw was, voor het grootste
deel verdrongen werd door de grootschaligere, milieuonvriendelijke landbouw die
de ruimte aantastte, mestoverschotten produceerde, grootschalig
bestrijdingsmiddelen gebruikte, hormonen en antibiotica misbruikte. In onze publicatie
van 1988, Landbouw en Milieu, naar een duurzame landbouw, schreven wij: De
milieubeweging kan de tendens tot verder industrialiseren onmogelijk als een
positieve ontwikkeling zien omdat deze landbouw de effecten op natuur en milieu
niet in rekening brengt, de landbouwer degenereert tot een werknemer in dienst
van een productiemachine, de Derde Wereldlanden afhankelijker maakt en voedsel
enkel beschouwt als koopwaar.
Mijn
verbondenheid met de landbouwers kwam in dezelfde tekst tot uiting als ik het
over het inkomen van de landbouwer had. Het inkomen van de landbouwer is voor
ons een belangrijk gegeven. Dat inkomen veilig stellen, zonder uitstoot van nog
meer landbouwers maar integendeel door financiële ruimte voor de landbouwers
terug te veroveren op die sectoren die de landbouw hebben afgeroomd.
Verweven
waar mogelijk, scheiden waar nodigen de
circulaire landbouw als beschermer van natuur en milieu, proefvelden en
bedrijven, inkomensondersteunende maatregelen en onafhankelijke voorlichting zouden
de transitie mogelijk maken.
Wat nu?
Het is niet
gegaan zoals wij in onze prognoses en voorstellen hadden voorzien. We hebben
gepoogd het gesprek over onze voorstellen op allerlei fora te verspreiden. Telkens
botsten we op de belangen van de boerenbond en hun verdedigers, veelal politici
die op een goed blaadje wilden staan met hun electoraat. We constateren dat de
grootschalige landbouw het pleit voor een groot deel wint. De megastallen
veroveren het platteland, zowel in het Meetjesland, West- Vlaanderen als in de
Kempen. Actiegroepen zoals in Waarschoot houden er wel eens één tegen en het
stikstofprobleem plaatst de landbouw weer in de verdomhoek. De kleine
landbouwer is verdwenen en zijn kinderen zijn meegegroeid met de zogenaamde
noden van de tijd of hebben een andere bestemming gezocht. Enkelingen zijn
overgeschakeld naar een natuurvriendelijke manier om voedsel te verbouwen en
hebben daarvoor een klantenbestand opgebouwd. Brave burgers verenigen zich in
coöperatieven of andere verenigingen die in samenspel met een landbouwer gezond
voedsel verbouwen en consumeren, en betalen daar een eerlijke prijs voor. Maar
de mestproductie verhoogt nog , het aantal dieren in productie stijgt, het
landschap verschraalt, de biodiversiteit neemt af, het aantal dieren en vogels
op de zwarte lijsten groeit. Ik zal de laatste zijn om te zeggen dat de
landbouw voor alles verantwoordelijk is maar ik heb moeten constateren dat de
omslag niet is gemaakt in die sector. De stikstofbijdrage van de landbouw liegt
er niet om.
Zolang het
model dat Europa hanteert, waarin enorme sommen geld degrootschalige landbouw subsidieert zal er
weinig of niets veranderen. Elke landbouwer in Europa heeft een gegarandeerd
gemiddeld inkomen van ongeveer 17000 per jaar. Die kraan kan niet dicht
gedraaid worden zonder een bloedbad. Dat weten onze politici en daarom hebben
zij niet de moed om tegen de landbouwers te zeggen dat het met minder zal
moeten, niet met meer. Minder dieren, minder stikstof, minder mest, minder
water en minder grond. Zolang er
vergunningen worden afgegeven die leiden tot meer van hetzelfde is er geen
verbetering op komst. Hoe erg ik het ook vind voor natuur en milieu, en in de
eerste plaats voor het beroep, dat voor mij nog steeds één van de mooiste
beroepen ter wereld is, tussen de dieren, op het veld in een landschap waarin
biodiversiteit welig tiert. Romantiek? Neen.
Een ons
bekend koppel, wonende in een klassiek huis, gebouwd na de tweede wereldoorlog,
ouder wordend, dacht na over hoe ze hun oude dag willen beleven. Hun huis
bestaat uit 2 verdiepingen en een zolder en in de voorbije jaren hebben ze
geïnvesteerd in dubbel glas, spouwmuur isolatie, een boiler met ingebouwde
warmtepomp, een nieuw dak met een dik deken tegen de kou.
Ze
onderzochten ook de mogelijkheden van zonnepanelen maar de ligging van het huis
was niet geschikt, het rendement en het dak was te klein en gelegen in
noord-oost richting. Jammer maar helaas.
Ze besloten
dus hun huis te verlaten en een nieuw huis te bouwen. De voordelen wogen op
tegen de nadelen. Het nieuwe huis zou ecologisch worden wat meteen een wissel
op de toekomst was. Ze wisten toen nog niet dat dit niet zo eenvoudig was als
het leek. En ze wilden alles op het gelijkvloers, de woon- en slaapvertrekken,
zodat er van levenslang wonen sprake zou zijn. Geen trappen, brede deuren zodat
zij ook in de volgende levensfase konden blijven wonen. De verhalen over de
gesloten woonzorgcentra kenden ze al en ze hadden zich voorgenomen nooit in die
situatie te verzeilen.
De eerste
hindernis
Waar haalt
Abraham de mosterd. Onze vrienden hebben een geschiedenis in de milieu- en
natuurwereld dus weten ze wel één en ander over ecologisch bouwen. Maar lang
niet genoeg zou blijken over een aantal essentiële zaken die er bij komen
kijken. Op de websites van verschillende ondersteunende verenigingen zoals de
Bond Beter Leefmilieu en de ecobouwers vind je grote lijnen maar de finesse
ontdek je toch langzamerhand terwijl je bezig bent. Het wereldje van de
ecologische bouwwijzen is niet groot maar je moet toch maar kiezen tussen
houtskelet of klassieke bouw, hennepblokken en kalkhennepbouw, goede of betere
zonnepanelen, houten ramen of houten ramen met aluminiumkapsel, vloeren in hout
of steen en welke steen dan, en fabrikanten die allemaal om ter ecologisch
bezig zijn. Er zijn zelfs klassieke bouwfirmas die denken ecologisch te kunnen
concurreren met beton, staal en gips. Het is een doolhof. Dat weten onze
vrienden ondertussen waarin de ecologische aspiraties juiste keuzes
veronderstellen.
De tweede
hindernis
Toen zij de
architect van hun plannen spraken bleek de ecologische doelstelling en het
levenslang wonen een spagaat die moeilijk te verzoenen bleek. Die woning zonder
verdieping en grote glaspartijen op de achterkant van de woning zou niet te
verzoenen zijn met de S en de E normen. Aangezien het koppel van plan was
ecologisch te bouwen, houtskelet met isolatie van kalk-hennep, driedubbel glas,
met zonnepanelen en warmtepomp, de woongelegenheden maximaal gebruik makend van
de passieve zonne-energie, kwam deze boodschap hard aan. Vooral het S peil, de
schil om het huis, zou omwille van de bungalow keuze, alles op het
gelijkvloers, een probleem worden.
Hieruit
blijkt dat de normen voor energie niet sporen met de behoefte aan levenslang
wonen, tenzij men een compact huis bouwt met lift.
De derde
hindernis
Ze bleven
bij hun uitgangspunt, de garage werd uit de geïsoleerde schil gehaald, en de S
waarde werd zo bereikt. De E waarde haalden ze met groot gemak door de
warmtepomp, de warme woning en de zonnepanelen. So far so good.
Maar onze
vrienden waren nog niet uitgepraat over de ecologische voetafdruk. Ze wilden zo
weinig mogelijk beton en staal in hun huis verwerkt zien. De isolatie van de
vloer zou volgens de ecologische bouwfirma bestaan uit schelpen en de fundering
zou gebeuren met schroefpalen, stalen constructies om geen betonnen fundering
te moeten gebruiken.
Maar dat was
buiten de stabiliteitsingenieur gerekend. Die beoordeelde de schelpenmassa als
te weinig stabiel en in de schroefpalen had hij te weinig vertrouwen. Ondanks een dieptesonde die wees op een grote
stabiliteit in de grond. Zodat de isolatie nu uit glasparels zal bestaan en een
kurken afdekking . Er komt geen algemene betonnen fundering maar wel sleuven
met beton. Jammer maar helaas.
En in het
dak wordt redelijk wat staal verwerkt. Ook omwille van de stabiliteit.
Ecologisch blijkt niet altijd zo makkelijk. En als burger sta je toch te kijken
naar de eisen die ook de ecologische bouwers niet altijd verwachten.
Velen van
ons waren jaren van ons leven in adviesraden allerhande actief. Meestal kijken
we met gemengde gevoelens terug. We hebben overwinningen gehaald en nederlagen
geleden zou Raymond Van het Groenewoud zingen en zo is het maar net. Af en toe
zat de wind mee en surften we op de golven van een verhoogd natuurbewustzijn of
een calamiteit om daarna in het business as usual te belanden. En de molens
malen langzaam, er komen en gaan mensen die het goed of minder goed menen,
bestuurders wisselen elkaar af met hun eigen manier om de volkswil te volgen of
net niet. Kortom het was en is een boeiende tijd in de raden maar je zou er
toch af en toe het bijltje willen bij neerleggen mocht er niet weer een
perspectief zijn op verbetering.
