De wederkomst van Jezus Christus
Inhoud blog
  • Ik zal een vuur zenden in Magog, en onder degenen, die in de eilanden zeker wonen; en zij zullen weten, dat Ik de HEERE ben.
  • De profeet Micha en het TIJDS-DAL in de heilsgeschiedenis
  • De Moeder van alle verwoestingen 1
  • De Moeder van alle verwoestingen 2
  • De Moeder van alle verwoestingen 3
    Zoeken in blog

    Beoordeel dit blog
      Zeer goed
      Goed
      Voldoende
      Nog wat bijwerken
      Nog veel werk aan
     
    31-01-2016
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.OPENBARING, APOCALYPS, ONTSLUIERING, MANIFESTATIE (vervolg)

    Wettelijk depot: D/2009/Robert De Telder/Auteur uitgever

    Trefwoorden: Bijbel, Eschatologie.

    ISBN: 978 16 1627 432 0

    NUR: 702

    Tenzij anders aangeduid werd de vertaling van het NBG 1951 gebruikt.

     

    Openbaring 9

    1 En de vijfde engel blies de bazuin, en ik zag een ster (Jesaja 14:12 Hoe zijt gij uit de hemel gevallen, gij morgenster, zoon des dageraads; hoe zijt gij ter aarde geveld, overweldiger der volken! 13 En gij overlegdet nog wel: Ik zal ten hemel opstijgen, boven de sterren Gods mijn troon oprichten en zetelen op de berg der samenkomst ver in het noorden; 14 ik wil opstijgen boven de hoogten der wolken, mij aan de Allerhoogste gelijkstellen), uit de hemel op de aarde gevallen, en haar werd de sleutel van de put des afgronds gegeven. 2 En zij opende de put des afgronds en er steeg rook op uit de put, als de rook van een grote oven; en de zon en het zwerk werden verduisterd door de rook van de put. 3 En uit de rook kwamen sprinkhanen op de aarde te voorschijn en hun werd macht gegeven, gelijk de schorpioenen der aarde macht hebben. 4 En hun werd gezegd, dat zij aan het gras der aarde geen schade zouden toebrengen, noch aan enig gewas, noch aan enige boom, maar alleen aan de mensen, die het zegel van God niet op hun voorhoofden hadden. 5 En hun werd gegeven, dat zij hen niet zouden doden, maar dat de mensen zouden gepijnigd worden, vijf maanden lang; en hun pijniging was als de pijniging door een schorpioen, wanneer hij een mens steekt. 6 En in die dagen zullen de mensen de dood zoeken, maar hem geenszins vinden, en zij zullen begeren te sterven, maar de dood vlucht van hen weg. 7 En de gedaante der sprinkhanen was als van paarden, die uitgerust zijn tot de oorlog; en op hun koppen waren kransen als van goud en hun aangezichten waren als aangezichten van mensen; 8 en zij hadden haar als vrouwenhaar en hun tanden waren als die van leeuwen; 9 en zij hadden borstschilden als ijzeren harnassen en het gedruis van hun vleugels was als het gedruis van wagens, wanneer vele paarden ten strijde draven. 10 En zij hadden staarten als schorpioenen en angels, en in hun staarten was hun macht om de mensen schade toe te brengen, vijf maanden lang. 11 Zij hadden over zich als koning de engel des afgronds; zijn naam is in het Hebreeuws Abaddon en in het Grieks heeft hij tot naam Apollyon.

    12 Het eerste wee is voorbijgegaan: zie, nog twee weeën komen hierna.

    13 En de zesde engel blies de bazuin, en ik hoorde een stem uit de vier horens van het gouden altaar, dat voor God staat, 14 zeggende tot de zesde engel, die de bazuin had: Laat de vier engelen los, die bij de grote rivier, de Eufraat, gebonden zijn. 15 En de vier engelen, die tegen het uur en de dag en de maand en het jaar waren gereed gehouden, werden losgelaten om het derde deel van de mensen te doden.

    16 En het getal der legerscharen van de ruiterij was tweemaal tienduizend tienduizendtallen (200.000.000.000); ik hoorde hun aantal. 17 En aldus zag ik in dit gezicht de paarden en hen, die erop gezeten waren: zij hadden rossige en blauwe en zwavelkleurige harnassen, en de koppen der paarden waren als leeuwenkoppen, en uit hun bek kwam vuur en rook en zwavel. 18 Door deze drie plagen werd het derde deel van de mensen gedood: door het vuur en de rook en de zwavel, die uit hun bek kwamen. 19 Want de macht der paarden ligt in hun bek en in hun staarten. Want hun staarten zijn als slangen, met koppen, en daarmede brengen zij schade toe. 20 En wie van de mensen overgebleven waren, die niet gedood waren door deze plagen, bekeerden zich toch niet van de werken hunner handen, om de boze geesten niet (meer) te aanbidden en de gouden, zilveren, koperen, stenen en houten afgoden, die niet kunnen zien, noch horen of gaan; 21 en zij bekeerden zich niet van hun moorden, noch van hun toverijen (Grieks: PHARMAKEIA = drugs), noch van hun hoererij, noch van hun dieverijen.

     

    Openbaring 10

    1 En ik zag een andere sterke engel nederdalen uit de hemel, bekleed met een wolk, en de regenboog was op zijn hoofd en

    zijn gelaat was als de zon en zijn voeten waren als zuilen van vuur, 2 en hij had in zijn hand een geopend boekje en hij zette zijn rechtervoet op de zee en de linker op de aarde, 3 en hij riep met luider stem, zoals een leeuw brult, en toen hij riep, lieten de zeven donderslagen hun stemmen horen.

    4 En toen de zeven donderslagen gesproken hadden, wilde ik het opschrijven, maar ik hoorde een stem uit de hemel zeggen:

    Verzegel hetgeen de zeven donderslagen gesproken hebben en schrijf het niet op. 5 En de engel, die ik zag staan op de zee en op de aarde, hief zijn rechterhand op naar de hemel, 6 en zwoer bij Hem, die leeft tot in alle eeuwigheden, die de hemel geschapen heeft en hetgeen daarin is en de aarde en hetgeen daarop is en de zee en hetgeen daarin is: er zal geen uitstel meer zijn, 7 maar in de dagen van de stem van de zevende engel, wanneer hij bazuinen zal, is ook voleindigd het geheimenis van God, gelijk Hij zijn knechten, de profeten, heeft verkondigd (Daniël 12:7-9).

    8 En de stem, die ik gehoord had uit de hemel, (hoorde ik) wederom met mij spreken en zij zeide: Ga heen, neem het boek, dat geopend ligt in de hand van de engel, die op de zee en op de aarde staat. 9 En ik ging heen tot de engel en zeide tot hem, dat hij mij het boekje zou geven. En hij zeide tot mij: Neem het en eet het op, en het zal uw buik bitter maken, maar in uw mond zal het zoet zijn als honing. 10 En ik nam het boekje uit de hand van de engel en at het op, en het was in mijn mond zoet als honing, maar toen ik het gegeten had, werd mijn buik bitter. 11 En er werd tot mij gezegd: Gij moet wederom profeteren over vele natiën en volken en talen en koningen.

     

    Openbaring 11

    1 En mij werd een riet gegeven, een staf gelijk, met de woorden: Sta op en meet de tempel Gods en het altaar en hen, die daarin aanbidden. Maar laat de voorhof, die buiten de tempel is, erbuiten, en meet die niet; want hij is aan de heidenen gegeven; en zij zullen de heilige stad vertreden, tweeënveertig maanden lang. 3 En Ik zal mijn twee getuigen lastgeven om, met een zak bekleed, te profeteren, twaalfhonderd zestig dagen lang. 4 Dit zijn de twee olijfbomen en de twee kandelaren, die voor het aangezicht van de Here der aarde staan. 5 En indien iemand hun schade wil toebrengen, komt er vuur uit hun mond en het verslindt hun vijanden; en indien iemand hun schade wil toebrengen, moet hij zó de dood vinden. 6 Dezen hebben de macht de hemel te sluiten, zodat er geen regen valt gedurende de dagen van hun profeteren; en zij hebben macht over de wateren, om die in bloed te veranderen en om de aarde te slaan met allerlei plagen, zo dikwijls zij willen.

    7 En wanneer zij hun getuigenis zullen voleindigd hebben, zal het beest, dat uit de afgrond opkomt, hun de oorlog aandoen en het zal hen overwinnen en hen doden (Daniël 7:20 en de betekenis van de tien horens op zijn kop en van de nieuwe horen die opkwam, waarvoor er drie moesten wijken – de horen met ogen en een mond vol grootspraak die er groter uitzag dan de andere. 21 Ik had immers gezien hoe die horen strijd voerde tegen de heiligen en hen overwon). 8 En hun lijk (zal liggen) op de straat der grote stad, die geestelijk genaamd wordt Sodom en Egypte, alwaar ook hun Here gekruisigd werd. 9 En uit de volken en stammen en talen en natiën zijn er, die hun lijk zien, drie en een halve dag, en zij laten niet toe, dat hun lijken in een graf worden bijgezet. 10 En zij, die op de aarde wonen, zijn blijde en verheugd over hen en zullen elkander geschenken zenden, omdat deze twee profeten hen, die op de aarde wonen, gepijnigd hadden.

    11 En na [die] drie en een halve dag voer een levensgeest (Genesis 2:7 toen formeerde de HERE God de mens van stof uit de aardbodem en blies de levensadem in zijn neus; alzo werd de mens tot een levende ziel SV) uit God in hen, en zij gingen op hun voeten staan en grote vrees viel op (allen), die hen aanschouwden. 12 En zij hoorden een luide stem uit de hemel tot hen zeggen: Klimt hierheen op! En zij klommen naar de hemel op in de wolk, en hun vijanden aanschouwden hen (Dit was een moeilijk te verklaren vers voor het tijdperk van TV en Internet).

    13 En te dien ure kwam er een grote aardbeving en een tiende deel der stad stortte in, en zevenduizend personen werden door de aardbeving gedood, en de overigen werden zeer bevreesd en gaven de God des hemels eer.

    14 Het tweede wee is voorbijgegaan: zie, het derde wee komt spoedig.

    15 En de zevende engel blies de bazuin en luide stemmen klonken in de hemel, zeggende:

    Het koningschap over de wereld is gekomen aan onze Here en aan zijn Gezalfde, en Hij zal als koning heersen tot in alle eeuwigheden.

    16 En de vierentwintig oudsten, die voor God op hun tronen gezeten waren, wierpen zich op hun aangezicht en aanbaden God, 17 zeggende:

    Wij danken U, Here God, Almachtige, die is en die was, dat Gij uw grote macht hebt opgenomen en het koningschap hebt aanvaard; 18 en de volkeren waren toornig geworden, maar uw toorn is gekomen en de tijd voor de doden om geoordeeld te worden en om het loon te geven aan uw knechten, profeten, en aan de heiligen en aan hen, die uw naam vrezen, aan de kleinen en de groten en om te verderven wie de aarde verderven.

    19 En de tempel Gods, die in de hemel is, ging open en de ark van zijn verbond werd zichtbaar in zijn tempel, en er kwamen bliksemstralen en stemmen en donderslagen en aardbeving en zware hagel.

     

    Openbaring 12

    1 En er werd een groot teken in de hemel gezien: een vrouw, met de zon bekleed, met de maan onder haar voeten en een krans van twaalf sterren op haar hoofd; 2 en zij was zwanger en schreeuwde in haar weeën en in haar pijn om te baren. 3 En er werd een ander teken in de hemel gezien, en zie, een grote rossige draak met zeven koppen en tien horens, en op zijn koppen zeven kronen. 4 En zijn staart sleepte een derde van de sterren des hemels mede en wierp die op de aarde. En de draak stond voor de vrouw, die baren zou, om, zodra zij haar kind gebaard had, dit te verslinden. 5 En zij baarde een zoon, een mannelijk wezen, dat alle heidenen zal hoeden met een ijzeren staf; en haar kind werd plotseling weggevoerd naar God en zijn troon.

     

     

    6 En de vrouw vluchtte naar de woestijn (Hosea 2:13 Daarom zie, Ik zal haar lokken, en haar leiden in de woestijn, en spreken tot haar hart. 14 Ik zal haar aldaar haar wijngaarden geven, en het dal Achor maken tot een deur der hoop), waar zij een plaats heeft, door God bereid, opdat zij daar twaalfhonderd zestig dagen onderhouden zou worden. 7 En er kwam oorlog in de hemel; Michaël en zijn engelen hadden oorlog te voeren tegen de draak; ook de draak en zijn engelen voerden oorlog, 8 maar hij kon geen standhouden, en hun plaats werd in de hemel niet meer gevonden. 9 En de grote draak werd (op de aarde) geworpen, de oude slang, die genaamd wordt duivel en de satan, die de gehele wereld verleidt; hij werd op de aarde geworpen en zijn engelen met hem. 10 En ik hoorde een luide stem in de hemel zeggen:

    Nu is verschenen het heil en de kracht en het koningschap van onze God en de macht van zijn Gezalfde; want de aanklager van onze broeders, die hen dag en nacht aanklaagde voor onze God, is nedergeworpen. 11 En zij hebben hem overwonnen door het bloed van het Lam en door het woord van hun getuigenis, en zij hebben hun leven niet liefgehad, tot in de dood. 12 Daarom, verheugt u, gij hemelen en wie daarin wonen. Wee de aarde en de zee, want de duivel is tot u nedergedaald in grote grimmigheid, wetende, dat hij weinig tijd heeft.

    13 En toen de draak zag, dat hij op de aarde was geworpen, vervolgde hij de vrouw, die het mannelijke kind gebaard had. 14 En aan de vrouw werden de twee vleugels van de grote arend gegeven om naar de woestijn te vliegen, naar haar plaats, waar zij onderhouden wordt buiten het gezicht van de slang, een tijd en tijden en een halve tijd.

    15 En de slang wierp uit haar bek water achter de vrouw als een stroom, om haar door de stroom te laten medesleuren. 16 En de aarde kwam de vrouw te hulp en de aarde opende haar mond en verzwolg de stroom, die de draak uit zijn bek had geworpen. 17 En de draak werd toornig op de vrouw en ging heen om oorlog te voeren tegen de overigen van haar nageslacht, die de geboden van God bewaren en het getuigenis van Jezus hebben; 18 en hij bleef staan op het zand der zee. 




    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    31-01-2016, 19:44 geschreven door Eigenzinnige Wezel  
    Reacties (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.OPENBARING, APOCALYPS, ONTSLUIERING, MANIFESTATIE (vervolg)

    Wettelijk depot: D/2009/Robert De Telder/Auteur uitgever

    Trefwoorden: Bijbel, Eschatologie.

    ISBN: 978 16 1627 432 0

    NUR: 702

    Tenzij anders aangeduid werd de vertaling van het NBG 1951 gebruikt.

     

    Openbaring 13

    1 En ik zag uit de zee een beest opkomen met tien horens en zeven koppen; en op zijn horens tien kronen en op zijn koppen namen van godslastering. 2 En het beest, dat ik zag, was een luipaard gelijk, en zijn poten als van een beer en zijn muil als de muil van een leeuw.

     

     

    (The Two Babylons, A. Hislop, Chapter VII, section I : The dragon of the Greeks, says Pausanias, was only a large snake; and the context shows that this is the very case here; for what in the third verse is called "a dragon", in the fourteenth is simply described as 'a serpent'. Then the word rendered 'red' properly means 'Fiery'; so that the 'Red Dragon' signifies the 'Fiery Serpent' or 'Serpent of Fire'. Exactly so does it appear to have been in the first form of idolatry, that, under the patronage of Nimrod, appeared in the ancient world. The 'Serpent of Fire' in the plains of Shinar seems to have been the grand object of worship. There is the strongest evidence that apostacy among the sons of Noah began in fire-worship, and that in connection with the symbol of the serpent

     

    En de draak gaf hem zijn kracht en zijn troon en grote macht. 3 En (ik zag) een van zijn koppen als ten dode gewond, en zijn dodelijke wond genas; en de gehele aarde ging het beest met verbazing achterna, 4 en zij aanbaden de draak, omdat hij aan het beest de macht gegeven had, en zij aanbaden het beest, zeggende: Wie is aan het beest gelijk? en: Wie kan er oorlog tegen voeren? 5 En hem werd een mond gegeven, die grote woorden en godslasteringen spreekt; en hem werd macht gegeven dit tweeënveertig maanden (Profetieën in maanden uitgedrukt verwijzen naar Satans optreden) lang te doen. 6 En (het beest) opende zijn mond tot lasteringen tegen God, om zijn naam te lasteren en zijn tent en hen, die in de hemel wonen. 7 En hem werd gegeven om tegen de heiligen oorlog te voeren en hen te overwinnen; en hem werd macht gegeven over elke stam en natie en taal en volk. 8 En allen, die op de aarde wonen, zullen het (beest) aanbidden, ieder, wiens naam niet geschreven is in het boek des levens van het Lam, dat geslacht is, sedert de grondlegging der wereld. 9 Indien iemand (Individu aangesproken en niet langer de groep) een oor heeft, hij hore. 10 Indien iemand in gevangenschap voert, dan gaat hij in gevangenschap; indien iemand met het zwaard zal doden, dan moet hij zelf met het zwaard gedood worden. Hier blijkt de volharding en het geloof der heiligen.

    11 En ik zag een ander beest opkomen uit de aarde en het had twee horens als die van het Lam (De antichrist of pseudo-Messias), en het sprak als de draak. 12 En het oefent al de macht van het eerste beest (de leider van het nieuwe Romeinse Rijk) voor diens ogen uit. En het bewerkt, dat de aarde en zij, die daarop wonen, het eerste beest zullen aanbidden, welks dodelijke wond genezen was. 13 En het doet grote tekenen, zodat het zelfs vuur uit de hemel doet nederdalen op de aarde ten aanschouwen van de mensen.

     

     

    14 En het verleidt hen, die op de aarde wonen, wegens de tekenen, die hem gegeven zijn te doen voor de ogen van het beest. En het zegt tot hen, die op de aarde wonen, dat zij een beeld moeten maken voor het beest, dat de wond van het zwaard had en (weer) levend geworden is. 15 En hem werd gegeven om aan het beeld van het beest een geest te schenken, zodat het beeld van het beest ook zou spreken, en maken dat allen, die het beeld van het beest niet aanbaden, gedood werden. 16 En het maakt, dat aan allen, de kleinen en de groten, de rijken en de armen, de vrijen en de slaven, een merkteken gegeven wordt op hun rechterhand of op hun voorhoofd, 17 [en] dat niemand kan kopen of verkopen, dan wie het merkteken, de naam van het beest, of het getal van zijn naam heeft. 18 Hier is de wijsheid: wie verstand heeft, berekene het getal van het beest, want het is een getal van een mens, en zijn getal is zeshonderd zesenzestig (Rome = Saturnia = STUR (Chaldeeuws) S = 60, T = 400, U = 6, R = 200: 666, - de Hebreeuwse letter ‘waw’ heeft als getalswaarde 6 – www = 666).

     

     

    Openbaring 14

    1 En ik zag en zie, het Lam stond op de berg Sion (Jesaja 16:1 Heersers des lands, zendt de lammeren van de rotsen (Petra) de woestijn in naar de berg der dochter van Sion) en met Hem honderdvierenveertigduizend, op wier voorhoofden zijn naam en de naam zijns Vaders geschreven stonden. 2 En ik hoorde een stem uit de hemel als de stem van vele wateren en als de stem van zware donder. En de stem, die ik hoorde, was als van citerspelers, spelende op hun citers; 3 en zij zongen een nieuw gezang vóór de troon en vóór de vier dieren en de oudsten; en niemand kon het gezang leren dan de honderdvierenveertigduizend, de losgekochten van de aarde. 4 Dezen zijn het, die zich niet met vrouwen (religie – het religieuze systeem van hoofdstuk 17) hebben bevlekt, want zij zijn maagdelijk. Dezen zijn het, die het Lam volgen, waar Hij ook heengaat. Dezen zijn gekocht uit de mensen als eerstelingen voor God en het Lam. 5 En in hun mond is geen leugen gevonden; zij zijn onberispelijk.

    6 En ik zag een andere engel vliegen in het midden des hemels en hij had een eeuwig evangelie, om dat te verkondigen aan hen, die op de aarde gezeten zijn en aan alle volk en stam en taal en natie; 7 en hij zeide met luider stem: Vreest God en geeft Hem eer, want de ure van zijn oordeel is gekomen, en aanbidt Hem, die de hemel en de aarde en de zee en de waterbronnen gemaakt heeft.

    8 En een andere, een tweede engel, volgde, zeggende: Gevallen, gevallen is het grote Babylon, dat van de wijn van de hartstocht zijner hoererij al de volkeren heeft doen drinken.

    9 En een andere engel, een derde, volgde hen, zeggende met luider stem: Indien iemand het beest en zijn beeld aanbidt en het merkteken op zijn voorhoofd of op zijn hand ontvangt, 10 die zal ook drinken van de wijn van Gods gramschap, die ongemengd is toebereid in de beker van zijn toorn; en hij zal gepijnigd worden met vuur en zwavel ten aanschouwen van de heilige engelen en van het Lam. 11 En de rook van hun pijniging stijgt op in alle eeuwigheden, en zij hebben geen rust, dag en nacht, die het beest en zijn beeld aanbidden, en al wie het merkteken van zijn naam ontvangt.

    12 Hier blijkt de volharding der heiligen, die de geboden Gods en het geloof in Jezus bewaren.

    13 En ik hoorde een stem uit de hemel zeggen: Schrijf, zalig de doden, die in de Here sterven, van nu aan. Ja, zegt de Geest, dat zij rusten van hun moeiten, want hun werken volgen hen na.

    14 En ik zag en zie, een witte wolk, en op de wolk iemand gezeten als eens mensen zoon met een gouden kroon op zijn hoofd en een scherpe sikkel in zijn hand. 15 En een andere engel kwam uit de tempel en riep met luider stem tot Hem, die op de wolk gezeten was: Zend uw sikkel uit en maai, want de ure om te maaien is gekomen, want de oogst der aarde is geheel rijp geworden. 16 En Hij, die op de wolk gezeten was, zond zijn sikkel uit op de aarde, en de aarde werd gemaaid.

    17 En een andere engel kwam uit de tempel, die in de hemel is, ook hij met een scherpe sikkel. 18 En een andere engel kwam uit het altaar; deze had macht over het vuur en hij riep met luider stem tot hem, die de scherpe sikkel had, zeggende: Zend uw scherpe sikkel uit en oogst de trossen van de wijngaard der aarde, want zijn druiven zijn rijp. 19 En de engel wierp zijn sikkel op de aarde en oogstte van de wijngaard der aarde en wierp het in de grote persbak van de gramschap Gods. 20 En de persbak werd getreden buiten de stad, en er kwam bloed uit de persbak tot aan de tomen der paarden, zestienhonderd stadiën ver.

     

    Openbaring 15

    1 En ik zag een ander teken in de hemel, groot en wonderbaar: zeven engelen, die de zeven laatste plagen hadden, want daarmede is de gramschap Gods voleindigd.

    2 En ik zag (iets) als een zee van glas met vuur vermengd, en de overwinnaars van het beest en van zijn beeld en van het getal van zijn naam, staande aan de glazen zee, met de citers Gods. 3 En zij zingen het lied (Zie Exodus 15:1-19 en Deuteronomium 32:1-43) van Mozes, de knecht Gods, en het lied van het Lam, zeggende:

    Groot en wonderbaar zijn uw werken, Here God, Almachtige; rechtvaardig en waarachtig zijn uw wegen, Gij, Koning der volkeren! 4 Wie zou niet vrezen, Here, en uw naam niet verheerlijken? Immers, Gij alleen zijt heilig. Want alle volken zullen komen en zullen voor U nedervallen in aanbidding, omdat uw gerichten openbaar zijn geworden. (zie ook: Psalm 86:9 Alle volken, die Gij gemaakt hebt, zullen komen en zich voor U nederbuigen, o Here, en uw naam eren; 10 want Gij zijt groot en doet wonderen, Gij, o God, alleen)

    5 En daarna zag ik, en de tempel van de tent der getuigenis in de hemel ging open; 6 en de zeven engelen, die de zeven plagen hadden, kwamen uit de tempel, bekleed met rein en blinkend linnen en de borst omgord met een gouden gordel. 7 En een van de vier dieren gaf aan de zeven engelen zeven gouden schalen, vol van de gramschap van God, die leeft tot in alle eeuwigheden. 8 En de tempel werd vervuld met rook vanwege de heerlijkheid Gods en vanwege zijn kracht; en niemand kon de tempel binnengaan, voordat de zeven plagen der zeven engelen voleindigd waren.

     

    Openbaring 16

    1 En ik hoorde een luide stem uit de tempel zeggen tot de zeven engelen: Gaat heen en giet de zeven schalen van de gramschap Gods uit op de aarde.

    2 En de eerste ging heen en goot zijn schaal uit op de aarde, en er kwam een boos en kwaadaardig gezwel aan de mensen, die het merkteken van het beest hadden en die zijn beeld aanbaden.

    3 En de tweede goot zijn schaal uit in de zee, en zij werd bloed als van een dode, en alle levende wezens, die in de zee waren, stierven.

    4 En de derde goot zijn schaal uit in de rivieren en in de waterbronnen, en (het water) werd bloed.

    5 En ik hoorde de engel der wateren zeggen: Rechtvaardig zijt Gij, die zijt en die waart, Gij Heilige, dat Gij dit oordeel hebt geveld. 6 Omdat zij het bloed der heiligen en der profeten vergoten hebben, hebt Gij hun ook bloed te drinken gegeven; zij hebben het verdiend!

    7 En ik hoorde het altaar zeggen: Ja, Here God, Almachtige, uw oordelen zijn waarachtig en rechtvaardig.

    8 En de vierde goot zijn schaal uit over de zon en haar werd gegeven de mensen te verzengen met vuur. 9 En de mensen werden verzengd door de grote hitte en zij lasterden de naam van God, die de macht heeft over deze plagen, en zij bekeerden zich niet om Hem eer te geven.

    10 En de vijfde goot zijn schaal uit over de troon van het beest, en zijn rijk werd verduisterd, en zij kauwden op hun tong van pijn, 11 en zij lasterden de God des hemels vanwege hun pijnen en vanwege hun gezwellen, en zij bekeerden zich niet van hun werken.

    12 En de zesde goot zijn schaal uit op de grote rivier, de Eufraat, en zijn water droogde op, zodat de weg bereid werd voor de koningen, die van de opgang der zon komen.

    13 En ik zag uit de bek van de draak en uit de bek van het beest en uit de mond van de valse profeet drie onreine geesten komen, als kikvorsen; 14 want het zijn geesten van duivelen, die tekenen doen, welke uitgaan naar de koningen der gehele wereld, om hen te verzamelen tot de oorlog op de grote dag van de almachtige God.

    15 Zie, Ik kom als een dief. Zalig hij, die waakt en zijn klederen bewaart, opdat hij niet naakt wandele en zijn schaamte niet gezien worde. 16 En hij verzamelde hen op de plaats, die in het Hebreeuws genoemd wordt Harmagedon.

    17 En de zevende goot zijn schaal uit in de lucht en er kwam een luide stem uit de tempel, van de troon, zeggende: Het is geschied. 18 En er kwamen bliksemstralen en stemmen en donderslagen, en er geschiedde een grote aardbeving, zo groot als er geen geweest is, sedert een mens op de aarde was: zó hevig was deze aardbeving, zó groot. 19 En de grote stad viel in drie stukken uiteen en de steden der volken stortten in. En het grote Babylon werd voor God in gedachtenis gebracht, om daaraan de beker met de wijn van de gramschap zijns toorns te geven. 20 En alle eilanden vluchtten weg en bergen werden niet (meer) gevonden. 21 En grote hagel(stenen), een talent zwaar, vielen uit de hemel op de mensen, en de mensen lasterden God vanwege de plaag van de hagel, want de plaag daarvan was zeer groot. 


    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    31-01-2016, 19:30 geschreven door Eigenzinnige Wezel  
    Reacties (0)
    30-01-2016
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.OPENBARING, APOCALYPS, ONTSLUIERING, MANIFESTATIE

    Wettelijk depot: D/2009/Robert De Telder/Auteur uitgever

    Trefwoorden: Bijbel, Eschatologie.

    ISBN: 978 16 1627 432 0

    NUR: 702

    Tenzij anders aangeduid werd de vertaling van het NBG 1951 gebruikt.

     

    Openbaring 17

    1 En één van de zeven engelen, die de zeven schalen hadden, kwam en sprak met mij, zeggende: Kom hier, ik zal u tonen het oordeel over de grote hoer (Spreuken 6:16 Deze zes dingen haat de HERE, ja, zeven zijn Hem een hartgrondige gruwel: 17 hoogmoedige ogen, een valse tong, handen die onschuldig bloed vergieten, 18 een hart dat heilloze plannen smeedt, voeten die zich haasten om naar het kwade te snellen, 19 wie leugens uitblaast als een vals getuige en wie twist stookt tussen broeders.), die zit aan vele wateren, 2 met wie de koningen der aarde gehoereerd hebben, en zij, die op de aarde wonen, zijn dronken geworden van de wijn harer hoererij. 3 En hij voerde mij in de geest weg naar een woestijn. En ik zag een vrouw zitten op een scharlakenrood beest, dat vol was van godslasterlijke namen, en het had zeven koppen en tien horens. 4 En de vrouw was gehuld in purper en scharlaken en rijk versierd met goud, edelgesteente en paarlen, en zij had in haar hand een gouden beker, vol gruwelen, en de onreinheden van haar hoererij.

    5 En op haar voorhoofd was een naam geschreven, een geheimenis: het grote Babylon, moeder van de hoeren en van de gruwelen der aarde. 6 En ik zag de vrouw dronken van het bloed der heiligen (Joden) en van het bloed der getuigen (christenen) van Jezus.

    En ik verbaasde mij, toen ik haar zag, met grote verbazing. 7 En de engel zeide tot mij: Waarom verbaast gij u? Ik zal u het geheimenis van de vrouw zeggen en van het beest met de zeven koppen en tien horens, dat haar draagt. 8 Het beest, dat gij zaagt, was en is niet, en het zal opkomen uit de afgrond en het vaart ten verderve; en zij, die op de aarde wonen, wier naam niet geschreven is in het boek des levens van de grondlegging der wereld af, zullen zich verbazen, als zij zien, dat het beest was en niet is en er toch zal zijn. 9 Hier is het verstand, dat wijsheid heeft: De zeven koppen zijn zeven bergen, waarop de vrouw gezeten is. 10 Ook zijn het zeven koningen: vijf (Egypte, Assyrië, Babylon, Meden & Perzen en Grieken) ervan zijn gevallen, een is er nog (Rome 90 AD) en de andere is nog niet gekomen (Het herstelde Rome van de eindtijd +2009 AD), en wanneer hij komt, moet hij korte tijd blijven. 11 En het beest, dat was en niet is, is zelf ook de achtste, maar het is uit de zeven en het vaart ten verderve. 12 En de tien horens, die gij zaagt, zijn tien koningen, die nog geen koningschap hebben ontvangen, maar één uur ontvangen zij macht als koningen, met het beest. 13 Dezen zijn één van zin en geven hun kracht en macht aan het beest. 14 Dezen zullen oorlog voeren tegen het Lam, maar het Lam zal hen overwinnen – want Hij is de Here der heren en de Koning der koningen – en zij, die met Hem zijn, de geroepenen en uitverkorenen en gelovigen. 15 En hij zeide tot mij: De wateren, die gij zaagt, waarop de hoer gezeten is, zijn natiën en menigten en volken en talen. 16 En de tien horens, die gij zaagt, en het beest, dezen zullen de hoer haten, en zij zullen haar berooid maken en naakt, haar vlees eten en haar met vuur verbranden. 17 Want God heeft in hun hart gegeven zijn zin te volbrengen en dit eensgezind te doen en hun koningschap aan het beest te geven, totdat de woorden Gods zullen voleindigd zijn. 18 En de vrouw, die gij zaagt, is de grote stad, die het koningschap heeft over de koningen der aarde.

