Anders gaan leven na de coronacrisis
Deze
verwarrende tijden, die na het geleden leed, wel eens nog verwarrender zouden
kunnen zijn, werpen ons terug op enkele vragen die in een recent verleden door
verschillende filosofen tot een voor velen onvruchtbare maar voor mij interessante
discussie hebben geleid. Is de natuur op zichzelf, zonder de appreciatie door
de mens, waardevol? Is de schoonheid en
diversiteit ervan, op zichzelf, waardevol, zonder dat de mens er is om die
waarde te geven. Het ecocentrisme staat hierin tegenover het antropocentrisme
waarin de mens de waardemeter van de aarde is.
Aan deze
door Vermeersch en Kruithof gevoerde discussies dacht ik bij het overdenken van
deze nieuwe tijd na de corona. Is deze crisis een gevolg van de onmetelijke
macht die de mens denkt te hebben over de andere wezens in de wereld ? Is met
name het virus dat wellicht vrij is gekomen via vleermuizen en andere dieren
een gevolg van het terugdringen van wilde dieren in een steeds kleinere biotoop?
Is het wereldwijd verspreiden van het virus een gevolg van de macht van de mens
om zich over de hele aardbol te verplaatsen en zo alle wetten van de natuur met
voeten te treden? Is de wereldwijde aanval op de natuur die de mens ook nu nog
pleegt een gevolg van onze visie dat alles gerechtvaardigd is om onze westerse manier
van leven vol te houden? Is de mens verzwakt door de manier van leven waarbij
voedsel- en luchtvervuiling aan de orde van de dag is? Is de visie dat de welvaart nooit groot genoeg
kan zijn en onze experimenten alle kanten mogen uitgaan zolang we er meer
consumptie en rijkdom kunnen uithalen, aan herziening toe?
Zonder te
verwachten dat deze crisis tot grote veranderingen zal leiden in de gedachten
over rijkdom en consumptie zijn we aan onszelf verplicht na te denken over
mogelijkheden van grote groepen burgers om in hun eigen leven enige
heroriëntering aan te brengen.
We kunnen in
de eerste plaats onze gedachten over het neo-liberaal discours ter discussie
stellen. Als de taart groter wordt krijgt iedereen een groter stuk, zegt men. Deze
ideologie leidt tot ongebreidelde groei en alle gekende gevolgen. Door dit
geloof tolereren wij de aanslagen op de natuur en onze biotoop tot in den
treure. Dit geloof opgeven betekent dat er een andere manier van produceren en
consumeren mogelijk wordt.
Daarbij
aansluitend heeft de corona-tijd ons gewezen op onze afhankelijkheid van de
ecosystemen, ook al kennen we ze niet of zijn ze niet in ons dagelijks leven
aanwezig. Nederigheid past dus de mens als deel van het ecosysteem. Nederigheid
die leidt naar het voorzorgsprincipe waarin we ons bewust zijn van onze plaats
in het universum. Nederigheid ook ten aanzien van alles wat zwak is, of oogt,
in onze leefomgeving.
We weten dat
de ongebreidelde honger van de consumerende mens ongelooflijke gevolgen heeft.
Hij reist de wereld af op zoek naar meer ervaringen, heeft niet in de gaten dat er niet enkel
beroep wordt gedaan op eindige goederen, maar dat hij ook de importeur is van
allerlei ziekten en exoten die de eigen biotoop binnen dringen. Het voorkomen
van pandemieën heeft niet enkel een medische kant maar ook een commerciële en
emotionele zijde.
Het
verkleinen van onze levenscirkels is dus een logische conclusie na deze
pandemie. Voorzichtig worden pistes gelanceerd die we ons niet konden
voorstellen. We zouden meer goederen die van levensbelang zijn zelf moeten
produceren zoals mondmaskers, beschermende kledij en test pakketten. Is het dan
niet logisch ook verder te denken en te besluiten dat ook ons voedsel van
dichterbij moet komen. Is het ondenkbaar
dat de korte keten niet enkel voor het medisch materiaal in aanmerking komt,
maar ook onze kleren en voeding, nu
veelal geproduceerd in oorden waar bijna zeker onderbetaalde mensen in
mensonwaardige omstandigheden werken?
De vele
miljarden die nu weer in de economische trommel worden gegoten kunnen beter de
weg bereiden naar een andere toekomst.
Guido
Steenkiste

|