Die
adviesraden zijn het gevolg van de democratisering in de slipstream van de
jaren 60. Democratisering van het onderwijs maar ook van de bestuurscultuur
waarin stilaan het besef groeide dat er meer naar de bevolking moest geluisterd
worden, niet enkel om te voldoen aan de wensen van mensen die profijt haalden
uit een of andere maatregel, maar ook naar anderen die het belang van natuur,
cultuur, open ruimte, ethiek en esthetiek, kortom het goede leven, hoog in het
vaandel meevoerden.
Ik denk dat
we nu nood hebben aan een nieuwe ingreep in de democratische besluitvorming.
Onder de naam burgerdemocratie gaan vele initiatieven schuil. “Slimme” politici
haken graag hun wagentje aan containerbegrippen zoals burgerdemocratie. Een
beetje zoals bedrijven graag uitpakken met duurzaamheid en ecologisch omdat ze
zo meedrijven met goedbedoelde acties en trendy ontwikkelingen voor een groene
toekomst. Nog zo’n containerbegrip: groene toekomst. Wat daar allemaal onder
verstaan wordt zou gemakkelijk het onderwerp kunnen zijn van een doctoraat in
de sociologie.
Terug naar
de burgerdemocratie. Wellicht herinner je je de G 1000 van David van Reybrouck.
Enkele honderden burgers deels geselecteerd, deels uitgeloot via een
representatieve steekproef, met allerhande soorten burgers, mannen en vrouwen,
jong en ouder, rijk en arm, uit verschillende wijken, met en zonder kinderen, mooi
verdeeld over allerlei groepen dus. Zij kwamen een aantal weekends bij mekaar om na te
denken over belangrijke onderwerpen zoals migratie, sociale zekerheid, de
klimaatproblematiek en noem maar op. De onderwerpen kwamen uit een online
bevraging, en zo kwam men tot drie onderwerpen die in drie weekends door een
burgerraad werden besproken. Je kon ook online inspreken en de conclusies die
er op volgden beïnvloeden.
Burgerdemocratie
vraagt dus om organisatie. Het is niet voldoende mensen op een buurtvergadering
uit te nodigen om van burgerdemocratie te kunnen spreken. Zo’ n
buurtvergadering kan deel uitmaken van een brede organisatie die mensen
bevraagt. Maar kan de organisatie van burgerdemocratie niet vervangen. Ook
wijk- of dorpsbudgetten kunnen de burgerdemocratie een zetje geven maar er niet
in de plaats voor komen. Bij burgerbudgetten stellen de overheden budgetten ter
beschikking waarvoor burgers voorstellen kunnen doen, die ze dan zelf bespreken
en uitwerken.
In onze
gemeenten zouden we kunnen en moeten werken met de burgerdemocratie. Cruciaal
hierbij is de samenstelling van de burgerraad. Naast een aantal geselecteerde
leden worden mensen uitgeloot om deel te nemen aan de raden. Noodzakelijk is
dat velen zich in de raad herkennen. De raad kan de burgers bevragen over
onderwerpen die de burgers belangrijk vinden. Uit die bevraging kiezen burgers
en bestuurders dan prioritaire onderwerpen die onderwerp zijn van overleg. Dit
overleg begint altijd met informeren. Deskundigen in de materie informeren de
burgerraad over de ins en outs van het onderwerp waarna de raad de
opportuniteiten van het onderwerp onderzoekt en voorstellen formuleert.
Een
voorbeeld uit onze praktijk:
In het gemeentelijk
blad en via de website van verenigingen organiseren we een vragenronde over wat
de mensen in de gemeente bezig houdt.
Ondertussen
selecteren we een groep mensen die reeds hebben te kennen gegeven deel te
willen uitmaken van de burgerraad en loten we evenveel mensen uit die we vragen
deel te nemen aan de gesprekken.
Uit de
bevraging van de bevolking blijkt een voorkeur om het natuurbeleid van de
gemeente te bespreken. Onder dit koepelbegrip horen allerlei vragen thuis over
bomen in de straat, bos, diversiteit, tuinen en vogels, stilte, educatie…
Uit deze
voorstellen kiezen we 3 onderwerpen die we in drie burgerraden zullen
behandelen. In iedere burgerraad krijgen de deelnemers informatie van een
deskundige over het onderwerp, overleggen ze en maken voorstellen.
Na drie
burgerraden hebben we zo voldoende visie en voorstellen om tot uitvoering over
te gaan. De gemeenteraad heeft het laatste woord.
Tot slot
Burgerdemocratie
moet men leren. Zowel bestuurders als burgers hebben er weinig ervaring mee.
Men moet er vooral mee beginnen. En de organisatie uitbouwen die nodig is.
Begeleiding is aanwezig om het goed te doen.
Deze
verwarrende tijden, die na het geleden leed, wel eens nog verwarrender zouden
kunnen zijn, werpen ons terug op enkele vragen die in een recent verleden door
verschillende filosofen tot een voor velen onvruchtbare maar voor mij interessante
discussie hebben geleid. Is de natuur op zichzelf, zonder de appreciatie door
de mens, waardevol? Is de schoonheid en
diversiteit ervan, op zichzelf, waardevol, zonder dat de mens er is om die
waarde te geven. Het ecocentrisme staat hierin tegenover het antropocentrisme
waarin de mens de waardemeter van de aarde is.
Aan deze
door Vermeersch en Kruithof gevoerde discussies dacht ik bij het overdenken van
deze nieuwe tijd na de corona. Is deze crisis een gevolg van de onmetelijke
macht die de mens denkt te hebben over de andere wezens in de wereld ? Is met
name het virus dat wellicht vrij is gekomen via vleermuizen en andere dieren
een gevolg van het terugdringen van wilde dieren in een steeds kleinere biotoop?
Is het wereldwijd verspreiden van het virus een gevolg van de macht van de mens
om zich over de hele aardbol te verplaatsen en zo alle wetten van de natuur met
voeten te treden? Is de wereldwijde aanval op de natuur die de mens ook nu nog
pleegt een gevolg van onze visie dat alles gerechtvaardigd is om onze westerse manier
van leven vol te houden? Is de mens verzwakt door de manier van leven waarbij
voedsel- en luchtvervuiling aan de orde van de dag is? Is de visie dat de welvaart nooit groot genoeg
kan zijn en onze experimenten alle kanten mogen uitgaan zolang we er meer
consumptie en rijkdom kunnen uithalen, aan herziening toe?
Zonder te
verwachten dat deze crisis tot grote veranderingen zal leiden in de gedachten
over rijkdom en consumptie zijn we aan onszelf verplicht na te denken over
mogelijkheden van grote groepen burgers om in hun eigen leven enige
heroriëntering aan te brengen.
We kunnen in
de eerste plaats onze gedachten over het neo-liberaal discours ter discussie
stellen. Als de taart groter wordt krijgt iedereen een groter stuk, zegt men. Deze
ideologie leidt tot ongebreidelde groei en alle gekende gevolgen. Door dit
geloof tolereren wij de aanslagen op de natuur en onze biotoop tot in den
treure. Dit geloof opgeven betekent dat er een andere manier van produceren en
consumeren mogelijk wordt.
Daarbij
aansluitend heeft de corona-tijd ons gewezen op onze afhankelijkheid van de
ecosystemen, ook al kennen we ze niet of zijn ze niet in ons dagelijks leven
aanwezig. Nederigheid past dus de mens als deel van het ecosysteem. Nederigheid
die leidt naar het voorzorgsprincipe waarin we ons bewust zijn van onze plaats
in het universum. Nederigheid ook ten aanzien van alles wat zwak is, of oogt,
in onze leefomgeving.
We weten dat
de ongebreidelde honger van de consumerende mens ongelooflijke gevolgen heeft.
Hij reist de wereld af op zoek naar meer ervaringen, heeft niet in de gaten dat er niet enkel
beroep wordt gedaan op eindige goederen, maar dat hij ook de importeur is van
allerlei ziekten en exoten die de eigen biotoop binnen dringen. Het voorkomen
van pandemieën heeft niet enkel een medische kant maar ook een commerciële en
emotionele zijde.
Het
verkleinen van onze levenscirkels is dus een logische conclusie na deze
pandemie. Voorzichtig worden pistes gelanceerd die we ons niet konden
voorstellen. We zouden meer goederen die van levensbelang zijn zelf moeten
produceren zoals mondmaskers, beschermende kledij en test pakketten. Is het dan
niet logisch ook verder te denken en te besluiten dat ook ons voedsel van
dichterbij moet komen. Is het ondenkbaar
dat de korte keten niet enkel voor het medisch materiaal in aanmerking komt,
maarook onze kleren en voeding, nu
veelal geproduceerd in oorden waar bijna zeker onderbetaalde mensen in
mensonwaardige omstandigheden werken?
De vele
miljarden die nu weer in de economische trommel worden gegoten kunnen beter de
weg bereiden naar een andere toekomst.
In mijn
leven spelen bomen een belangrijke rol, stel ik vast na het opmaken van een levens-inventaris
. Niets leek in mijn kindertijd daartoe aanleiding te geven.
Als kind
leefde ik niet dicht bij de aarde, wel bij stenen gebouwen en gecementeerde
ondergronden. We voetbalden op een koertje waar enkele sprietjes gras tussen het
beton groeiden. Nonkel had midden die verdeelde ruimte een omheind stukje
verwilderd groen, waar wij enkel kwamen als onze bal erin was beland. Ik
herinner me enkel de geschonden benen door het klimmen over het muurtje en het
prikken van brandnetels bij het recupereren van de bal.