     

    Openbaring 18

    1 Hierna zag ik een andere engel, die grote macht had, nederdalen uit de hemel, en de aarde werd door zijn lichtglans verlicht. 2 En hij riep met sterke stem, zeggende: Gevallen, gevallen is de grote (stad) Babylon en zij is geworden een woonplaats van duivelen, een schuilplaats van alle onreine geesten en een schuilplaats van alle onrein en verfoeid gevogelte, 3 omdat van de wijn van de hartstocht harer hoererij al de volken gedronken hebben en de koningen der aarde met haar gehoereerd hebben en de kooplieden der aarde rijk geworden zijn uit de macht harer weelderigheid. 4 En ik hoorde een andere stem uit de hemel zeggen: Gaat uit van haar, mijn volk, opdat gij geen gemeenschap hebt aan haar zonden en niet ontvangt van haar plagen. 5 Want haar zonden hebben zich opgehoopt tot aan de hemel en God heeft aan haar ongerechtigheid gedacht. 6 Vergeldt haar, gelijk ook zij vergolden heeft, en geeft haar dubbel naar haar werken; mengt haar het dubbele in de beker, die zij gemengd heeft; 7 geeft haar zoveel pijniging en rouw, als zij heerlijkheid en weelde genoten heeft. Want zij zegt in haar hart: Ik troon als koningin, ik ben geen weduwe en geen rouw zal ik zien. 8 Daarom zullen haar plagen op één dag komen: dood en rouw en hongersnood, en zij zal met vuur verbrand worden; want sterk is de Here God, die haar geoordeeld heeft. 9 En de koningen der aarde, die met haar gehoereerd hebben en weelderig geweest zijn, zullen over haar wenen en weeklagen, wanneer zij de rook van haar verbranding zien, 10 van verre staande uit vrees voor haar pijniging, zeggende: Wee, wee, gij grote stad, Babylon, gij sterke stad, want in één uur is uw oordeel gekomen. 11 En de kooplieden der aarde wenen en bedrijven rouw over haar, omdat niemand meer hun lading koopt, 12 lading van goud, zilver, edelgesteente en paarlen, van fijn linnen, purper, zijde en scharlaken; allerlei welriekend hout, allerlei snijwerk van ivoor en allerlei voorwerpen van het kostbaarste hout, van koper, ijzer en marmer, 13 kaneel, specerij, reukwerk, mirre, wierook, wijn, olie, bloem en tarwe, lastdieren, schapen; (lading) van paarden en wagens (Grieks: RHEDA. Een wagen met vier wielen. Een teken van welvaart) en van lichamen; en zielen van mensen. 14 En het ooft, waarnaar uw ziel begerig was, is van u weggegaan en al wat kostelijk en schitterend was, is voor u verloren en het zal nooit meer gevonden worden. 15 De kooplieden in deze dingen, die aan haar rijk geworden waren, zullen van verre staan uit vrees voor haar pijniging, wenend en rouw bedrijvend, 16 en zeggende: Wee, wee, die grote stad, die gehuld was in fijn linnen, purper en scharlaken, en rijk versierd was met goud en edelgesteente en paarlen, want in één uur is al die zo grote rijkdom verwoest! 17 En iedere stuurman en iedere kustvaarder en de zeelieden en allen, die de zee bevaren, bleven van verre staan, 18 en riepen, toen zij de rook van haar verbranding zagen, zeggende: Welke stad was aan deze grote stad gelijk! 19 En zij wierpen stof op hun hoofden en riepen, wenend en rouw bedrijvend, zeggende: Wee, wee die grote stad, waarin allen, die schepen op zee hadden, door haar kostbaarheden rijk geworden zijn, want zij is in één uur verwoest!

     

     

    20 Wees vrolijk over haar, gij hemel en gij heiligen, en gij apostelen en profeten, want God heeft uw rechtszaak tegen haar berecht. 21 En een sterke engel nam een steen op als een grote molensteen en wierp hem in de zee, zeggende: Zó zal Babylon met geweld geworpen worden, de grote stad, en zij zal nooit meer gevonden worden. 22 En geen stem van citerspelers en zangers, van fluitspelers of bazuinblazers zal meer in u gehoord worden, en niemand, die enige kunst beoefent, zal meer in u gevonden worden, en geen geluid van de molen zal meer in u gehoord worden. 23 En geen lamplicht zal meer in u schijnen, en geen stem van bruidegom en bruid zal meer in u gehoord worden, want uw kooplieden waren de machthebbers der aarde, want door uw toverij werden alle volken verleid; 24 en in haar werd gevonden het bloed van profeten en heiligen en van allen, die geslacht zijn op de aarde.

     

    Openbaring 19

    1 Hierna hoorde ik als een luide stem ener grote schare in de hemel zeggen:

    Halleluja! Het heil en de heerlijkheid en de macht zijn van onze God, 2 want waarachtig en rechtvaardig zijn zijn oordelen, want Hij heeft de grote hoer geoordeeld, die de aarde met haar hoererij verdierf, en Hij heeft het bloed zijner knechten van haar hand geëist.

    3 En zij zeiden ten tweeden male: Halleluja! En haar rook stijgt op tot in alle eeuwigheden. 4 En de vierentwintig oudsten en de vier dieren wierpen zich neder en aanbaden God, die op de troon gezeten is, en zij zeiden: Amen, halleluja! 5 En een stem ging uit van de troon, zeggende:

    Looft onze God, al zijn knechten, die Hem vreest, gij kleinen en gij groten!

    6 En ik hoorde als een stem van een grote schare en als een stem van vele wateren en als een stem van zware donderslagen, zeggende:

    Halleluja! Want de Here, onze God, de Almachtige, heeft het koningschap aanvaard. 7 Laten wij blijde zijn en vreugde bedrijven en Hem de eer geven, want de bruiloft des Lams is gekomen en zijn vrouw heeft zich gereedgemaakt; 8 en haar is gegeven zich met blinkend en smetteloos fijn linnen te kleden, want dit fijne linnen zijn de rechtvaardige daden der heiligen.

    9 En hij zeide tot mij: Schrijf, zalig zij, die genodigd zijn tot het bruiloftsmaal (Psalm 45) des Lams. En hij zeide tot mij: Dit zijn de waarachtige woorden van God. 10 En ik wierp mij neder voor zijn voeten om hem te aanbidden, maar hij zeide tot mij: Doe dit niet! Ik ben een mededienstknecht van u en uw broederen, die het getuigenis van Jezus hebben; aanbid God! Want het getuigenis van Jezus is de geest der profetie.

    11 En ik zag de hemel geopend, en zie, een wit paard; en Hij, die daarop zat, wordt genoemd Getrouw en Waarachtig, en Hij velt vonnis en voert oorlog in gerechtigheid. 12 En zijn ogen waren een vuurvlam en op zijn hoofd waren vele kronen en Hij droeg een geschreven naam, die niemand weet dan Hijzelf. 13 En Hij was bekleed met een kleed, dat in bloed geverfd was, en zijn naam is genoemd: het Woord Gods.

    14 En de heerscharen, die in de hemel zijn, volgden Hem op witte paarden, gehuld in wit en smetteloos fijn linnen. 15 En uit zijn mond komt een scherp zwaard, om daarmede de heidenen te slaan. En Hijzelf zal hen hoeden met een ijzeren staf en Hijzelf treedt de persbak van de wijn der gramschap van de toorn Gods, des Almachtigen. 16 En Hij heeft op zijn kleed en op zijn dij geschreven de naam: Koning der koningen en Here der heren.

     

     

    17 En ik zag een engel staan op de zon en hij riep met luider stem en zeide tot alle vogels, die in het midden des hemels vlogen: Komt, verzamelt u tot de grote maaltijd Gods, 18 om te eten het vlees van koningen en het vlees van oversten over duizend en het vlees van sterken en het vlees van paarden en van hen, die daarop zitten, en het vlees van allen, vrijen en slaven, kleinen en groten.

    19 En ik zag het beest en de koningen der aarde en hun legerscharen verzameld om de oorlog te voeren tegen Hem, die op het paard zat, en tegen zijn leger. 20 En het beest werd gegrepen en met hem de valse profeet, die de tekenen voor zijn ogen gedaan had, waardoor hij hen verleidde, die het merkteken van het beest ontvangen hadden en die zijn beeld aanbaden; levend werden zij beiden geworpen in de poel des vuurs, die van zwavel brandt. 21 En de overigen werden gedood met het zwaard, dat kwam uit de mond van Hem, die op het paard zat; en al de vogels werden verzadigd van hun vlees.

     

    Openbaring 20

    1 En ik zag een engel nederdalen uit de hemel met de sleutel des afgronds en een grote keten in zijn hand; 2 en hij greep de draak, de oude slang, dat is de duivel en de satan, en hij bond hem duizend jaren, 3 en hij wierp hem in de afgrond en sloot en verzegelde die boven hem, opdat hij de volkeren niet meer zou verleiden, voordat de duizend jaren voleindigd waren; daarna moet hij voor een korte tijd worden losgelaten.

    4 En ik zag tronen, en zij zetten zich daarop, en het oordeel werd hun gegeven; en (ik zag) de zielen van hen, die onthoofd waren om het getuigenis van Jezus en om het woord van God, en die noch het beest noch zijn beeld hadden aangebeden en die het merkteken niet op hun voorhoofd en op hun hand ontvangen hadden; en zij werden weder levend en heersten als koningen met Christus, duizend jaren lang. 5 De overige doden werden niet weder levend, voordat de duizend jaren voleindigd waren. Dit is de eerste opstanding. 6 Zalig en heilig is hij, die deel heeft aan de eerste opstanding: over hen heeft de tweede dood geen macht, maar zij zullen priesters van God en van Christus zijn en zij zullen met Hem als koningen heersen, [die] duizend jaren.

    7 En wanneer de duizend jaren voleindigd zijn, zal de satan uit zijn gevangenis worden losgelaten, 8 en hij zal uitgaan om de volkeren aan de vier hoeken der aarde te verleiden, Gog en Magog (zie epiloog), om hen tot de oorlog te verzamelen, en hun getal is als het zand der zee. 9 En zij kwamen op over de breedte der aarde en omsingelden de legerplaats der heiligen en de geliefde stad; en vuur daalde neder uit de hemel en verslond hen, 10 en de duivel, die hen verleidde, werd geworpen in de poel van vuur en zwavel, waar ook het beest en de valse profeet zijn, en zij zullen dag en nacht gepijnigd worden in alle eeuwigheden.

    11 En ik zag een grote witte troon en Hem, die daarop gezeten was, voor wiens aangezicht de aarde en de hemel vluchtten, en geen plaats werd voor hen gevonden. 12 En ik zag de doden, de groten en de kleinen, staande voor de troon, en er werden boeken geopend. En nog een ander boek werd geopend, het (boek) des levens; en de doden werden geoordeeld op grond van hetgeen in de boeken geschreven stond, naar hun werken. 13 En de zee gaf de doden, die in haar waren, en de dood en het dodenrijk gaven de doden, die in hen waren, en zij werden geoordeeld, een ieder naar zijn werken. 14 En de dood en het dodenrijk werden in de poel des vuurs geworpen.

    Dat is de tweede dood: de poel des vuurs. 15 En wanneer iemand niet bevonden werd geschreven te zijn in het boek des levens, werd hij geworpen in de poel des vuurs. 


    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    30-01-2016, 12:31 geschreven door Eigenzinnige Wezel  
    Reacties (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.OPENBARING, APOCALYPS, ONTSLUIERING, MANIFESTATIE

    Wettelijk depot: D/2009/Robert De Telder/Auteur uitgever

    Trefwoorden: Bijbel, Eschatologie.

    ISBN: 978 16 1627 432 0

    NUR: 702

    Tenzij anders aangeduid werd de vertaling van het NBG 1951 gebruikt.

     

     

    Openbaring 21

    1 En ik zag een nieuwe hemel en een nieuwe aarde, want de eerste hemel en de eerste aarde waren voorbijgegaan, en de zee was niet meer. 2 En ik zag de heilige stad, een nieuw Jeruzalem, nederdalende uit de hemel, van God, getooid als een bruid, die voor haar man versierd is. 3 En ik hoorde een luide stem van de troon zeggen: Zie, de tent van God is bij de mensen en Hij zal bij hen wonen (IMMANUEL

    Exodus 29:46 En zij zullen weten, dat Ik, de HERE, hun God ben, die hen uit het land Egypte geleid heb, opdat Ik in hun midden wone; Ik ben de HERE, hun God.), en zij zullen zijn volken zijn en God zelf zal bij hen zijn, 4 en Hij zal alle tranen van hun ogen afwissen, en de dood zal niet meer zijn, noch rouw, noch geklaag, noch moeite zal er meer zijn, want de eerste dingen zijn voorbijgegaan. 5 En Hij, die op de troon gezeten is, zeide: Zie, Ik maak alle dingen nieuw. En Hij zeide: Schrijf, want deze woorden zijn getrouw en waarachtig. 6 En Hij sprak tot mij: Zij zijn geschied. Ik ben de alfa en de omega, het begin en het einde. Ik zal de dorstige geven uit de bron van het water des levens om niet. 7 Wie overwint, zal deze dingen beërven, en Ik zal hem een God zijn en hij zal Mij een zoon zijn. 8 Maar de lafhartigen, de ongelovigen, de verfoeilijken, de moordenaars, de hoereerders, de tovenaars, de afgodendienaars en alle leugenaars – hun deel is in de poel, die brandt van vuur en zwavel: dit is de tweede dood.

    9 En er kwam een van de zeven engelen met de zeven schalen, die vol waren van de laatste zeven plagen, en hij sprak met mij, zeggende: Kom hier, ik zal u tonen de bruid, de vrouw des Lams. 10 En hij voerde mij weg in de geest op een grote en hoge berg en toonde mij de heilige stad, Jeruzalem, nederdalende uit de hemel, van God; 11 en zij had de heerlijkheid Gods, en haar glans geleek op een zeer kostbaar gesteente, als de kristalheldere diamant.

     

     

    12 En zij had een grote en hoge muur en zij had twaalf poorten en op de poorten twaalf engelen, en namen op (de poorten) geschreven, welke zijn die van de twaalf stammen der kinderen Israëls.

    13 Naar het oosten waren drie poorten en naar het noorden drie poorten en naar het zuiden drie poorten en naar het westen drie poorten. 14 En de muur der stad had twaalf fundamenten en daarop de twaalf namen van de twaalf apostelen des Lams.

    15 En hij, die met mij sprak, had een gouden meetstok om de stad op te meten, en haar poorten en haar muur. 16 En de stad lag in het vierkant en haar lengte was even groot als haar breedte; en hij mat de stad op met de stok: twaalfduizend stadiën; haar lengte en haar breedte en haar hoogte waren gelijk. 17 En hij mat haar muur op: honderd vierenveertig el, mensenmaat, die engelenmaat is. 18 En de bouwstof van haar muur was diamant; en de stad was zuiver goud, gelijk zuiver glas. 19 En de fundamenten van de muur der stad waren met allerlei edelgesteente versierd. Het eerste fundament was diamant, het tweede lazuursteen, het derde robijn, het vierde smaragd, 20 het vijfde sardonyx, het zesde sardius, het zevende topaas, het achtste beril, het negende chrysoliet, het tiende chrysopraas, het elfde saffier, het twaalfde amethist. 21 En de twaalf poorten waren twaalf paarlen: iedere poort afzonderlijk was uit één parel, en de straat der stad was zuiver goud, gelijk doorschijnend glas.

    22 En een tempel zag ik in haar niet, want de Here God, de Almachtige, is haar tempel, en het Lam. 23 En de stad heeft de zon en de maan niet van node, dat die haar beschijnen, want de heerlijkheid Gods verlicht haar en haar lamp is het Lam. 24 En de volken zullen bij haar licht wandelen en de koningen der aarde brengen hun heerlijkheid in haar; 25 en haar poorten zullen nooit gesloten worden des daags, want daar zal geen nacht zijn;26 en de heerlijkheid en de eer der volken zullen in haar gebracht worden. 27 En in haar zal niets onreins binnenkomen, en niemand, die gruwel en leugen doet, maar alleen zij, die geschreven zijn in het boek des levens van het Lam.

     

    Openbaring 22

    1 En hij toonde mij een rivier van water des levens, helder als kristal, ontspringende uit de troon van God en van het Lam. 2 Midden op haar straat en aan weerszijden van de rivier staat het geboomte des levens, dat twaalfmaal vrucht draagt, iedere maand zijn vrucht gevende; en de bladeren van het geboomte zijn tot genezing der volkeren. 3 En niets vervloekts zal er meer zijn. En de troon van God en van het Lam zal daarin zijn en zijn dienstknechten zullen Hem vereren, 4 en zij zullen zijn aangezicht zien en zijn naam zal op hun voorhoofden zijn. 5 En er zal geen nacht meer zijn en zij hebben geen licht van een lamp of licht der zon van node, want de Here God zal hen verlichten en zij zullen als koningen heersen tot in alle eeuwigheden. 6 En Hij zeide tot mij: Deze woorden zijn getrouw en waarachtig, en de Here, de God van de geesten der profeten, heeft zijn engel gezonden om zijn knechten te tonen hetgeen weldra geschieden moet. 7 En zie, Ik kom spoedig. Zalig hij, die de woorden der profetie van dit boek bewaart!

    8 En ik, Johannes, ben het die deze dingen hoorde en zag. En toen ik ze gehoord en gezien had, wierp ik mij neder voor de voeten van de engel, die ze mij toonde, om te aanbidden. 9 Maar hij zeide tot mij: Doe dat niet! Ik ben een mededienstknecht van u en van uw broederen, de profeten, en van hen, die de woorden van dit boek bewaren; aanbid God!

    10 En hij zeide tot mij: Verzegel de woorden van de profetie van dit boek niet, want de tijd is nabij. 11 Wie onrecht doet, hij doe nog meer onrecht; wie vuil is, hij worde nog vuiler; wie rechtvaardig is, hij bewijze nog meer rechtvaardigheid; wie heilig is, hij worde nog meer geheiligd.

    12 Zie, Ik kom spoedig en mijn loon is bij Mij om een ieder te vergelden, naardat zijn werk is. 13 Ik ben de alfa en de omega, de eerste en de laatste, het begin en het einde. 14 Zalig zij, die hun gewaden wassen, opdat zij recht mogen hebben op het geboomte des levens en door de poorten ingaan in de stad. 15 Buiten zijn de honden en de tovenaars, de hoereerders, de moordenaars, de afgodendienaars en ieder, die de leugen liefheeft en doet.

    16 Ik, Jezus, heb mijn engel gezonden, om ulieden dit te betuigen voor de gemeenten. Ik ben de wortel en het geslacht van David, de blinkende morgenster.

    17 En de Geest en de bruid zeggen: Kom! En wie het hoort, zegge: Kom! En wie dorst heeft, kome, en wie wil, neme het water des levens om niet.

    18 Ik betuig aan een ieder, die de woorden der profetie van dit boek hoort: Indien iemand hieraan toevoegt, God zal hem toevoegen de plagen, die in dit boek beschreven zijn; 19 en indien iemand afneemt van de woorden van het boek dezer profetie, God zal zijn deel afnemen van het geboomte des levens en van de heilige stad, welke in dit boek beschreven zijn.

    20 Hij, die deze dingen getuigt, zegt: Ja, Ik kom spoedig. Amen, kom, Here Jezus!

    21 De genade van de Here Jezus zij met allen.

    Amen

     

    EPILOOG

    DE VOLKEN GOG EN MAGOG

    De namen van de volken Gog en Magog die volgens Openbaring hoofdstuk 20 aan het einde van het duizendjarige Messiaanse Vrederijk naar de heilige plaats oprukken zijn identiek met de namen die de profeet Ezechiël in het Oude Testament opgeeft. De profeet Ezechiël schildert vanaf hoofdstuk 36 het nationale herstel van Israël en daarna het geestelijke herstel. Het nationale herstel in de hoofdstukken 36 en 37 van Ezechiël gaat aldus vooraf aan het geestelijk herleven en dit laatste als een gevolg van het oprukken van Gog en Magog en de nederlaag van Gog op de bergen Israëls. Een land Israël dat dan in gerustheid woont. Wanneer men beide Bijbelboeken Ezechiël en Openbaring bestudeerd zijn het duidelijk twee verschillende invasies die beschreven worden met ruim duizend jaar verschil in tijd. Ik neem aan dat de beschreven invasie van Israël door de profeet Ezechiël zijn vervulling kent ten tijde van het verbreken van de eerste twee zegels van de boekrol zoals beschreven in Openbaring 6:2-4. De tweede ruiter neemt namelijk de vrede weg: “En een tweede, een rossig paard, kwam, en hem, die erop zat, werd gegeven de vrede van de aarde weg te nemen, en dat zij elkander zouden slachten, en hem werd een groot zwaard gegeven.” De volgende vraag die zich onmiddellijk stelt is: wie zijn deze volken?

     

     

    De profeet Ezechiël leefde in de zesde eeuw voor Christus ten tijde van de Babylonische Ballingschap en dus zullen we op een landkaart van die tijd, bij contemporaine auteurs van die tijd, de identificatie moeten zoeken. Magog blijkt dan het gebied van de Scythen geweest te zijn, het huidige Rusland. De profeet Ezechiël van het Oude Testament voorspelde het herstel van de Joden in hun oude land der vaderen. Dat dit niet in vervulling ging ten tijde van de terugkeer uit Babylonische Ballingschap onder Ezra en Nehemia moet duidelijk zijn. Te veel details van de voorspelling werden toen niet vervuld en wachten nog op hun openbaring. De nieuwe verdeling van het land Israël bijvoorbeeld onder de twaalf stammen, gedetailleerd opgegeven door de profeet werd nooit vervuld. De profetie over de tempelbeek die noordelijk van Jeruzalem zal ontspringen en naar de Dode Zee vloeit tart alle verbeelding. De profetie van Ezechiël (Ezechiël 47:1-12) leert dat als een gevolg van de nieuwe rivier, dat zowel westelijk als oostelijk zal stromen, de Dode Zee uiteindelijk gezond zal worden en in de toekomst een oostelijke zee vormt. Allegoriseren en op de kerk van nu van toepassing brengen vergt ware acrobatie. De conclusie moet zijn dat de profetie van Ezechiël nog op haar vervulling wacht. Ten tijde van de Perzische periode onder Ezra en Nehemia vond er ook geen invasie vanuit het noorden uit Magog plaats.

     

    De belangrijkste bron ter identificatie van het land Magog, blijft de Joodse historicus Flavius Josephus uit de eerste eeuw van onze jaartelling. Josephus heeft in zijn geschiedenis van het Joodse volk alle volken van Genesis hoofdstuk 10 op de landkaart van zijn tijd geplaatst. Ook Magog werd door Josephus nauwkeurig op de landkaart van toen geplaatst. Hierna het citaat:

    "Zo had Noachs zoon Japheth zeven zoons. Ze vestigden zich eerst in het gebied dat zich uitstrekt vanaf het Taurus- en Amanusgebergte en rukten vervolgens op in Azië tot aan de rivier de Don en in Europa tot aan Cadiz en namen het land waar ze terechtkwamen in bezit. Aangezien er zich voor die tijd nog niemand gevestigd had, benoemden zij de volkeren met hun eigen namen. Het volk dat nu door de Grieken de Galaten wordt genoemd, ging Gomaren heten, naar hun stichter Gomar. Magog stichtte de naar hem genoemde Magogen. Zij werden door de Grieken de Scythen genoemd. Van Japheths zoon Javan en Madus werd de laatste de stamvader van de Madeeën, het volk dat bij de Grieken de Meden heet, en stammen Ionië en alle Grieken af van Javan.”

    Joodse oudheden Boek I, 122-124

     

    Dat de Scythen hun woonplaats in Rusland en de Oekraïne hadden staat historisch vast. Het is Herodotus, de beroemde historicus uit de vijfde eeuw voor Christus, die van de Scythen de zeden en gewoonten beschreef. Eigenlijk is de naam een verzamelnaam voor verscheidene clans. Ten tijde van Ezechiël beheersten zij een gebied van de Donau in Europa tot aan de Gele Rivier in Azië.

    Ten tijde van het nationale herstel van Israël zou er volgens de profetie van Ezechiël opnieuw een grote macht noordelijk van Israël op de landkaart te verwachten zijn. In 1948, bij het tot stand komen van de staat Israël, was dit zonder twijfel de Sovjet-Unie en anno 2009, het nieuwe Rusland dat zich herbewapent en opnieuw de status van grootmacht zoekt. De profeet Ezechiël beschrijft nauwkeurig hoe het leger van Magog of Rusland in het Midden-Oosten te gronde zal gericht worden. Hierna volgt het volledige hoofdstuk uit het Bijbelboek Ezechiël 38:

    1 Het woord des HEREN kwam tot mij: 2 Mensenkind, richt uw aangezicht tegen Gog in het land Magog, de grootvorst van Mesek en Tubal; profeteer tegen hem, 3 en zeg: zo zegt de Here HERE: zie, ik zàl u, Gog, grootvorst van Mesek en Tubal! 4 Ik zal u komen halen, haken slaan in uw kaken en u doen uittrekken met uw gehele leger: paarden en ruiters, allen volledig uitgerust, een grote schare, met grote en kleine schilden, allen vertrouwd met het zwaard; 5 ook Perzen, Ethiopiërs en Puteeërs, allen met schild en helm; 6 Gomer en al zijn krijgsbenden; Bet-Togarma ver in het noorden met al zijn krijgsbenden – vele volken met u. 7 Maak u gereed en rust u toe, gij met al de scharen die zich bij u gevoegd hebben; wees gij hun tot een leidsman. 8 Na geruime tijd zult gij een bevel ontvangen; in toekomende jaren zult gij optrekken tegen het land dat zich van de krijg hersteld heeft, (een volk) dat uit het gebied van vele volken bijeengebracht is op de bergen Israëls die tot een blijvende wildernis waren geworden, maar het is uit de volken uitgeleid; allen wonen zij in gerustheid. 9 Dan zult gij optrekken als een opkomend onweer; gij zult zijn als een wolk die de aarde bedekt, gij met al uw krijgsbenden, en vele volken met u.

    10 Zo zegt de Here HERE: Te dien dage zullen er plannen in uw hart opkomen; gij zult een boze aanslag beramen, – 11 gij zult zeggen: ik zal optrekken tegen een land van dorpen, een overval plegen op vreedzame lieden, die in gerustheid wonen, allen zonder muur, grendels of poorten – 12 om buit te maken en roof te plegen, om uw hand te keren tegen de weer bewoonde puinhopen en tegen een natie die uit het gebied der volken bijeengebracht is, die have en goed heeft verworven, die op de navel der aarde woont. 13 Seba, Dedan, de handelaars en al de machtigen van Tarsis zullen tot u zeggen: Komt gij om buit te maken; hebt gij uw schare bijeengeroepen om roof te plegen, om zilver en goud weg te slepen, om have en goed te bemachtigen, om een grote buit te maken?

    14 Daarom, profeteer, mensenkind, en zeg tot Gog: Zo zegt de Here HERE: zult gij het niet gewaarworden, te dien dage als mijn volk Israël in gerustheid woont? 15 Dan zult gij komen uit uw woonplaats uit het verre noorden, gij en vele volken met u, allen ruiters, een grote schare en een talrijk leger, 16 en gij zult optrekken tegen mijn volk Israël als een wolk die het land bedekt. In toekomende dagen zal het geschieden, dat Ik u doe optrekken tegen mijn land, opdat de volken Mij leren kennen, wanneer Ik Mij voor hun ogen aan u, o Gog, de Heilige betonen zal. 17 Zo zegt de Here HERE: Zijt gij het, van wie Ik in vroegere dagen gesproken heb door de dienst van mijn knechten, de profeten van Israël, welke in die dagen jarenlang geprofeteerd hebben, dat Ik u tegen hen zou doen optrekken? 18 Maar te dien dage, wanneer Gog komt in het land van Israël, luidt het woord van de Here HERE, dan zal mijn grimmigheid opstijgen in mijn neus, 19 en in mijn naijver, in het vuur mijner verbolgenheid, zal Ik spreken: Waarlijk, te dien dage zal een zware aardbeving het land van Israël teisteren. 20 Ja, beven zullen voor Mij de vissen der zee, het gevogelte des hemels, het gedierte des velds en al het kruipend gedierte dat op de aardbodem kruipt en alle mensen die op de aarde leven; de bergen zullen neerstorten, de bergwanden zullen vallen, elke muur zal ter aarde storten. 21 Dan zal Ik op al mijn bergen het zwaard tegen hem oproepen, luidt het woord van de Here HERE; het zwaard van de een zal tegen de ander zijn. 22 Ik zal met hem in het gericht treden door pest en door bloed; stromende regen en hagelstenen, vuur en zwavel zal Ik doen neerregenen op hem, op zijn krijgsbenden en op de vele volken die met hem zijn; 23 Ik zal Mij groot en heilig betonen en Mij doen kennen ten aanschouwen van vele volken; en zij zullen weten, dat Ik de HERE ben. 


    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    30-01-2016, 12:19 geschreven door Eigenzinnige Wezel  
    Reacties (0)
    07-01-2016
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Na de tetrade van bloedmanen

    In mijn studie ‘TIJD en TIJDEN, 2015’ ging ik uitvoerig in op de chronologie vanaf Genesis tot de komst van Jezus Christus. Zie link: http://boekscout.nl/shop/ViewProduct.aspx?bookId=5579

     

    Wanneer we de Masoretische tekst van de Bijbel volgen kan men berekenen dat het vanaf Genesis tot de inhuldiging van de Tempel van Salomo in het jaar 996 v. Chr., drieduizend jaar waren. Het is aldus eenvoudig te berekenen dat wanneer Salomo rond het jaar duizend voor Christus leefde, het in totaal ongeveer zesduizend (plus) jaar zijn vanaf de Schepping tot op heden. Een dwaasheid voor velen maar niettemin een chronologie die vanuit de Bijbel (Masoretische tekst) aangetoond kan worden. In mijn boek TIJD en TIJDEN, 2015, appendix 5, verbind ik de Anno Mundi jaartelling met de westerse kalender.

    Daarnaast hebben we echter de Griekse Septuagintvertaling van het Oude Testament daterend van de derde eeuw voor Christus, die hogere jaartallen hanteert. Zo heeft de Septuagint-LXX een totaal van 2242 jaar vanaf Adam tot de Grote Vloed in plaats van de 1656 jaar van de Masoretische tekst. En vanaf de zondvloed of grote vloed tot de geboorte van Abram heeft de Septuagint een totaal van 1172 jaar in plaats van 352 jaar volgens de jaartallen van de Masoretische tekst. Er bestaan aldus vraagtekens.

    Mijn uitgangspunt is dat de jaartallen van de Masoretische tekst correct zijn. De reden voor de afwijking van de jaartallen van de Septuagint vertaling ken ik niet maar vermoed dat er door de vertalers in de derde eeuw voor Christus in Alexandrië aan de jaartallen gesleuteld werd om de Joodse geschiedenis ouder te maken. Er was een opbod bezig, een rivaliteit tussen Grieken en Joden en anderen, over wie nu juist de oudste geschiedenis had.

     

    Mijn werk ‘TIJD en TIJDEN’ heb ik chronologisch opgebouwd rond het fundament van de sabbat- en jubeljaartelling zoals William Whiston, een vriend en tijdgenoot van Isaac Newton, het al in de achttiende eeuw van onze jaartelling uitbracht. William Whiston heeft verder vooral bekendheid gekregen door zijn voortreffelijke vertaling naar de Engelse taal van de werken van Flavius Josephus.

    Het bijzondere aan zijn sabbat- en jubeljaartelling was zijn vaststelling dat in het oude Israël de sabbatjaarcyclus vanaf haar instelling in 1443 v. Chr. met de inbezitneming van Kanaän door de Israëlieten, altijd in één cyclus ononderbroken voortging. Het Jubeljaar, het vijftigste jaar in deze cyclus, betekende geen onderbreking maar begon in de maand Tishri (september/oktober) van het negenenveertigste jaar van de sabbatjaarcyclus, en liep verder tot september/oktober van het nieuwe jaar, waarin intussen al een nieuw sabbatjaar cyclus van zeven maal zeven jaar begonnen was.

    William Whiston geeft in zijn werk tien verwijzingen naar historische sabbat- en jubeljaren die vanuit de Bijbel, de Makkabeeënboeken en de werken van Flavius Josephus geduid kunnen worden. Tegelijkertijd bevestigen deze historische verankeringen de juistheid van Whiston ’s bevinding. In mijn werk ‘Genesis versus Egyptologie, 2009’ voegde ik nog een elfde chronologische verankering toe, die ik ontdekt had bij het uittekenen van mijn chronologische constructie op millimeter papier. Het jubeljaar namelijk van 562/561 v. Chr., het jaar wanneer de Babylonische koning Evil Merodach in zijn eerste regeringsjaar, na de dood van zijn vader Nebukadnezar, koning Jojachin van Juda in diens zevenendertigste jaar van zijn gevangenneming en ballingschap, uit zijn gevangenis bevrijdde. Dit kon geen toeval zijn.

     

    Naar mijn weten maken weinig of geen chronologen vandaag gebruik van de wijze van tellen van de sabbat- en jubeljaren volgens William Whiston en komen als een gevolg hiervan tot geheel andere jaartallen wat betreft bijvoorbeeld het jaar van de Exodus, de splitsing van het Rijk van Salomo, de val van Samaria, de belegering van Jeruzalem door de Assyriër Sanherib, enz.

    En wat zelfs nog extra verwarring geeft, is wanneer sommigen met de foutieve verkregen jaartallen uit het verleden het begin van het zevende millennium Anno Mundi trachten te berekenen.

    Dat de datering van de Bijbelse geschiedenis zo moeilijk lijkt komt vooral voort door de druk die er bestaat van de zijde van de orthodoxe Egyptologie en Assyriologie; twee wetenschappen die in hun tijdsconstructies geen rekening met de Bijbelse historische chronologie houden.

     

    De eerste aanval op de Bijbelse chronologie kwam er van de zijde van de Egyptologie aan het begin van de twintigste eeuw wanneer de Egyptoloog Eduard Meyer zijn Sothis-kalender-datering bekendmaakte, met zijn schikking van de dertig dynastieën van Manetho op de tijdsbalk. Het werd aan Bijbelvorsers overgelaten om de link met de Bijbel te maken en gepaste kandidaat-farao’s te vinden voor de verschillende interacties die er in de Bijbel met Egypte beschreven worden. Een tot op vandaag moeilijke zo niet onmogelijke opdracht. Elke kandidaat-farao levert overigens de nodige moeilijkheden op. De farao van de Exodus bijvoorbeeld moet volgens de fabricatie van Eduard Meyer in de achttiende en of de negentiende Egyptische dynastie gezocht worden. Twee dynastieën die bovendien historisch zeer goed gedocumenteerd zijn. Machtige dynastieën ook, die zelfs meermaals Klein-Azië tot aan de Eufraat overheersten. De Bijbel leert echter dat het Egyptische Rijk ten tijde van de exodus als een gevolg van de beschreven tien plagen economisch en militair volledig ten onder ging met het gros van het Egyptische leger in de Rode Zee vernietigd. De verschillende Bijbelgedeelten die over de Exodus handelen, maken ook zeer duidelijk dat farao samen met zijn leger in de Rode Zee omkwam en kort daarvoor de kroonprins van Egypte al als een gevolg van de tiende plaag, eveneens aan zijn einde kwam. (Zie link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1441576800&stopdatum=1442181600)

     

    De Bijbel laat daaropvolgend de ontsnapte Israëlieten in de woestijn de beruchte Amalekieten op hun weg tegenkomen waar ze strijd tegen moeten leveren. Diezelfde Amalekieten of Amoe/Hyksos hebben daarop Egypte onder de voet gelopen en worden in de Pentateuch vanaf dan als ‘eerste’ der volken genoemd. (Zie link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1433109600&stopdatum=1433714400)

     

    De farao van de exodus heeft volgens de Bijbel een regeerperiode van minstens 2 x 40 jaar. Niets daarvan vind men in de annalen van de Egyptische achttiende en negentiende dynastie terug. Wat blijft is een verlegenheid bij Bijbelgetrouwe onderzoekers en een schouderophalen bij vele anderen. Men hanteert ook, bij diegene van goede wil, een vroege en late datering van de exodusdatum in de Bijbel om toch maar een en ander van het Bijbelverhaal te kunnen laten passen in de foutieve constructie van de orthodoxe Egyptologie.

     

    De volgende aanval op de Bijbelse chronologie gebeurde door de Assyriologie. Een wetenschap die na de archeologische vondsten in het Tweestromenland of het hedendaagse Irak, in de periode na de eerste wereldoorlog echt van start ging. Het was na de ontdekking en samenstelling van een Assyrische koningslijst dat de Bijbel onder vuur kwam. De gedetailleerde koningslijst van Assyrië werd verankerd met het jaartal 763 v. Chr. via een genoteerde zonsverduistering over Nineveh. De tot dan toe gehanteerde jaartallen van de koningen van Israël en Juda bleken soms tot praktisch veertig jaar van de Assyrische gegevens af te wijken. Men ging er van uit dat de Assyrische gegevens die van de Bijbel overklasten en dat de Bijbelse geschiedschrijving en chronologie diende aangepast te worden. Een voorbeeld is de Assyrische heerser Sargon II die in zijn annalen beweerd de veroveraar van Samaria geweest te zijn en diegene die de tien stammen van het Noordelijke rijk Israël heeft laten wegvoeren. De Bijbel leert echter dat de Assyriër Salmaneser V voor deze misdaad verantwoordelijk is. De orthodoxie gaat er van uit dat de Bijbelse kroniekschrijver zich vergist heeft en dat Sargon II verantwoordelijk is.

     

    De Bijbelse archeoloog en geleerde Edwin R. Thiele (1895/1986) deed een knieval naar de Assyriologie toe en dokterde een aangepaste chronologie van de koningen van Juda en Israël uit, die recht deed aan het Assyrische model. Zijn werk “The Mysterious Numbers of the Hebrew Kings” wordt tegenwoordig algemeen beschouwd als de definitieve Bijbelse chronologie en vind men in menig Bijbels atlas en naslagwerk terug. Thiele verkorte de regeringsduur van bepaalde koningen van Juda en Israël om deze te laten passen in het Assyrische tijdskader. Met het inkorten van sommige regeerperioden van Israëlitische koningen verdedigde hij de zogenaamde ‘dual dating’ en paste het enkele malen toe, ook daar waar de Bijbel niet expliciet duidelijk over is. Om de val van Samaria, in het negende regeringsjaar van Hosea, (in de Bijbel contemporain met het zesde jaar van Hizkia van Juda), te laten passen met de Assyrische gegevens betreffende Sargon II, verkondigde hij dat de Bijbelse gegevens van 2 Koningen hoofdstukken 17 en 18 foutief waren, als laat en kunstmatig aan de Bijbel toegevoegd. In mijn werk ‘De Assyriologie, 2012’ toonde ik al aan dat als een gevolg van Thiele ’s verkorten van de regeerperioden van de koningen van Juda en Israël, er een verschil bestaat van minstens 8 tot 35 jaar, tussen de normale regeringsperiodes van de koningen van Juda en Israël en de nu algemeen aanvaarde revisie van Thiele. Zie link: http://www.bol.com/nl/p/de-assyriologie/9200000049946824/

     

    Het zijn echter de Assyrische gegevens die dienen aangepast te worden en niet andersom. Voor wie met de Bijbel rekening houdt is het duidelijk dat in de Assyrische koningslijsten namen ontbreken. De koning van Assyrië die zich op de prediking van de Hebreeuwse profeet Jona te Nineveh, tot de God van Israël keerde voor uitkomst werd uit de koningslijst verwijderd. Ook de Bijbelse koning Jareb van Assyrië (door de profeet Hosea vermeldt) hoort in deze periode thuis. En ook de Bijbelse Assyrische koningen Pul en Tiglath Pileser dienen als twee afzonderlijke personen op de tijdslijn in de achtste eeuw voor Christus ingevuld. De Assyrische koning Sardanapallos van een Griekse legende is een historische figuur die in de achtste eeuw v. Chr. in de rij van Assyrische koningen thuishoort.

    Redenen genoeg om de chronologie van de Assyrische koningen en vraag te brengen.

     

    Wat betreft de link nu naar de huidige tijd zijn het de jubeljaren van William Whiston die de brug vormen. Het dertigste jubeljaar sinds de instelling ervan viel in het jaar 27/28 AD. De gebeurtenissen zoals beschreven in het Lucas evangelie hoofdstuk 4 met de Heer Jezus die in de synagoge de profetie van Jesaja 61 citeerde en het aangename jaar des HEEREN uitriep, dienen hier op de tijdsbalk geplaatst. De verdere geschiedenis is algemeen bekend. De Joden van toen hebben Jezus Christus als Messias afgewezen. Veertig jaar later in 70 AD gingen zij voor een tweede maal in ballingschap en werd de tempel te Jeruzalem voor een tweede maal vernietigd. Een onveranderde toestand sindsdien van bijna tweeduizend jaar. Sinds 1948 kennen we het nationale herstel van de staat Israël en is er sindsdien de verwachting bij velen zowel in het christendom als in het Jodendom dat het door de HERE God beloofde herstel van alle dingen nabijgekomen is. Aan dit beloofde herstel zijn echter voorwaarden verbonden.

     

    En nu komen we tot de invulling van de link tussen de Bijbelse geschiedenis, die afgesloten werd in de periode 30/70 AD, tot de huidige tijd. Het is weer de jubeljaartelling volgens Whiston die ons de weg wijst. Het zeventigste jubeljaar viel, wanneer we de wijze van tellen van William Whiston naar de toekomst toe hanteren, in 1987-okt./1988-sept. Het daaropvolgende 71ste jubeljaar staat genoteerd voor het jaar oct2036/sept2037 AD. De Heer Jezus Christus verkondigde met het Jubeljaar van 27/28 AD aan de Joden in de synagoge te Nazareth dat de profetie van Jesaja hoofdstuk 61 nu voor hun oren vervuld was. Het antwoord van de Joden ter plaatse kunnen we lezen in Lucas 4:29 “Zij stonden op en wierpen Hem de stad uit en voerden Hem tot aan de rand van de berg, waarop hun stad gebouwd was, om Hem van de steilte te storten. 30 Maar Hij ging midden tussen hen door en vertrok.”

    De Heer Jezus werd afgewezen, of zoals het in het Johannesevangelie beschreven staat: “hij kwam tot het zijne, en de zijnen hebben Hem niet aangenomen”.

     

    Het is interessant om in dit beknopte artikel de profetie van Jesaja hoofdstuk 61 volledig te citeren aangezien de inhoud van de woorden van Jesaja aansluiten bij het Jubeljaar zoals het beschreven staat in het Bijbelboek Leviticus.

    Jesaja 61:1 De Geest des Heren HEREN is op mij, omdat de HERE mij gezalfd heeft; Hij heeft mij gezonden om een blijde boodschap te brengen aan ootmoedigen, om te verbinden gebrokenen van hart, om voor gevangenen vrijlating uit te roepen en voor gebondenen opening der gevangenis; 2 om uit te roepen een jaar van het welbehagen des HEREN …

    (hier stopte de Heer Jezus met voorlezen en sloot de boekrol – een tijdskloof inmiddels van bijna 2000 jaar)

    … en een dag der wrake van onze God; om alle treurenden te troosten, 3 om over de treurenden van Sion te beschikken, dat men hun geve hoofdsieraad in plaats van as, vreugdeolie in plaats van rouw, een lofgewaad in plaats van een kwijnende geest. En men zal hen noemen: Terebinten der gerechtigheid, een planting des HEREN, tot zijn verheerlijking. 4 Zij zullen de overoude puinhopen herbouwen, het verwoeste uit vroeger tijd doen herrijzen en de steden vernieuwen, die in puin liggen, die verwoest hebben gelegen van geslacht op geslacht. 5 Vreemden zullen gereed staan om voor u de kudden te weiden, vreemdelingen zullen uw akkerlieden en uw wijngaardeniers zijn; 6 maar gij zult priesters des HEREN heten, dienaars van onze God genoemd worden; gij zult het vermogen der volken genieten en u op hun heerlijkheid beroemen. 7 In plaats van uw schande gewordt u dubbele vergoeding en in plaats van smaad zullen zij jubelen over hun deel; zo zullen zij dan in hun land dubbele vergoeding verkrijgen, blijvende vreugde zal hun geworden. 8 Want Ik, de HERE, heb het recht lief. Ik haat onrechtmatige roof, Ik zal hun stipt hun loon geven en een eeuwig verbond met hen sluiten. 9 En hun nageslacht zal onder de volken vermaard zijn en hun nakomelingschap te midden der natiën; allen die hen zien, zullen erkennen, dat zij het nageslacht zijn, dat de HERE gezegend heeft. 10 Ik verblijd mij zeer in de HERE, mijn ziel juicht in mijn God, want Hij heeft mij bekleed met de klederen des heils, met de mantel der gerechtigheid heeft Hij mij omhuld, gelijk een bruidegom, die zich als een priester het hoofdsieraad ombindt, en gelijk een bruid, die zich met haar versierselen tooit. 11 Want zoals de aarde haar gewas voortbrengt en een hof zijn zaaisel doet uitspruiten, zo zal de Here HERE gerechtigheid en lof doen uitspruiten voor het oog van alle volken. (NBG Vertaling 1951)

     

    Het beloofde herstel van Israël (en via hen de hele schepping) zoals beschreven in Jesaja hoofdstuk 61 vanaf vers 2 laat nog op zich wachten maar is een wetmatigheid die ooit vervuld zal worden. De sleutel is Israël. We stellen echter vast dat na het uitroepen van de staat Israël in mei 1948 de beloofde zegeningen verbonden aan de sabbat – en jubeljaren uitbleven. De vroege en late regen, die maakten dat het land Israël van de oudheid zo vruchtbaar was, kwam in 1948 en daarna niet terug. Integendeel, water en vooral het tekort aan water is een blijvend probleem in de nieuwe staat Israël. De Israëli ’s zijn uiterst vindingrijk en hebben een ingenieus irrigatiesysteem ontworpen waarbij water helemaal van in het noorden uit het meer van Galilea tot in het zuiden in de Negev-woestijn en elders geleid wordt en druppelsgewijs gebruikt. Prachtig en om bewonderend naar te kijken, maar het blijft echter mensenwerk.

    Zoeken naar bijzondere gebeurtenissen in jubeljaren volgend op het jubeljaar van 27/28 AD leveren geen resultaat op. Het is het ‘tijds-dal’ waarin dat de HERE God Zijn EKKLESIA, Zijn Gemeente, uitroept en Israël voor het grootste gedeelte van deze tussentijd in de diaspora leeft.

     

    En toch zijn er raakpunten in de tijd te vinden. Zulk een scharnierjaar naar mijn mening, was het jaar 1517 AD. In oktober van dat jaar ging in Europa namelijk de reformatie van start met een moedige hervormer Maarten Luther die zijn 95 stellingen tegen de aflatenleer van de Roomse Kerk, tegen de deur van de kerk te Wittenberg nagelde. Iets heel opmerkelijk nu, en minder bekend in het Westen, in datzelfde jaar 1517 veroverden de Turken namelijk Jeruzalem op de Arabieren, en begon de Turkse periode van heersen over het van Joden ontvolkte gebied van Israël. Toeval? Ik meen van niet. Vanaf de exodus uit Egypte in 1483 v. Chr. waren er in 1517 AD 2999/3000 jaar verlopen. Wat een opmerkelijk profetisch jaartal is. De Ottomanen of Turken zouden tot het jaar 1917 over Jeruzalem heersen en het gebied in een soort profetische winterslaap houden. In december 1917 zouden de Britten tijdens de eerste wereldoorlog de stad en het gebied op de Turken veroveren. Dit is exact een tijdsperiode van 400 jaar dat overeenkomt met sommige getallenperiodes die in de Bijbel gehanteerd worden. Maar er is meer aan de hand dat lijkt op sturing van Gods wege. In november 1947 stemde de VN bij meerderheid tot splitsing van het Britse mandaatgebied Palestina in een Joodse staat en een Arabische. De Arabieren stemden tegen maar de Joden accepteerden de deling en proclameerden enkele maanden later hun staat. Tussen 1517 en 1947 zitten er 430 jaar wat weer een bijzondere Bijbelse tijdsperiode is, die er ten tijde van het Oude Testament zat tussen het geven van de belofte aan Abraham van een land en een volk en het geven van de wet aan Mozes. Er is dus meer onder de zon dan menig iemand zou vermoeden (of willen zien). Nog een opmerkelijke Bijbelse tijdsperiode van 50 jaar ditmaal, zit er tussen het eerste Zionistische congres, alwaar gepleit werd voor de oprichting van een Joods thuisland, in 1897 en het jaar 1947. Van het jaar 1947 met de deling van Palestina door de VN, tot 1987, het begin van het zeventigste jubeljaar, waren het veertig jaar, wat weer een herkenbare Bijbelse tijdsperiode is. Denk aan de periode van veertig jaar dat de Israëlieten na de exodus en het geven van de Wet, in de woestijn doorbrachten, als een gevolg van hun weigering het Beloofde land binnen te trekken.

    Het ‘aangename jaar des HEEREN’ brak echter in 1987 niet door.

     

    Geen een van de beloften verbonden aan het Jubeljaar ging op 3 oktober 1987 met de Grote Verzoendag of Jom Kippoer, in vervulling. Integendeel, diezelfde maand vond op zwarte maandag 19 oktober in New York een beurscrash plaats dat het begin van een wereldwijde financiële crisis inluidde die tot op vandaag nazindert. En twee maanden later begon er een Arabische volksopstand in Gaza, Judea en Samaria tegen het Israëlische militaire bestuur, een opstand die manu militari door Israël de kop werd ingedrukt.

     

    Men is al eens in de verleiding om op basis van de eerder beschreven scharniermomenten in de tijd berekeningen naar de toekomst toe te maken. Dit is een oefening die menigeen al eens gemaakt heeft en in de media gelanceerd. De periode van de tetrade van bloed-manen ligt nu achter ons en is een goed voorbeeld van zulke pogingen tot berekenen van het begin van de Apocalyps.

    Een volgend opmerkelijk toekomstig jaartal is het jaar 2017. Op basis van de telling van de sabbat- en jubeljaren volgens William Whiston is het jaar van de exodus te berekenen in 1483 v. Chr. We zagen eerder al dat het 3000 jaar waren tot het jaar 1517 met de heerserswissel over Jeruzalem. In datzelfde jaar begon in het christelijke Europa de Reformatie. In 2017 zal het 500 jaar geleden zijn dat de Reformatie begon en is het 3500 geleden dat de Exodus plaatsvond. Wat de berekening/optelling van de voor Christus-jaartallen betreft, moeten we rekening houden dat het jaar nul niet bestaat, en we bij de optelling van 1483 plus 1517 één jaar moeten aftrekken. Het zal dus met Pesach anno 2018 pas zijn dat het 3500 jaar terug tot de exodus is. In 2018 zal het nationaal herstelde Israël ook zijn zeventig jarig bestaan vieren. Zal dit jaar iets bijzonders te zien geven? Vermoedelijk niet? We zullen zien, zei de blinde.

     

    Bij het prille begin van de Ekklesia in 30 AD vroegen de discipelen naar de tijd van het herstel van alle dingen en het antwoord van de Heiland was het volgende:

    Handelingen 1: 6 Zij dan, die daar bijeengekomen waren, vroegen Hem en zeiden: Here, herstelt Gij in deze tijd (30 AD) het koningschap voor Israël? 7 Hij zeide tot hen: Het is niet uw zaak de tijden of gelegenheden te weten, waarover de Vader de beschikking aan Zich gehouden heeft, 8 maar gij zult kracht ontvangen, wanneer de heilige Geest over u komt, en gij zult mijn getuigen zijn te Jeruzalem en in geheel Judea en Samaria en tot het uiterste der aarde.

     

    Het is was niet de zaak van de EKKLESIA om ‘de tijden of gelegenheden’ te berekenen wanneer God zijn oud-verbondsvolk Israël geestelijk en nationaal in het oude land der vaderen zal herstellen.

    En later zal de apostel Paulus in zijn twee Thessalonicenzenbrieven in dezelfde zin waarschuwen:

    2 Thessalonicenzen 2:1 Maar wij verzoeken u, broeders, met betrekking tot de komst  van [onze] Here Jezus Christus en onze vereniging met Hem, 2 dat gij niet spoedig uw bezinning verliest of in onrust verkeert, hetzij door een geestesuiting, hetzij door een prediking, hetzij door een brief, die van ons afkomstig zou zijn, alsof de dag des Heren (reeds) aanbrak. (NBG Vertaling)

     

    Aan de wederkomst van de Heer Jezus Christus gaan zoals bij de geboorte van een kind weeën vooraf (Matteüs 24:8). De tijd voor de geboorte van een kind kan men vanaf de bevruchting schatten op ongeveer negen maanden. Gaat men voorbij negen maanden spreekt men in mensentaal van een ezels-dracht. Zo zal het naar mijn mening ook zijn met de periode die vooraf gaat aan de tweede komst van Christus. De weeën zijn alleen een indicator, dat het nabij tot zeer nabij is. En sommige hevige weeën die er op lijken te wijzen dat het nu snel te gebeuren staat, kunnen daarna ook weer een uitstel kennen.

     

    Het zevende millennium sinds de Schepping zijn we binnengegaan in oktober 2005 AD en dit wanneer we aannemen dat de Masoretische tekst van onze Bijbel met haar jaartallen, de correcte is en we de jubeljaartelling volgens William Whiston volgen. Een wijze van sabbat- en jubeljaartelling die via elf historische verankeringen van de eerste tot de zesde eeuw voor Christus op de tijdsbalk verankerd is en aldus bewezen. Het antwoord op de vraag waarom het vrederijk met de komst van de Messias niet is doorgebroken in 1987 ligt bij de wetmatigheden die de Bijbelse toekomstprofetieën inhouden. Het aanbod, de uitkomst, werd Israël in de periode 1947/1967 aangeboden en het was aan hen om hier naar te handelen. Na 1967 is het fout gelopen en als een gevolg van diezelfde wetmatigheden die we in het profetische woord vinden wordt nu een andere piste die naar het herstel aller dingen (zie Handelingen 3:12-21), gevolgd. Daarom meen ik dat we opnieuw in een soort profetische tijdskloof terecht gekomen zijn, en het rekenen met bepaalde tijdsperioden geen concrete data opleveren.

     

    Hierna een citaat van de profeet Hosea dat in een notendop God ’s weg met hen schildert, hoe Hij met zijn oude Verbondsvolk uiteindelijk tot Zijn doel zal komen.

    Hosea 5: 14 Want Ik ben als een leeuw voor Efraïm, en als een jonge leeuw voor het huis van Juda. Ik, Ik zal verscheuren en heengaan; 15 Ik zal wegnemen, zonder dat iemand redden kan. Ik zal heengaan (30 AD Hemelvaart Messias), Ik wil wederkeren naar mijn plaats, totdat zij zich schuldig gevoelen en mijn aangezicht zoeken; wanneer het hun bang te moede is, zullen zij verlangend naar Mij uitzien. 6:1 Komt, laat ons wederkeren tot de HERE! Want Hij heeft verscheurd, en zal ons helen; Hij heeft geslagen, en zal ons verbinden. 2 Hij zal ons na twee dagen doen herleven (20?? AD), ten derden dage (het Messiaanse Vrederijk) zal Hij ons oprichten, en wij zullen leven voor zijn aangezicht. 3 Ja, wij willen de HERE kennen, ernaar jagen Hem te kennen. Zo zeker als de dagenraad is zijn opgang. Dan komt Hij tot ons als de regen, als de late regen, die het land besproeit.

     

    Wanneer we één dag als een periode van duizend jaar willen herkennen dan leert dit Schriftgedeelte dat na een periode van tweeduizend jaar van verdrukking, Israël opnieuw hersteld zal worden. De derde dag is dan de periode van duizend jaar die we in het boek Openbaring vinden wanneer we dit boek in zijn geheel als profetie willen herkennen. Het is de periode van het Messiaanse Vrederijk waar de profeten uit het Oude Testament over gesproken hebben. Daarna pas volgt het volledige herstel van alle dingen en begint de eeuwigheid.

     

    Het voorgaande moet duidelijk maken dat men geen berekeningen kan maken naar het uur, dag, maand en/of jaar van de wederkomt van Christus. Dat is uitsluitend in God ’s hand. Hij is soeverein.

     

    Met vriendelijke groet,

    Robert De Telder


    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    07-01-2016, 09:53 geschreven door Eigenzinnige Wezel  
    Reacties (0)
    27-11-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Hebreeën 2:5-18

    Hebreeën 2:5 Want niet aan engelen heeft Hij de toekomende wereld, waarvan wij spreken, onderworpen. 6 Maar, iemand heeft ergens betuigd, zeggende :

    Wat is de mens, dat Gij zijner gedenkt, of des mensen zoon, dat Gij naar hem omziet? 7 Gij hebt hem voor een korte tijd beneden de engelen gesteld, met heerlijkheid en eer hebt Gij hem gekroond, 8 alle dingen hebt Gij onder zijn voeten onderworpen.

    Want bij dit: alle dingen [hem] onderworpen, heeft Hij  niets uitgezonderd, dat hem niet onderworpen zou zijn. Doch thans zien wij nog niet, dat hem alle dingen onderworpen zijn; 9 maar wij zien Jezus, die voor een korte tijd beneden de engelen gesteld was vanwege het lijden des doods, opdat Hij door de genade Gods voor een ieder de dood zou smaken, met heerlijkheid en eer gekroond. 10 Want het voegde Hem, om wie en door wie alle dingen bestaan, dat Hij, om vele zonen tot heerlijkheid te brengen, de Leidsman hunner behoudenis door lijden heen zou volmaken . 11 Want Hij, die heiligt, en zij, die geheiligd worden, zijn allen uit één; daarom schaamt Hij Zich niet hen broeders te noemen, 12 en Hij zegt :

    Uw naam zal ik aan mijn broeders verkondigen, in het midden der gemeente zal ik U lofzingen; 13 en wederom : Ik zal op Hem vertrouwen, en wederom: Ziehier ik en de kinderen, die God mij gegeven heeft.

    14 Daar nu de kinderen aan bloed en vlees deel hebben, heeft ook Hij op gelijke wijze daaraan deel gekregen, opdat Hij door zijn dood hem, die de macht over de dood had, de duivel, zou onttronen , 15 en allen zou bevrijden, die gedurende hun ganse leven door angst voor de dood tot slavernij gedoemd waren. 16 Want over de engelen ontfermt Hij Zich niet, maar Hij ontfermt Zich over het nageslacht van Abraham. 17 Daarom moest Hij in alle opzichten aan zijn broeders gelijk worden, opdat Hij een barmhartig en getrouw hogepriester zou worden bij God, om de zonden van het volk te verzoenen. 18 Want doordat Hij zelf in verzoekingen geleden heeft, kan Hij hun, die verzocht worden, te hulp komen. (NBG Vertaling 1951)


    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 1/5 - (1 Stemmen)
    27-11-2015, 13:41 geschreven door Eigenzinnige Wezel  
    Reacties (0)
    15-08-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Chronologie van de Apocalyps

    Openbaring 1:1 Openbaring van Jezus Christus, welke God Hem gegeven heeft om zijn dienstknechten te tonen hetgeen weldra moet geschieden, en welke Hij door de zending van zijn engel aan zijn dienstknecht Johannes heeft te kennen gegeven. 2 Deze heeft van het woord Gods getuigd en van het getuigenis van Jezus Christus, alles wat hij gezien heeft. 3 Zalig hij, die voorleest, en zij, die horen de woorden der profetie, en bewaren, hetgeen daarin geschreven staat, want de tijd is nabij. (NBG Vertaling 1951)

     

    Het Boek Openbaring is het laatste boek van de Bijbel en leert de komst van de Koning der koningen naar de aarde. Het is het beloofde Godsrijk dat vanuit de hemel van God door de persoonlijke terugkeer van Jezus Christus, de opgestane Heer en Heiland, eens opgericht zal worden. De Apocalyps is ook een boek dat rampen voorspelt en de naam Armageddon alleen al roept met recht onheilsgedachten op.

    De exegese van de gevestigde kerken leert dat het Boek ongeveer rond het jaar 90 AD door (een) Johannes geschreven werd, met de bedoeling de christenen die dan door vervolgingen van de Romeinse keizers gingen, moed in te spreken door ze hoop op betere tijden te geven. De apostel deed dit, volgens de exegese, door te schrijven over de aanvallen van boze machten op de christenen, rampen die het naderende einde aankondigden en de komst van het Rijk Gods. Volgens deze exegese is het boek Openbaring al lang geschiedenis dat zich ten tijde van het Romeinse Rijk afspeelde. Geen profetie wordt door het gevestigde christendom gezocht noch verwacht.

    De bekende twaalf artikelen van het geloof leren nochtans de komst van Christus: Ik geloof in God de Vader, de Almachtige, Schepper van de hemel en de aarde. En in Jezus Christus, zijn eniggeboren Zoon, onze Here; die ontvangen is van de Heilige Geest, geboren uit de maagd Maria; die geleden heeft onder Pontius Pilatus, is gekruisigd, gestorven en begraven, neergedaald in de hel; op de derde dag opgestaan uit de doden; opgevaren naar de hemel, en zit aan de rechterhand van God, de almachtige Vader; vandaar zal Hij komen om te oordelen de levenden en de doden. Ik geloof in de Heilige Geest. Ik geloof een heilige, algemene, christelijke kerk, de gemeenschap der heiligen; vergeving van de zonden; opstanding van het vlees; …

    Ik meen dat artikel zeven de wederkomst van Christus leert. Een verwachting die de gevestigde kerken, over de eeuwen heen, opgegeven hebben. Het boek Openbaring is een profetisch boek zoals ook het eerste hoofdstuk van de Openbaring onmiddellijk duidelijk maakt. Het boek Openbaring wordt uiteindelijk geschiedenis,(!) maar dan geschiedenis van tevoren geschreven. Het boek leert dat er een periode ‘komt’ dat Satan duizend jaar gebonden zal worden. Deze periode heet in het Grieks, de taal van het Nieuwe Testament, “chilia etè”, waarvan het woord chiliasme is afgeleid. En uit het Latijn heeft men Millennium afgeleid.

    De Gemeente of Ekklesia vindt men in het boek Openbaring niet terug. Vanaf het eerste hoofdstuk van Openbaring wordt de draad met het oude verbondsvolk Israël opnieuw opgenomen. Een draad die verbroken werd bij het verwerpen van Messias Jezus bij zijn eerste komst, door de Joden tussen de gebeurtenissen zoals beschreven in Matteüs 13:1 tot Handelingen 28: 17-29.

     

    De bedoeling van dit artikel is de chronologische volgorde van de beschreven toekomstige gebeurtenissen te rangschikken. De beschreven oordeelstijd in het Bijbelboek Openbaring gaat over een periode van ongeveer zeven jaar plaatsvinden, dezelfde tijdsperiode waar de zeventigste jaarweek van de profeet Daniël over handelt. Met dit verschil dat met het Bijbelboek Openbaring veel meer details ingevuld kunnen worden. Net zoals bij de zeventigste jaarweek van Daniël wordt de oordeelsperiode van Openbaring, ook in twee delen gedeeld.

     

     

    Openbaring 11:1 En mij werd een riet gegeven, een staf gelijk, met de woorden: Sta op en meet de tempel Gods en het altaar en hen, die daarin aanbidden. 2 Maar laat de voorhof, die buiten de tempel is, erbuiten, en meet die niet; want hij is aan de heidenen gegeven; en zij zullen de heilige stad vertreden, tweeënveertig maanden lang. 3 En Ik zal mijn twee getuigen  lastgeven om, met een zak bekleed, te profeteren, twaalfhonderd zestig dagen lang. 4 Dit zijn de twee olijfbomen en de twee kandelaren, die voor het aangezicht van de Here der aarde staan. 5 En indien iemand hun schade wil toebrengen, komt er vuur uit hun mond en het verslindt hun vijanden; en indien iemand hun schade wil toebrengen, moet hij zó de dood vinden. 6 Dezen hebben de macht de hemel te sluiten, zodat er geen regen valt gedurende de dagen van hun profeteren; en zij hebben macht over de wateren, om die in bloed te veranderen en om de aarde te slaan met allerlei plagen, zo dikwijls zij willen. 7 En wanneer zij hun getuigenis zullen voleindigd hebben, zal het beest, dat uit de afgrond opkomt, hun de oorlog aandoen en het zal hen overwinnen en hen doden . 8 En hun lijk (zal liggen) op de straat der grote stad, die geestelijk genaamd wordt Sodom en Egypte, alwaar ook hun Here gekruisigd werd. 9 En uit de volken en stammen en talen en natiën zijn er, die hun lijk zien, drie en een halve dag, en zij laten niet toe, dat hun lijken in een graf worden bijgezet. 10 En zij, die op de aarde wonen, zijn blijde en verheugd over hen en zullen elkander geschenken zenden, omdat deze twee profeten hen, die op de aarde wonen, gepijnigd hadden. (NBG Vertaling 1951)

     

    Dit Bijbelgedeelte spreekt over de oordeelstijd verdeeld over twee perioden met tijdens de eerste helft van twaalfhonderdzestig dagen, twee getuigen van de HERE God die te Jeruzalem optreden en tegen de dan herstelde eredienst spreken. Zij worden in de helft van de eindtijdperiode door ‘het beest’ dat uit de afgrond opkomt, gedood. Dit ‘beest’ (een andere invulling voor de ‘goddeloze’, ‘wetteloze’ of ‘antichrist’) krijgt daarop tweeënveertig maanden de tijd om zijn ding te doen alvorens de Koning der koningen hem bij Zijn komst wegvaagt.

    De beschreven maanden worden aan dertig dagen per maand gerekend wat ongeveer in totaal zeven jaar in zonnejaren uitmaakt.

     

     

    De zeventigste jaarweek van de profeet Daniël begint met dezelfde heerser als in Openbaring, die in vers 26 van Daniël hoofdstuk 9, de stad en het heiligdom in het jaar 70 AD te gronde richtte: “het volk van een vorst zal komen, die de stad en het heiligdom te gronde zal richten”. Dit was de historische Titus die in 70 AD Jeruzalem en de Tempel met de grond gelijk maakte. Een toekomstige Titus zal vanaf de eerste helft van de laatste jaarweek; ‘het verbond voor velen zwaar maken, een week lang; in de helft van de week zal hij slachtoffer en spijsoffer doen ophouden”. Zie TIJD en TIJDEN, 2015, blz. 395. Zie link: http://boekscout.nl/shop/ViewProduct.aspx?bookId=5579

     

     

    Dit sluit aan bij het Bijbelboek Openbaring waar het begin van de eindtijd wordt aangekondigd, vanaf de verbreking van het eerste zegel:

    Openbaring 6:1 En ik zag, toen het Lam een van de zeven zegels opende, en ik hoorde een van de vier dieren zeggen met een stem als van een donderslag: Kom! 2 En ik zag, en zie, een wit paard, en die erop zat, had een boog en hem werd een kroon gegeven, en hij trok uit, overwinnende en om te overwinnen.