Als tiener
gingen we kamperen in de naburige bossen. Bossen waren plaatsen om te spelen of
te bibberen in de nachtspelen. Bomen dienden als dankbare grondstoffen voor
aaneen gesjorde tafels en banken, soms zelfs bedden waarop dan met stro gevulde
matrassen onze nachten verstoorden door geritsel en gesis.
Mijn eerste
confrontatie met bomen moet zich langs voetbalvelden hebben afgespeeld waar
rijen populieren ons vergezelden tijdens koude winterochtenden.
Als jong
afgestudeerde zag ik speelplaatsen die eindeloos eentonig groen en bomen ontbeerden. Als jonge vader
viel het mij op dat kinderen op de speelplaats geen groene ontmoetten en ik
startte acties. Na lange gesprekken met mensen die ik moest zien te overtuigen van
het belang van groen in de omgeving, slaagden wij erin bomen op de speelplaats
te planten, een groenstrook aan te leggen. Geen belevingsgroen zoals dat nu in
de mode is maar schaamgroen. We waren er al blij mee.
In dezelfde
periode werd het Scheutbos bedreigd. Ik plaatste als aangelande onmiddellijk
een bord Red het Scheutbos en nu dertig jaar en een hoop acties later is het bos gered. Van woonparkgebied is
het grootste deel omgezet in bos en zullen landerijen groener ogen. De tijden
zijn duidelijk veranderd als het om bomen gaat.
In die tijd
heb ik uren in het bos gejogd. Uren waarin ik de stress van de dag vergat, mijn
longen vulde met gezuiverde lucht en daarna enkele brieven schreef over jagers
die in de beperkte ruimte van het Lembeekse bos toch nog jaagden op het wild
dat al lang vertrokken was. Omdat het dennenbos zijn functie had verloren deden
bosbeheersplannen hun intrede. Weer werd gepalaberd over het aanplanten van
streekeigen bomen als vervanging van de dennen. Berken bleken allergische
reacties op te wekken, een gemengd loofbos de oplossing met toch heel wat
berken.
Alhoewel.
Veel oude bomen belanden ook nu weer in de bedreigde zone. Enkel al in mijn
dorp zullen nieuwe fietspaden en rioleringen problemen opleveren voor de
majestueuze bomen die langs de wegen staan. Op het Plein is al volop gekapt in
zieke kastanjes, zullen de andere ook verdwijnen. Maar de zorg om deze
ontwikkelingen leidt ertoe dat men oude bomen vervangt door exemplaren die
reeds enige dikte hebben. We blijven echter waakzaam voor wat gebeuren gaat. De
riool aanleggers staan er niet bekend om dat zij treuren om een boom meer of
minder. Ontwerpers van straten en fietspaden zijn geen specialisten in het
herkennen van mogelijkheden om oude bomen te sparen.
Bomen hebben
een draagvlak nodig, en dat draagvlak vormen mensen die houden van de nabijheid
van bomen. Veel mensen vinden bomen een last omwille van de bladeren, de
schaduw en tragere groei van hagen en gewassen. Een gevolg van een verkeerd
begrepen ideaal van straten, pleinen en tuinen die er getrimd en schoon gemaakt
moeten bijliggen en waar gemillimeterd gras het hoogste goed is. We vergeten
gemakshalve dat die bomen ons tijdens de zomer schaduw opleveren, dat zij CO²
opnemen die anders de atmosfeer mee verziekt, dat zij een rustgevend gevoel
geven, een visie op schoonheid in hun ongeordende structuren, en het huis zijn
van allerlei dieren. Niet onbelangrijk is ook dat zij kinderen toelaten er in
te kruipen en de wereld te ontdekken vanuit een kruin. Een gevoel dat ik nooit
heb gehad.
Begrijp je
dan dat men beuken te hoog snoeit waardoor hun stam verschroeid door de zon?
Begrijp je dan mensen die vieze goedjes rond de stam van de 75 jarige gieten om
hem te vernietigen? Begrijp je dan dat ontwerpers van wijken alle natuur in een
gebied vernietigen, om daarna alles weer aan te planten, heel dikwijls met
schaamgroen waar niet veel werk aan is?
Iedere
gemeente zou een bomenplan moeten hebben. Een bomenplan betekent geprogrammeerd
bomen planten op plaatsen waar het kan, langs wegen en lanen, fietspaden en
woonstraten. Daarbij is het belangrijk de juiste bomen te kiezen en daarvoor
hebben we de jongens en meisjes van Natuurpunt en het Regionaal Landschap om te
adviseren.
Een beetje
laat maar toch. Mijn wensen voor 2020 zijn weinig anders dan die voor de
voorgaande jaren. Zij het dat de situatie er niet op verbeterd is. De
klimaatconferentie van Madrid had geen andere boodschap dan dat ze nog maar
eens zullen overleggen en een compromis zullen zoeken. En Zuhal had ook al geen
beste boodschap. We komen er niet maar we zullen er wel geraken.
Enigszins
verwonderd las ik dat Frans Timmermans, de man van de Green Deal, Europees
Commissaris sinds mensenheugnis, pas in 2010 had gezien dat het ernst was met
de klimaatproblematiek. Toen had de man al vele jaren Parlement achter de rug
waarin allerlei deskundigen en andere partijen aandrongen op actie. Maar ja
Timmermans was lid van een partij waar dat klimaat niet zo op de agenda stond
en was met andere zaken bezig. Het zal wel. Maar deze man moet ons dus een
Green Deal doen verteren, een late bekeerling. Ik heb het niet zo voor
bekeerlingen als leiders want die houden meestal veel rekening met hun vroegere
idealen en nemen er dikwijls bij wat hot en trendy is. Eenmaal die periode
voorbij en de vox populi weer een andere kant opgaat zijn zij meestal de
eersten die van hun geloof afvallen. Er wordt nu al gefluisterd dat die Green
Deal veel geld zal betekenen voor de grootindustrie van wie verwacht wordt dat
zij de switch zullen maken. Ook daarin heb ik niet zoveel vertrouwen omdat de meeste
aandeelhouders tot nu toe niet geïnteresseerd zijn in wat een bedrijf doet maar
wel in hoeveel dividenden worden uitgekeerd. De beurzen hadden een boerenjaar
in 2019, wat wil zeggen dat de rijken rijker werden. Misschien is dit wel een
voorafname op het succes van de Green Deal.
Ik wens u politici
die vasthoudend zijn in de betrachting om de klimaatproblematiek en de
luchtvervuiling ernstig te behandelen. Natuurlijk is het zaak de kosten niet af te wentelen op de gewone
burger maar het hem/haar mogelijk te maken mee te doen. Die burger moet
natuurlijk geen struisvogel spelen of de calimero uithangen. Diegenen die nu
klagen dat ze niet meer met hun vuile wagen de stad in kunnen, doen er goed aan
eens te overdenken welke overwegingen de bovenhand kregen toen ze massaal vervuilende
auto’s aankochten. Reeds vele jaren kun je een schone gezinswagen kopen. De
klagers doen er ook goed aan om te bedenken of zij andere vervoerswijzen hebben
overwogen om in de stad te reizen, en welke redenen er zijn om niet mee te doen
aan de deeleconomie die autodelen als belangrijk speerpunt heeft. Als we er van
uitgaan dat de luchtkwaliteit in de steden belangrijke gevolgen heeft voor de
volksgezondheid zijn er weinig redenen om nog met vervuilende voertuigen te
rijden, tenzij eigenbelang en balorig gedrag.
Mijn wens
voor 2020 is dat wij allen zouden meewerken, met al onze mogelijkheden zoals
ons gedrag en onze geldelijke middelen, om klimaat en kwaliteit van leven
voorop te plaatsen en niet te luisteren naar de drogredenen en dooddoeners,
gelanceerd door klimaatontkenners en status quo belanghebbenden.
Moby-Dick; of, de Walvis (1851) is een roman van
de Amerikaanse
schrijverHerman Melville, over de jacht op de witte potvis
Moby Dick[1] door kapitein Achab van de walvisvaarder Pequod, die in een eerdere
confrontatie met het dier zijn been heeft verloren. ( Wikipedia)
Het verhaal past bij de saga rond de
Mobi Score, zoals ze in de komkommertijd wordt opgevoerd door een aantal
burgemeesters, meestal afkomstig uit West Vlaanderen. Hun dorpen hebben hun
oorspronkelijkheid, hun identiteit, te dele verloren door ruimtelijk wanbeleid
en zij proberen nu de boosdoener te vangen door op jacht te gaan naar de hogere
overheid, de Lijn en de NMBS, en uiteindelijk de Vlaamse Bouwmeester. De hogere
overheid die de gewestplannen heeft gemaakt, uiteraard toen met medeweten van
de plaatselijke potentaten, is een schuldige. De Lijn en de NMBS die weinig
meer te bieden hebben voor het platteland, omdat er geen of weinig passagiers
waren eveneens. De Bouwmeester die het aandurfde te stellen dat een slechte
score wel eens tot fiscale maatregelen zou kunnen leiden bijvoorbeeld bij de
verkoop van het huis of in de grondlasten heeft het helemaal verkorven .
Zoals Filip Watteeuw, schepen van het
mobiliteitsplan van Gent, in Terzake opmerkte, gaat het bij de Mobi score
helemaal niet over wat de burgemeesters ons willen doen geloven. Het gaat erom
dat door die Score het mogelijk wordt beter te plannen, een beleid te voeren
vanuit de vraag waar laten we nog toe te bouwen, hoe organiseren we onze
gemeente zo dat voorzieningen aanwezig blijven, en inderdaad, wil ik toevoegen,
welke delen van de gemeente kunnen we beter laten uitdoven als woongebied en
welke gebieden bewaren we in het kader van een verstandig ruimtelijk beleid.