     

    Beide zijn dezelfde persoon: de ‘hij’ van het Bijbelboek Daniël die in het jaar 70 AD Jeruzalem en de tempel vernietigde en de Joden in ballingschap wegvoerde, én de ruiter op het eerste paard die een kroon gegeven wordt en met een boog (maar zonder pijlen) uitrijdt overwinnende en om te overwinnen. De eerste ruiter van de Apocalyps brengt (schijn)vrede over de gehele wereld en zal daarom alleen al, als een Messias aanzien worden. Hoelang deze vrede zal aanhouden staat niet beschreven, maar we kunnen aannemen dat het voor een hele tijd zal zijn. Het resultaat zal voorspoed voor velen betekenen. Het huidige verscheurde Midden-Oosten zal zich politiek/economisch verenigen in een Unie van vijf staten die aansluiting zullen zoeken bij de Unie van het West-Romeinse Rijk en zodoende het Romeinse Rijk van weleer doen herrijzen. Tegen deze nieuwe wereldmacht in een unie van tien staten vanaf de Atlantische Oceaan tot aan de Indus in Azië, staan aanvankelijk in de rand nog tegenstanders die zich verzetten.

     

    Openbaring 6:1 En ik zag, toen het Lam een van de zeven zegels opende, en ik hoorde een van de vier dieren zeggen met een stem als van een donderslag: Kom! 2 En ik zag, en zie, een wit paard, en die erop zat, had een boog en hem werd een kroon gegeven, en hij trok uit, overwinnende en om te overwinnen. 3 En toen Hij het tweede zegel opende, hoorde ik het tweede dier zeggen: Kom! 4 En een tweede, een rossig paard, kwam, en hem, die erop zat, werd gegeven de vrede van de aarde weg te nemen, en dat zij elkander zouden slachten, en hem werd een groot zwaard gegeven.

     

    De tweede Ruiter, op een rossig paard ditmaal, die uitrijdt, neemt de vrede van de aarde weg en is verantwoordelijk voor een grote slachting onder de wereldbevolking. Ik meen dat de profetie van de Ezechiël hoofdstuk 38 met de beschreven invasie van Gog uit Magog in de tijdsperiode in het Bijbelboek Openbaring beschreven, hier inpast.

    Ezechiël 38:1 Het woord des HEREN kwam tot mij: 2 Mensenkind, richt uw aangezicht tegen Gog in het land Magog, de grootvorst van Mesek en Tubal; profeteer tegen hem, 3 en zeg: zo zegt de Here HERE: zie, ik zàl u, Gog, grootvorst van Mesek en Tubal! 4 Ik zal u komen halen, haken slaan in uw kaken en u doen uittrekken met uw gehele leger: paarden en ruiters, allen volledig uitgerust, een grote schare, met grote en kleine schilden, allen vertrouwd met het zwaard; 5 ook Perzen, Ethiopiërs en Puteeërs, allen met schild en helm; 6 Gomer en al zijn krijgsbenden; Bet-Togarma ver in het noorden met al zijn krijgsbenden – vele volken met u. 7 Maak u gereed en rust u toe, gij met al de scharen die zich bij u gevoegd hebben; wees gij hun tot een leidsman. 8 Na geruime tijd zult gij een bevel ontvangen; in toekomende jaren zult gij optrekken tegen het land dat zich van de krijg hersteld heeft, (een volk) dat uit het gebied van vele volken bijeengebracht is op de bergen Israëls die tot een blijvende wildernis waren geworden, maar het is uit de volken uitgeleid; allen wonen zij in gerustheid. 9 Dan zult gij optrekken als een opkomend onweer; gij zult zijn als een wolk die de aarde bedekt, gij met al uw krijgsbenden, en vele volken met u. 10 Zo zegt de Here HERE: Te dien dage zullen er plannen in uw hart opkomen; gij zult een boze aanslag beramen, – 11 gij zult zeggen: ik zal optrekken tegen een land van dorpen, een overval plegen op vreedzame lieden, die in gerustheid wonen, allen zonder muur, grendels of poorten – 12 om buit te maken en roof te plegen, om uw hand te keren tegen de weer bewoonde puinhopen en tegen een natie die uit het gebied der volken bijeengebracht is, die have en goed heeft verworven, die op de navel der aarde woont. (NBG Vertaling 1951)

     

    De profeet Ezechiël schildert in dit hoofdstuk een beeld van een teruggekeerd Israël dat in het Beloofde Land in gerustheid woont. Zij hebben zich van hun vele verdedigingsoorlogen hersteld en leven dan in vrede met hun Arabische buren. Vers elf leert dat alle muren, grendels en poorten die momenteel het land ontsieren, dan verdwenen zullen zijn. Vanuit het Bijbelboek Openbaring weten we ook dat er in Jeruzalem een nieuwe eredienst op de Tempelberg is ingesteld, die door de twee getuigen van Openbaring 11, tegengesproken wordt. Tegelijkertijd is er een handlanger van ‘het beest’ in Jeruzalem werkzaam, die in staat is om vuur uit de hemel over de opnieuw ingestelde dierenoffers, te laten neerkomen. De misleiding zal geen grenzen kennen.

    De door de profeet Ezechiël beschreven rust, is echter niet de rust van het Beloofde Messiaanse Vrederijk, maar is de valse rust die de pseudo-Messias, de ruiter op het eerste Apocalyptische paard, gebracht heeft. De tweede Apocalyptische ruiter op het rossige paard van Openbaring 6:4, is dan Gog uit het land Magog uit het verre noorden (ten opzichte van Israël), die met een geweldige legermacht richting Israël oprukt en hierbij ook het gebied van het nieuwe Oost-Romeinse Rijk binnentrekt. Op de bergen Israël ’s zal Gog van Magog en zijn bondgenoten door een ingrijpen van de HERE God verslagen worden. Het Schriftwoord spreekt over een zware aardbeving en over het merkwaardige feit dat het zwaard van de een tegen de ander zal zijn (Ez. 38:18-22). Hagelstenen, vuur en zwavel zal over het leger van Gog en zijn bondgenoten neerdalen. Het resultaat van dit alles is uiteindelijk het kennen van de HERE God door het overblijfsel van Israël (Ez. 39:22), van die dag af en voortaan. Zo dadelijk hierover meer.

    Ook het land Magog en de kustlanden delen in de vernietiging van de menigten van Gog op de bergen Israël ‘s:

    Ezechiël 39: 6 Ik zal vuur werpen in Magog en onder hen die in gerustheid de kustlanden bewonen; en zij zullen weten, dat Ik de HERE ben.

     

     

    De kustlanden zijn in de Bijbel de landen aan de andere zijde van de Middellandse Zee, tegenover Israël. Zij hebben zich verenigd in een unie van vijf staten en hebben aldus het West-Romeinse Rijk hersteld. Zij worden ook in Ezechiël 38:13 vermeld maar als vragen stellend aan Gog in verband met diens onverwachte agressie:

    Ezechiël 38:13 Scheba, Dedan, de handelaars en al de machtigen van Tarsis zullen tot u zeggen: Komt gij om buit te maken; hebt gij uw schare bijeengeroepen om roof te plegen, om zilver en goud weg te slepen, om have en goed te bemachtigen, om een grote buit te maken?

     

    De vrede en voorspoed die de eerste ruiter op het witte paard zoals beschreven in Openbaring 6:1 bracht wordt bruut verstoord met het uitrijden van het tweede rossige paard. Het is naar het onverwacht wegnemen van de universele vrede door de tweede ruiter die Gog voorstelt, dat Paulus in zijn eerste brief aan de Thessalonicenzen verwijst.

    1 Thessalonicenzen 5:1 Maar over de tijden en gelegenheden, broeders, is het niet nodig, dat u geschreven wordt: 2 immers, gij weet zelf zeer goed, dat de dag des Heren zó komt, als een dief in de nacht. 3 Terwijl zij zeggen: het is (alles) vrede en rust, overkomt hun, als de weeën een zwangere vrouw, een plotseling verderf, en zij zullen geenszins ontkomen.

     

    De uitdrukking ‘het is alles vrede en rust’ van Paulus duidt op een harmonie zoals ze in de mensenwereld nog nooit voorgekomen is. Vanuit Openbaring hoofdstuk 17 weten we ook dat er tijdens de eerste helft van de zevenjarige oordeelstijd, één wereldreligie zal zijn. Alle religies zullen blijkbaar ooit in één religie samengaan en een tegenstander van de HERE God van de Bijbel en Zijn Gezalfde, zijn. De zetel, de residentie van de komende religie zal in het oude Babylon zijn. Na twaalfhonderdzestig dagen of drie en half jaar, zal de eenheidsreligie door de tien leiders van het herstelde Romeinse Rijk vernietigd worden (Openb. 17:16-17), en beginnen de laatste drie en half jaar van de oordeelstijd alvorens Jezus Christus als de Koning der koningen komt.

     

     

    In de helft van de zevenjarige oordeelstijd worden de twee getuigen van de HERE God te Jeruzalem door ‘het beest’ gedood. De herstelde religieuze eredienst in Jeruzalem waar de twee getuigen tegen predikten wordt echter tegelijkertijd door ‘het beest’ ook verwijderd.

    Het beest van Openbaring hoofdstuk 13 en 17 heeft in de Bijbel meerdere namen. De bekendste is de naam ‘antichrist’ die de apostel Johannes hem in zijn brieven geeft. In zijn rede over de laatste dingen van de Heer Jezus Christus in de evangeliën opgeschreven, zwijgt Christus in 30 AD over de twee getuigen en vestigt de alleen de aandacht op de profetie van Daniël:

    Matteüs 24:1 En Jezus ging de tempel uit en vertrok. En zijn discipelen kwamen tot Hem om Hem op de gebouwen van de tempel te wijzen. 2 En Hij antwoordde en zeide tot hen: Ziet gij dit alles niet? Voorwaar, Ik zeg u, er zal hier geen steen op de andere gelaten worden, die niet zal worden weggebroken. 3 Toen Hij op de Olijfberg gezeten was, kwamen zijn discipelen alleen tot Hem en zeiden: Zeg ons wanneer zal dat geschieden, en wat is het teken van uw komst  en van de voleinding der wereld? 4 En Jezus antwoordde en zeide tot hen: Ziet toe, dat niemand u verleide! 5 Want velen zullen komen onder mijn naam en zeggen: Ik ben de Christus, en zij zullen velen verleiden. 6 Ook zult gij horen van oorlogen en van geruchten van oorlogen. Ziet toe, weest niet verontrust; want dat moet geschieden, maar het einde is het nog niet. 7 Want volk zal opstaan tegen volk, en koninkrijk tegen koninkrijk, en er zullen nu hier, dan daar, hongersnoden en aardbevingen zijn. 8 Doch dat alles is het begin der weeën. 9 Dan zullen zij u overleveren aan verdrukking en zij zullen u doden, en gij zult door alle volken gehaat worden om mijn ‘s naam ‘s wil. 10 En dan zullen velen ten val komen en zij zullen elkander overleveren en elkander haten. 11 En vele valse profeten zullen opstaan en velen zullen zij verleiden. 12 En omdat de wetsverachting toeneemt, zal de liefde van de meesten verkillen. 13 Maar wie volhardt tot het einde, die zal behouden worden. 14 En dit evangelie van het Koninkrijk zal in de gehele wereld gepredikt worden tot een getuigenis voor alle volken, en dan zal het einde gekomen zijn.

     

    Het antwoord op de vraag van de discipelen naar het wanneer en het teken van de wederkomst met de voleinding van de wereld, beantwoordt de Heer Jezus met een opsomming van gebeurtenissen die we ook in het Bijbelboek Openbaring terugvinden. De verzen vier tot en met vijf vinden hun vervulling bij het uitrijden van de eerste ruiter op het witte paard. De verzen zes tot en met zeven vinden hun vervulling bij het uitrijden van het tweede rossige paard dat de vrede op de aarde wegneemt. De verzen acht tot en met dertien vinden hun vervulling in de eerste helft van de zevenjarige oordeelstijd wanneer de twee getuigen van God in Jeruzalem optreden en tegen de herstelde offerdienst spreken. En vers veertien met de voorzegging dat dan het evangelie van het Koninkrijk over de gehele wereld gepredikt zal worden tot een getuigenis voor alle volken waarna het einde volgt, vindt zijn vervulling in de twee getuigen te Jeruzalem en in de honderdvierenveertigduizend verzegelden uit de twaalf stammen van Israël die blijkbaar ‘het evangelie van het Koninkrijk’ over de gehele wereld zullen brengen. Vervolgens lezen we in vers vijftien de beschrijving van wat er in de helft van de zevenjarige oordeelstijd gebeurt en daarna:

     

    Matteüs 24:15 Wanneer gij dan de gruwel der verwoesting, waarvan door de profeet Daniël gesproken is, op de heilige plaats ziet staan – wie het leest, geve er acht op – laten dan wie in Judea zijn, 16 vluchten naar de bergen. 17 Wie op het dak is, ga niet naar beneden om zijn huisraad mede te nemen, en wie in het veld is, 18 kere niet terug om zijn kleed mede te nemen. 19 Wee de zwangeren en de zogenden in die dagen. 20 Bidt, dat uw vlucht niet in de winter valle en niet op een sabbat. 21 Want er zal dan een grote verdrukking zijn, zoals er niet geweest is van het begin der wereld tot nu toe en ook nooit meer wezen zal. 22 En indien die dagen niet ingekort werden, zou geen vlees behouden worden; doch ter wille van de uitverkorenen zullen die dagen worden ingekort.

     

     

    Na een periode van twaalfhonderdzestig dagen of drie en half jaar wanneer de twee getuigen van de Heer God door ‘het beest’ vermoord worden, ziet men naar de woorden van Jezus Christus in 30 AD, op de tempelberg, op de heilige plaats, een ‘gruwel der verwoesting’ staan. En dit is een teken voor degenen die dan in Judea zijn, haastig te vluchten naar de bergen.

    (De uitroeping van de Gemeente was met Pinksteren of Sjavoeot, vijftig dagen na Pesach in 30 AD nog niet begonnen, noch was Paulus al geroepen als apostel in de aanstaande nieuwe bedeling der genade, en als een gevolg wordt de Gemeente of Ekklesia in deze profetie aldus niet aangesproken.)

    Wat de ‘de gruwel der verwoesting’ die op de heilige plaats zal staan, zijn zal, wordt niet onmiddellijk duidelijk gemaakt? De discipelen wisten echter wat ermee bedoelt was. Volgens mijn mening zal het een replica van de ark van het verbond zijn. De originele ark was door de soldaten van de Babyloniër Nebukadnezar in 586 v. Chr. vernietigd.

     

     

    In de herbouwde tempel ontbrak de ark van het verbond. Zie het artikel op dit blog van 07-04-2014: wat gebeurde er nu werkelijk met de ark van het verbond? Zie link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1396821600&stopdatum=1397426400 en scrol naar beneden. 

     

    In het artikel citeer ik Bijbelgedeelten die duidelijk maken dat de Ark van het Verbond in 586 v. Chr. door de Babyloniërs tezamen met alle andere Tempelattributen, met de Tempel vernietigd werd. In de tempel die zeventig jaar later herbouwd was, was er geen ark meer ter plaatsing in het Heilige der Heiligen. En ook in de herbouwde tempel van Herodes de Grote bevond zich geen Ark van het Verbond. En volgens de profeet Jeremia zou de Ark niet weer gemaakt worden. Het moet dan ook duidelijk zijn dat het verhaal in het Apocrief boek 2 Makkabeeën gebracht, dat de Roomse kerk aan haar Bijbel heeft toegevoegd, een leugen is en gecatalogiseerd kan worden bij de vele legendes dienaangaande. Hierna het betreffende gedeelte:

     

    2 Makkabeeën 2:1 In de boeken staat niet alleen dat de profeet Jeremia de ballingen beval om iets van het vuur mee te nemen, zoals reeds is gezegd, 2 maar ook dat hij hun de leer gaf en hun daarbij op het hart drukte, de geboden van de Heer niet te vergeten en zich niet te laten misleiden door de fraai versierde gouden en zilveren beelden die ze zouden zien. 3 Naast andere vermaningen drong hij erop aan de leer niet uit hun hart te bannen. 4 Verder staat er in hetzelfde geschrift dat de profeet, gehoorzaam aan een goddelijke ingeving, de verbondstent en de ark liet halen en achter hem aan liet dragen, terwijl hij de berg beklom die Mozes bestegen had om het erfdeel van God te aanschouwen. 5 Daar aangekomen vond Jeremia een rotsspelonk; daarin plaatste hij de tent, de ark en het reukofferaltaar en hij sloot de toegang af. 6 Toen enkele van zijn metgezellen er weer heen gingen om de weg te markeren, konden ze de plaats niet meer vinden. 7 Jeremia hoorde van hun poging en maakte hun verwijten. Hij zei: ‘Die plaats moet onbekend blijven, totdat God zijn volk weer samenbrengt en het zijn barmhartigheid toont. 8 Dan zal de Heer dat alles weer tevoorschijn brengen; dan zal de glorie van de Heer in een wolk verschijnen, zoals dat gebeurd is in de tijd van Mozes en ook in die van Salomo, toen hij bad dat de tempel op grootse wijze geheiligd zou worden.’ 9 Ook werd erin verteld wat Salomo in zijn wijsheid deed toen hij bij de voltooiing van de tempel het inwijdingsoffer opdroeg: 10 zoals er tijdens Mozes’ gebed tot de Heer vuur uit de hemel was neergedaald, zo daalde er ook tijdens zijn gebed vuur neer en dit verteerde de brandoffers. 11 Met betrekking tot dat offer heeft Mozes verklaard: ‘Omdat het zondeoffer niet genuttigd is, is het door het vuur verteerd.’ 12 Ook Salomo heiligde acht dagen lang het inwijdingsfeest. 13 Behalve deze dingen vermelden die boeken, namelijk de gedenkschriften van Nehemia, ook dat Nehemia een bibliotheek had aangelegd, waarin hij de boeken bijeenbracht die betrekking hadden op de koningen, de geschriften van de profeten en van David, evenals de brieven van de koningen betreffende schenkingen aan de tempel. 14 Nu heeft Judas die boeken, die door de oorlog waarin wij gewikkeld zijn geraakt verspreid waren, weer bijeengebracht, en ze zijn weer in ons bezit. 15 Mocht u ze nodig hebben, dan kunt u ze laten halen. 16 Wij schrijven u, omdat we van plan zijn de reiniging van de tempel te heiligen. Wij houden u de plicht voor, dit feest te heiligen. 17 God, die heel zijn volk bevrijd heeft en het erfdeel, het koningschap, het priesterschap en de tempel aan zijn volk heeft teruggegeven, 18 zoals Hij dat in de leer had beloofd, God zal zich spoedig, naar wij hopen, over ons ontfermen en ons vanuit alle windstreken weer bijeenbrengen naar zijn heilige plaats. Want Hij heeft ons uit grote nood verlost en de plaats gereinigd. 19 De geschiedenis van Judas de Makkabeeër en van zijn broers, de reiniging van de grote tempel en de wijding van het altaar, 20 de oorlogen tegen Antiochus Epifanes en zijn zoon Eupator 21 en de hemelse verschijningen die ten deel zijn gevallen aan degenen die met zoveel toewijding en heldhaftigheid streden voor het jodendom. (Willibrord Vertaling 1995)

     

    Dat de apocriefe boeken 1 en 2 Makkabeeën naar de ark van het verbond verwijzen in relatie naar het herstel van Israël bevestigd echter, dat er toen al wilde verwachtingen betreffende de ark, de ronde deden. Voor mij is het duidelijk dat dit toegevoegd boek aan de Joodse Bijbel, in de toekomst een bron van misleiding zal worden, wanneer inderdaad ooit een replica van de Ark gevonden zal worden. Dit attribuut zal zijn rol spelen in de herstelde offerdienst. Wanneer bovendien de Israëlische handlanger van het ‘Beest uit de zee’, vuur uit de hemel op het dierenoffer kan laten neerregenen, zal menigeen overtuigd zijn van de juistheid van de nieuwe religie. Het toppunt van misleiding zal het plaatsnemen van ‘het beest’ op de Tempelberg zijn. Voor Paulus in zijn tweede brief aan de Thessalonicenzen is dit het begin van het einde van de eindtijd:

    2 Thessalonicenzen 2:3 Laat niemand u misleiden, op welke wijze ook, want eerst moet de afval komen en de mens der wetteloosheid zich openbaren, de zoon des verderfs , 4 de tegenstander, die zich verheft tegen al wat God of voorwerp van verering heet, zodat hij zich in de tempel Gods zet, om aan zich te laten zien, dat hij een god is. 5 Herinnert gij u niet, dat ik, toen ik nog bij u was, u dit meermalen gezegd heb?

     

    Paulus spreekt over de afval die aan de komst van ‘de tegenstander’ voorafgaat. Uiteindelijk gaat het naar de aanbidding van het beest, in volledige afwijzing van de God van de Bijbel. Wanneer we verder de rede over de laatste dingen van de Heer Jezus Christus naar het Matteüs-evangelie volgen, blijkt de chronologie overeen te stemmen met de overige Bijbelboeken:

    Matteüs 24:23 Indien dan iemand tot u zegt: Zie, hier is de Christus, of: Hier, gelooft het niet. 24 Want er zullen valse christussen en valse profeten opstaan en zij zullen grote tekenen en wonderen doen, zodat zij, ware het mogelijk, ook de uitverkorenen zouden verleiden. 25 Zie, Ik heb het u voorzegd. 26 Indien men dan tot u zegt: Zie, Hij is in de woestijn, gaat er niet heen; zie, Hij is in de (geheime) binnenkamer, gelooft het niet.

     

    Het zich tot een god verheffen door ‘het beest’ te Jeruzalem, is het startsein voor het gelovig overblijfsel van de Israël om naar de bergen te vluchten zoals we in Matteüs 24:15-16 gelezen hebben. Dit is een omgekeerde exodus die in meerdere Bijbelboeken beschreven staat:

    Openbaring 12:6 En de vrouw vluchtte naar de woestijn, waar zij een plaats heeft, door God bereid, opdat zij daar twaalfhonderd zestig dagen onderhouden zou worden.

     

    De vermelde plaats naar waar in Openbaring 12:6 verwezen wordt, is volgens het Bijbelboek Daniël het over-Jordaanse gebied, of het huidige Jordanië en het noordwesten van Saoedi-Arabië. Daniël beschrijft in het elfde hoofdstuk van het gelijknamige Bijbelboek de invasie van de koning van het Noorden, ook de Assyriër genaamd (zie link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1421017200&stopdatum=1421622000 en scrol naar beneden), die vanuit zijn kernland, het herstelde Assyrië, de landen van het Midden-Oosten zal overrompelen en hierbij drie koningen ten val brengt. Maar dan staat er geschreven dat het gebied van Edom, Moab en Moab aan zijn macht zullen ontkomen.

    Daniël 11:41 Ook het Sieraadland (=Israël) zal hij (=de koning van het noorden) binnenvallen, en velen zullen struikelen; maar aan zijn macht zullen ontkomen: Edom, Moab en de keur der Ammonieten.

     

    Ook de profeet Jesaja verwijst naar de woestijn van het over-Jordaanse gebied:

    Jesaja 16:1 Heersers des lands, zendt de lammeren van de rotsen (Petra) de woestijn in naar de berg der dochter van Sion.

     

    Het is in deze woestijn dat zij veilig van de koning van het noorden alias ‘het beest’ drie en half jaar door de HERE God onderhouden zullen worden:

    Hosea 2:13 Daarom zie, Ik zal haar lokken, en haar leiden in de woestijn, en spreken tot haar hart. 14 Ik zal haar aldaar haar wijngaarden geven, en het dal Achor maken tot een deur der hoop. Dan zal zij daar zingen als in de dagen van haar jeugd, als ten dage toen zij trok uit Egypte.

     

    Jeremia 31:2 Zo zegt de HERE: Het volk der ontkomenen aan het zwaard vond genade in de woestijn, Israël, op weg naar zijn rust.

     

    Openbaring 3:10 Omdat gij het bevel bewaard hebt om Mij te blijven verwachten, zal ook Ik u bewaren voor de ure der verzoeking, die over de gehele wereld komen zal, om te verzoeken hen, die op de aarde wonen. 11 Ik kom spoedig; houd vast wat gij hebt, opdat niemand uw kroon neme.

     

     

    De vlucht van de getrouwe Israëli’s naar de bergen, als een gevolg van het zien staan van de gruwel der verwoesting op de Tempelberg, geschied in de helft van de zevenjarige oordeelsperiode. Gedurende tweeënveertig maanden zullen zij daarna onaangetast door ‘het beest’ in de woestijn verblijven, in wezen een derde ballingschap, waarna zij aan het einde van de eindtijd het Beloofde Land binnengeleid zullen worden. In de woestijn vindt ook de geprofeteerde bruiloft plaats waarbij Israël geestelijk hersteld wordt:

    Hosea 2:15 En het zal te dien dage geschieden, luidt het woord des HEREN, dat gij Mij noemen zult: mijn man, en niet meer: mijn Baäl. 16 Ja, Ik zal de namen der Baäls verwijderen uit haar mond; hun naam zal niet meer genoemd worden. 17 Te dien dage zal Ik voor hen een verbond sluiten met het gedierte des velds, het gevogelte des hemels en het kruipend gedierte der aarde. Dan zal Ik boog en zwaard en oorlogstuig in het land verbreken, en hen veilig doen wonen. 18 Ik zal u Mij tot bruid werven voor eeuwig: Ik zal u Mij tot bruid werven door gerechtigheid en recht, door goedertierenheid en ontferming; 19 Ik zal u Mij tot bruid werven door trouw; en gij zult de HERE kennen.

     

    Openbaring 19:9 En hij zeide tot mij: Schrijf, zalig zij, die genodigd zijn tot het bruiloftsmaal  des Lams.

     

    De genodigden tot de bruiloft zijn naar mijn mening de ‘vol’tallige Gemeente, de Ekklesia die kort voor de tijd van ‘het herstel van het koningschap van Israël’ (Handelingen 1:6-11) hun opstanding hadden (1 Thessalonicenzen 4:13-17), en naar de Stad van God in de hemel werden opgetrokken. Vanuit die andere dimensie zijn zij vanuit hun transparante verblijfplaats van Boven uit getuige van het herstel van Israël in de woestijn.

     

    Gedurende de nog resterende tweeënveertig maanden gaan de oordelen zoals beschreven in het Bijbelboek Openbaring, over de wereld. Eerst de ruiters, vervolgens de bazuinoordelen gevolgd door de schalen van gramschap. Helemaal aan het einde met de slag bij Harmageddon komt de Koning der koningen, de Heer der heren, Jezus Christus naar Jeruzalem terug (Openbaring hoofdstuk 19). Wat weer aansluit bij de rede over de laatste dingen van de Heer Jezus Christus, volgens het evangelie naar Matteüs 24:

    Matteüs 24:27 Want gelijk de bliksem komt van het oosten en licht tot het westen, zo zal de komst van de Zoon des mensen zijn. 28 Waar het aas is, daar zullen de gieren zich verzamelen. 29 Terstond na de verdrukking dier dagen zal de zon verduisterd worden en de maan zal haar glans niet geven en de sterren zullen van de hemel vallen en de machten der hemelen zullen wankelen. 30 En dan zal het teken van de Zoon des mensen verschijnen aan de hemel en dan zullen alle stammen der aarde zich op de borst slaan en zij zullen de Zoon des mensen zien komen op de wolken des hemels, met grote macht en heerlijkheid.

     

    Het is aan het einde van de eindtijd zoals vermeld in Matteüs 24:29 dat er een bijzonder kosmisch fenomeen aan zon en maan geschied. Het is dezelfde gebeurtenis die de profeet Joël aankondigde:

    Joël 2:28 Daarna zal het geschieden, dat Ik mijn Geest zal uitstorten op al wat leeft, en uw zonen en uw dochters zullen profeteren; uw ouden zullen dromen dromen; uw jongelingen zullen gezichten zien. 29 Ook op de dienstknechten en op de dienstmaagden zal Ik in die dagen mijn Geest uitstorten. 30 Ik zal wonderen geven in de hemel en op de aarde, bloed en vuur en rookzuilen. 31 De zon zal veranderd worden in duisternis en de maan in bloed, voordat de grote en geduchte dag des HEREN komt. 32 En het zal geschieden, dat ieder die de naam des HEREN aanroept, behouden zal worden, want op de berg Sion en te Jeruzalem zal ontkoming zijn, zoals de HERE gezegd heeft; en tot de ontkomenen zullen zij behoren, die de HERE zal roepen. (NBG 1951 vertaling)

     

    Voor het gevestigde christendom werd de profetie van Joël 2:28-32, met Pinksteren bij het begin van de Kerk of Gemeente volledig vervuld. Voor velen van hen leert de Schrift (volgens hun exegese) geen derde herstel van Israël als volk, geestelijk en nationaal in het oude land der vaderen. De kerk is volgens deze leer in de plaats van het Jodenvolk of Israël gesteld. Wanneer we de profetie van Joël echter vrij van alle tradities willen lezen en innemen, moet het duidelijk zijn dat in 30 AD met de uitstorting van de Heilige Geest over honderdtwintig mannen en vrouwen te Jeruzalem, niet de volledige vervulling van het betreffende Bijbelcitaat, geschiedde.

    Ook is het chronologisch gezien, pas aan het einde van de eindtijd dat de zon zal veranderd worden in duisternis en de maan in bloed. De tetrade van bloed-manen van 2014/2015 die vier maal gelijk vielen met de Joodse feestdagen van Pesach en Sukkot. En nu in september 2015 voor de laatste keer met Sukkot gezien zal worden, is aldus ook niet de vervulling van de profetie van Joël. Op God ‘s tijd echter en op een dag door een astronoom niet te berekenen, zal deze profetie pas uitkomen. Zie ook het artikel op dit blog van 20-05-2014: de profeet Joël en de tetrade van bloedrode maansverduisteringen in 2014/2015. Zie link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1400450400&stopdatum=1401055200

     

    Wordt vervolgd..

     

    Met vriendelijke groet,

    Robert De Telder

     

    P.S. Mijn boek ‘Apocalyps’ van 2009, ISBN: 978 16 1627 432 0, kan op eenvoudig verzoek per email via dit blog, aan u, geachte lezer(es), in PDF formaat toegezonden worden.


    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (3 Stemmen)
    15-08-2015, 00:00 geschreven door Eigenzinnige Wezel  
    Reacties (0)
    02-07-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De Tijden der Heidenen

    Lucas 21:20 Zodra gij nu Jeruzalem door legerkampen omsingeld ziet, weet dan, dat zijn verwoesting nabij is. 21 Laten dan die in Judea zijn, vluchten naar de bergen, en die binnen de stad zijn, de wijk nemen, en die op het land zijn, er niet binnengaan, 22 want dit zijn de dagen van vergelding, waarin alles wat geschreven is, in vervulling gaat. 23 Wee de zwangeren en de zogenden in die dagen!

     

     

    Want er zal grote nood zijn over het land en toorn over dit volk, 24 en zij zullen vallen door de scherpte des zwaards en als gevangenen weggevoerd worden onder alle heidenen, en Jeruzalem zal door heidenen vertrapt worden, totdat de tijden der heidenen zullen vervuld zijn.

    25 En er zullen tekenen zijn aan zon en maan en sterren, en op de aarde radeloze angst onder de volken vanwege het bulderen van zee en branding, 26 terwijl de mensen bezwijmen van vrees en angst voor de dingen, die over de wereld komen. Want de machten der hemelen zullen wankelen. 27 En dan zullen zij de Zoon des mensen zien komen op een wolk, met grote macht en heerlijkheid. 28 Wanneer deze dingen beginnen te geschieden, richt u op en heft uw hoofden omhoog, want uw verlossing genaakt. 29 En Hij sprak een gelijkenis tot hen: Let op de vijgenboom en op al de bomen. 30 Zodra zij uitlopen, weet gij uit uzelf, omdat gij het ziet, dat de zomer reeds nabij is. 31 Zo moet ook gij, wanneer gij dit ziet geschieden, weten, dat het Koninkrijk Gods nabij is. 32 Voorwaar, Ik zeg u, dit geslacht zal geenszins voorbijgaan, voordat alles geschiedt. 33 De hemel en de aarde zullen voorbijgaan, maar mijn woorden zullen geenszins voorbijgaan. (NBG Vertaling 1951)

     

    Op dit blog hou ik mij in de eerste plaats met chronologie bezig. Bij de titel en het onderwerp van ons artikel; het Bijbelcitaat van de evangelist Lucas 21:24, schrijven we aldus anno 30 AD, voor het jaartal wanneer de Heer Jezus Christus kort voor zijn lijden, sterven en opstanding, in zijn rede over de laatste dingen, deze woorden uitspreekt. De stad Jeruzalem en het land Judea zaten sinds het jaar 63 v. Chr. onder de Romeinse hiel, en daarvoor waren het de Grieken, daarvoor de Meden en de Perzen en daarvoor de Babyloniërs geweest, die in opeenvolging over Jeruzalem geheerst hadden. Het waren sinds de inname van Jeruzalem door de legers van de Babyloniër Nebukadnezar in 586 v. Chr. de TIJDEN der Heidenen. ‘Tijden’ dat vreemde, niet-Joodse heersers, over de stad Jeruzalem en de Tempelberg zouden heersen. Ik schrijf met opzet ‘Tempelberg’ in plaats van Tempel aangezien de tempel in die lange geschiedenis tweemaal vernietigd werd. De profetische woorden van de Heer Jezus Christus in zijn rede over de laatste dingen, zoals door de evangelist Lucas overgeleverd, zouden de eerste maal in vervulling gaan in het jaar 70 AD wanneer de legioenen van de Romein Titus de stad en de Tempel vernietigden en de bevolking van Judea in ballingschap wegvoerden. De Tempelberg te Jeruzalem zou er daarna een hele tijd desolaat bijliggen. Later herbouwden de Romeinen de stad en plaatsten een bouwwerk op de Tempelberg, dat later na de verovering van Jeruzalem door de Arabische moslims, in 691 AD vervangen werd door een Islamitisch heiligdom. Dit is de bekende achthoekige rotskoepel die tot op heden de Tempelberg overheerst.