Als bewoner van het platteland heb ik
het platteland zien veranderen, mijn woongenot zien bederven, mijn veiligheid
zien aantasten, mijn voorzieningen één voor één zien verdwijnen, het
schaamgroen zien verschijnen, de baanwinkels de middenstand zien verjagen, de
fiets zien verdringen, de landbouw zien verschralen, de boerenkarren zien
vervangen door goedkoop tractorvervoer en mastodonten van loonwerkers die
auto’s en fietsers van de weg drummen.
Wat zijn we niet allemaal kwijt
geraakt door de afwezigheid van beleid dat ons had moeten beschermen tegen de
oprukkende commercialisering van grond, groen, openbaar domein en geld.
Integendeel, vele gemeentebesturen vonden dat zij dat alles moesten faciliteren
om allerlei redenen. In de eerste plaats omdat er enorme belangen spelen.
Grondbezitters zagen brood in verkavelingen, boeren verkavelden langs wegen dat
het een lust was, de auto liet toe een eind van het werk te wonen en dus
moesten wegen worden aangelegd en verbreed. De fiets verdween bijna uit beeld,
zodat vele gemeenten nu reparatiewerkzaamheden moeten uitvoeren om het fietsen
weer veilig te maken.
Ik las dat de burgemeester van
Diksmuide vindt dat de plattelander wordt gebasht door de mobi score en de
bouwmeester. Neen Mevrouw de Burgemeester, de plattelander is gepest door
beleid van u en uw voorgangers. Jullie hebben er voor gezorgd dat onze rust en
stilte, onze veiligheid en open ruimte werden gecommercialiseerd en dus
vernietigd. Ik verneem ook dat zij nog eens 4000 inwoners meer wil in haar
gemeente. Waarom kun je je afvragen. Vragen de huidige plattelanders dat? Of
zijn het de belangen in de gemeente, de grondeigenaars, de ontwikkelaars en de
bouwfirma’s die als lachende derden verder de leefbaarheid van het platteland
mogen ondergraven met medeweten en gefaciliteerd door de besturen en het
verdoemde gewestplan dat nog altijd ruimte laat aan de verloedering van het
platteland.
In mijn gemeente Kaprijke heeft het
vorig bestuur nog net voor de verkiezingen een verkaveling goedgekeurd met 14
alleenstaande villaatjes en gaat de lintbebouwing lustig zijn gang. Allemaal
onverantwoord en tegen alle inzichten van planologen en andere deskundigen.
Bezwaren worden weggelachen. Nu nog de enige op- en afrit van de streek op de
E34 in onze gemeente realiseren en alle woongenot is in een aantal woonstraten
opgesoupeerd. De plattelander is nu al de dupe. Doorgaan met hetzelfde beleid
maakt het alleen nog erger.
De boeren verleiden tot natuur- en milieuvriendelijke
ingrepen.
In
Vlaanderen leven ongeveer 43 miljoen dieren op landbouwbedrijven. Er komen
steeds meer runderen ( megastallen) iets minder varkens en meer pluimvee. Die
leveren een enorme mestproductie op ( 126,7 miljoen kg stikstof en 60,5 miljoen
kg fosfaat) met een bemestingsnorm van 170 kg stikstof per hectare. Van die
norm wordt in 14 % van de gevallen afgeweken, dus komt er meer op de landerijen
terecht.
De milieu-
en natuurbeweging wijst er al jaren op dat de verschillende mestactieplannen
niet voldoende zijn om grondwater en oppervlaktewater te beschermen. Tevens
hameren steeds meer verenigingen erop dat vlees produceren via bijvoorbeeld
ingevoerde soja de grote wouden in de derde wereld aantasten. En dat
dierenwelzijn hoog op de agenda zou moeten staan.
Het World
Economic Forum wijst er op dat 2,4 % van de stergevallen kunnen voorkomen
worden door minder vlees te eten. In rijke landen kan dit zelfs oplopen tot 5
%.
Daarnaast
woedt de constante strijd om grond tussen landbouw en de andere actoren. De
landbouw wil gronden behouden omdat zij voor het ogenblik al niet genoeg ruimte
heeft om mest uit te voeren binnen de normen. Daarom stijgt ook het gebruik van
kunstmest.
In onze
eigen praktijk in het Meetjesland weten we dat het geen sinecure is met de
landbouw daarover een gesprek te voeren. Immers de inkomens van velen staat op
het spel. Zo liggen de gesprekken over bebossing nog steeds moeilijk zoals de
gesprekken rond het Drongengoed aantonen. Heeft de coördinator van het
Landschapspark Drongengoed hier niet zijn tanden op stuk gebeten?
Er zijn
verschillende manieren om landbouwers te overtuigen dat er iets moet gebeuren.
Enerzijds is er de controle en de
handhaving. De vele
administratieve handelingen die boeren moeten uitvoeren levert een schat aan
gegevens op die door de overheid gehanteerd kunnen worden om bij te sturen en
te handhaven. Zo weet de mestbank wat een boer met zijn mest doet, hoeveel hij
er zelf kan uitspreiden en hoeveel hij over heeft die getransporteerd wordt en
waarheen. Zo controleert de overheid ook of de verplichte teeltvrije meterzone
rond waterlopen. In het Meetjesland houdt men bijzonder de Hollemeersbeek in
Assenede, een waterloop zonder naam in Sint Laureins, de Ede in Maldegem, en de
Biestwatergang in Maldegem in het vizier. In het voorjaar 2018 werden 780
percelen gecontroleerd in heel Vlaanderen waarvan 293 niet in orde waren. Na
een schriftelijke aanmaning bleek in de zomer dat slechts 1 proces verbaal
diende te worden opgesteld.
Zou het geen
mooie actie zijn voor plaatselijke groepen om eens te turven hoe de landerijen
er bij liggen bij onze onbevaarbare waterlopen?
Anderzijds is er de transitie naar
een milieu- en natuurvriendelijker landbouw.
De
landbouwer een inkomen garanderen wanneer hij/zij stappen doet naar een milieu-
en natuurvriendelijker landbouw is een belangrijke doelstelling. Het blijft
echter een kleine minderheid die op 1,1 % van de Vlaamse landbouwoppervlakte
voor het grootste deel uit grasland, bomen en natuurterreinen aan het werk is.
De verkoop van bio-producten groeit gestaag, een verdubbeling van de verkoop
tot 586 miljoen € in vergelijking met 2008. Een strategisch plan biologische
landbouw 2018-2022 moet de sector ondersteunen.
1,1
% in transitie of biologisch wijst er natuurlijk op dat een beperkt deel van de
landbouwers overtuigd zijn dat er werk aan de winkel is. De overheid heeft dan
ook een aantal instrumenten in stelling gebracht om landbouwers te verleiden
een deel van hun inkomen te verwerven via beheersovereenkomsten.Voor al die overeenkomsten zijn budgetten op
Vlaams niveau. We sommen ze hier even op:beheerovereenkomst
aanleg en onderhoud bloemenstrook, hamster, grauwe kiekendief,
akkervogels, weidevogels, erosiebestrijding, kleine landschapselementen,
soortenrijk grasland, perceelranden, waterkwaliteit.
Op de site van de VLM vind je onder beheersovereenkomsten alle
voorwaarden en werkwijzen om een subsidie te bekomen. Daarbij worden bedragen
uitgekeerd tussen 245€ per hectare( waterkwaliteit) en 4000 € per hectare (
verschillende ingrepen voor weidevogels)
Epiloog
De
verandering in de landbouw gaat te traag om de problemen die vele boeren hebben
aan te pakken. Tevens is het nodig de natuur op het platteland zijn plaats te
geven, in de ruimte die natuur al heeft, maar dat is het probleem niet, maar
ook daarbuiten. Verweving heette dat vroeger. De beheersovereenkomsten zijn
stappen in de goede richting. Als we er al zouden in slagen landbouwers te
overtuigen er massaal in te stappen, zouden er toch al een aantal
doelstellingen verwezenlijkt worden zoals verhogen van de biodiversiteit, de mogelijke
terugkeer van akker- en weidevogels, waterplanten en –leven, het verlevendigen
van de landschappen met struwelen en aanplantingen waar vogels verblijven,
fourageren, die stepping stones zijn tussen de grotere gehelen natuur. Laat ons
praten met de boeren en hen overtuigen dat zij mee kunnen werken aan een
groener Vlaanderen door mee de natuur te beheren. Het complete boerenland zal
anders moeten ingericht worden, om de insectenstand weer op een gezond peil te
krijgen, weide- en akkervogels een natuurlijke biotoop te geven waarin ook de
roofvogels hun plaats krijgen.
Marc
Reynebeau eindigt zijn opinie in DS van 23 januari met de stelling dat de
factuur voor het klimaatbeleid verregaande sociale keuzes inhoudt. En dat de
politiek daarvoor het geld zal moeten hebben dat ze nu niet heeft.
Inderdaad is
in de slipstream van de gele hesjes en de scholierenbetogingen de vraag hoe het
klimaatprobleem zal moeten opgelost worden zonder de mensen te veel te belasten
of te betuttelen.
Zondag was
Feike Sijbesma, CEO van DSM in de uitzending van Buitenhof op Nederland 1 te
gast. Koninklijke
DSM NV is wereldwijd actief op het gebied van gezondheid, voeding en
materialen. De onderneming is genoteerd aan Euronext Amsterdam. Geen kleine jongen dus, die dezer dagen ook in
Davos verblijft en daar spreekt over populisme en globalisering.