     

     

    Zoals eerder vermeld ving de periode van de vreemde overheersing van Jeruzalem en de Tempelberg met de Babylonische overheersing, aan. In het jaar 605 v. Chr. werden zij schatplichtig aan Nebukadnezar en in 586 v. Chr. volgde de verwoesting van de stad en tempel door de hand van de Babyloniërs. De eerste (van in totaal drie) wegvoering(en) in Babylonische ballingschap gebeurde in 605 v. Chr. Een wegvoering waar de profeet Daniël als jonge knaap, deel van uitmaakte. Later zou Daniël terwijl in ballingschap, een aantal profetische visioenen krijgen met betrekking op de toekomstige geschiedenis van Israël, de stad Jeruzalem en de (herbouwde) Tempel. In detail kan men in het gelijknamige Bijbelboek Daniël in de hoofdstukken twee en zeven, de verschillende eerder genoemde wereldrijken die over Jeruzalem en de Tempelberg zouden heersen, terugvinden. Het is naar de profetie van Daniël, dat de Heer Jezus Christus in Zijn rede over de laatste dingen, verwijst

     

     

    Matteüs 24:15 Wanneer gij dan zult zien den gruwel der verwoesting, waarvan gesproken is door Daniël, den profeet, staande in de heilige plaats; (die het leest, die merke daarop!) 16 Dat alsdan, die in Judea zijn, vlieden op de bergen; 17 Die op het dak is, kome niet af, om iets uit zijn huis weg te nemen; 18 En die op den akker is, kere niet weder terug, om zijn klederen weg te nemen. Enz. (Statenvertaling)

     

    Bij de eerste komst van de Heer Jezus Christus zuchtte Israël al zes eeuwen onder vreemde overheersing. En sinds het optreden van de laatste profeet van het zogenaamde Oude Testament; Maleachi, was er geen Godsopenbaring meer geweest. Het optreden van Johannes de Doper in 26 AD in de geest van Elia en het Zich daaropvolgend bekendmaken van Jezus van Nazareth als de Christus of Messias had daarom voor heel wat opschudding gezorgd, maar leidde niet naar het aanvaarden van Hun persoon en boodschap. Beiden werden afgewezen en terechtgesteld. Het volk en haar leiders zouden veertig jaar daarna door de Romeinen uit het land gerukt worden en de stad en Tempel vernietigd.

     

    Heilshistorisch gezien begon er in dezelfde periode een nieuw handelen van de HERE God met de Gemeente of Ekklesia, dat met Pinksteren 30 AD van start ging, en tot op heden voortgaat. Een Ekklesia waar zowel Joden als niet-Joden of heidenen tot geroepen worden. In 30 AD bestond de jonge Gemeente te Jeruzalem uitsluitend uit Joden, maar later zouden niet-Joden toegevoegd worden. De verwachting van het herstel van het koningschap van Israël was echter nog altijd een belangrijk onderwerp voor de eerste discipelen, getuige hun vragen hiernaar bij de Heer Jezus Christus tijdens Diens optreden tussen zijn Opstanding en Hemelvaart. Zie het hierna volgende Bijbelgedeelte:

    Handelingen 1:1 Mijn eerste boek heb ik gemaakt, Teofilus, over al wat Jezus begonnen is te doen en te leren, 2 tot de dag dat Hij werd opgenomen, nadat Hij aan de apostelen, die Hij had uitgekozen, door de heilige Geest zijn bevelen had gegeven; 3 aan wie Hij Zich ook na zijn lijden met vele kentekenen levend heeft vertoond, veertig dagen lang hun verschijnende en tot hen sprekende over al wat het Koninkrijk Gods  betreft. 4 En terwijl Hij met hen aanzat, gebood Hij hun Jeruzalem niet te verlaten, maar te blijven wachten op de belofte van de Vader, die gij (zeide Hij) van Mij gehoord hebt . 5 Want Johannes doopte met water, maar gij zult met de heilige Geest gedoopt worden, niet vele dagen na deze. 6 Zij dan, die daar bijeengekomen waren, vroegen Hem en zeiden: Here, herstelt Gij in deze tijd het koningschap voor Israël? 7 Hij zeide tot hen: Het is niet uw zaak de tijden of gelegenheden te weten, waarover de Vader de beschikking aan Zich gehouden heeft, 8 maar gij zult kracht ontvangen, wanneer de heilige Geest over u komt, en gij zult mijn getuigen zijn te Jeruzalem en in geheel Judea en Samaria en tot het uiterste der aarde. 9 En nadat Hij dit gesproken had, werd Hij opgenomen, terwijl zij het zagen, en een wolk  onttrok Hem aan hun ogen. 10 En toen zij naar de hemel staarden, terwijl Hij henenvoer, zie, twee mannen in witte klederen stonden bij hen, 11 die ook zeiden: Galileese mannen, wat staat gij daar en ziet op naar de hemel? Deze Jezus, die van u opgenomen is naar de hemel, zal op dezelfde wijze wederkomen , als gij Hem ten hemel hebt zien varen. (NBG Vertaling 1951)

     

    Dat de profetische Woorden van de Heer Jezus Christus in zijn rede over de laatste dingen, zowel over de gebeurtenissen in het jaar 70 AD als nog een toekomstige tijd handelden, heeft te maken met het feit dat met Pinksteren 30 AD, de Joden en hun leiders nogmaals het heil in Jezus Christus aangeboden werden. Zie het Bijbelboek Handelingen hoofdstuk 2:14 en 3:14 en verder:

    Handelingen 3:19 Komt dan tot berouw en bekering, opdat uw zonden uitgedelgd worden, opdat er tijden van verademing mogen komen van het aangezicht des Heren, 20 en Hij de Christus, die voor u  tevoren bestemd was, Jezus, zende; 21 Hem moest de hemel opnemen tot de tijden van de wederoprichting aller dingen, waarvan God gesproken heeft bij monde van zijn heilige profeten, van oudsher….

     

    Dit aanbod was reëel en indien Israël hier positief was op ingegaan zou het Profetisch Woord en de zeventigste jaarweek van Daniël toen zijn ingegaan. Het toneel stond namelijk al klaar. Het vierde beestrijk van de profeet Daniël was in het Romeinse Rijk aangetreden, en klaar zijn rol te vervullen. De Joden hebben echter ook de missie van de apostelen afgewezen en het Bijbelboek Handelingen sluit af met hoofdstuk 28, met de geschiedenis van de Joodse leiders in de diaspora te Rome, die redetwistend van Paulus weggaan. En het is op dit tijdstip dat de nieuwe Ekklesia van niet-Joden en Joden zoals uiteengezet in de Efeze-brief, echt van start gaat. Een periode van bijna twintig eeuwen inmiddels. De periode ook van de Tijden der heidenen, wat het (ontvolkte) land Israël en de Tempelberg betreft. Paulus beschrijft het in zijn Galatenbrief als twee bedelingen, twee huishoudingen Gods:

    Galaten 4:21 Zegt mij, gij, die onder de wet wilt staan, luistert gij niet naar de wet? 22 Er staat immers geschreven, dat Abraham twee zonen had, één bij de slavin en één bij de vrije. 23 Maar die van de slavin was naar het vlees verwekt, doch die van de vrije door de belofte. 24 Dit is iets, waarin een diepere zin ligt. Want dit zijn twee bedelingen: de ene van de berg Sinai, die slaven baart, dit is Hagar. 25 Het (woord) Hagar betekent de berg Sinai in Arabië. Het staat op één lijn met het tegenwoordige Jeruzalem, want dat is met zijn kinderen in slavernij. 26 Maar het hemelse Jeruzalem is vrij; en dat is onze moeder. (NBG Vertaling 1951)

     

    Johannes 1:1 In den beginne was het Woord en het Woord was bij God en het Woord was God. 2 Dit was in den beginne bij God. 3 Alle dingen zijn door het Woord geworden en zonder dit is geen ding geworden, dat geworden is. 4 In het Woord was leven en het leven was het licht der mensen; 5 en het licht schijnt in de duisternis en de duisternis heeft het niet gegrepen. 6 Er trad een mens op, van God gezonden, wiens naam was Johannes; 7 deze kwam als getuige om van het licht te getuigen, opdat allen door hem geloven zouden. 8 Hij was het licht niet, maar was om te getuigen van het licht. 9 Het waarachtige licht, dat ieder mens verlicht, was komende in de wereld. 10 Hij was in de wereld, en de wereld is door Hem geworden, en de wereld heeft Hem niet gekend. 11 Hij kwam tot het zijne, en de zijnen hebben Hem niet aangenomen. 12 Doch allen, die Hem aangenomen hebben, hun heeft Hij macht gegeven om kinderen Gods te worden, hun, die in zijn naam geloven; 13 die niet uit bloed, noch uit de wil des vlezes, noch uit de wil eens mans, doch uit God geboren zijn.

     

    Vandaag, het einde of de vervulling van de tijden der heidenen berekenen is onmogelijk, hoewel dit voor velen een belangrijke oefening blijft, in het bijzonder voor Anglo-Amerikanen die keer op keer via het internet nieuwe data de wereld insturen. Nochtans was het antwoord van de Heiland aan de discipelen die naar het ‘wanneer’ van het herstel van het koningschap voor Israël, vroegen: “Het is niet uw zaak de tijden of gelegenheden te weten, waarover de Vader de beschikking aan Zich gehouden heeft”.

     

    Wanneer vingen de Tijden der heidenen aan? We hebben de aandacht al gevestigd op de jaren 605 v. Chr. en 586 v. Chr. met Nebukadnezar en de wegvoering in Babylonische Ballingschap.

    2 Koningen 25:8 Daarna in de vijfde maand (AB), op den zevenden der maand (dit was het negentiende jaar van Nebukadnezar, den koning van Babel) kwam Nebuzaradan, de overste der trawanten, de knecht des konings van Babel, te Jeruzalem. 9 En hij verbrandde het huis des HEEREN, en het huis des konings, mitsgaders alle huizen van Jeruzalem; en alle huizen der groten verbrandde hij met vuur.

     

    Naar de westerse kalender omgerekend geschiedde de vernietiging van de Tempel te Jeruzalem op 18 juli 586 v. Chr.

     

    Maar er zijn nog data die in aanmerking komen. De heerlijkheid des HEREN bijvoorbeeld, de zogenaamde Shekinah, die het Heilige der heiligen in de Tempel vulde, was voor de vernietiging van de Tempel door de hand van de Babyloniërs, al eerder vertrokken. Het is de profeet Ezechiël die jaartal, maand en dag opgeeft:

     

    Ezechiël 8:1 Het geschiedde nu in het zesde jaar, in de zesde maand, op den vijfden der maand, als ik in mijn huis zat, en de oudsten van Juda voor mijn aangezicht zaten, dat de hand des Heeren HEEREN daar over mij viel.

     

     

    Ezechiël 10:18 Toen ging de heerlijkheid des HEEREN van boven den dorpel des huizes weg, en stond boven de cherubs. 19 En de cherubs hieven hun vleugelen op, en verhieven zich van de aarde omhoog voor mijn ogen, als zij uitgingen; en de raderen waren tegenover hen; en elkeen stond aan de deur der Oostpoort van het huis des HEEREN; en de heerlijkheid des Gods Israëls was van boven over hen.

     

    Ezechiël 11:23 En de heerlijkheid des HEEREN rees op van het midden der stad, en stond op den berg, die tegen het oosten der stad is.

     

    Naar onze westerse kalender omgerekend geschiedde dit op 17 september 592 v. Chr. en ligt dit vertrek anno 2015 al 2606 jaar achter ons.

     

    Het begin van het wonen van de Heerlijkheid des HEREN in de Tent der samenkomst in de wildernis nabij de berg Gods, gaat terug tot de eerste dag van de maand Nisan (april) van het jaar 1482 v. Chr., een jaar na de trek uit Egypte:

    Exodus 40:16 Mozes nu deed het naar alles, wat hem de HEERE geboden had; alzo deed hij. 17 En het geschiedde in de eerste maand, in het tweede jaar, op den eersten der maand, dat de tabernakel opgericht werd….

    … 34 Toen bedekte de wolk de tent der samenkomst; en de heerlijkheid des HEEREN vervulde den tabernakel. 35 Zodat Mozes niet kon ingaan in de tent der samenkomst, dewijl de wolk daarop bleef, en de heerlijkheid des HEEREN den tabernakel vervulde.

    36 Als nu de wolk opgeheven werd van boven den tabernakel, zo reisden de kinderen Israëls voort in al hun reizen. 37 Maar als de wolk niet opgeheven werd, zo reisden zij niet tot op den dag, dat zij opgeheven werd. 38 Want de wolk des HEEREN was op den tabernakel bij dag, en het vuur was er bij nacht op, voor de ogen van het ganse huis Israëls in al hun reizen.

     

     

    Het jaartal 1483 v. Chr. voor de exodus uit Egypte, werd berekend op basis van de sabbat- en jubeljaren. Zie TIJD en TIJDEN, 2015, blz. 120. Zie link: http://boekscout.nl/shop/ViewProduct.aspx?bookId=5579

     

    Vanaf 1482 v. Chr. tot 592 v. Chr. waren het 890 jaar, en tot anno 2015 zijn het inmiddels 3496 jaren.

    De vervulling van de Tijden der Heidenen over Jeruzalem en de Tempelberg, wordt beschreven in het laatste Bijbelboek Openbaring:

    Openbaring 11:1 En mij werd een riet gegeven, een staf gelijk, met de woorden: Sta op en meet de tempel Gods en het altaar en hen, die daarin aanbidden. 2 Maar laat de voorhof, die buiten de tempel is, erbuiten, en meet die niet; want hij is aan de heidenen gegeven; en zij zullen de heilige stad vertreden, tweeënveertig maanden lang. 3 En Ik zal mijn twee getuigen lastgeven om, met een zak bekleed, te profeteren, twaalfhonderd zestig dagen lang.

     

    Over de twee getuigen van vers 3 schreef ik eerder op dit blog een artikel op 15-03-2014, zie link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1394406000&stopdatum=1395010800

     

    Een tijd geleden schafte ik via een internet-antiquariaat-boekhandel het boek van C. G. Ozanne, The First 7000 Years, 1970, aan. Deze onderzoeker van de chronologie van de Bijbel heeft zich ook aan het berekenen van het tijdstip van de tweede komst van Jezus Christus gewaagd (Chapter Eleven, page 153). Zijn uitgedokterd jaartal voor de wederkomst was het jaar 1996 en het begin van de zeventigste jaarweek berekende hij aldus voor het jaar 1989. Jaartallen die inmiddels al haast twintig jaar achter ons liggen.

    De historisch-chronologische constructie van Ozanne was mij al langer bekend. Aan het eind van de jaren zeventig, begin jaren tachtig van de vorige eeuw (ik was toen nog jong), maakte ik deel uit van een Velikovsky-comité, een studiegroep, die regelmatig samen kwam om de bevindingen van het werk van wijlen Dr. Immanuël Velikovsky (zie link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1419202800&stopdatum=1419807600) in het licht van de Bijbel te bespreken. Dr. Velikovsky was in 1974 persoonlijk op TV bij de Evangelische Omroep geweest, en genoot sindsdien in Nederland en België heel wat aandacht met zijn publicaties. Een boekuitgave van de EO in 1982 over het ontstaan van Israël, gaf ook aandacht aan de stellingen van Velikovsky, en stuitte op tegenstand van sommigen die de orthodoxe Egyptologie en hun Bijbelinvulling trouw bleven.

    De belangrijkste deelnemers aan de studiegroep waren Dr. Arie Dirkzwager en Prof. Dr. Hendrik Koorevaar. Van hen kreeg ik toen al heel wat materiaal van onderzoekers over Bijbelse chronologie. Een samenvatting van C.G. Ozanne ’s tijdsconstructie maakte daar deel van uit, maar dan zonder zijn eindtijdconstructie.

    Er is overigens heel wat bruikbaar materiaal te vinden in de studie van de Bijbelse chronologie door de onderzoeker C.G. Ozanne, zoals bijvoorbeeld zijn invulling van de Richterenperiode van Israël, op de tijdsbalk. En zijn afwijzen van de constructie van Thiele, die een knieval naar de Assyriologie deed en de Bijbelse chronologie aan die van Assur aanpaste. Het is de visie van Ozanne op de ‘Tijden der Heidenen’ en de berekening daarvan, waar hij vooral de mist ingaat.

     

    De ‘Tijden der heidenen’ zijn voor Ozanne een vaststaande berekende periode van 2520 jaar, die volgens hem in het verleden in de Bijbelse geschiedenis, al eens eerder gehanteerd werd. Zijn leidraad voor het getal ‘2520’ is het eerder geciteerde Bijbelcitaat uit Openbaring hoofdstuk 11 waar over een periode 42 maanden en 1260 dagen gesproken wordt; wat in totaal voor zeven jaar aan dertig dagen per maand staat. De zeven maal zevens van de profetie van Daniël hoofdstuk 9 hebben dezelfde waarde.

    Op basis van Hebreeën 4:9, Psalm 90:4 en 2 Petrus 3:8 waar staat geschreven dat duizend jaar als één dag gelden bij de HERE God, past hij dit principe ook op het Bijbelgedeelte van Openbaring hoofdstuk 11 toe, waar het nochtans om de alsnog letterlijke toekomstige periode van 2520 ‘dagen’ gaat. Zijn gebruik van een tijdsperiode van 2520 jaar op de tijdsbalk voor de Tijden der Heidenen, leidt hem van het jaar 604 v. Chr. naar het jaar 1917 AD. In de maand december van 1917 tijdens de eerste wereldoorlog, veroverden de Britten de stad Jeruzalem en de Tempelberg op de Turken. Voor Ozanne betekende dit het einde van het vertrappen van Jeruzalem door de heidenen. De Britten zag hij aldus duidelijk niet als heidenen maar als een ‘christelijke natie’. Hier liet hij echter de Bijbel los en gaf een invulling op basis van een christelijke traditie, die op haar beurt de wereld indeelde in christenen, Joden en heidenen, daar waar in de brieven van Paulus in het Nieuwe Testament het woord heiden geen scheldwoord is, maar een term die alleen maar onderscheid maakt tussen Jood en niet-Jood.

    Dit is een eerste voorbeeld van het bekomen van een slechte rekensomuitkomst. Het jaar 1917 betekende namelijk niet het einde van de tijden der heidenen, maar alleen maar het overgaan van het ene heidens (niet-Joods) bestuur over Jeruzalem en de Tempelberg, naar een ander. Ik verbaas me overigens iedere keer wanneer ik merk dat sommige Anglo-Amerikanen zich vereenzelvigen met hun zogenaamde christelijke naties en met blindheid geslagen zijn, wat het imperialistische verleden van hun respectievelijke staten, betreft.

     

    Een ander voorbeeld van Ozanne ‘s gebruik van de veronderstelde tijdsperiode van 2520 jaar, is zijn stelling dat er ook 2520 jaar op de tijdsbalk zitten tussen de Schepping en de Exodus? Hij beschouwt deze Bijbelse tijdsperiode ook als ‘een’ tijd der heidenen? Ozanne bouwt zijn tijdconstructie op vanaf de schepping van Adam en hanteert een anno mundi jaarrekening (wat overigens ook het Jodendom tot op het heden doet). Ozanne maakt gebruik van de geslachtsregisters van het Bijbelboek Genesis hoofdstuk 5 en arriveert aldus bij Noach en de Zondvloed in anno mundi 1656. Daarna gaat het verder via hoofdstuk 11 van het Bijbelboek Genesis tot aan de dood van Thera, de vader van Abraham. Hij doet dit echter met slechts één navigatiepunt in tijd; de schepping van Adam. Daarna is het een kwestie van optellen van de Bijbelse geslachtsregisters om tot aan de dood van Thera te komen. Zijn eerste obstakel is de leeftijd van Thera bij de geboorte van Abram, waar de Bijbel schijnbaar leert dat Thera zeventig jaar oud was. Ozanne verklaart terecht dat Abram, alhoewel als eerstgeborene in Genesis 11:26 vermeld, vermoedelijk niet de oudste van de drie was, maar zijn broer Haran. Het getal zeventig voor de leeftijd van Thera bij de geboorte van Abram is alzo chronologisch niet bruikbaar. En het is hier dat Ozanne zijn eerste schijf van 2520 jaar inlast ter bepaling van de leeftijd van Thera bij de geboorte van Abraham. Zoals eerder vermeld rekent hij vanaf de Schepping tot aan de Exodus met een tijdsperiode van 2520 jaar en rekent vanaf dit jaar terug in de tijd, naar Abraham toe. Het zijn 430 jaar terug vanaf de exodus en de wet tot op de belofte aan Abraham (Galaten 3:17). Het bekomen resultaat is uiteindelijk een periode van zeven jaar tussen de dood van Thera en de roeping van Abram wanneer deze vijfenzeventig jaar is (Genesis 12:4). Daarop rekent Ozanne verder vanaf de wet van Mozes met 480 jaar naar het vierde regeringsjaar van Salomo, en het begin van de bouw aan de Tempel te Jeruzalem in anno mundi 3000. Met zijn tijdsconstructie gebruikt hij in wezen slechts één navigatiepunt op de tijdsbalk, met daarnaast de veronderstelling dat er een schijf van 2520 jaar zit tussen Adam en de Exodus. En dat zijn echter te weinig navigatiepunten om met zekerheid een historisch jaartal te bepalen. Overigens, Ozanne ’s eerste link met de westerse jaartelling aan jaren voor Christus voor zijn tijdsconstructie, maakt hij pas in 605 en 586 v. Chr. met Nebukadnezar.

    In mijn werk TIJD en TIJDEN, 2015, blz. 11-21 breng ik ook een anno Mundi jaarrekening vanaf de zondvloed en de spraakverwarring maar maak hier al eerder de verbinding met de westerse kalender, en dit op basis van het hanteren van de sabbat- en jubeljaren in Israël volgens de rekenwijze van William Whiston. Van de dertig Jubeljaren die Whiston opgeeft, tussen de instelling van de Jubeljaren en de eerste komst van Jezus Christus, zijn er op de tijdsbalk elf verwijzingen naar historisch verankerde jubeljaren.

    En de verbinding die ik maak tussen Terah en Abram is op basis van een Rabbijns principe in de Seder Olam, de Joodse overlevering, die leert dat ‘Scripture does not come to hide but to explain’. Abram vertrekt zo in hetzelfde jaar dat zijn vader Thera sterft, vanuit Haran naar Kanaän. En niet zeven jaar later op basis van een veronderstelde schijf van 2520 jaar later. Integendeel de theorie van een eerste heidenperiodeschijf van 2520 jaar is hiermee weerlegd. Hierna het betreffende Schriftgedeelte:

    Genesis 11:26 En Terah leefde zeventig jaren, en gewon Abram, Nahor en Haran. 27 En deze zijn de geboorten van Terah: Terah gewon Abram, Nahor en Haran; en Haran gewon Lot. 28 En Haran stierf voor het aangezicht zijns vaders Terah, in het land zijner geboorte, in Ur der Chaldeeën. 29 En Abram en Nahor namen zich vrouwen; de naam van Abrams huisvrouw was Sarai, en de naam van Nahors huisvrouw was Milka, een dochter van Haran, vader van Milka, en vader van Jiska. 30 En Sarai was onvruchtbaar; zij had geen kind. 31 En Terah nam Abram, zijn zoon, en Lot, Harans zoon, zijns zoons zoon, en Sarai, zijn schoondochter, de huisvrouw van zijn zoon Abram, en zij togen met hen uit Ur der Chaldeeën, om te gaan naar het land Kanaän; en zij kwamen tot Haran, en woonden aldaar. 32 En de dagen van Terah waren tweehonderd en vijf jaren, en Terah stierf te Haran. Genesis 12:1 De HEERE nu had tot Abram gezegd: Ga gij uit uw land, en uit uw maagschap, en uit uws vaders huis, naar het land, dat Ik u wijzen zal. 2 En Ik zal u tot een groot volk maken, en u zegenen, en uw naam groot maken; en wees een zegen! 3 En Ik zal zegenen, die u zegenen, en vervloeken, die u vloekt; en in u zullen alle geslachten des aardrijks gezegend worden. 4 En Abram toog heen, gelijk de HEERE tot hem gesproken had; en Lot toog met hem; en Abram was vijf en zeventig jaren oud, toen hij uit Haran ging.

     

    De conclusie moet zijn dat de Bijbelse periode van de ‘Tijden der Heidenen’ niet uit een bepaalde periode van 2520 jaar bestaat. Dit getal kan aldus niet gebruikt worden ter berekening van het einde van de periode van de Tijden der heidenen.

     

    Op het internet zetten sommige Bijbelvorsers intussen hun werk voort met het fabriceren van alsmaar nieuwe jaartallen zoals 2015, 2017, 2030 enzoverder. Er zijn ook nog altijd onderzoekers die vasthouden aan de zesduizend plus duizendjaarschijftheorie en nieuw gedateerde Bijbelse chronologieën in verband met de wederkomst van Jezus Christus, aanbieden. En aangezien we inmiddels op de kalender, al vijftien jaar in het derde millennium na Christus gevorderd zijn, wordt de oorzaak bij chronologische fouten in het verleden gelegd. De Ptolemeüs-canon bijvoorbeeld die de chronologische tijdsbrug vormt tussen het Oude en het Nieuwe Testament wordt op het de korrel genomen en als foutief gebrandmerkt. In mijn boek TIJD en TIJDEN, 2015, appendix 1/6 maak ik duidelijk dat de Ptolemeüs-canon chronologisch als juist bevonden is, en samen met de sabbat- en jubeljaren als een correct bevonden tijdsbrug tussen het Oude en Nieuwe Testament staat.

     

    De komst van Christus voor Zijn Ekklesia en de tijden en gelegenheden die hierop betrekking hebben worden door Paulus in het bijzonder in zijn twee brieven aan de Thessalonicenzen beschreven. Zie 1 Thessalonicenzen 4:13-18 5:1-11 en 2 Thessalonicenzen 2:1-12. Berekenen, uitrekenen, komt in de boodschap van Paulus niet voor, wel verlangend uitzien en letten op de tekenen die vooraf gaan aan de komst.

     

    De Tijden der Heidenen, wat Israël en de Joden betreft, eindigen pas bij de komst van de Koning der koningen, de HEER der heren te Jeruzalem na de slag bij Harmageddon. In het Oude Testament beschrijft de profeet Zacharia het verslaan van de legers van de verenigde natiën met de komst van de Here HERE op de Olijfberg te Jeruzalem, wat het definitieve einde van de Tijden der Heidenen inluidt (zie Zacharia 14:1-21).

    Zacharia 14:9 En de HEERE zal tot Koning over de ganse aarde zijn; te dien dage zal de HEERE een zijn, en Zijn Naam één.

     

    Wat de wederkomst van Christus in de tussentijd wederhoudt, zijn wetmatigheden zoals de vrije wil van de mens in het aannemen of afwijzen van de HERE God, het ingaan van de volheid der heidenen en de maat der zonde. Wat dit laatste betreft is er een voorbeeld in het Oude Testament over een uitstel van oordeel. In het tweede jaar na de exodus trokken de Israëlieten onder leiding van Mozes, van de berg Gods op naar het Beloofde Land. Twaalf verspieders werden daarna aan de grens uitgezonden. Dit is een geschiedenis die algemeen bekend is. De twaalf verspieders verkennen gedurende veertig dagen het land, komen terug met druiventrossen die ze amper kunnen dragen, bevestigen dat het een land van melk en honing is, kortom een vruchtbaar land van overvloed. Maar tien van de twaalf verspieders overtuigen het volk dat het land onneembaar is vanwege de sterkte van de inwoners. Met zekerheid zouden zij ten onder gaan moesten ze trachten het land in te nemen. Het zijn alleen Jozua en Kaleb die geloof hebben en het land willen binnentrekken. Het volk echter laat zich overtuigen door de tien ongehoorzame verspieders en weigert binnen te trekken. Het resultaat is dat alle volwassenen van twintig jaar en daarboven gedoemd worden in de woestijn aan de rand van het Beloofde Land te verblijven, tot zij daar allen gestorven zijn (Numeri 14:28-35). De nieuwe generatie zou samen met Jozua en Kaleb, achtendertig jaar later in 1443 v. Chr., het Beloofde Land binnentrekken.

     

    Tegelijkertijd betekende de ongehoorzaamheid van de Israëlieten een uitstel van oordeel over de Amorieten en de andere bewoners van het land Kanaän. De maat van hun zonde was nochtans vol.

    Genesis 15:13 Toen zeide Hij tot Abram: Weet voorzeker, dat uw zaad vreemd zal zijn in een land, dat het hunne niet is, en zij zullen hen dienen, en zij zullen hen verdrukken vierhonderd jaren. 14 Doch Ik zal het volk ook rechten, hetwelk zij zullen dienen; en daarna zullen zij uittrekken met grote have. 15 En gij zult tot uw vaderen gaan met vrede; gij zult in goeden ouderdom begraven worden. 16 En het vierde geslacht zal herwaarts wederkeren; want de ongerechtigheid der Amorieten is tot nog toe niet volkomen. 17 En het geschiedde, dat de zon onderging en het duister werd, en ziet, daar was een rokende oven en vurige fakkel, die tussen die stukken doorging. 18 Ten zelfden dage maakte de HEERE een verbond met Abram, zeggende: Aan uw zaad heb Ik dit land gegeven, van de rivier van Egypte af, tot aan die grote rivier, de rivier Frath: 19 Den Keniet, en den Keniziet, en den Kadmoniet, 20 En den Hethiet, en den Fereziet, en de Refaieten, 21 En den Amoriet, en den Kanaäniet, en den Girgaziet, en den Jebusiet.

     

    De tijd was in 1482 v. Chr. rijp voor hun verwijdering uit het land, maar als een gevolg van Israëls ongeloof kregen zij achtendertig jaar respijt, uitstel van executie.

    Mozes behoorde tot het vierde geslacht. Hij ging terug tot op Levi, een van de twaalf zonen van Jakob/Israël.

    Misschien kunnen we in het licht van deze geschiedenis de lijn doortrekken naar het moderne Israël en de Arabische buurlanden. Vooreerst moet ik opmerken dat de Arabieren vandaag, geen Amorieten of Amalekieten zijn, maar ook Semieten die in de lijn van de aartsvader Sem hun oorsprong terugvinden. Op hen rusten uiteindelijk ook beloften van herstel in het komende Messiaanse Vrederijk. Zie o.a. het artikel van 18-06-2015 op dit blog i.v.m. Egypte, zie link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?ID=2731643

    Zij zijn wel sinds de dagen van Abraham en Ismaël tegenstanders van Israël en betwisten het recht met elkaar op het Beloofde Land. Zie TIJD en TIJDEN, 2015, hoofdstuk: De Assyriërs en Abraham, blz. 47-58.

     

    In de tweede helft van de negentiende eeuw kwam er een terugkeer van Joden naar Palestina, naar het oude land der vaderen Israël, op gang. Het waren de Russische pogroms ten tijde van het tsarenrijk dat een grote vluchtelingenstroom van Russische Joden op gang bracht. Een belangrijke groep vestigde zich toen al in Palestina dat nog onder Ottomaans bestuur stond. Anderen emigreerden naar Europa en Noord-Amerika. De tweede golf van terugkerende Joden volgde aan het eind van de eerste wereldoorlog toen de nieuwe machthebbers over het land; de Britten, voor een korte periode immigratie toestonden. Toen in Nazi-Duitsland vanaf 1935 de vervolging van de Joden begon, uitmondend in de Holocaust, sloot Groot-Brittannië de grenzen van Palestina voor Joodse immigratie. Ook de Verenigde Staten beperkten in 1939 de quota voor Joodse immigranten naar hun land. Na de tweede wereldoorlog en de vernietiging van ruim zes miljoen Joodse levens in het door de Nazi’s gecontroleerde Europa, kwam een nieuwe golf van terugkerende Joden naar Israël op gang, zij het clandestien tot mei 1948. Vanaf de oprichting van de staat Israël in mei 48 konden Joodse mensen vrij immigreren. In de maand november van het jaar voordien in 1947, hadden de Verenigde Naties positief gestemd voor de deling van het Britse mandaatgebied Palestina in twee staten, een Israëlische en een Arabische. De Joden in West-Palestina gingen hier positief op in en richten met het vertrek van de Britten in mei ’48, hun staat op. Een Arabische staat in Palestina is er toen niet gekomen. De buurlanden Jordanië en Egypte pikten het Arabische gebied van Palestina in en annexeerden het. Jeruzalem zou tot 1967 een gedeelde stad blijven met de tempelberg onder Jordaans beheer. Dit Islamitisch bestuur over de Tempelberg is ook na 1967 het jaar van de hereniging van West met Oost-Jeruzalem, onveranderd gebleven!