Er
bestaat een CO² belasting in Europa die volgens Sijbesma veel te laag is en te
veel rechten toekent aan het bedrijfsleven. Trek de rechten in stelt hij en de
kost van de CO² uitstoot zal verhogen waardoor het bedrijfsleven de uitstoot
sterk zal verminderen. Bij 30 à 50 per ton CO² zal het gebeuren zo stelt hij.
Als de CO² uitstoot door de industrie sterk verminderd komen de doelstellingen
van Parijs dichterbij zonder dat de schuld en de kost op de mensen moet worden
afgewenteld. Dan wordt het ook eenvoudiger om aan een transitie te werken
waarin alle groepen in de samenleving kunnen meedoen.
Dat de
industrie sneller dan vandaag zijn CO² uitstoot moet verminderen ziet Sijbersma
als een deel van de oplossing, niet enkel voor de klimaatproblematiek maar ook
als bijdrage van de onzichtbare elite aan het verbinden van groepen in de
samenleving. De globalisering heeft niet voor alle landen en voor iedereen winst
opgeleverd. Met name de lagere middenklasse die weinig bestedingsruimte heeft
verkregen, de mensen in de armoede, diegenenmet dubbele banen voelen zich onzeker, niet gekend, en dat leidt tot hun
vraag wat er met hen gaat gebeuren nu zij ook nog de klimaatrekening moeten
betalen.
Die
mensen betuttelend aanspreken over hun gedrag o.a. door hen te vragen minder te
douchen, geen vlees meer te eten, of minder met de auto te rijden, vinden zij
niet fijn, stelt Sijbesma nogal ferm. De afwezige elite die dezer dagen in
Davos kampeert moet zijn verantwoordelijkheid opnemen. Zij moet minder
geïnteresseerd zijn inhet maximaliseren
van de aandeelhouderswaarde en geld verdienen zien als een middel om
betekenisvol te zijn op ecologisch en sociaal gebied. Deze visie wordt
ondersteund door Black Rock de grootste
vermogensbeheerder ter wereld met een belegd vermogen van meer dan 6,0 biljoen
dollar.
Dat
Sijbersma en Black Rock dit niet enkel uit menslievendheid stellen maar ook uit
eigenbelang geven zijgrif toe. Want een
samenleving die uit mekaar valt omdat delen ervan geen perspectief hebben en
omdat de elite niet meewerkt aan het oplossen van het klimaatprobleem kan geen
voedingsbodem zijn voor een innovatief en sterk Europa. Herverdeling van
middelen en het oplossen van de klimaatproblematiek gaan zo hand in hand.
Is einde lintbebouwing in zicht met nieuwe gemeentebesturen?
Is einde
lintbebouwing in zicht met nieuwe gemeentebesturen?
Op die vraag
ken ik het antwoord niet. Maar ik hoop het. Omdat de open ruimte in onze
gemeenten steeds kleiner wordt. Hoeveel hectaren open ruimte verdwijnen er elke
dag in Vlaanderen? Een goede quizvraag waarop het antwoord verrassend is. Elke
dag verdwijnt 6 hectaren open ruimte in Vlaanderen. Onder andere door
lintbebouwing.
In de jaren
90, jaren geleden dus, had ik een aanvaring met een burgemeester van één van
onze polderdorpen. Op een openbare vergadering zei ik dat de lintbebouwing een
groot probleem was omdat de open ruimte in de dorpen verdween. Nog vooraleer ik
al de problemen op een rijtje had gezet verzekerde de brave burgervader mij en
de hele zaal dat er bijna geen lintbebouwing meer was en dat het in de toekomst
helemaal onmogelijk zou zijn nog langs de wegen te bouwen. Sedert die tijd zijn
er vele jaren voorbij gegaan en is de lintbebouwing nog toegenomen. In vele
Meetjeslandse gemeenten bouwt men lustig voort langs de wegen die van en naar
de gemeenten leiden.
De
nadelen van lintbebouwing
Onderzoek
van o.a. de Universiteit Hasselt brengt de nadelen goed in beeld. De
maatschappelijke kost, dus wat we samen betalen, is groot. De huisvuilophaling,
de postbedeling, de gescheiden rioolsystemen kosten handenvol geld.
De
verharding van de open ruimte leidt tot moeilijke infiltratie en overstromingen
en het openbaar vervoer organiseren voor al die mensen die langs die wegen
wonen is ondoenbaar.
Doordat de
wegen vroeger landwegen waren zijn ze ook nog te smal om deftige fiets- en
voetpaden aan te leggen zodat het verkeer naar het dorp, de kinderen naar
school, veelal met de wagen gebeurt. Wat onveiligheid en ongelukken tot gevolg
heeft.
Tenslotte
zorgt dit alles voor meer CO² uitstoot en het verdwijnen van de open ruimte
waardoor de biodiversiteit rake klappen krijgt.
Uit een
parlementair antwoord weten we dat de kosten van de lintbebouwing moeilijk te
berekenen zijn maar dat de rekening zeker oploopt tot 120 miljoen per jaar.We weten ook dat de lintbebouwing in
Vlaanderen een lengte heeft van hier tot in Portugal en terug, en dat de
meerkosten van verspreide verkavelingen en wonen onbekend zijn. Dixit de
Ministers Weyts en Schauvliege.
Wat dan
wel? We moeten toch wonen.
We moeten
inderdaad wonen. Maar dan wel in de kernen. Kernversterking heet dat. Leegstand
tegengaan in de kernen is het uitgangspunt. De gemeenten zouden een soort
woningfonds kunnen voorzien waarmee zij panden die leegstaan kunnen opkopen,
saneren en weer verkopen aan mensen met bouwplannen. Ook kan men denken aan het
herzien van regels waardoor meer mensen kunnen wonen waar nu al gewoond wordt.
In de hoogte, maar beperkt in de kernen, in de breedte in die wijken waar grote
kavels liggen die kunnen opgedeeld worden. Dat gemeenten daarvoor
stedenbouwkundige regels dienen te veranderen kan maar een klein probleem zijn.
Tenslotte kunnen gemeenten de lintbebouwing een halt toeroepen door duidelijk
te maken dat kernversterking prioritair is zodat ook eigenaars en
projectontwikkelaars weten dat ze in de nabije toekomst zich moeten
concentreren op de dorpskernen en niet op vergunningen voor het dichtbouwen van
de open ruimte. In afwachting van een betonstop die er te traag aankomt.
Sinds de jaren 60
is er kritiek op de consumptiemaatschappij: eerst bij een groep hippe mensen
die het kapitalisme een hak wilden zetten, daarna door de groenen die vonden
dat ze daarvoor een politieke partij nodig hadden. Sinds korte tijd is het ook
een deeltje van de Europese gedachte, zonder dat de vrije markt ter discussie
komt.
Maar de
tegenbeweging kwam op gang. Geleid door denktanks, andere adviseurs en
lobbyisten trokken de industrie en de distributie ten strijde tegen de belagers
van het grote goed. Eerst schuchter en met doorzichtige technieken, later
verfijnder en rationeler. Greenwashing was
geboren. Wikipedia omschrijft het als volgt: Greenwashing is het zich
groener of maatschappelijk verantwoorder voordoen dan een bedrijf of
organisatie daadwerkelijk is. Men doet alsof men weloverwogen met het milieu
en/of andere maatschappelijke thema's omgaat, maar dit blijkt vaak niet meer
dan 'een likje verf'.
Enkele voorbeelden:
Enkele weken geleden rij ik met de fiets door één van onze
dorpen. Op de rijweg, want er ligt geen fietspad. Wel op de grond geschilderd
een fietsje, en dan nog één, en nog één. De gemeente wil ons dus doen geloven
met fietsbeleid bezig te zijn, maar durft geen fietspaden aan te leggen, of de
auto een deel van de straat te ontnemen. In dezelfde zin zie ik de
fietsstraten. Er wordt niet autoluw gemaakt en in veel gevallen verandert er
niets aan de situatie. De overheid wil ons doen geloven dat er iets veranderd
is, maar dat is niet zo. Greenwashing.
Om dan nog te zwijgen over de fietssuggestiestroken.
De hele discussie over verpakking en statiegeld staat bol van
de greenwashing. De industrie, Fost Plus op kop, wil ons doen geloven dat als
we maar alles in de blauwe zak stoppen het afvalprobleem is opgelost. De
productie van afval gaat door, de winsten van de industrie en de grootdistributie
worden niet aangetast, en de sector kan verder produceren: de recyclage-industrie.
Maar van alle plastics wordt op dit ogenblik maar 22,5% gerecycleerd en de
productie van plastics is sedert de jaren 60 vertwintigvoudigd. Zelfs de
oplossing van de bio-afbreekbare verpakking is er geen, maar een fijn uitgewerkt
model om verpakkingen te kunnen verkopen. Greenwashing
heet dat.
Een aantal jaren geleden deden de bloemkorven en boomstammen
met bloemen erin hun intrede in de gemeenten. Heel de zomer de gemeente
opfleuren is de gedachte, de mensen vrolijk stemmen een andere. Maar het kan
niet verhullen dat ondertussen elders bomen verdwijnen voor verkavelingen en appartementen,
wegen worden aangelegd nabij natuurgebieden, en schaamgroen het streekgroen
moet vervangen in wijken en op pleintjes. Sommige overheden hebben nog altijd
moeite om natuurbeleid te voeren en initiatieven van anderen te steunen om
biodiversiteit te verhogen. Greenwashing is
het woord.