     

    Voor vele christenen was de ontwikkeling van 1947 tot 1967 een teken aan de wand dat de wederkomst van Christus nabij is. En terecht, de vijgenboom als beeld van Israël, naar wie Jezus Christus verwees in Lucas 21:29, is aan het botten geslagen. Men rekende toen een generatie aan veertig jaar, de tijd dat de Israëlieten in de woestijn moesten verblijven (1483/1443 v. Chr.). Van 1948 tot 1988 was een periode van veertig jaar en ik herinner me goed dat er in de jaren zeventig rekening mee gehouden werd dat 1988 het begin van het einde zou kunnen zien. De bekende Amerikaanse eindtijd-specialist Hal Lindsey schreef zelfs als vervolg op zijn bestseller ‘The Late Planet Earth’, een boek met de titel; ‘Counting down the Eighties’, een titel die voor zich zelf sprak. Maar er was meer aan de hand. Wanneer men vanaf het dertigste jubeljaar van 27/28 AD naar de huidige tijd doorrekend arriveert men in okt1987/sep1988 voor het zeventigste jubeljaar. Het begin van het zeventigste jubeljaar zag echter in oktober van 1987 een beurscrash in New York, dat het begin was van een financiële crisis die tot op heden door zindert, en in december 1987 brak de eerste Palestijns/Arabische volksopstand uit in het door Israël militair bestuurde Gaza, Samaria en Judea. Dit lijkt als een teken van Boven, dat de voorwaarden tot vervulling niet daar waren? In dat geval was het jaar 1987/1988 een scharnierjaar, naar een volgende episode van ontwikkelingen en verder afwachten.

     

    Vanaf de oprichting van de staat Israël ging het onmiddellijk aan beide kanten fout. De Arabische buurlanden die in de Verenigde Naties in 1947 tegengestemd hadden vielen de jonge staat Israël binnen en poogden de Joden in zee te drijven. Een offensief dat mislukte maar resulteerde in meer dan zevenhonderdduizend Arabische vluchtelingen (vooral vrouwen, kinderen en grijsaards) die het oorlogsgeweld ontvlucht hadden. Tijdens de vredesconferentie te Lausanne in 1949 weigerde Israël deze onfortuinlijke mensen opnieuw naar hun woonplaatsen te laten terugkeren. Het begin van veel miserie dat vandaag, drie generaties later onoplosbaar is geworden. De Arabische buurlanden verleenden de vluchtelingen ook geen asiel maar stopten hen in kampen waar de meesten sindsdien door de Verenigde Naties onderhouden worden. En na de zogenaamde zesdaagse oorlog van juni 1967 groeide het vluchtelingenaantal nog aan. Israël versloeg toen weer een Arabische coalitie en bezette in de loop van die oorlog: Gaza, de Sinaïwoestijn, de Golan-hoogte en de Westbank met Oost-Jeruzalem als hoofdprijs. Het verzoek daaropvolgend van Israël ’s zijde tot het sluiten van een vredesakkoord werd door de Arabische landen met de zogenaamde ‘drie nee ’s van Khartoum’ afgewezen. De drie nee ’s van toen waren; geen erkenning, geen onderhandelingen en nooit vrede. Zes jaar later in 1973 volgde de zogenaamde Jom Kippoeroorlog waarbij Syrië en Egypte op Israël ’s bijzondere religieuze feestdag, de grote Verzoendag, de Joodse stellingen langs het Suezkanaal en op de Golan-hoogte aanvielen. Ook deze aanval kon Israël afslaan, maar het feit dat de aanval op de Grote Verzoendag kon plaatsvinden, was een feit dat geen collectieve geestelijke reactie kende. Het land Israël en haar leiders gingen op hun eigen weg verder. In 1977 kwam de Egyptische leider Sadat persoonlijk naar Jeruzalem, sprak het parlement, de Joodse Knesset toe en bood vrede aan. Een aanbod waar Israël positief op inging. De eerder veroverde Sinaï ging in etappes terug naar Egypte en de Palestijnen in Gaza, Samaria en Judea zouden na onderhandelingen autonomie verkrijgen. Voor de Gaza-strip die Egypte van 1948 tot 1967 geannexeerd had bedankte Sadat, en liet het over aan Israël om tot een regeling met de Arabische inwoners te komen. Tot aan de internationale vredesconferentie van Madrid in 1991 zou Egypte als een paria in de Arabische wereld gelden. Na de val van de Berlijnse muur in 1989 en het (voorlopige) einde van de koude oorlog kwam het te Madrid tot een vredesregeling met de Arabische buurlanden (met uitzondering van Syrië) die de staat Israël erkenden en hun eerdere annexatie van Oost-Palestina opgaven. De Palestijnse delegatie maakte te Madrid deel uit van de Jordaanse delegatie. Het vervolg van de conferentie waren de vredesakkoorden tussen de Palestijnen en Israël in 1993 te Oslo waarbij er een Palestijnse autoriteit gecreëerd werd en autonomie voor een aantal Arabische steden op de Westbank. We zijn nu tweeëntwintig jaar verder en een algemene vredesregeling is vanwege verschillende redenen uitgebleven. Het is als een etterbuil geworden die op springen staat. Uiteindelijk gaat dit uitmonden in de grote verdrukking waar de Heer Jezus Christus over sprak in Zijn rede over de laatste dingen, waar ik mijn artikel mee aanving.

    Uiteindelijk draait het allemaal om het beloofde derde herstel van Israël, geestelijk en nationaal in het oude land der vaderen, en de houding van de Joden in Israël en de velen die alsnog de diaspora verkiezen. Een van de wetmatigheden waar ik eerder naar verwees is de vrije wil van de mens en de keuze die hij maakt. Het tegenwoordige Israël en Jeruzalem dat naar het woord van Paulus in de Galatenbrief (4:25) met haar kinderen buiten de genade staat en in slavernij is gaat haar eigen weg verder als lo-ammi, niet-mijn-volk. Het is aan hen om de juiste keuzes te maken zodat het aanbod van Sjavoe’ot (Pinksteren) in 30 AD werkelijkheid mag worden:

    Handelingen 3:19 Komt dan tot berouw en bekering, opdat uw zonden uitgedelgd worden, opdat er tijden van verademing mogen komen van het aangezicht des Heren, 20 en Hij de Christus, die voor u  tevoren bestemd was, Jezus, zende; 21 Hem moest de hemel opnemen tot de tijden van de wederoprichting aller dingen, waarvan God gesproken heeft bij monde van zijn heilige profeten, van oudsher….

     

    Matteüs 23:37 Jeruzalem, Jeruzalem! gij, die de profeten doodt, en stenigt, die tot u gezonden zijn! hoe menigmaal heb Ik uw kinderen willen bijeenvergaderen, gelijkerwijs een hen haar kiekens bijeenvergadert onder de vleugels; en gijlieden hebt niet gewild. 38 Ziet, uw huis wordt u woest gelaten. 39 Want Ik zeg u: Gij zult Mij van nu aan niet zien, totdat gij zeggen zult: Gezegend is Hij, Die komt in den Naam des Heeren!

     

    Hosea 5:14 Want Ik ben als een leeuw voor Efraïm, en als een jonge leeuw voor het huis van Juda. Ik, Ik zal verscheuren en heengaan; 15 Ik zal wegnemen, zonder dat iemand redden kan. Ik zal heengaan, Ik wil wederkeren naar mijn plaats (hemelvaart Christus 30 AD), totdat zij zich schuldig gevoelen en mijn aangezicht zoeken; wanneer het hun bang te moede is (grote verdrukking), zullen zij verlangend naar Mij uitzien. 6:1 Komt, laat ons wederkeren tot de HERE! Want Hij heeft verscheurd, en zal ons helen; Hij heeft geslagen, en zal ons verbinden. 2 Hij zal ons na twee dagen (de tussentijd) doen herleven, ten derden dage (het Messiaanse Vrederijk) zal Hij ons oprichten, en wij zullen leven voor zijn aangezicht. 3 Ja, wij willen de HERE kennen, ernaar jagen Hem te kennen. Zo zeker als de dage raad is zijn opgang. Dan komt Hij tot ons als de regen, als de late regen, die het land besproeit.

     

    Wordt vervolgd…

    Met vriendelijke groet,

    Robert de Telder


    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (3 Stemmen)
    02-07-2015, 07:22 geschreven door Eigenzinnige Wezel  
    Reacties (0)
    29-05-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Te dien dage zal er een altaar voor de HERE zijn midden in het land Egypte en aan zijn grens een opgerichte steen voor de HERE…

    Zoals beloofd in het artikel van 30-04-2015 (zie link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1430085600&stopdatum=1430690400 )

    over de profetie van Jesaja hoofdstuk 19 betreffende Egypte, vervolgen we nu verder dit onderwerp. De verzen van 1 tot en met 15 kregen met het vorige artikel een historische invulling in de periode voor en na het jaar 722 v. Chr. De verzen 16 tot en met 25 hebben zich in de geschiedenis van Egypte nog niet voorgedaan en wachten aldus nog op hun vervulling. De uitdrukking ‘Te dien dage’ slaat op de toekomstige periode van oordeel gevolgd door het Messiaanse Vrederijk, met het geprofeteerde derde herstel van Israël, samen met een overblijfsel van de Volken.

     

     

    Jesaja 19:16 Te dien dage zullen de Egyptenaren zijn als vrouwen: zij zullen sidderen en vrezen voor de dreigende hand van de HERE der heerscharen, waarmee Hij hen bedreigt; 17 en het land Juda zal voor Egypte een schrik zijn; zo dikwijls iemand het daaraan herinnert, zal het vrezen voor het besluit dat de HERE der heerscharen ertegen neemt.

    18 Te dien dage zullen er vijf steden in het land Egypte zijn, die de taal van Kanaän spreken en die bij de HERE der heerscharen zweren; één zal genoemd worden: stad der verwoesting.

    19 Te dien dage zal er een altaar voor de HERE zijn midden in het land Egypte en aan zijn grens een opgerichte steen voor de HERE. 20 En dit zal tot een teken en tot een getuigenis wezen voor de HERE der heerscharen in het land Egypte. Wanneer zij tot de HERE roepen vanwege verdrukkers, dan zal Hij hun een verlosser en een strijder zenden, die hen zal redden. 21 En de HERE zal Zich aan Egypte doen kennen, en Egypte zal te dien dage de HERE kennen; en zij zullen dienen met slachtoffer en spijsoffer en de HERE geloften doen en betalen. 22 Zo zal de HERE Egypte geducht slaan en genezen, en zij zullen zich tot de HERE bekeren, en Hij zal Zich door hen laten verbidden en hen genezen.

    23 Te dien dage zal er een heerbaan wezen van Egypte naar Assur, en Assur zal in Egypte komen en Egypte in Assur, en Egypte zal met Assur (de HERE) dienen. 24 Te dien dage zal Israël de derde zijn naast Egypte en Assur, een zegen in het midden der aarde, 25 omdat de HERE der heerscharen het gezegend heeft met de woorden: Gezegend zij mijn volk Egypte en het werk mijner handen, Assur, en mijn erfdeel Israël. (NBG Vertaling 1951)

     

    Vers 16 en verder, heeft het over een toekomstige tijdsperiode waar Egypte en Israël in betrokken zullen zijn. Het einde van de eindtijd is in de Bijbel een periode van zeven jaar. Dat leert ons het Bijbelboek Apocalyps en de zeventigste jaarweek van de profeet Daniël; een alsnog toekomstige jaarweek van zeven jaar. Over de zeventig jaarweken schreef ik een hoofdstuk in mijn boek TIJD en TIJDEN, 2015, blz. 395. Zie link: http://boekscout.nl/shop/ViewProduct.aspx?bookId=5579

     

     

    Dezelfde tijdsperiode vinden we ook in het laatste boek van de Bijbel: Openbaring of Apocalyps. Hier zien we ook twee perioden van samen 1260 dagen en 42 maanden beschreven worden, wat overeenkomt met zeven jaar aan 360 dagen per maand. Het is tijdens deze periode en met name in de tweede helft van de zevenjaarperiode dat een belangrijk gedeelte van de profetie van Jesaja hoofdstuk 19:16-25 tot haar vervulling komt.

     

    Maar laat ons eerst het begin van het einde van de eindtijd beschrijven. Het begin van de zeventigste jaarweek wordt door de profeet Daniël beschreven als: “En hij zal het verbond voor velen zwaar maken, een week lang…”. De ‘Hij’ is de Romein Titus die in 70 AD de stad Jeruzalem en de Tempel met de grond gelijk maakte en het volk in een tweede ballingschap wegvoerde. Dit betekent dat het Romeinse Rijk van de oudheid in de toekomst een herstel zal kennen. Een nieuwe Titus (ditmaal uit het gebied van het Oost-Romeinse Rijk) zal in de toekomst voor het sinds anno 1948 nationaal herstelde Israël, ‘het verbond’ zwaar maken en aldus de laatste jaarweek der wereldgeschiedenis inluiden. Ik herhaal nog even de profetie van Daniël:

    9:27 En hij zal het verbond voor velen zwaar maken, een week lang; in de helft van de week zal hij slachtoffer en spijsoffer doen ophouden; en op een vleugel van gruwelen zal een verwoester komen, en wel tot aan de voleinding toe, en waartoe vast besloten is, dat zal zich uitstorten over wat woest is.

     

     

    Het beschreven verbond dat Daniël vermeld is naar mijn mening het landverbond. Aan de Israëlieten is door de HERE God in een verbond het land tussen de Jordaan en de Middellandse Zee, en het land van de plaats Dan in het noorden, tot Berseba in het zuiden, beloofd. Het ‘zwaar maken’ van het verbond, zoals het in Daniël hoofdstuk 9 beschreven wordt, betekend dan het bestaansrecht van een exclusief Joodse staat betwisten, ‘zwaar maken’. In de helft van de laatste jaarweek, of 3 ½ jaar later, zal een toekomstige Titus ‘slachtoffer en spijsoffer doen ophouden’ wat een eerder herstel van de offerdienst inhoudt. Heel wat Bijbelvorsers verwachten op basis van dit Schriftwoord in Jeruzalem een nieuwe tempel. In mijn werk over de eindtijd breng ik een andere denkpiste en wijs er op dat tijdens de laatste jaarweek er één wereldreligie zal zijn. Alle godsdiensten zullen opgaan in één en een tegenstander van de HERE God van de Bijbel worden. Alle huidige heiligdommen op en rond de Tempelberg in Jeruzalem blijven aldus op hun plaats staan en krijgen in de één-gemaakte religie hun functie. Ik ga er ook van uit dat in de toekomst een replica van de ark van het verbond ergens te voorschijn zal komen en een bron van mesleiding zal worden. (zie het artikel op dit blog van 07-04-2014: wat gebeurde er nu werkelijk met de ark van het verbond? Zie link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1396821600&stopdatum=1397426400 en scrol naar beneden.

     

    Op en rondom de ark zullen opnieuw, na een onderbreking van bijna tweeduizend jaar, slachtoffers gebracht worden. Een Israëlische handlanger van de toekomstige Assyrische Titus zal zelfs in staat zijn om vuur uit te hemel (zie Openbaring 13:13) op het slachtoffer te laten neerkomen, wat een meerderheid van de mensenwereld zal overtuigen van de juistheid van de nieuwe wereldreligie. In de helft van de jaarweek zal de nieuwe Oost-Romein de herstelde offerdienst te Jeruzalem echter doen ophouden en zichzelf tot god uitroepen. De wereldreligie wordt daarop door hem vernietigd. En “tot aan de voleinding” met de wederkomst van Christus Jezus 3 ½ jaar later, zal er strijd zijn. Voor het gelovige overblijfsel van Israël zal de profetie van Daniël in de komende grote verdrukking een troost en een gids zijn, een soort spoorboekje, om doorheen deze moeilijke tijd van ‘Jacobs benauwdheid’ te geraken. Uiteindelijk wordt dan na het afsluiten van de zeventigste jaarweek, de profetie van Daniël hoofdstuk negen volledig vervuld:

    Zeventig weken zijn bepaald over uw volk en uw heilige stad, om de overtreding te voleindigen, de zonde af te sluiten, de ongerechtigheid te verzoenen, en om eeuwige gerechtigheid te brengen, gezicht en profeet te bezegelen en iets allerheiligst te zalven.

     

    De toekomstige Titus uit het gebied van het Oost-Romeinse Rijk, werd ook als ‘de Assyriër’ van de eindtijd door de Profeet Jesaja voorspeld. Hier schreef ik al eerder op dit blog een artikel over op 12-01-2015: De Assyriër. Zie link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1421017200&stopdatum=1421622000 en scrol naar beneden.

     

    Naar het Bijbelboek 1 Johannes 2-18-26 zal ‘de Assyriër’ van oorsprong een Arabische christen zijn die aanvankelijk een verzoener zal zijn die de zogenaamde drie monotheïstische religies met elkaar zal verbinden. Wanneer u de voorgestelde link gelezen hebt begrijpt u dat ‘de Assyriër’ van de eindtijd ook één en dezelfde persoon is, met de door de profeet Daniël beschreven ‘koning van het noorden’. En het is hier dat we de draad met Egypte weer opnemen.

     

    Het Romeinse Rijk van de oudheid werd verdeeld in een West- en een Oost-Romeinse Rijk. In de eindtijd zal Egypte één van de vijf koningen zijn die het Oost-Romeinse Rijk zal doen herleven. Zij gaan daarop een Unie aan met vijf landen uit het voormalige West-Romeinse Rijk en doen alzo het Rijk van weleer herrijzen. In mijn boek ‘De Nieuwe Orde in Opkomst’ van dertig jaar geleden heb ik dit op basis van de Hebreeuwse profeten beschreven. Naar Belgische normen was het boek met vijfduizend verkochte exemplaren een bestseller. Vandaag is het alleen nog in bepaalde antiquariaten op het internet verkrijgbaar, maar intussen wel hoogst actueel geworden. Toen vele eschatologische studies de antichrist nog uit het westen verwachten, schreef ik in 1985 op basis van het letterlijk nemen van de profetieën dienaangaande, dat deze sinistere figuur uit het gebied van het voormalige Oost-Romeinse Rijk zou voortkomen. Mijn bron was het werk van Reverend Clarence Larkin (1850/1924); Dispensational Truth or God’s Plan and Purpose in the Ages, 1919. De bijgevoegde kaarten en schema ‘s in dit artikel zijn van zijn hand. Hij leefde en werkte in een tijd dat de Ottomanen nog over het Midden-Oosten heersten en een nationaal herstel van een Joodse staat in het oude land der vaderen ondenkbaar was.

     

     

    Het begin van de zevenjarige eindtijdperiode zal een korte tijd van vrede en voorspoed inluiden. De Apocalyptische ruiter op het witte paart van Openbaring 6:2 brengt vrede en voorspoed dat pas door de tweede Apocalyptische ruiter van Openbaring 6:4 wordt weggenomen. De tweede ruiter is de leider van Magog in het verre noorden; Gog, die volgens de profeet Ezechiël hoofdstukken 38 en 39, het gebied van het Oost-Romeinse Rijk binnenvalt, maar op de bergen Israëls aan zijn einde komt. De bondgenoten van Gog in het randgebied zijn; Perzië, Libië en Soedan. Egypte wordt in de profetie van Ezechiël 38:13 vermeldt onder de naam Scheba, maar als neutraal en samen met Dedan (Saoedi-Arabië) vragen stellend aan Gog in verband met diens invasie van het Midden-Oosten: Komt gij om buit te maken; hebt gij uw schare bijeengeroepen om roof te plegen, om zilver en goud weg te slepen, om have en goed te bemachtigen, om een grote buit te maken? Een vraag die overigens ook gesteld wordt door de toekomstige Unie van het West-Romeinse Rijk die bij Ezechiël hoofdstuk 38 aangeduid worden als: de handelaars en al de machtigen van Tarsis.

     

    Veel diplomatiek overleg is er echter niet nodig want de nederlaag van Magog en zijn krijgsbenden gebeurt snel, volledig en onherroepelijk. Het resultaat van het verslaan van Gog en Magog als een gevolg van een direct ingrijpen van de HERE God heeft als resultaat dat er in Israël, het opkomen is van een gelovig overblijfsel, een rest, die de nieuwe eenheidsreligie afwijst. Tijdens de eerste 1260 dagen van de eindtijdperiode treden er in Israël in Jeruzalem ook twee getuigen op, die spreken tegen de herstelde offerdienst. Zie het artikel op dit blog van 15-03-2014: de twee getuigen te Jeruzalem. Zie link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1394406000&stopdatum=1395010800

     

    Het is in de helft van de zevenjarige eindtijdperiode dat Israël en Egypte door de legers van de Assyriër overrompeld zullen worden. De twee getuigen te Jeruzalem worden door hem gedood en dit is het signaal voor ‘de rest’ van Israël om te vluchten naar de bergen, naar het over-Jordaanse gebied (het huidige Jordanië en het noordwesten van Saoedi Arabië), een gebied dat aan de macht van de koning van het noorden zal ontsnappen. Het is de profeet Daniël die in het elfde hoofdstuk, deze strijd vanaf vers 35 beschrijft.

     

    Daniël 11:35 Sommige van de verstandigen zullen struikelen, opdat er onder hen loutering, schifting en zuivering teweeggebracht worde, tot aan de eindtijd; want deze toeft nog tot de vastgestelde tijd.

    36 En de koning (van het noorden) zal doen wat hem goeddunkt; hij zal zich verhovaardigen en zich verheffen tegen elke god, zelfs tegen de God der goden zal hij ongehoorde woorden spreken, en hij zal voorspoedig zijn, totdat de maat van de gramschap vol is; want wat vastbesloten is, geschiedt. 37 Ook op de goden zijner vaderen zal hij geen acht slaan; op de lieveling der vrouwen noch op enige andere god zal hij acht slaan, want tegen alle zal hij zich verheffen. 38 Maar in hun plaats zal hij de god der vestingen vereren: de god die zijn vaderen niet gekend hebben, zal hij vereren met goud en zilver en edelgesteenten en kostbaarheden. 39 En hij zal optreden tegen de versterkte vestingen met de hulp van de vreemde god; ieder die deze erkent, zal tot grote eer komen; hij zal hen tot heersers maken over velen en grond aan hen toedelen als beloning. 40 Maar in de eindtijd zal met hem de koning van het Zuiden in botsing komen, en de koning van het Noorden zal op deze aanstormen met wagens en ruiters en vele schepen; en hij zal de landen binnenvallen, en als een overstroming steeds verder om zich heen grijpen. 41 Ook het Sieraadland (Israël) zal hij binnenvallen, en velen zullen struikelen; maar aan zijn macht zullen ontkomen: Edom, Moab en de keur der Ammonieten. 42 En hij zal zijn hand uitstrekken tegen de landen, en het land Egypte zal niet ontkomen, 43 maar hij zal de schatten bemachtigen van goud en zilver en alle kostbaarheden van Egypte; en Libiërs en Ethiopiërs zullen in zijn gevolg zijn. 44 Doch geruchten uit het oosten en uit het noorden zullen hem ontstellen, zodat hij in grote grimmigheid zal uittrekken om velen te verdelgen en te vernietigen. 45 Hij zal zijn staatsietenten opslaan tussen de zee en de berg van het heilig Sieraad – maar dan komt hij aan zijn einde, zonder dat iemand hem helpt. 12:1 Te dien tijde zal Michaël opstaan, de grote vorst, die de zonen van uw volk terzijde staat; en er zal een tijd van grote benauwdheid zijn, zoals er niet geweest is sinds er volken bestaan, tot op die tijd toe. Maar in die tijd zal uw volk ontkomen: al wie in het boek geschreven wordt bevonden. 2 Velen van hen die slapen in het stof der aarde, zullen ontwaken, dezen tot eeuwig leven en genen tot versmading, tot eeuwig afgrijzen. 3 En de verstandigen zullen stralen als de glans van het uitspansel, en die velen tot gerechtigheid hebben gebracht als de sterren, voor eeuwig en altoos. 4 Maar gij, Daniël, houd de woorden verborgen, en verzegel het boek tot de eindtijd; velen zullen onderzoek doen, en de kennis zal vermeerderen. (NBG Vertaling 1951)

     

    Het is als een gevolg van deze oorlog dat de profetie van Jesaja hoofdstuk 19 haar aanloop tot vervulling kent. De invasie van Egypte door de koning van het Noorden zal door de Egyptenaren namelijk als een oordeel van de HERE God herkend worden en een proces van herstel inluiden. Er zullen uiteindelijk in Egypte vijf steden volgens vers 16, de taal van Kanaän spreken, wat betekent dat zij dan één van geest met het herstelde Israël zijn. Eén van de steden zal de stad der verwoesting, genoemd worden. Een verwoesting die vermoedelijk het gevolg van de laatste oorlog in het gebied, was. Dit alles zal echter niet onmiddellijk tot stand komen. Er staan namelijk nog andere profetieën over Egypte in de Bijbel genoteerd. Zo is er de voorspelling door de profeet Ezechiël (29:11-13) over een veertigjarige ballingschap voor Egypte. Een voorspelling die sinds de tijd van Ezechiël niet is uitgekomen.

     

    Ezechiël 29: 9 En Egypteland zal worden tot een wildernis en woestheid, en zij zullen weten, dat Ik de HEERE ben; omdat hij zegt: De rivier is mijn, en ik heb die gemaakt. 10 Daarom, zie, Ik wil aan u en aan uw rivier; en Ik zal Egypteland stellen tot woeste wilde eenzaamheden, van den toren van Syene af, tot aan de landpale van Morenland. 11 Geen mensenvoet zal door hetzelve doorgaan, en geen beestenvoet zal door hetzelve doorgaan, en het zal veertig jaren onbewoond zijn. 12 Want Ik zal Egypteland stellen tot een verwoesting in het midden der verwoeste landen, en zijn steden zullen een woestheid zijn in het midden der verwoeste steden, veertig jaren; en Ik zal de Egyptenaars verstrooien onder de heidenen, en zal hen verspreiden in de landen. 13 Maar zo zegt de Heere HEERE: Ten einde van veertig jaren zal Ik de Egyptenaars vergaderen uit de volken, waarhenen zij verstrooid zijn geworden. (Statenvertaling)

     

    De profeet Ezechiël trad op ten tijde van Nebukadnezar en de Babylonische Ballingschap. Hij voorspelde toen dat de koning van Babylon; Nebukadnezar, Egypte zou overrompelen. Deze invasie geschiedde in het jaar 582 v. Chr. in het drieëntwintigste regeringsjaar van Nebukadnezar. In mijn boek TIJD en TIJDEN, 2015, hoofdstuk; de zesentwintigste dynastie van Manetho, blz. 375, heb ik deze geschiedenis die alleen de Bijbel en Flavius Josephus brengt, beschreven. Een veertigjarige ballingschap voor de Egyptenaren ging toen niet in vervulling noch het beloofde herstel zoals beschreven door de profeet Ezechiël:

     

    29:14 En Ik zal de gevangenis der Egyptenaren wenden, en hen wederbrengen in het land van Pathros, in het land huns koophandels; en aldaar zullen zij een nederig koninkrijk zijn. 15 En het zal nederiger zijn dan de andere koninkrijken, en zich niet meer verheffen boven de heidenen; want Ik zal hen verminderen, dat zij niet zullen heersen over de heidenen. 16 En het zal den huize Israëls niet meer zijn tot een vertrouwen, dat der ongerechtigheid doet gedenken, wanneer zij naar henlieden omzien; maar zij zullen weten, dat Ik de Heere HEERE ben.

     

    Het zal een toekomstige Nebukadnezar zijn die in de eindtijd deze profetie naar haar vervulling zal leiden.

     

    Zulk een tijdskloof is in het Profetische Woord van de Bijbel niet ongewoon. Een goed voorbeeld is de profetie van Jesaja hoofdstuk 61 over de Gezalfde of Messias. Het eerste gedeelte van vers één en een gedeelte van vers twee, las de Heer Jezus Christus naar Lucas 4:18, aan de vooravond van het dertigste jubeljaar in de synagoge te Nazareth in het najaar van 27 AD, voor.

     

    Jesaja 61:1 De Geest des Heren HEREN is op mij, omdat de HERE mij gezalfd heeft; Hij heeft mij gezonden om een blijde boodschap te brengen aan ootmoedigen, om te verbinden gebrokenen van hart, om voor gevangenen vrijlating uit te roepen en voor gebondenen opening der gevangenis; 2 om uit te roepen een jaar van het welbehagen des HEREN…….

     

    In de helft van vers twee stopte de Heer Jezus Christus hier met voorlezen, sloot het Bijbelboek(rol) Jesaja en verkondigde aan zijn Joodse toehoorders dat dit Bijbelgedeelte nu in Hem vervuld was. De rest van de profetie wacht nog op haar vervulling en ligt vandaag al 1988 achter ons, of een tijdskloof van bijna tweeduizend jaar. Hierna het gedeelte van Jesaja hoofdstuk 61 dat nog op zijn vervulling wacht:

     

    (2b)….… en een dag der wrake van onze God; om alle treurenden te troosten, 3 om over de treurenden van Sion te beschikken, dat men hun geve hoofdsieraad in plaats van as, vreugdeolie in plaats van rouw, een lofgewaad in plaats van een kwijnende geest. En men zal hen noemen: Terebinten der gerechtigheid, een planting des HEREN, tot zijn verheerlijking. 4 Zij zullen de overoude puinhopen herbouwen, het verwoeste uit vroeger tijd doen herrijzen en de steden vernieuwen, die in puin liggen, die verwoest hebben gelegen van geslacht op geslacht. 5 Vreemden zullen gereed staan om voor u de kudden te weiden, vreemdelingen zullen uw akkerlieden en uw wijngaardeniers zijn; 6 maar gij zult priesters des HEREN heten, dienaars van onze God genoemd worden; gij zult het vermogen der volken genieten en u op hun heerlijkheid beroemen. 7 In plaats van uw schande gewordt u dubbele vergoeding en in plaats van smaad zullen zij jubelen over hun deel; zo zullen zij dan in hun land dubbele vergoeding verkrijgen, blijvende vreugde zal hun geworden. 8 Want Ik, de HERE, heb het recht lief. Ik haat onrechtmatige roof, Ik zal hun stipt hun loon geven en een eeuwig verbond met hen sluiten. 9 En hun nageslacht zal onder de volken vermaard zijn en hun nakomelingschap te midden der natiën; allen die hen zien, zullen erkennen, dat zij het nageslacht zijn, dat de HERE gezegend heeft. (NBG Vertaling 1951)

     

    ‘een dag der wrake’ van Jesaja 61:2b slaat op de oordeelperiode van de eindtijd. Deze dag sluit aan bij de profeet Zacharia 14:1-21 waar ook over een dag voor de HERE gesproken wordt, én in het bijzonder over de Egyptenaren. Met dit Bijbelgedeelte nemen we de draad met Egypte en de profetie van Jesaja 19:16-25, weer op.

     

    Zacharia 14:1 Zie, er komt een dag voor de HERE, waarop de buit, op u behaald, binnen uw muren verdeeld zal worden. 2 Dan zal Ik alle volken tegen Jeruzalem ten strijde vergaderen; de stad zal genomen worden, de huizen zullen worden geplunderd en de vrouwen geschonden. De helft van de stad zal wegtrekken in ballingschap, maar de rest van het volk zal in de stad niet uitgeroeid worden. 3 Dan zal de HERE uittrekken om tegen die volken te strijden, zoals Hij vroeger streed, ten dage van de krijg; 4 zijn voeten zullen te dien dage staan op de Olijfberg, die vóór Jeruzalem ligt aan de oostzijde; dan zal de Olijfberg middendoor splijten, oostwaarts en westwaarts, tot een zeer groot dal, en de ene helft van de berg zal noordwaarts wijken en de andere helft zuidwaarts; 5 en gij zult de vlucht nemen in het dal mijner bergen, want het dal der bergen zal reiken tot Asel; ja, gij zult de vlucht nemen, zoals gij de vlucht genomen hebt voor de aardbeving in de dagen van Uzzia, de koning van Juda. (NBG Vertaling 1951)

     

    Aan het einde van de eindtijd gaat de profetie van Zacharia in vervulling met de komst van Here HERE op de olijfberg. De strijd die beschreven wordt is de slag bij Harmageddon waar het laatste Bijbelboek Openbaring of Apocalyps nog meer in detail gaat. De verzamelde legers van de Verenigde Natiën worden op één dag weggevaagd en begint daarop het herstel van Israël. Het overblijfsel dat in de helft van de zevenjarige eindtijdperiode naar de woestijn gevlucht is keert terug en vestigt zich volgens de stammen van Israël in het Beloofde Land. In Jeruzalem zetelt de Koning der koningen en het overblijfsel van de volken zal volgens Zacharia 14:16 jaarlijks naar Jeruzalem optrekken ter huldebrenging aan de Koning:

     

    14:16 Allen, die zijn overgebleven van al de volken, die tegen Jeruzalem zijn opgerukt, zullen van jaar tot jaar heentrekken om zich neer te buigen voor de Koning, de HERE der heerscharen, en het Loofhuttenfeest te vieren. 17 Maar wie uit de geslachten der aarde niet naar Jeruzalem zal heentrekken om zich voor de Koning, de HERE der heerscharen, neder te buigen, op hem zal geen regen vallen, 18 en indien het geslacht der Egyptenaren niet zal heentrekken en komen, op wie geen (regen) valt, dan zal toch komen de plaag waarmee de HERE de volken zal treffen, die niet heentrekken om het Loofhuttenfeest te vieren. 19 Dit zal de straf zijn van de Egyptenaren en van alle volken die niet heentrekken om het Loofhuttenfeest te vieren. 20 Te dien dage zal op de bellen van de paarden staan: Den HERE heilig; en de potten in het huis des HEREN zullen zijn als de sprengbekkens vóór het altaar; 21 ja, alle potten in Jeruzalem en in Juda zullen de HERE der heerscharen heilig zijn, zodat alle offeraars kunnen komen en die gebruiken om daarin te koken. En er zal te dien dage geen Kanaäniet meer zijn in het huis van de HERE der heerscharen.