De elektrische auto is de oplossing voor de CO2-uitstoot
en de stikstofvervuiling. Dat die elektrische auto vooralsnog gevoed zal moeten
worden met elektriciteit uit o.a. fossiele brandstof is een goed bewaard
geheim. Dat de zonne- en windenergie die lacune zou kunnen oplossen is een
toekomstverhaal. In 2020 zal slechts 13 % van de energie hernieuwbaar zijn. In
2017 werd in België 3,7 % van de elektriciteit uit zon opgewekt. In Vlaanderen
was de zon in mei goed voor 11 % van de elektriciteitsproductie. Nog steeds
komt 49,9 % uit kerncentrales en 29,6 % uit fossiele brandstof. Windenergie is
in België goed voor 2,5 % van het elektriciteitsverbruik. Dat is goed om te
leveren aan 672000 gezinnen.
Maar de problemen met autos zijn veel groter dan enkel de uitstoot.
En de auto is op termijn zeker niet de oplossing voor onze
mobiliteitsproblemen. Maar de auto-industrie heeft er alle belang bij dat zij
autos kan blijven produceren. De elektrische auto is dus ook een deel van de greenwashing. We moeten voor de korte
afstanden op de fiets, voor langere in het openbaar vervoer. Zoals Pascal Smet
zegt: 20 % autos minder zorgt voor de halvering van de files, 40 % minder
voor het verdwijnen ervan.
Tenslotte: bedrijven hebben begrepen wat de consument wil.
Alles moet groen, eco en duurzaam: eco game, eco wiki, eco game wiki, eco auto,
eco meubels, eco reizen, duurzaam vliegen, duurzaam reizen, duurzaam slapen
De gele
hesjesbeweging is een manifestatie van de boosheid en frustratie van vele
mensen die nu nog niet op straat komen. Onder de volkshuid broeit verzet dat
zich uit in de stembusuitslagen waarbij groot verloop is. Het volk zoekt nog
steeds een uitweg via verkiezingen maar hoe lang nog?
Een niet
limitatieve lijst van ontwikkelingen die de boosheid voeden.
1. Een op de vijf kinderen en 1 op 4
Belgen leeft in armoede. Zou het verwonderlijk zijn dat de ouders in opstand
komen? En de kinderen later.
2. Vele werknemers verliezen hun kans op
werk door de concurrentie met buitenlandse werknemers die als gedetacheerden of
zelfstandigen hier dikwijls tegen dumpingprijzen werken en lage of geen sociale
zekerheidsbijdragenin het land van
herkomst betalen. Is het verwonderlijk dat werknemers in de bouw en transport
in opstand komen?
3. Zou het verwondering wekken als de reeds
uitgedunde middenstand in opstand zou komen als zij eerst opzij geschoven door
de baanwinkels en andere grootwarenhuizen nu de laatste graantjes van hun brood
zien eten door de e-commerce?
4. De schrale pensioenen voor mensen die
40 jaar en langer hebben gewerkt kan voor velen aanleiding zijn om in opstand
te komen. Zeker als zij horen van de winsten van bedrijven en banken en de
uittredingsvergoedingen van politici.
5. Hoe lang zal het nog duren eer
werkloze jongeren die zonder diploma de school verlieten in opstand komen als
ze zien dat mogelijke jobs ingenomen worden door gepensioneerden en deeltijds
werkenden die geen belastingen betalen op de 500 € die zij verdienen.Of door studenten die uitgebreid mogen werken
aan belachelijke voorwaarden?
6. Hoe lang zal de bevolking nog de
boosheid kunnen bedwingen als militaire uitgaven de budgetten eindeloos
uitputten en tot hogere belastingdruk leiden?
7. De rat race van grote delen van de
werkende bevolking leidt tot frustratie en boosheid als blijkt dat wonen steeds
duurder wordt en er geen maatregelen komen om grondprijzen en ontwikkelaars aan
te pakken. De boosheid neemt nog toe als het openbaar vervoer niet aan de
verwachtingen beantwoordt en de files daardoor toenemen.
8. Ecologische maatregelen die volgens
het economisch principe van de vervuiler betaalt afgewenteld worden op de
eindgebruiker leiden tot boosheid en verzet tegen de maatregelen. Ook al weten
velen dat er maatregelen moeten getroffen worden maar aanvaarden zij niet dat
zij de taksen betalen die de vervuilers, producenten en distributeurs, niet betalen
maar doorschuiven. De opstand van de gele hesjes over de brandstofprijzen is
dan ook niet verwonderlijk.
9. Dat de vertwijfeling bij delen van de
bevolking nog aangepord wordt door de polarisering over migratie en de
onzekerheid over de toekomst. Een evenwichtig verhaal over deze materies ontbreekt
waarin de politieke- en opiniërende leiders van het land de perspectieven
aangeven in een geglobaliseerde wereld.
10.
Het
rechtvaardigheidsgevoel van velen krijgt deuken en leidt tot opstand door de
vele boetes die mensen krijgen omwille van kleine overtredingen en de
lankmoedigheid bij vele grote delicten waarvoor dan dadingen en afspraken
kunnen gemaakt worden of die gewoon verjaren.
Dat de
boosheid en frustratie van delen van de bevolking vorm krijgt in een
ongeorganiseerd protest is te begrijpen omdat de gevestigde instituten in de
overlegdemocratie op de belangen van anderen stuiten die een status quo
bepleiten in de economische en financiële processen. Als doorbraken te lang op
zich laten wachten rest de straat waar zogenaamde populisten dan weer gebruik
kunnen van maken om boosheid en frustratie te kanaliseren.
Staaroperaties terugschroeven of dokters laten inleveren
Ik ben in
december geopereerd van staar of cataract. De operatie is schitterend verlopen,
de oogchirurg is een kraan en ik kijk als een kind naar een wereld die er veel
witter uitziet dan ik ooit kon vermoeden of vergeten was
Die
staaroperatie werd voorafgegaan door consultaties en onderzoeken bij een
deskundige oogarts. Ik moest voor en na de operatie 8 keer op consult. Met de
operaties erbij waren dat dus 10 bezoeken aan de artsen.
Oogartsen
zijn meestal niet geconventioneerd, stelde het ziekenfonds. Voor ik het wel
besefte, en door eerdere bezoeken aan de oogarts, zat ik dus bij een niet
geconventioneerde oogarts die mij 46 per consult aanrekende. Samen met twee
opmetingen van 171 en twee van 71 kan dat tellen. Die laatste worden
uitgevoerd door een bediende waarna de arts de interpretatie van de gegevens
inleest. Ook moest ik nog even bij de huisarts langs voor een cardiogram en een
bloedanalyse.
De lenzen
kosten ook niet niks, als je de kwaliteitseisen van de oogarts volgt, dus 2x
950 .
In het
ziekenhuis was ik die dag de 21 ° patiënt en na mij kwamen er nog een paar. Wat
bij mij de gedachte deed rijzen dat hier toch wel heel veel geld omgaat in die
aanpak van het probleem.
Gelukkig heb
ik een hospitalisatieverzekering waardoor de ingreep mij niet onnodig belast.
Maar verder denkend komen wij bij de vraag wie dit alles betaalt en wat er
gebeurt als je geen verzekering hebt. Natuurlijk wordt een groot deel betaald
door de sociale zekerheid.
Dus ik zocht
informatie over de gang van zaken. Bestaan er geen procedures die beschrijven
hoe de aanpak van staar dient te verlopen? Daarvoor informeerde ik bij het
ziekenfonds, bij het patiëntenplatform en bij de Minister van Volksgezondheid.
De twee laatste gaven niet thuis. Het ziekenfonds liet weten daar geen zicht op
te hebben en als ik een klacht had zouden ze die onderzoeken.
Hoezo
patiëntenrechten?
Ik
concludeer dus dat oogartsen in dit geval doen wat zij goed vinden. Dat geeft
mij enerzijds voldoening want dan kunnen ze adequaat handelen, maar anderzijds
zet dit de deur open voor overvloedig medisch handelen waarbij de gemeenschap
de kosten betaalt.
Hoe is het
ten andere mogelijk dat er nog steeds artsen zijn die hun tarieven zelf kunnen
bepalen? In een democratisch land en met het oog op gelijke behandeling zou dit
toch onmogelijk moeten zijn. Omdat zij voor een groot deel leven van
gemeenschapsgeld via de sociale zekerheid.
En wie
controleert de manier waarop artsen handelen. De patiënt niet want die is
afhankelijk van de deskundigheid waarover ik geen klachten heb.
Ik heb
alvast de twee laatste consultaties afgezegd. Omdat ik het genoeg vond. Maar de
meeste van mijn lotgenoten durven dat niet te doen omdat er natuurlijk altijd
een complicatie mogelijk is. Maar ik, denkend aan de grote druk op de sociale
zekerheid, heb dat wel gedaan.
Mijn kijk op het onderwijs versus die van prof Duyck
Geachte Heer
Duyck,
Nergens
gaat het leesniveau in tien jaar tijd meer achteruit dan in Vlaanderen . Zo
staat het in DS van 16 december.
Begrijpend lezen is zwak, wiskunde beneden de maat, kortom u besluit
Met onze grijze cellen hebben we maar de helft zoveel potentieel als onze
buurlanden.
U suggereert
dat de beste leerlingen minder uitgedaagd worden, de zesjescultuur. En u geeft
het voorbeeld van uw zoon die blijkbaar misschien toevallig in een klas zit
waar differentiatie betekent dat de sterke leerlingen strips lezen terwijl de
anderen over de lat geholpen worden. Op de scholen waar leerkrachten ongelijke
kansen geven is differentiatie een zegen voor de besten, want zij worden
uitgedaagd met bijv. projectwerk, of boeiende vraagstukken, terwijl andere
kinderen binnen hun mogelijkheden en potenties uitdagingen aangaan.