     

    Niet alle volken zullen zich goedschiks onderwerpen en in vers 18 wordt specifiek Egypte vermeld, als een volk dat zich niet goedschiks onderwerpt. Het is bij dit toekomstig tijdsbestek dat ik meen dat de profetie van Ezechiël betreffende een veertigjarige ballingschap op de profetische tijdsbalk geplaatst kan worden.

     

    Daarna zal er volgens Jesaja 19:19 een altaar voor de HERE in het midden van het land Egypte opgericht worden en volgt het geestelijke en nationale herstel van Egypte:

     

    Jesaja 19: 19 Te dien dage zal er een altaar voor de HERE zijn midden in het land Egypte en aan zijn grens een opgerichte steen voor de HERE. 20 En dit zal tot een teken en tot een getuigenis wezen voor de HERE der heerscharen in het land Egypte. Wanneer zij tot de HERE roepen vanwege verdrukkers, dan zal Hij hun een verlosser en een strijder zenden, die hen zal redden. 21 En de HERE zal Zich aan Egypte doen kennen, en Egypte zal te dien dage de HERE kennen; en zij zullen dienen met slachtoffer en spijsoffer en de HERE geloften doen en betalen. 22 Zo zal de HERE Egypte geducht slaan en genezen, en zij zullen zich tot de HERE bekeren, en Hij zal Zich door hen laten verbidden en hen genezen.

     

    Ook zal er dan een heerbaan zijn van Egypte over Israël naar Assur. Dit laatste land vinden we in het Messiaanse Vrederijk ook onder de volken terug:

     

    23 Te dien dage zal er een heerbaan wezen van Egypte naar Assur, en Assur zal in Egypte komen en Egypte in Assur, en Egypte zal met Assur (de HERE) dienen. 24 Te dien dage zal Israël de derde zijn naast Egypte en Assur, een zegen in het midden der aarde, 25 omdat de HERE der heerscharen het gezegend heeft met de woorden: Gezegend zij mijn volk Egypte en het werk mijner handen, Assur, en mijn erfdeel Israël. (NBG Vertaling 1951)

     

    In TIJD en TIJDEN, 2015, hoofdstuk ‘De Assyriërs en Abraham’, blz. 47-58 leg ik de link tussen Abraham en de Assyriërs na de dood van Sara via zijn nakomelingen bij zijn tweede vrouw Ketura.

     

    Wordt vervolgd…

     

    Met vriendelijke groet,

    Robert De Telder


    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (3 Stemmen)
    29-05-2015, 08:49 geschreven door Eigenzinnige Wezel  
    Reacties (0)
    16-04-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.nieuw boek
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    TIJD en TIJDEN

    Robert de Telder

    496 pagina ‘s

    Paperback 16 x 24 cm

    ISBN 978 94 0221 560 1

    Vaste prijs: Euro 24,85

     

    De chronologische oudheidgeschiedenis van Israël, Egypte en Assyrië schematisch op millimeter papier

    Het boek ‘Tijd en Tijden’ neemt u mee op een tijdreis in de geschiedenis vanaf de Grote Vloed van het derde millennium voor Christus tot aan de Openbaring van Jezus Christus aan het begin van het dertigste Jubeljaar in 27/28 AD. Het raamwerk is de Bijbelse geschiedenis via tijdsbalken vanaf het eerste Bijbelboek Genesis tot aan de komst van Christus. Aan de 148 tijdsbalken die het boek bevat werden de koningslijsten van Egypte en Assyrië verbonden en gereviseerd. Door een gedetailleerde inhoudsopgave is het goed mogelijk om het boek als naslagwerk te gebruiken.

     

    Bestellen via: www.boekscout.nl

    Zie link: http://boekscout.nl/shop/ViewProduct.aspx?bookId=5579

     

    Met vriendelijke groet,

    Robert De Telder


    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (5 Stemmen)
    16-04-2015, 18:42 geschreven door Eigenzinnige Wezel  
    Reacties (0)
    19-12-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De Antichrist volgens het Bijbelboek 1 Johannes
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    De Bijbel leert dat aan de wederkomst van Jezus Christus, eerst de komst van de antichrist voorafgaat. Maar wist u dat de benaming ‘antichrist’ alleen in de brieven van de apostel Johannes voorkomt? Dat bijvoorbeeld het Bijbelboek Openbaring de benaming antichrist niet gebruikt, maar verwijst naar ‘het beest’? En dat Paulus, de apostel der heidenen, ook nergens in zijn apostolische brieven naar de antichrist onder deze benaming verwijst, maar hem andere namen geeft zoals: de mens der wetteloosheid, de zoon des verderfs, de wetteloze, de tegenstander, de leugenaar e.a. In eerdere artikelen op dit blog schreef ik al over de antichrist. In het artikel van 22-08-2014: De Assyriër, identificeerde ik de antichrist met de Assyriër van de eindtijd van de profeet Jesaja. Met dit nieuw artikel wil ik verder aandacht geven aan ‘de Assyriër’ maar dan vanuit de invalshoek die Johannes in zijn apostolische brieven geeft. Het Bijbelse Assyrië van de eindtijd ligt namelijk in een gebied dat heden overwegend Islamietisch is en waar christenen een minderheid zijn. En men zou kunnen redeneren dat ook de toekomstige Assyriër als antichrist, een Islamiet zou kunnen zijn. Wanneer we echter Schrift met Schrift vergelijken (de enige goede manier voor Bijbelstudie) blijkt deze redenatie echter fout te zijn. De oorsprong van de toekomstige antichrist zal het uit het christendom zijn. Laten we even naar Johannes luisteren:

     

    1 Johannes 2:18 Kinderen, het is de laatste ure; en gelijk gij gehoord hebt, dat er een antichrist komt, zijn er nu ook vele antichristen opgestaan, en daaraan onderkennen wij, dat het de laatste ure is. 19 Zij zijn van ons uitgegaan, maar zij waren uit ons niet; want indien zij uit ons geweest waren, zouden zij bij ons gebleven zijn: maar aan hen moest openbaar worden, dat niet allen uit ons zijn. 20 Gij echter hebt een zalving van de Heilige en gij weet dat allen. 21 Ik heb u niet geschreven, omdat gij de waarheid niet weet, maar omdat gij haar weet en omdat geen leugen uit de waarheid is. 22 Wie is de leugenaar dan wie loochent, dat Jezus de Christus is? Dit is de antichrist, die de Vader en de Zoon loochent. 23 Een ieder, die de Zoon loochent, heeft ook de Vader niet. Wie de Zoon belijdt, heeft ook de Vader. 24 Wat u betreft, wat gij van den beginne gehoord hebt, moet in u blijven. Indien in u blijft, wat gij van den beginne gehoord hebt, dan zult gij ook in de Zoon en [in] de Vader blijven. 25 En dit is de belofte, die Hij zelf ons beloofd heeft: het eeuwige leven. 26 Dit heb ik u geschreven over hen, die u misleiden.

     

    Johannes leert dat er naast de ene geprofeteerde antichrist die eens komen zal, er in de ‘tussen-tijd’ vele zogenaamde copycats binnen het christendom zullen optreden. Wat is hun dwaalleer? Wat maakt van iemand een antichrist? Het antwoord is: iemand die ontkent dat Jezus van Nazareth de Christus is, de Zoon van God. Iemand die het Zoon-schap van Jezus Christus ontkent en aldus loochent dat de Vader en de Zoon één zijn.

     

    De antichristen in de geschiedenis van de Ekklesia, zijn allen ‘uit’ het christendom voortgekomen. Zij maakten ooit deel uit van het christendom maar werden in een later stadium uiteindelijk tegenstanders. Of zoals Johannes het in het tweede hoofdstuk van zijn tweede brief neerschreef: “Zij zijn van ons uitgegaan, maar zij waren uit ons niet; want indien zij uit ons geweest waren, zouden zij bij ons gebleven zijn: maar aan hen moest openbaar worden, dat niet allen uit ons zijn”. En een beetje verder noemt hij deze tegenstanders; leugenaars: “Wie is de leugenaar dan wie loochent, dat Jezus de Christus is? Dit is de antichrist, die de Vader en de Zoon loochent”. En vanaf het vierde hoofdstuk schrijft hij het volgende:

     

    1 Johannes 4:1 Geliefden, vertrouwt niet iedere geest, maar beproeft de geesten, of zij uit God zijn; want vele valse profeten zijn in de wereld uitgegaan. 2 Hieraan onderkent gij de Geest Gods: iedere geest, die belijdt, dat Jezus Christus in het vlees gekomen is, is uit God; 3 en iedere geest, die Jezus niet belijdt, is niet uit God. En dit is de geest van de antichrist, waarvan gij gehoord hebt, dat hij komen zal, en hij is nu reeds in de wereld. 4 Gíj zijt uit God, kinderkens, en gij hebt hen overwonnen; want Hij, die in u is, is meerder dan die in de wereld is. 5 Zij zijn uit de wereld; daarom spreken zij uit de wereld en hoort de wereld naar hen. 6 Wij zijn uit God; wie God kent, hoort naar ons; wie uit God niet is, hoort naar ons niet. Hieraan onderkennen wij de Geest der waarheid en de geest der dwaling.

     

    Wat betekent het woord: ‘Jezus Christus in het vlees gekomen is’? Dat betekent zondermeer dat God mens geworden is.

     

    Johannes 1:1 In den beginne was het Woord en het Woord was bij God en het Woord was God. 2 Dit was in den beginne bij God. 3 Alle dingen zijn door het Woord geworden en zonder dit is geen ding geworden, dat geworden is. 4 In het Woord was leven en het leven was het licht der mensen; 5 en het licht schijnt in de duisternis en de duisternis heeft het niet gegrepen. ….

     

    ….14 Het Woord is vlees geworden en het heeft onder ons gewoond (getabernakeld) en wij hebben zijn heerlijkheid aanschouwd, een heerlijkheid als van de enig-geborene des Vaders, vol van genade en waarheid. 15 Johannes heeft van Hem getuigd en heeft geroepen, zeggende: Deze was het, van wie ik zeide: Die na mij komt, is vóór mij geweest, want Hij was eer dan ik. 16 Immers uit zijn volheid hebben wij allen ontvangen zelfs genade op genade; 17 want de wet is door Mozes gegeven, de genade en de waarheid zijn door Jezus Christus gekomen. 18 Niemand heeft ooit God gezien; de eniggeboren Zoon, die aan de boezem des Vaders is, die heeft Hem doen kennen.

     

    Over de afkomst van Jezus van Nazareth werd al vanaf het begin bij de eerste komst van Jezus Christus gediscuteerd. Zie het hierna volgende Bijbelcitaat:

     

    Matteüs 16:13 Toen Jezus in de omgeving van Caesarea Filippi gekomen was, vroeg Hij zijn discipelen en zeide: Wie zeggen de mensen, dat de Zoon des mensen is? 14 En zij zeiden: Sommigen: Johannes de Doper; anderen: Elia; weer anderen: Jeremia, of één der profeten. 15 Hij zeide tot hen: Maar gij, wie zegt gij, dat Ik ben? 16 Simon Petrus antwoordde en zeide: Gij zijt de Christus, de Zoon van de levende God! 17 Jezus antwoordde en zeide: Zalig zijt gij, Simon Barjona, want vlees en bloed heeft u dat niet geopenbaard, maar mijn Vader, die in de hemelen is.

     

    Op de vraag van Jezus aan zijn discipelen over zijn afkomst bestonden er toen al meerdere theorieën over zijn herkomst, zoals Johannes de Doper, Elia, Jeremia of één of andere profeet. En voor de agnosten van die tijd al, was Jezus gewoon slechts de zoon van de timmerman van Nazareth.

     

    In het eerder vermelde Bijbelcitaat geeft Simon Petrus het juiste antwoord: Gij zijt de Christus, de Zoon van de levende God! En Jezus maakt hem duidelijk dat geen mens hem dit kon openbaren maar alleen God de Vader, die in de hemelen is.

     

    En zo blijft de persoon van Jezus Christus tot op heden een struikelsteen. Was hij slechts een profeet of een Rabbi en de zoon van de timmerman van Nazareth en is er aldus ergens in Palestina een graf met zijn verdorde botten er in? Of is Hij de Zoon van God die drie dagen na zijn sterven, uit de dood opstond en ten hemel klom?

     

    Het is ook wat, wanneer men het lijden en sterven van Jezus Christus voor de geest wil halen. Na een doodsstrijd van meer dan drie uur aan een kruis genageld, gaf de Heiland zijn leven. Een dood-gefolterd totaal leeggebloed lichaam werd, nadat voor alle zekerheid een soldaat met een lans zijn zijde doorboorde, van het kruis gehaald en in een tombe gelegd. Wanneer we dit voor de geest halen is er voor een eventuele schijndood geen ruimte. Voor de meeste discipelen betekende de dood van Jezus overigens op dat moment het einde. Maar zoals Hij voorzegt had nam Hij het Leven zelf weer op en stond op uit de doden. Dit is de kern van het evangelie. 

     

    1 Korintiërs 15:1 Ik maak u bekend, broeders, het evangelie, dat ik u verkondigd heb, dat gij ook ontvangen hebt, waarin gij ook staat, 2 waardoor gij ook behouden wordt, indien gij het zó vasthoudt, als ik het u verkondigd heb, tenzij gij tevergeefs tot geloof zoudt gekomen zijn. 3 Want vóór alle dingen heb ik u overgegeven, hetgeen ik zelf ontvangen heb: Christus is gestorven voor onze zonden, naar de Schriften, 4 en Hij is begraven en ten derden dage opgewekt, naar de Schriften, 5 en Hij is verschenen aan Kefas, daarna aan de twaalven. 6 Vervolgens is Hij verschenen aan meer dan vijfhonderd broeders tegelijk, van wie het merendeel thans nog in leven is, doch sommigen zijn ontslapen. 7 Vervolgens is Hij verschenen aan Jakobus, daarna aan al de apostelen; 8 maar het allerlaatst is Hij ook aan mij verschenen, als aan een ontijdig geborene. 9 Want ik ben de geringste der apostelen, niet waard  een apostel te heten, omdat ik de gemeente Gods vervolgd heb. 10 Maar door de genade Gods ben ik, wat ik ben, en zijn genade aan mij is niet vergeefs geweest, want ik heb meer gearbeid dan zij allen, doch niet ik, maar de genade Gods, die met mij is. 11 Daarom dan, ik of zij, zó prediken wij, en zó zijt gij tot het geloof gekomen. (NBG Vertaling 1951)

     

    Toen Paulus zijn eerste brief aan de Korintiërs schreef kon hij verwijzen naar de vele honderden getuigen die toen nog in leven waren, die de opgestane Christus gezien hadden.

     

    Toen Petrus met Pinksteren in 30 AD, vijftig dagen na de Opstanding van de Christus, in de kracht van de zo net uitgestorte Geest Gods, de Joden te Jeruzalem toesprak (Handelingen 2:15-36) deed hij dat met de autoriteit van een getuige en verwees hij naar de inmiddels bekende historische feiten van de bediening van Jezus in Israël en van Zijn lijden, sterven en opstanding. Het eerste christendom dat toen ontstond is wreed door het toenmalige Romeinse Rijk vervolgd geworden. Vele getuigen van de Opstanding van Christus hebben later met hun leven hiervoor betaald. En niemand sterft vrijwillig voor een leugen!

     

    En nu aan het einde van de eindtijd merken we dat de wereldgeest van antichrist nog altijd zijn werk doet. Nog altijd wordt de vraag gesteld: Wie is Jezus? En nog altijd worden de verkeerde antwoorden ingevuld.

     

    1 Korintiërs 2: 12 Wij nu hebben niet de geest der wereld ontvangen, maar de Geest uit God, opdat wij zouden weten, wat ons door God in genade geschonken is. 13 Hiervan spreken wij dan ook met woorden, die niet door menselijke wijsheid, maar door de Geest geleerd zijn, zodat wij het geestelijke met het geestelijke vergelijken. 14 Doch een ongeestelijk mens aanvaardt niet hetgeen van de Geest Gods is, want het is hem dwaasheid en hij kan het niet verstaan, omdat het slechts geestelijk te beoordelen is. 15 Maar de geestelijke mens beoordeelt alle dingen, zelf echter wordt hij door niemand beoordeeld. 16 Want wie kent de zin des Heren, dat hij Hem zou voorlichten? Maar wij hebben de zin van Christus.

     

    1 Johannes 2:27 En wat u betreft, de zalving, die gij van Hem ontvangen hebt, blijft op u, en gij hebt niet van node, dat iemand u lere; maar, gelijk zijn zalving u leert over alle dingen, en waarachtig is en geen leugen, blijft in Hem, gelijk zij u geleerd heeft.

     

    Wat moeten we verwachten?

     

    2 Thessalonicenzen 2:1 Maar wij verzoeken u, broeders, met betrekking tot de komst van [onze] Here Jezus Christus en onze vereniging met Hem, 2 dat gij niet spoedig uw bezinning verliest of in onrust verkeert, hetzij door een geestesuiting, hetzij door een prediking, hetzij door een brief, die van ons afkomstig zou zijn, alsof de dag des Heren (reeds) aanbrak. 3 Laat niemand u misleiden, op welke wijze ook, want eerst moet de afval komen en de mens der wetteloosheid zich openbaren, de zoon des verderfs, 4 de tegenstander, die zich verheft tegen al wat God of voorwerp van verering heet, zodat hij zich in de tempel Gods zet, om aan zich te laten zien, dat hij een god is. 5 Herinnert gij u niet, dat ik, toen ik nog bij u was, u dit meermalen gezegd heb? 6 En gij weet thans wel, wat hem weerhoudt, totdat hij zich openbaart op zijn tijd. 7 Want het geheimenis der wetteloosheid is reeds in werking; (wacht) slechts totdat Hij, die op het ogenblik nog weerhoudt, verwijderd is. 8 Dan zal de wetteloze zich openbaren; hem zal de Here [Jezus] doden door de adem zijns monds en machteloos maken door zijn verschijning, als Hij komt. 9 Daarentegen is diens komst naar de werking des satans met allerlei krachten, tekenen en bedrieglijke wonderen, 10 en met allerlei verlokkende ongerechtigheid, voor hen, die verloren gaan, omdat zij de liefde tot de waarheid niet aanvaard hebben, waardoor zij hadden kunnen behouden worden. 11 En daarom zendt God hun een dwaling, die bewerkt, dat zij de leugen geloven, 12 opdat allen worden geoordeeld, die de waarheid niet geloofd hebben, doch een welgevallen hebben gehad in de ongerechtigheid. 13 Maar wij behoren God te allen tijde om u te danken, door de Here geliefde broeders, dat God u als eerstelingen Zich verkoren heeft tot behoudenis, in heiliging door de Geest en geloof in de waarheid. 14 Daartoe heeft Hij u ook door ons evangelie geroepen tot het verkrijgen van de heerlijkheid van onze Here Jezus Christus. 15 Zo dan, broeders, staat vast en houdt u aan de overleveringen, die u door ons, hetzij mondeling, hetzij schriftelijk, geleerd zijn.16 En Hij, onze Here Jezus Christus, en God, onze Vader, die ons heeft liefgehad en ons eeuwige troost en goede hoop door zijn genade verleend heeft, 17 trooste uw harten, en make ze sterk in alle goed werk en woord.

     

    (Zie ook het artikel op dit blog van 15-09-2014: De Leugen)

     

    Het werk van de antichrist, zijn boodschap zal zijn: Jezus is niet de Zoon van God! Hij is wel een profeet, een Rabbi, maar niet de Zoon van God. Deze boodschap zal een ander evangelie zijn, waar Paulus ook al voor waarschuwde:

     

    2 Korintiërs 11:4 Want indien de eerste de beste een andere Jezus predikt, die wij niet hebben gepredikt, of gij een andere geest ontvangt, die gij niet hebt ontvangen, of een ander evangelie, dat gij niet hebt aangenomen, dan verdraagt gij dat zeer wel. 5 Ik acht toch volstrekt niet te hebben ondergedaan voor die onvergelijkelijke apostelen. 6 Ben ik dan al onervaren in het spreken, in kennis ben ik het niet, maar wij hebben die alleszins en in alle opzichten bij u openbaar gemaakt. (NBG Vertaling 1951)

     

    Statenvertaling 2 Korintiërs 11:4 Want indien degene, die komt, een anderen Jezus predikte, dien wij niet gepredikt hebben, of indien gij een anderen geest ontvingt, dien gij niet hebt ontvangen, of een ander Evangelie, dat gij niet hebt aangenomen, zo verdroegt gij hem met recht. 5 Want ik acht, dat ik nergens minder in ben geweest dan de uitnemendste apostelen. 6 En indien ik ook slecht ben in woorden, nochtans ben ik het niet in wetenschap; maar alleszins zijn wij in alle dingen onder u openbaar geworden.

     

    Johannes 5:41 Eer van mensen behoef Ik niet, 42 maar Ik ken u: gij hebt de liefde Gods niet in uzelf. 43 Ik ben gekomen in de naam mijns Vaders en gij neemt Mij niet aan; indien een ander komt in zijn eigen naam, die zult gij aannemen. 44 Hoe kunt gij tot geloof komen, gij, die eer van elkander behoeft en de eer, die van de enige God komt, niet zoekt? 45 Denkt niet, dat Ik u zal aanklagen bij de Vader; uw aanklager is Mozes, op wie gij uw hoop gevestigd hebt. 46 Want indien gij Mozes geloofdet, zoudt gij ook Mij geloven, want hij heeft van Mij geschreven. 47 Maar indien gij zijn geschriften niet gelooft, hoe zult gij mijn woorden geloven?

     

    Galaten 1:1 Paulus, een apostel, niet vanwege mensen, noch door een mens, maar door Jezus Christus, en God, de Vader, die Hem opgewekt  heeft uit de doden, 2 en al de broeders, die bij mij zijn, aan de gemeenten van Galatië: 3 genade zij u en vrede van God , onze Vader, en van de Here Jezus Christus, 4 die Zichzelf gegeven heeft voor onze zonden , om ons te trekken uit de tegenwoordige boze wereld, naar de wil van onze God en Vader, 5 aan wie de heerlijkheid zij in alle eeuwigheid! Amen. 6 Het verbaast mij, dat gij u zo schielijk van degene, die u door de genade van Christus geroepen heeft, laat afbrengen tot een ander evangelie, 7 en dat is geen evangelie. Er zijn echter sommigen, die u in verwarring brengen en het evangelie van Christus willen verdraaien.

     

    Wordt vervolgd…

     

    Met vriendelijke groet,

    Robert De Telder


    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (3 Stemmen)
    19-12-2014, 11:07 geschreven door Eigenzinnige Wezel  
    Reacties (0)
    01-12-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Het nieuwe Romeinse Rijk van de toekomst
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    De Schotten zijn in september 2014 naar de stembus mogen trekken voor de keuze tussen afscheiding van het Verenigd Koninkrijk of lid blijven. Een meerderheid van de bevolking koos voor het Verenigd Koninkrijk, en voor de voorzienbare toekomst zal dit voorlopig zo blijven. Ik schrijf voorlopig want het is mijn verwachting op basis van het profetische Woord van de Bijbel, dat ooit een afscheiding van Schotland, werkelijkheid zal worden. Het is trouwens al merkwaardig dat er in onze tijd in Schotland bij een deel van de bevolking, de wens tot onafhankelijkheid van Engeland leeft.

     

    Op de bijgevoegde kaart vindt u een wereldkaart die ik in de voorbereiding van mijn boek DE NIEUWE ORDE IN OPKOMST dat in 1985 werd uitgegeven, had samengesteld. Op de kaart heb ik toen Schotland en Ierland buiten de grenzen van het volgens het profetische Woord van de Bijbel, te herstellen Romeinse Rijk geplaatst. Ik ging er namelijk vanuit dat het Romeinse Rijk van de Bijbelse eindtijd, opnieuw binnen de grenzen van het Oude Rijk zal ontstaan. Het zal echter niet meer het Rome van de oudheid met één centraal gezag zijn, maar aanvankelijk zullen het tien leiders zijn die door middel van een verbond met elkaar, een federatie van tien zullen vormen. De huidige 28 landen die de Europese Unie uitmaken zijn aldus niet de vervulling van de profetie uit de Bijbelboeken Daniël 2-7 en/of Openbaring 13-17.

     

    Het is het statendroombeeld van het Bijbelboek Daniël hoofdstuk 2, dat een en ander duidelijk maakt. In het tweede hoofdstuk van het Bijbelboek Daniël wordt het statenbeeld volledig beschreven. Tijdens de Babylonische Ballingschap van het Joodse volk had de toenmalige heerser Nebukadnezar een droom die hem erg verontrustte. Hierop vroeg hij de geleerden uit zijn ganse rijk op straffe des doods niet alleen om de uitleg maar hij verlangde ook van zijn waarzeggers wat hij gedroomd had. De jonge profeet Daniël bleek de enige in het Rijk te zijn, die wist te vertellen wat Nebukadnezar gedroomd had en de verklaring van de droom. God openbaarde aan deze Babylonische heerser al de koninkrijken die in de toekomst over Jeruzalem en de Tempel zouden heersen. Het hoofd van dit geweldige beeld stelde het Babylonische Rijk voor dat toen over Jeruzalem heerste. De borst en de armen van het beeld stelden het Medisch-Perzische Rijk voor. De buik en de lendenen de Grieken en de benen het Romeinse Rijk. Eén voor een hebben deze rijken daadwerkelijk in opvolging over Jeruzalem en de Tempel geheerst.

     

    Met de profetie over het Romeinse Rijk is er echter iets bijzonders aan de hand. De benen van ijzer monden namelijk uit in de voeten van het beeld die niet alleen uit ijzer maar ook uit leem gebouwd zijn. De uitleg van deze eigenaardigheid verwoordt Daniël als het volgt:

    Dat gij gezien hebt ijzer vermengd met kleiachtig leem, betekent: zij zullen zich door huwelijksgemeenschap vermengen, maar met elkander geen samenhangend geheel vormen, zoals ijzer zich niet vermengt met leem.

     

    In het Bijbelboek Daniël hoofdstuk 7 wordt hetzelfde Romeinse Rijk van de eindtijd beschreven maar dan in de vorm van roofdier:

     

    Daniël 7:7 Daarna zag ik in de nachtgezichten en zie, een vierde dier, vreselijk, schrikwekkend en geweldig sterk; het had grote, ijzeren tanden: het at en vermaalde, en wat overbleef, vertrad het met zijn poten; en dit dier verschilde van alle vorige, en het had tien horens. 8 Terwijl ik op die horens lette, zie, daartussen verhief zich een andere kleine horen, en drie van de vorige horens werden daarvoor uitgerukt; en zie, in die horen waren ogen als mensenogen en een mond vol grootspraak.

     

    De conclusie moet zijn dat het geprofeteerde Romeinse Rijk, met een onderbreking van vele eeuwen, twee episodes zal kennen.

     

    Het zevende hoofdstuk van de profeet Daniël laat dezelfde rijken zien zoals in het droombeeld van hoofdstuk 2 maar ditmaal zoals de HERE God ze ziet: als roofdieren. Het eerste beschreven roofdier is de leeuw dat het Babylonische Rijk weergeeft. Het tweede roofdier is een beer dat voor het Medisch-Perzische Rijk staat. De panter geeft Griekenland aan en het verschrikkelijk monster met de tien horens, stelt het Romeinse Rijk voor. De profeet Daniël was vooral geboeid in dit laatste rijk en vroeg meer uitleg betreffende de droom.

     

    De benen van ijzer van het beeld en het beest met de tien horens stellen beide het Romeinse Rijk voor dat heerste over Jeruzalem ten tijde van de eerste komst van de Messias, de Heer Jezus Christus. De twee benen geven de latere scheuring van het rijk weer. In de derde eeuw na Christus werd het Rijk gedeeld in een West- en een Oost-Romeinse Rijk. De benen duiden ook op de ‘tussen’tijd van ruim twintig eeuwen die er zal liggen tussen de eerste en de tweede komst van de Messias. Een tweede komst die in het droombeeld wordt weergegeven door ‘de steen’ die zonder mensenhanden gedreven het beeld aan de voeten, samengesteld uit leem en ijzer, treft en het vernietigd.

     

    De conclusie is dat er een toekomstige tienstatenbond te verwachten is die tot stand zal komen door een ‘huwelijk’ van vijf koningen uit het gebied van het oude West-Romeinse Rijk en vijf koningen uit gebied van het oud-Oost-Romeinse Rijk. In het westen zijn naar mijn mening de belangrijkste kandidaat-landen: Engeland, Frankrijk, Italië en Spanje die samen met het Bijbelse Put (de Maghreb landen) vijf leiders verenigen. In het Oosten van de Middellandse Zee verwacht ik een federatie tussen Griekenland, Israël, Egypte en Turkije samen met een nieuw Assyrië, dat nog toekomst is.

     

    Dit is een toekomstbeeld dat heden al moeilijk voor te stellen is, gezien de internationale situatie in de wereld, maar dat eens op basis van het Profetische Woord van de Bijbel werkelijkheid zal worden.

     

    Openbaring 17:Het beest, dat gij zaagt, was en is niet, en het zal opkomen uit de afgrond en het vaart ten verderve; en zij, die op de aarde wonen, wier naam niet geschreven is in het boek des levens van de grondlegging der wereld af, zullen zich verbazen, als zij zien, dat het beest was en niet is en er toch zal zijn.

     

    Ook voor ons werelddeel zal het ontstaan van het nieuwe Romeinse Rijk heel wat gevolgen hebben. De oude grens van het Romeinse Rijk in Europa liep ongeveer langs de rivieren Rijn en Donau. Dit betekent dat wanneer naar onze tijd getransponeerd, deze rivieren opnieuw een scheidingslijn zullen worden tussen de landen die het nieuwe Romeinse Rijk zullen gaan vormen en de landen daarbuiten, die zich in een nieuwe federatie zullen vinden. Dit betekent ook dat waarschijnlijk de huidige monetaire unie met als as: Duitsland/Frankrijk, niet zal standhouden. Kortom een nooit eerder geziene crisis die zich nog moet aandienen. Met uiteindelijk het einde van de huidige machtsverhoudingen in Noordwest-Europa en dit zowel op politiek, economisch als ook op militair vlak.

     

    Het machtscentrum zal naar de leiders/landen rond de Middellandse Zee verschuiven. Frankrijk, Spanje en Italië zullen, naar mijn verwachting, hier de leiding overnemen. Het hiervoor beschreven scenario is niet voor morgen. De val van de Berlijnse muur in 1989 en de implosie van Sovjet-Rusland in 1991 heeft nochtans geleerd dat er over een periode van 25 jaar, veel kan veranderen.

     

    Dit neerschrijven vervuld me niet met vreugde. Ik ben van mening dat mijn generatie, die van de babyboomers, de beste tijd in honderd jaar geschiedenis hebben gekregen. De generatie van mijn ouders en grootouders daarentegen kenden met een interval van slechts twintig jaar, twee wereldoorlogen en twee bezettingen, met bovendien tussen de wereldoorlogen in, een economische wereldcrisis zonder weerga. En het economische herstel na de tweede wereldoorlog vergde nog eens ruim twintig jaar vooraleer ook België en haar buurlanden hun ‘Wirtschaftswunder’ kregen. De democratie die zich vooral na de tweede wereldoorlog kon grondvesten (vrouwen kregen in België pas in 1948 stemrecht) zal vermoedelijk in zijn huidige vorm niet kunnen standhouden. Heel wat rechten die voor het individu werden opgebouwd zullen verloren gaan. Het Bijbelboek Apocalyps (of Openbaring) en Daniël hebben het over de term ‘koningen’ voor de eindtijdperiode. Hier zijn dan niet de Habsburgers, de Saksen-Coburgers en/of enige andere familie van koningshuizen uit het verleden mee bedoelt, maar dit betekent dat er in de toekomst leiders zullen opstaan die voor langere tijd via volmachten bijvoorbeeld, de leiding zullen overnemen. De geschiedenis van de twintigste eeuw heeft laten zien dat na een crisis zonder weerga, dit alles pas mogelijk word.