Ik ben het
volledig met u eens dat daarbij sterke leerkrachten cruciaal zijn. Maar hoe
krijg je die in het onderwijs? In de samenleving worden jongeren met aanleg om
onderwijzer of leraar te worden geconfronteerd met allerlei opleidingen die een
financieel aantrekkelijker toekomst voorspellen. We leven immers in een
maatschappij waarin aanzien en status belangrijker lijken dan de opvoeding en
het onderwijs van kinderen en jongeren. De herwaardering van het ambt gaat dus
niet enkel via de educatieve masters maar ook via een financiële herwaardering
van het beroep.
De
herwaardering van het beroep zal ook gepaard moeten gaan met een andere
onderwijspraktijk. Op dit ogenblik hebben de uitgeverijen een sterke greep op
het onderwijs. Kinderen en jongeren hebben invulboeken en naslagwerken, die
ertoe leiden dat een deel van de onderwijspraktijk verschraalt tot het invullen
van woorden en het maken van oefeningen, grotendeels niet differentiërend.
Kinderen en jongeren hebben er nood aan inhouden te noteren, samenvattingen te
maken en te structureren, te onderzoeken, en bovenal les te krijgen in
materies. Hoe lees je een tekst zodat je begrijpt wat de schrijver bedoelt moet
je leren. Daarvoor is een onderwijzer of leraar nodig die zelf met teksten
werkt, er geïnteresseerd in is, en kinderen op hun niveau teksten aanbiedt waar
zij op hun beurt dienen op te werken. Ik
hoop dat er vele onderwijzers en leraars zijn die dit ook doen. Want je moet
toch op school leren hoe je met vraagstukken omgaat. In mijn omgeving hoor ik
vele ouders zuchten als hun kinderen met opgaven en toetsen thuis komen die ze
niet begrijpen, laat staan ze zelf
verwerken en opnemen.
In dit
verband is het herhalen van onderwerpen in de klas een belangrijk gegeven. Het
is niet genoeg onderwerpen via invulboeken aan te raken en die dan niet meer
aan de orde te stellen tot er examens zijn. Dan verliezen kinderen het
overzicht, vergeten ze de geleerde items en is er een berg te beklimmen op
ogenblikken dat er toetsen of examens zijn. Met grote stress als gevolg, vooral
bij de zwakkere leerlingen.
Uw
argumenten voor centrale examens zijn wellicht ingegeven door
concurrentieoverwegingen. Dan zullen we eens weten welke school goed presteert
en welke niet denkt u wellicht. Ik was 12 jaar directeur van een
plattelandschool en werkte dus met leerlingen van ter plaatse. Ik had
getalenteerde leerlingen , leerlingen die hun best deden maar minder cognitief
getalenteerd waren en leerlingen die met veel moeite over de lat gingen. Dat
zal in vele plattelandsscholen zo zijn, afhankelijk van de sociaal-economische
achtergronden van de gemeente. En af en toe ging er een leerling vroeger weg
van mijn school, naar één van die stadsscholen die blijkbaar beter voorbereiden
op middelbare studies. Die scholen recruteren dus niet uit één dorp, zij
krijgen de beste leerlingen uit de streek. Een centraal examen uitschrijven en genoemde
scholen vergelijken is niet ernstig. Een centraal examen dat elke school een
score geeft die enkel vergeleken wordt met gelijkaardige scholen zou nog te
overwegen zijn. Maar voor zover ik weet gebeurt dit al binnen de netten.
Er zou een
ideologische agenda zitten achter het gelijkheidsstreven in het onderwijs. Maar
er is geen gelijkheidsstreven in het onderwijs want dat leidt tot ongelijke
behandeling van ongelijke kinderen. Er is wel eenheidsworst want iedereen moet
hetzelfde kunnen. Ook in uw idee van een centraal examen.
Goed
onderwijs veronderstelt juist dat er rekening gehouden wordt met de
capaciteiten en mogelijkheden van kinderen en dat ze daarin excelleren.
Kinderen moeten niet onderling vergeleken worden maar hun individuele
vooruitgang moet gemeten worden. En die vooruitgang is altijd uitgangspunt voor
nieuwe doelen. Ons onderwijs geeft heel dikwijls geen ongelijke kansen aan
ongelijke mensen, wel worden voor iedereen gelijke doelen gesteld en daarop afgerekend.
Dat is een ideologische manier van kijken naar het onderwijs. Iedereen is
gelijk, krijgt gelijke kansen en moet over dezelfde lat. Ik kan u zeggen dat
dit niet werkt. Dat is rigide denken over onderwijs en houdt de noodzakelijke
veranderingen tegen o.a. in het middelbaar onderwijs. In andere landen zijn
curriculi minder omvangrijk en keuzemogelijkheden veel groter. Maar dat
vraagt een andere organisatie van het
onderwijs.
U betwijfelt
of kinderen door examens burn-outs krijgen. Welnu, ik kan als voormalig
directeur, en nu als opa, getuigen dat de manier waarop nu in vele scholen
gewerkt wordt voor veel kinderen examens en de veelvuldige toetsen een zware
last zijn. Ik heb hierboven een aantal redenen aangehaald waarom dit zo is.
Onvoldoende herhalingen, invulboeken en inhouden die ver van het bed liggen,
baren vele ouders in deze weken hoofdbrekens. En misschien ligt hier wel de
grootste ongelijkheid voor kinderen. Ouders die tijd kunnen en willen maken en
hun kinderen in deze tijden begeleiden voorkomen dat kinderen afglijden in de
trechter die ons onderwijs nog steeds is. De negatieve spiraal voor kinderen
van ouders die dit niet kunnen of willen doen is oneerlijk. Kinderen en
jongeren moeten op school de kans krijgen de leerstof te begrijpen. Thuis dient
voor recuperatie en studie van datgene wat men op school heeft verwerkt.
Tenslotte
geloof ik sterk in de rol van de directie. De eerste taak van een directie zou
een pedagogische moeten zijn. Als manager van de pedagogie op school moet de
directeur zijn team kennen, en een werking ontwikkelen die ertoe leidt dat de
school een lerend netwerk is waarin de leerkrachten hun beste krachten wijden
aan de toekomst van alle kinderen, met oog voor hun welbevinden en uitgaand van
de doelstellingen die duidelijk moeten zijn en de leerkrachten de ruimte geven
voor goed onderwijs. De directeur is de spin in het web van de school die
aangepast is aan alle kinderen. Directeurs onderbrengen in pools, hen na een
aantal jaren in scholen laten roteren, en hen in groep bijscholen, begeleiden
en ondersteunen is een opdracht voor grensoverschrijdende schoolbesturen,
netten en onderwijsministers.
Is er een dorp waar politici en bouwpromotoren vrienden zijn?
Enkele dagen geleden was het groot nieuws. Antwerpse en andere politici waren aanwezig op een verjaardagspartijtje van een bouwpromotor. Volgens het ene bericht werd er gegeten in een sterrenrestaurant, volgens een ander werd er enkel gedronken. De burgemeester van Antwerpen zei enkel een cola zero genuttigd te hebben.
Deze gang van zaken volgde volgens de oppositie op vergunningen voor de bouwpromotor na negatieve adviezen van de ambtenarij en aanstaande bouwplannen van diezelfde promotor. Dat de politici aanwezig waren op een verjaardagsfeestje is niet zo belangrijk. Iedereen heeft zo zijn vrienden en die mensen worden door velen uitgenodigd en zijn op vele plaatsen aanwezig. Zelfs als ze goed gegeten hebben, en dat is te verwachten in zo'n etablissement, is dat niet verwerpelijk op zichzelf.
Waar het over gaat is of dit soort gebeurtenissen leiden tot wat we mogen omschrijven als vriendjespolitiek, als meten met twee maten en gewichten als het over projecten gaat. Zoals Bart Dobbelaere schrijft in De Standaard van 24 november moet de vraag niet zijn wie op het feestje was maar welk cadeau de bouwpromotor kreeg en van wie vooraleer hij het feestje organiseerde.
Is er in Vlaanderen een dorp waar de vriendin/vrouw van de burgemeester samen met haar broers beheerders waren van een bouwfirma en toch in aanmerking kwamen om sociale gronden tegen een lage prijs van de gemeente te kopen? Kwamen anderen niet in aanmerking omdat ze te veel verdienden of niet in de gemeente woonden?
Hebben die familieleden op die gronden drie huizen gebouwd die nu via een vennootschap worden verhuurd?
Mocht diezelfde firma in die periode ook een ontmoetingscentrum voor de gemeente bouwen, vergund door de gemeente waar diezelfde burgemeester mee de bouw toewees aan de goed gekende firma waar zijn vriendin/vrouw beheerder was?
Is er een dorp in Vlaanderen waar de voetbalploegen in handen zijn van schepenen en één waar de vader van de burgemeester voorzitter is? Werd in beide gevallen een nieuw centrum gebouwd? Bestuurt de meerderheid in het ene geval het centrum en heeft de oppositie en het publiek het nakijken? Wordt het andere gebouwd met het oog op de verkiezingen van 2018?
Is er een dorp in Vlaanderen waar een schepen van ruimtelijke ordening buurtfeestjes organiseert, gesubsideerd door de gemeente en bouwpromotoren die actief zijn in de gemeente? Zit die schepen zowat in dezelfde situatie als de Antwerpse bestuurders omdat de betrokken bouwpromotoren vergunningen krijgen waarbij minstens bedenkingen te maken zijn? Zo wordt in een woonstraat een appartementsgebouw gebouwd door de bevriende aannemer, niet langs de straatkant maar in de diepte van het perceel, waardoor meer appartementen kunnen worden opgetrokken. Het appartementsgebouw is het enige in deze straat.
Slaagde die schepen van ruimtelijke ordening in datzelfde dorp erin de omgeving van zijn woonst en zijn woonst te ordenen via een RUP, waardoor gronden in die omgeving meer waarde kregen en huizen niet zonevreemd meer zijn?
Zijn er in dat dorp dus feiten die er op wijzen dat er zaken gebeuren en gebeurd zijn waarbij bestuurders of mensen uit hun kringen belangen hebben?
Moeten we het hier dus niet, zoals Bart Dobbelaere schrijft , over de cadeaus hebben die gegeven worden aan de vrienden want die zijn duidelijk, maar over de ethische vraag of politici niet erg voorzichtig moeten zijn met hun contacten en met beslissingen waarin zij of vrienden belangen hebben?
Is het geoorloofd dat bestuurders mee beslissen als ze betrokken partij zijn, familierelaties bestaan bij projecten, vriendjespolitiek om de hoek loert?
Zouden bestuurders niet uiterst zorgzaam moeten zijn in hun contacten met bouwpromotoren en best geen directe relatie met hen hebben?
Zouden bestuurders geen volledige transparantie moeten bieden over hun relaties bij projecten waarover zij moeten oordelen?
Wij vinden dat in dorpen waar deze bestuurders actief zijn, zij niet meer in aanmerking komen voor een mandaat in 2019.
Of bestaat dat dorp niet en zijn al deze verhalen fictie?
Het oudste
natuurgebied van Vlaanderen eiste de laatste jaren onze aandacht op. Het Zwin
zou verzanden en daarom waren werken nodig. Het Zwin kreeg er 120 ha, vooral
landbouwland, bij, goed voor 12,7 miljoen
Een grote bijkomende oppervlakte komt onder invloed van eb en vloed. En
er kwam een nieuwe dijk tegen overstromingen waarop een wandelpad en fietspad
zou worden aangelegd. Bovenal veranderde het Zwin van eigenaar. De Compagnie de
Lippens verkocht het aan de Provincie West Vlaanderen dat samen met het
agentschap Natuur en Bos voor de uitbouw van het Zwin instond.
Het aloude
bezoekerscentrum en de vogeltuin werden ondertussen vervangen door gebouwen. Niet zomaar gebouwen maar een grote
ontvangstruimte, een interactieve tentoonstellingsruimte, een shop, een bistro,
een natuur-educatief centrum. Zwarte gebouwen waar veel discussie over bestaat
en die samen met de gebouwen in het huttenparcours 20 miljoen hebben gekost. Discussie
vooral over de grootte van alles en het donkere karakter van de constructies.
Past dit alles in het landschap vragen velen zich af.
Positief is
dat er bij het bouwen aan duurzaamheid werd gedacht: FSC hout, warmtepompen,
groendaken, een isolatiepakket. Maar niet helemaal want de verschillende hutten
zijn betonnen gebouwen die zich in een groen parcours bevinden. Het is storend
dat men hier geen materialen heeft gebruikt die meer in de omgeving pasten. Het
is duidelijk: er was geld, veel geld. In tegenstelling met de karige middelen die
Natuurpunt wordt toegestopt om natuurgebieden te beheren.
In
tegenstelling met de natuurgebieden van Natuurpunt moet de bezoeker hier
redelijk diep in de buidel tasten. Een bezoek van een familie met 2
schoolgaande kinderen kost al vlug 34 ,
groepen van 20 personen die zich niet aankondigen 240 , zonder gids.
Parkeren kost 5 per dag maar het Zwin wil autoluw zijn en daarom ziet men
bezoekers graag per fiets of het openbaar vervoer komen.
Ook gidsen
zijn niet goedkoop in vergelijking met gidsen van Natuurpunt. 80 is het
tarief.
In de bistro
kan men eten. Je zou hier streekproducten verwachten, of gezonde kost maar dat
pakt anders uit. Gehaktballetjes, rundstoverij, vol au vent, hamburgers, fish
en chips, een half haantje, sliptongen, alles met frietjes. Ik at er een vol au vent. Zonder champignons,
een beetje kip en veel maïzena. De frieten zijn een fast foodzaak waardig. Deze
voeding hoort niet bij een Zwin dat zichzelf respecteert.
Conclusie
van een dag Zwin: Prachtige wandelingen met interessante fauna en flora,
overbodig zwaar en duur uitgevoerde gebouwen, duur voor gezinnen, fast food
bistro.
Bedenking:
natuur zou toch voor iedereen gratis toegankelijk moeten zijn. Zoals onze
natuurgebieden.
In de zomer
gingen wij fietsen in Overryssel, dat deel van Nederland waar de Vecht, de
Dinkel en de Regge de blauwe linten zijn die meestal in een natuurlijke bedding
hun weg zoeken in natuur- en landbouwgebied, de laatste langs de rand van de
Sallandse Heuvelrug. Ommen is in dit gebied de parel in het Vechtdal en is
aangemerkt als Waardevol Cultuurlandschap met 1/3 natuurgebied,
zandverstuivingen, vennetjes en heideveldjes. Ook cultuurhistorisch is de
streek waardevol.
Maar we
zouden het over het fietsen hebben. Klassiek zijn de knooppunten. Minder
klassiek en verrassend zijn de fietspaden. Uitzonderlijk fiets je eens langs
een weg, dan wel op een sterk versmalde weg door de aangebrachte fietsstroken.
Meestal fiets je door bossen op verharde paden in verschillende materialen.
Schelpenpaden zijn uitzonderlijk. Meestal zijn het in asfalt of beton
geconstrueerde paden die het fietsen ook in bossen en natuurgebieden tot een
heerlijke activiteit maken. De rivieren worden overgestoken met fietsbruggetjes
en in zelf te bedienen vlotten die elektrisch werken. De sluizen zijn uitgerust
met vistrappen die het mogelijk maken dat riviervissen hun weg vinden ondanks
de sluizen. Fietsen in de landbouwgebieden wordt mogelijk door deskundig
aangelegde fietspaden aan de rand van de landerijen of er dwarsdoor.
Veeroosters zijn enkel aangelegd aan de in- en uitritten van de graasweiden. En
dan de kers op de kaart. Bijna overal is de confrontatie met auto’s uitgesloten
door de aanleg van tunnels en brugjes. Men voelt er zich als fietser
gewaardeerd en het toerisme doet er zijn profijt mee. De hotels zijn
schitterend en aanwezig in mooie dorpen en steden zoals Dalfsen, Ootmarsum,
Borne…
Als we dat
vergelijken met het Meetjesland waar men er zelfs niet in slaagt een
spoorwegbedding tussen Maldegem, Eeklo en Zelzate in de voorbije 20 jaar te
realiseren, laat staan met tunneltjes veilig te maken voor fietsers die nu
telkens onderbroken trajecten rijden. Om dan nog te zwijgen van de plannen die
er waren om de bosgebieden te verbinden met recreatieve fietsroutes langs en
door landbouwgebieden. De Lembeekse bossen verbinden met het Leen, het Leen met
het Drongengoed, niet langs landbouw- en andere wegen maar langs echte
fietspaden die door de natuur- en landbouwgebieden slingeren. En zonder
confrontaties met snelle automobilisten.
Dat het kan
laat Overryssel zien. Maar veel politici laten andere belangen blijkbaar
voorgaan of interesseert het niet. Zie de reacties op ons vorig artikel over
fietsen in Eeklo. De pianist wordt beschoten, oplossingen voor bijvoorbeeld het
kruispunt spoorwegbedding- Oostveldstraat niet naar voor geschoven. Op deze
manier wordt het Meetjesland nooit een fietsparadijs.
Nog niet zo lang
geleden protesteerde de Eeklose Fietsersbond
tegen de manier waarop je als fietser aan de ovonde, aan ’t graf,
bediend en behandeld wordt. ’t Is inderdaad godgeklaagd. Als ik naar de Hubo en/of
Delhaize wil moet ik twee gevaarlijke punten oversteken, rij op een eilandje
richting Hubo en moet dan nog eens oversteken of tegen de richting in naar de
winkel. Wie bedenkt dat?
Met het fietspad op
de oude spoorwegbedding scoort de Provincie dan weer goed. Maar komende van Lembeke zijn er nog enkele
moeilijke punten. Bijvoorbeeld aan het
einde van het fietspad, aan de Hoge Bosstraat
en aan de Oude Gentweg, zorgen de goten voor ongemakkelijk fietsen. Het
is niet moeilijk hier het comfort van de fietser te vergroten.
Langs de spoorweg is
er een haag met een boeiende berm en een pleintje dat fleurig groeit. Goede
punten dus maar aan de Oostveldstraat is de fietser vogelvrij. Mag hij tegen
het fietsverkeer in links over het voetpad naar de lichten? Of steekt hij over
de volle witte streep over, naar het Psychiatrisch centrum? En hoe te rijden
als je terug keert. Je krijgt groen en vrij baan om over te steken maar het is
niet duidelijk hoe je aan het fietspad aan de overkant moet geraken. Dus
slalommen veel fietsers van de ene naar de andere kant belaagd door
automobilisten die van de Stationsstraat naar Lembeke en verder rijden.
Ook naar het centrum
blijft het moeilijk op de smalle strook die afgebakend is, met zwaaiende
portieren en de quasi onmogelijkheid om voorfietsers te passeren.
Beter is de doorsteek
langs de spoorweg richting Boelare. Jammer dat het pad ophoudt aan de
Opeisingstraat. Er is ook nog veel werk om ook het fietsverkeer vanuit Adegem
en Maldegem veilig en rustig Eeklo binnen te loodsen.