     

    Wordt vervolgd…

     

    Met vriendelijke groet,

    Robert De Telder


    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    01-12-2014, 13:52 geschreven door Eigenzinnige Wezel  
    Reacties (0)
    09-10-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De profeet Sefanja
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Sefanja 1:1 Het woord des HEREN, dat kwam tot Sefanja, de zoon van Kusi, de zoon van Gedalja, de zoon van Amarja, de zoon van Hizkia, in de dagen van Josia, de zoon van Amon, de koning van Juda. (NBG vertaling 1951)

    Met dit artikel wil ik de profeet Sefanja onder de aandacht brengen. De betekenis van de naam Sefanja is: ‘Bewaard heeft de HERE’. Wat bijzonder aan de introductie van Sefanja in de Bijbel is, is zijn voorgeslacht. Zijn over-overgrootvader was namelijk koning Hizkia (724/694 v. Chr.) van Juda. De bediening van de profeet Sefanja liep ten tijde van het koningschap van koning Josia in Juda. Over koning Josia schreef ik eerder een artikel op 28-04-2014: Kroniek van koning Josia van Juda, zie link: http://bloggen.be/robertdetelder/

    Koning Josia regeerde van het jaar 640 tot 609 v. Chr., een periode van 31 jaar. De profeet moest profeteren tegen ‘het overblijfsel van Baäl’ en de algemene afgodendienst die aan het begin van de regeerperiode van Josia in Juda nog voorkwam, wanneer deze de kroon overnam van zijn vader Amon de afgodendienaar. Zie het artikel van 26-05-2014: Kroniek van koning Manasse en Amon van Juda, zie link: http://bloggen.be/robertdetelder/.

    We moeten de aanvang van de bediening van Sefanja als profeet aldus dateren voor de godsdiensthervorming die koning Josia in het land doorvoerde. Vers vier van het eerste hoofdstuk van Sefanja maakt dit duidelijk.

     

    Sefanja 1:2 Volkomen zal Ik alles van de aardbodem wegvagen, luidt het woord des HEREN. 3 Ik zal wegvagen mens en dier, Ik zal wegvagen het gevogelte des hemels en de vissen der zee, en de ergernissen met de goddelozen; ja, Ik zal de mensen van de aardbodem uitroeien, luidt het woord des HEREN. 4 Ik zal mijn hand uitstrekken tegen Juda en tegen alle inwoners van Jeruzalem, en Ik zal uit deze plaats uitroeien het overblijfsel van Baäl en de naam der afgods-dienaren met de priesters, 5 en hen die op de daken zich neerbuigen voor het heer des hemels, en die zich neerbuigen en zweren bij de HERE en zweren bij hun Moloch; 6 ook hen die van de HERE afvallen, en die de HERE niet zoeken noch naar Hem vragen. 7 Zwijg voor het aangezicht van de Here HERE, want nabij is de dag des HEREN; want de HERE heeft een offermaal bereid; Hij heeft zijn genodigden geheiligd. 8 Het zal geschieden ten dage van het offermaal des HEREN, dat Ik bezoeking zal doen over de vorsten en over de koningszonen en over allen die uitheemse kleding dragen. 9 Ook zal Ik te dien dage bezoeking doen over allen die over de drempel springen, die het huis hunner heren vullen met geweld en bedrog. 10 Het zal geschieden te dien dage, luidt het woord des HEREN, dat er een luid geschreeuw zal zijn uit de Vispoort en een gehuil uit de Nieuwe stad en een luid gekraak van de heuvels. 11 Huilt, gij inwoners van de Vijzel, want al het kramersvolk gaat te gronde en alle geldwegers worden uitgeroeid. 12 Het zal te dien tijde geschieden, dat Ik Jeruzalem met lampen zal doorzoeken; Ik zal bezoeking doen over de mannen die dik geworden zijn op hun droesem, en die bij zichzelf denken: De HERE doet geen goed en Hij doet geen kwaad. 13 Hun rijkdommen zullen zijn ter plundering en hun huizen ter verwoesting. Al bouwen zij huizen, zij zullen ze niet bewonen; al planten zij wijngaarden, zij zullen de wijn daarvan niet drinken.

     

    De hiervoor vermelde oordeelaankondiging moeten we op de tijdsbalk voor de godsdiensthervorming van koning Josia plaatsen. De jaartallen verstrekt het Bijbelboek 2 kronieken:

     

    2 kronieken 34:1 Josia was acht jaren oud, toen hij koning werd, en hij regeerde eenendertig jaar te Jeruzalem. 2 Hij deed wat recht is in de ogen des HEREN en wandelde in de wegen van zijn vader David; hij week niet af, rechts noch links. 3 In het achtste jaar zijner regering, toen hij nog jong was, begon hij de God van zijn vader David te zoeken, en in het twaalfde jaar begon hij Juda en Jeruzalem te reinigen van de hoogten, de gewijde palen, de gesneden en de gegoten beelden. 4 Men brak in zijn tegenwoordigheid de altaren der Baäls af; de wierookaltaren die daarop stonden, hieuw hij om; de gewijde palen, de gesneden en de gegoten beelden verbrijzelde en verpulverde hij, en het stof strooide hij op de graven van hen die daaraan geofferd hadden; 5 de beenderen der priesters verbrandde hij op hun altaren. Zo reinigde hij Juda en Jeruzalem. 6 Ook in de steden van Manasse, Efraïm en Simeon, en zelfs in die van Naftali, welke allerwegen in puin lagen, 7 brak hij de altaren en de gewijde palen af, en sloeg hij de gesneden beelden tot gruis; al de wierookaltaren in het gehele land van Israël hieuw hij om. Daarna keerde hij terug naar Jeruzalem.

     

    Het twaalfde regeringsjaar van Josia was okt629/sep628 v. Chr. De aanvang van de bediening van Sefanja zit op de tijdsbalk voor het jaar 629/628 v. Chr. en liep vermoedelijk gelijk met de eerste twaalf jaar van het koningschap van Josia. Het resultaat van zijn prediking (en van andere profeten) was dat de jonge Godvruchtige koning Josia aan het volk zijn godsdiensthervorming kon doorvoeren. Het aangekondigde oordeel door de mond van de profeet Sefanja werd voor koning Josia afgewend en uitgesteld tot de regeerperiode van zijn zonen Jojakim, Jojachin en Zedekia. Deze laatste koning maakte de val van Jeruzalem in 586 v. Chr. mee, de vernietiging van de Tempel en de wegvoering in Babylonische Ballingschap. Daarvoor had de Babyloniër Nebukadnezar voor de ogen van Zedekia diens zonen laten doden en daarop Zedekia laten verblinden. Met uitgestoken ogen werd Zedekia gevankelijk naar Babylon weggevoerd. Het was het einde van het koningschap van Israël.

     

    Hierna citeer ik vers per vers, de profeet Zefanja verder en geef waar nodig commentaar. De profetie van Sefanja heeft betrekking op een herkenbaar historisch gedeelte maar gaat ook dikwijls over, naar wat men de eindtijd noemt. Een oordeelperiode over Juda en de volken dat ook nu nog toekomst is.

     

    1:14 Nabij is de grote dag des HEREN, nabij en hij nadert haastig. Hoort, de dag des HEREN; bitter schreeuwt dan de held. 15 Die dag is een dag van verbolgenheid, een dag van benauwdheid en van angst, een dag van vernieling en van vernietiging, een dag van duisternis en van donkerheid, een dag van wolken en van dikke duisternis, 16 een dag van bazuingeschal en van krijgsgeschreeuw tegen de versterkte steden en tegen de hoge hoektorens. 17 Dan zal Ik de mensen benauwen, zodat zij gaan als blinden, want zij hebben tegen de HERE gezondigd, en hun bloed zal worden uitgestort als stof en hun ingewand als drek. 18 Noch hun zilver, noch hun goud zal hen kunnen redden op de dag van de verbolgenheid des HEREN. Door het vuur van zijn naijver zal de ganse aarde verteerd worden, want vernietiging, ja, een verschrikkelijk einde zal Hij alle inwoners der aarde bereiden. 2:1 Komt tot uzelf, ja, komt tot inkeer, gij schaamteloos volk, 2 voordat het besluit tot uitvoering komt – als kaf gaat een dag voorbij – voordat over u komt de brandende toorn des HEREN, voordat over u komt de dag van de toorn des HEREN. 3 Zoekt de HERE, alle ootmoedigen des lands, gij die zijn verordening volbrengt; zoekt gerechtigheid, zoekt ootmoed; misschien zult gij geborgen worden op de dag van de toorn des HEREN.

     

    Voorwaar, men wordt niet vrolijk gestemd bij het lezen van de oordeelaankondiging van de profeet Sefanja. Nochtans is het wat inhoud betreft, dezelfde aankondiging die men bijvoorbeeld ook in het laatste Bijbelboek vind: de Openbaring of de Apocalyps van Jezus Christus. De ‘dag des HEEREN’ is in het Bijbelboek Openbaring een periode van zeven jaar verdeeld in twee perioden van 3 ½ jaar. Een periode van oordeel over een mensenwereld die de Baäls volgen.

     

    De profeet Zefanja gaat in de verzen volgend op 2:3 over naar een duidelijk herkenbaar historisch gedeelte. Alhoewel het ook profetie was aangezien de profeet Zefanja een oordeel aankondigde over het land der Filistijnen. Een oordeel dat hij aankondigde in de periode 640/629 v. Chr. en pas in vervulling ging met de Scythische invasie van het gebied in het jaar 621 v. Chr. Zie het artikel op deze blog over de Scythen van 26-06-2014 link: http://bloggen.be/robertdetelder/

     

    Zefanja 2:4 Want Gaza zal verlaten zijn, en Askelon tot een woestenij worden, Asdod zal men op de middag verdrijven, en Ekron zal ontworteld worden. 5 Wee u, bewoners der zeekust, volk der Keretieten! Het woord des HEREN is tegen u, Kanaän, land der Filistijnen, en Ik zal u te gronde richten, zodat er geen inwoner meer zal zijn. 6 De zeekust zal worden tot weideplaatsen, tot putten der herders en tot kooien voor schapen. 7 De kust zal ten deel vallen aan het overblijfsel van het huis van Juda; daarop zullen zij weiden; in de huizen van Askelon zullen zij zich des avonds legeren, want de HERE, hun God, zal acht op hen slaan en een keer in hun lot brengen. 8 Ik heb gehoord het gesmaad van Moab en het gehoon der Ammonieten, waarmede zij mijn volk smaadden en zich verhieven tegen hun gebied. 9 Daarom, zo waar Ik leef, luidt het woord van de HERE der heerscharen, de God van Israël, voorwaar, Moab zal aan Sodom gelijk worden, en de Ammonieten aan Gomorra, een veld van distelen en een zoutgroeve en een woestenij tot in eeuwigheid. Het overblijfsel van mijn volk zal hen plunderen en de rest van mijn natie hen erfelijk bezitten. 10 Dit zal hun wedervaren voor hun overmoed, want zij hebben gesmaad en zich verheven tegen het volk van de HERE der heerscharen. 11 Geducht zal de HERE tegen hen wezen, want Hij zal alle goden der aarde doen wegteren, en voor Hem zullen zich neerbuigen, ieder uit zijn plaats, alle kustlanden der volken. 12 Ook gij, Ethiopiërs, zult met mijn zwaard doorstoken worden. 13 En Hij zal zijn hand tegen het Noorden uitstrekken, Hij zal Assur te gronde richten en Nineve tot een wildernis maken, dor als een woestijn. 14 Kudden zullen zich daar legeren, alle gedierte, dat in troepen leeft; zowel pelikaan als roerdomp zullen overnachten op zijn kapitelen; hoort, hoe het giert door het venster; verwoesting is op de drempel, want men heeft het cederwerk vernield. 15 Dit is de uitgelaten stad, die zo onbezorgd woonde, die bij zichzelf zeide: Ik ben het en niemand anders. Hoe is zij tot een woestenij geworden, een rustplaats voor het wild gedierte! Ieder die haar voorbijgaat, zal fluiten, met de hand schudden.

     

    Zoals in mijn artikel over de Scythische invasie uiteengezet bleef het land Juda ongedeerd maar werd het gebied van Asdod, toen een Assyrische provincie, in 622/621 v. Chr. door de Scythen onder de voet gelopen. Alle door Sefanja vermeldde plaatsen van Gaza tot Ekron bevonden zich in de Assyrische provincie Asdod. Ik citeerde in het eerder vermelde artikel de historicus Herodotos Boek 1, 105 die vooral de plundering en het lot van Ashkelon belichtte.

     

    In dit gebied woonde echter niet meer de oorspronkelijke bevolking ten tijde van Saul en David, maar hadden zich daar, sinds 712 v. Chr. zogenaamde zeevolken, gevestigd. Zie het artikel van 22-03-2014: Ramses III en de Zeevolken: http://bloggen.be/robertdetelder/

    De door Zefanja vermelde Keretieten moeten met hen geïdentificeerd worden. In dezelfde lijn schreef ik op 11-02-2014 een artikel over het reisverslag van WEN-AMON, zie link: http://bloggen.be/robertdetelder/

    De reis van Wen-Amon dateerde ik in 667 v. Chr. en in dat jaar, in die periode zat ook een zogenaamd zeevolk; de Tjeker, in Byblos aan de Middellandse Zeekust. En ook van de Assyriërs onder Sargon II en Sanherib bezitten we berichten uit hun tijd, over Ioniërs of Grieken in het oude land der Filistijnen. De Keretieten van de profeet Sefanja moeten aldus ook met een van de vele zeevolken geïdentificeerd worden. De Keretieten stammen hier af van de Kittiërs, de zonen van Jawan, de zoon van Jafeth, de zoon van Noach:

     

    Genesis 10:2 De zonen van Jafet waren Gomer, Magog, Madai, Jawan, Tubal, Mesek en Tiras. 3 En de zonen van Gomer waren Askenaz, Rifat en Togarma. 4 En de zonen van Jawan waren Elisa, Tarsis, de Kittiërs en de Dodanieten. 5 Naar dezen zijn de kustlanden der volken in hun landen verdeeld, elk naar zijn taal, naar hun geslachten, onder hun volken.

     

    De Septuagint-vertalers (van Hebreeuws naar Grieks) hebben in de derde eeuw voor Christus het Hebreeuwse woord voor Keretieten vertaald met Kretenzers. Ik neem aan dat zij in hun tijd het vreemde woord Keretieten nog eenvoudig konden identificeren met Kretenzers en hiermee tegelijkertijd de herkomst van dit nieuwe volk aan de kust gaven. Hierna de Engelse vertaling van het betreffende Bijbelgedeelte uit de LXX.

     

    LXX Zefanja 2:4 For Gaza shall be utterly spoiled, and Ascalon shall be destroyed; and Azotus shall be cast forth at noon-day, and Accaron shall be rooted up. 5 Woe to them that dwell on the border of the sea, neighbours of the Cretans! the word of the Lord is against you, O Chanaan, land of the Philistines, and I will destroy you out of your dwelling-place. 6 And Crete shall be a pasture of flocks, and a fold of sheep. 7 And the sea cost shall be for the remnant of the house of Juda; they shall pasture upon them in the houses of Ascalon; they shall rest in the evening because of the children of Juda; for the Lord their God has visited them, and he will turn away their captivity.

     

    Het is na het wegtrekken van de plunderende Scythen naar het noorden, dat koning Josia volgens de profetie van Sefanja (2:6), het kustgebied heeft kunnen bezetten. De macht van Assyrië was tanende. Zij werden al belaagd door Babyloniërs en Meden. En de Scythen hadden net een rooftocht door hun gebied uitgevoerd. Het is in dit machtsvacuüm dat Josia zijn heerschappij over het gebied kon vestigen. De Bijbel leert dat Josia ook het gebied van het van Israëlieten ontvolkte gebied van Samaria controleerde (2 Koningen 23:15-19 en 2 Kronieken 34:1-7).

     

    En de moderne archeologie bevestigd zijn beheersen van de kust. Niet ver van Jafne-Jam hebben archeologen anno 1960 een vestingstad blootgelegd dat men de naam Mesad Hashavjahoe gegeven heeft, en dit op basis van Hebreeuwse inscripties op potscherven. De vondsten heeft men gedateerd van ongeveer het jaar 630 tot 609 v. Chr., en valt aldus binnen de regeerperiode van koning Josia van Juda. Hierna een citaat van de bekende W.F. Albright:

    "The life of the fortress could be dated within narrow limits by the typical late pre-exilic and early Ionian pottery found on the site, as well as by historical considerations, which suggest a date about 630 BCE. This would be just after the death of the Assyrian king Ashurbanipal and before the occupation of the Philistine Plain by Psammetichus of Egypt."

     

    Het gevonden aardewerk is nochtans een onderwerp van heel wat discussies onder de verschillende vak-wetenschappers. Ook hier is de orthodoxe Egyptologie en haar tijdconstructie een hinderpaal in het verklaren van het gevonden Griekse materiaal. En een andere hinderpaal  bij vele wetenschappers is dat zij de Bijbel niet als een historisch accuraat boek aanvaarden. Van groot belang was echter de vondst te Mesad Hashavjahoe van een potscherf met een Hebreeuwse brief erin gegrift. Hierna een citaat van Shmuel Ahituv met commentaar:

    "The letter is written in good biblical Hebrew, plus a possible scribal omission here or there, and the script is that of a trained scribe. The work supervisor mentioned in the text bears a clearly Judaean name, Hoshavyahu. All these factors point to a time of Judaean control over the area."

     

    En de archeoloog J. Naveh die in 1960 de werkzaamheden op de site leidde geeft hierop het volgende commentaar:

    "The four Hebrew inscriptions together testify to this fortress having been under Judaean control at the time. ... It seems likely that Josiah placed a military governor in charge of the fortress, and that the force garrisoned there was supplied with provisions by the peasants living in the unwalled settlements in the vicinity.”

     

    Het is duidelijk dat koning Josia ‘s hegemonie zich ook over de zeekust uitstrekte. En dat dit een vervulling van de profetie van Sefanja was. Vanaf het doortrekken van de Scythen in het jaar 622/621 v. Chr. tot het jaar 609 v. Chr. controleerde Josia de buurlanden(ex-Assyrische provincies) van Juda. In het jaar 609 v. Chr. kwam Josia aan zijn einde te Megiddo, alwaar hij de doortocht van het Egyptische leger onder farao Necho II de weg wilde versperren. In het jaar 612 v. Chr. was Nineveh door Babyloniërs en Meden ten val gebracht en werd daarop het Assyrische Rijk verdeeld. Egypte was hier ook een van de aasgieren die hun deel van de buit wilde binnenhalen. En daarom rukte farao Necho II met zijn legers langs het kustgebied naar het noorden, naar Karkemis aan de Eufraat.

     

    Hierna vervolg ik met de profetie van Sefanja integraal te citeren. De profeet spreekt vanaf hoofdstuk 3:1 de stad Jeruzalem aan en kondigt oordeel over zijn generatie aan:

     

    3:1 Wee u, weerspannige, bezoedelde, verdrukkende stad! 2 Zij hoort naar geen roepstem, zij neemt geen tuchtiging aan; op de HERE vertrouwt zij niet, tot haar God nadert zij niet. 3 Haar vorsten in haar midden zijn brullende leeuwen; haar rechters zijn avondwolven, zij laten niets over tot de morgen. 4 Haar profeten zijn woordenkramers, mannen die trouweloos handelen; haar priesters ontwijden het heilige, zij doen de wet geweld aan. 5 De HERE is rechtvaardig in haar midden; Hij doet geen onrecht; elke morgen geeft Hij zijn recht; als het licht wordt, blijft het niet uit. Doch de verkeerde weet van geen schaamte. 6 Ik heb volken uitgeroeid; vernield zijn hun hoektorens; Ik heb hun straten verwoest, zodat niemand er meer door gaat; hun steden liggen in puin, zonder mensen, zonder inwoners. 7 Ik zeide: Vrees Mij toch, neem tuchtiging aan; dan zal haar woning niet uitgeroeid worden volgens alles waarmee Ik over haar bezoeking zal doen. Evenwel, zij waren er vroeg bij om al hun boze daden te bedrijven. 8 Daarom, wacht op Mij, luidt het woord des HEREN, ten dage dat Ik zal opstaan tot de buit; want mijn vonnis is, volken te vergaderen, koninkrijken te verzamelen, over hen mijn gramschap uit te gieten, heel mijn brandende toorn, want door het vuur van mijn naijver zal de ganse aarde verteerd worden.

     

    Wanneer we dit Bijbelgedeelte hebben doorgenomen merken we hoe de boodschap van Zefanja overgaat van een oordeelaankondiging over het Jeruzalem van zijn tijd naar een oordeelaankondiging over de ganse aarde. Een oordeel dat echter vandaag nog toekomst is. Zoals in het artikel op dit blog van 17-08-2014 over de profeet Micha bestaat er ook een tijdskloof in de profetie van Zefanja. De reden is de verwerping van de Messias bij zijn eerste komst met als gevolg het ontstaan van een tijdskloof in vele profetieën over het beloofde Messiaanse Vrederijk. In dit tijd-dal wordt al bijna tweeduizend jaar nu de EKKLESIA ‘uit’geroepen. Maar er volgt nog een derde herstel van een rest van Israël, en met hen de volken. En het is over dit herstel dat Zefanja zijn slotwoorden uitspreekt:

     

    3:9 Maar dan zal Ik de volken andere, reine lippen geven, opdat zij allen de naam des HEREN aanroepen; opdat zij Hem dienen met eenparige schouder. 10 Van gene zijde der rivieren van Ethiopië zullen mijn aanbidders, mijn verstrooiden, mijn offer brengen. 11 Te dien dage zult gij u niet behoeven te schamen over al de daden waarmede gij tegen Mij hebt overtreden, want dan zal Ik uit uw midden uw hoogmoedig juichenden verwijderen. En voortaan zult gij niet meer overmoedig zijn op mijn heilige berg. 12 En Ik zal in uw midden overlaten een ellendig en gering volk, en wie schuilen bij de naam des HEREN. 13 Het overblijfsel van Israël zal geen onrecht doen noch leugen spreken, en in hun mond zal geen bedrieglijke tong gevonden worden, want zij zullen weiden en nederliggen, zonder dat iemand hen verschrikt. 14 Jubel, dochter van Sion; juich, Israël; verheug u en wees vrolijk van ganser harte, dochter van Jeruzalem! 15 De HERE heeft uw gerichten weggenomen, Hij heeft uw vijand weggevaagd. De Koning Israëls, de HERE, is in uw midden; gij zult geen kwaad meer vrezen. 16 Te dien dage zal tot Jeruzalem gezegd worden: Vrees niet, Sion, laten uw handen niet slap worden. 17 De HERE, uw God, is in uw midden, een held, die verlost. Hij zal Zich over u met vreugde verblijden; Hij zal zwijgen in zijn liefde; Hij zal over u juichen met gejubel. 18 Wie bedroefd zijn, ver van de feestvergadering, zal Ik samenbrengen; zij behoren toch bij u. Als een last drukt de smaad op hen. 19 Zie, Ik zal te dien tijde afrekenen met al uw verdrukkers, maar Ik zal het hinkende verlossen en het verstrooide zal Ik verzamelen; Ik zal tot een lof en tot een naam stellen hen, wier schande was over de gehele aarde. 20 Te dien tijde zal Ik u doen komen, namelijk ten tijde dat Ik u verzamelen zal. Want Ik zal u stellen tot een naam en tot een lof onder alle volken der aarde, wanneer Ik voor uw ogen een keer zal gebracht hebben in uw lot, zegt de HERE.

     

    Wanneer deze profetie voor Israël ooit haar vervulling ziet, zullen ook de volken in hun zegen delen. Ook een rest van de oude (en nieuwe) vijanden zullen dan verzoend en gezegend naast Israël, het vrederijk beërven. En dit is geen Utopie maar een in de Bijbel beloofde werkelijkheid die op God ’s tijd in vervulling zal gaan.

     

    Jesaja 19:23 Te dien dage zal er een heerbaan wezen van Egypte naar Assur, en Assur zal in Egypte komen en Egypte in Assur, en Egypte zal met Assur (de HERE) dienen. 24 Te dien dage zal Israël de derde zijn naast Egypte en Assur, een zegen in het midden der aarde, 25 omdat de HERE der heerscharen het gezegend heeft met de woorden: Gezegend zij mijn volk Egypte en het werk mijner handen, Assur, en mijn erfdeel Israël.

     

    Psalm 87:1 Van de Korachieten. Een psalm. Een lied. Zijn stichting ligt op heilige bergen; 2 de HERE heeft Sion ‘s poorten lief boven alle woningen van Jakob. 3 Heerlijke dingen zijn van u te zeggen, o gij stad Gods! Sela 4 Rahab en Babel vermeld Ik als degenen die Mij kennen; zie, Filistea en Tyrus met Ethiopië: deze is daar geboren. 5 Ja, van Sion wordt gezegd:

    Ieder van hen is in haar geboren, Hij, de Allerhoogste, bevestigt haar. 6 De HERE telt bij het opschrijven der volken: deze is daar geboren. Sela 7 En zij zingen bij reidans: Al mijn bronnen zijn in u!

     

    Wordt vervolgd…

     

    Met vriendelijke groet,

    Robert De Telder


    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    09-10-2014, 09:28 geschreven door Eigenzinnige Wezel  
    Reacties (0)
    15-09-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.DE LEUGEN
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    2 Thessalonicenzen 2:1 Maar wij verzoeken u, broeders, met betrekking tot de komst van [onze] Here Jezus Christus en onze vereniging met Hem, 2 dat gij niet spoedig uw bezinning verliest of in onrust verkeert, hetzij door een geestesuiting, hetzij door een prediking, hetzij door een brief, die van ons afkomstig zou zijn, alsof de dag des Heren (reeds) aanbrak. 3 Laat niemand u misleiden, op welke wijze ook, want eerst moet de afval komen en de mens der wetteloosheid zich openbaren, de zoon des verderfs, 4 de tegenstander, die zich verheft tegen al wat God of voorwerp van verering heet, zodat hij zich in de tempel Gods zet, om aan zich te laten zien, dat hij een god is.

     

    5 Herinnert gij u niet, dat ik, toen ik nog bij u was, u dit meermalen gezegd heb? 6 En gij weet thans wel, wat hem weerhoudt, totdat hij zich openbaart op zijn tijd. 7 Want het geheimenis der wetteloosheid is reeds in werking; (wacht) slechts totdat hij, die op het ogenblik nog weerhoudt, verwijderd is. 8 Dan zal de wetteloze zich openbaren; hem zal de Here [Jezus] doden door de adem zijns monds en machteloos maken door zijn verschijning, als Hij komt.

     

    9 Daarentegen is diens komst naar de werking des satans met allerlei krachten, tekenen en bedrieglijke wonderen, 10 en met allerlei verlokkende ongerechtigheid, voor hen, die verloren gaan, omdat zij de liefde tot de waarheid niet aanvaard hebben, waardoor zij hadden kunnen behouden worden. 11 En daarom zendt God hun een dwaling, die bewerkt, dat zij de leugen geloven, 12 opdat allen worden geoordeeld, die de waarheid niet geloofd hebben, doch een welgevallen hebben gehad in de ongerechtigheid. (NBG Vertaling 1951)

     

    Ik heb dan wel de eerste twaalf verzen van hoofdstuk 2 van de tweede brief van Paulus aan de Thessalonicenzen geciteerd, in dit artikel wil ik vooral aandacht geven aan de verzen 9-12 waar het over ‘de leugen’ handelt. Aan de geprofeteerde wederkomst van Jezus Christus gaan heel wat zaken vooraf die dienen te gebeuren. Een van de belangrijkste gebeurtenissen die voorafgaan aan de komst van Christus, is het optreden van een anti-christus of pseudo-christus. Paulus noemt hem ‘de wetteloze’. Het optreden van de ‘wetteloze’ gaat gepaard met ‘de afval’. Met ‘de afval’ wordt dan het opgeven van het evangelie bedoelt, het niet langer voor waar houden van de Blijde Boodschap. De Blijde Boodschap, het evangelie geeft Paulus in al zijn brieven door. Hierna één citaat:

     

    1 Korintiërs 15: 1 Ik maak u bekend, broeders, het evangelie, dat ik u verkondigd heb, dat gij ook ontvangen hebt, waarin gij ook staat, 2 waardoor gij ook behouden wordt, indien gij het zó vasthoudt, als ik het u verkondigd heb, tenzij gij tevergeefs tot geloof zoudt gekomen zijn. 3 Want vóór alle dingen heb ik u overgegeven, hetgeen ik zelf ontvangen heb: Christus is gestorven voor onze zonden, naar de Schriften, 4 en Hij is begraven en ten derden dage opgewekt, naar de Schriften, 5 en Hij is verschenen aan Kefas, daarna aan de twaalven. 6 Vervolgens is Hij verschenen aan meer dan vijfhonderd broeders tegelijk, van wie het merendeel thans nog in leven is, doch sommigen zijn ontslapen. 7 Vervolgens is Hij verschenen aan Jakobus, daarna aan al de apostelen; 8 maar het allerlaatst is Hij ook aan mij verschenen, als aan een ontijdig geborene. 9 Want ik ben de geringste der apostelen, niet waard een apostel te heten, omdat ik de gemeente Gods vervolgd heb. 10 Maar door de genade Gods ben ik, wat ik ben, en zijn genade aan mij is niet vergeefs geweest, want ik heb meer gearbeid dan zij allen, doch niet ik, maar de genade Gods, die met mij is. 11 Daarom dan, ik of zij, zó prediken wij, en zó zijt gij tot het geloof gekomen. (NBG Vertaling 1951)

     

    Het evangelie is dat de Christus plaatsvervangend, voor onze zonden, gestorven is en ten derde dage opgewekt. Jezus leeft! Het is deze boodschap wanneer aangenomen, die mensen behoudt. Het is een geloof, een liefde tot de waarheid, een overgave, dat men vasthoudt, ‘tenzij men tevergeefs tot geloof zoudt gekomen zijn’.

     

    De huidige bedeling van de genade, een periode die een aanvang nam met Pinksteren in het jaar 30 AD zal ook ooit eindigen. Het is een bedeling die ongeveer gelijkloopt met de periode van het christendom, maar ook ooit een einde zal kennen en dan zal opnieuw een deur gesloten worden, zoals eertijds de deur van de ark door de HERE God gesloten werd (Genesis 7:11). Bij de studie van de Bijbel is het belangrijk de verschillende bedelingen Gods te onderscheiden. De gevestigde kerken onderscheiden geen bedelingen in Gods heilsplan met deze wereld. Zij zien meestal één kerk of gemeente en dit van af Genesis tot in der eeuwigheid. De bedelingenleer dateert van de negentiende eeuw, komt volgens hen uit protestantse sektarische hoek en wordt verworpen.

     

    Het woord bedeling komt in de grondtekst van de Bijbel niet voor. Een ‘Bedeling’ veronderstelt dat God over de eeuwen heen vele malen en op verschillende wijzen met volken en individuen is omgegaan en omgaat. De onderzoeker Clarence Larkin e.a. onderscheiden tot zeven bedelingen vanaf Genesis. Het is niet mijn bedoeling om nu in detail de verschillende herkenbare bedelingen in de Bijbel te behandelen. Ik wens mij alleen te concentreren op de huidige bedeling van de genade, die na de bedeling van de wet van Mozes gekomen is, en die eens door God afgesloten zal worden. Na het afsluiten van de huidige bedeling der genade volgt een nieuwe bedeling: het komende Messiaanse Vrederijk. Met deze bedeling wordt Israël, het oude verbondsvolk, hersteld. Dit geprofeteerde Messiaanse Vrederijk is ook niet de traditionele ‘eeuwigheid’, maar zal na een periode van 1000 jaar ook afgesloten worden.

     

    Bedelen, rechte voren trekken of de Schrift snijden, doen we in feite allemaal. De gevestigde kerken verdelen de Bijbel bijvoorbeeld in een Oude en een Nieuwe Testament wat in wezen ook ‘bedelen’ is. De voortreffelijke Bijbelvertaling NBG 1951 heeft eenmaal het woord ‘bedeling’ in haar vertaling opgenomen. Ik citeer hierna het gedeelte omdat het gebruik van het woord bedeling, voor verbond, veel duidelijk maakt:

     

    Galaten 4:21 Zegt mij, gij, die onder de wet wilt staan, luistert gij niet naar de wet? 22 Er staat immers geschreven, dat Abraham twee zonen had, één bij de slavin en één bij de vrije. 23 Maar die van de slavin was naar het vlees verwekt, doch die van de vrije door de belofte. 24 Dit is iets, waarin een diepere zin ligt. Want dit zijn twee bedelingen: de ene van de berg Sinai, die slaven baart, dit is Hagar. 25 Het (woord) Hagar betekent de berg Sinai in Arabië. Het staat op één lijn met het tegenwoordige Jeruzalem, want dat is met zijn kinderen in slavernij. 26 Maar het hemelse Jeruzalem is vrij; en dat is onze moeder.

     

    Dit Schriftgedeelte heeft het duidelijk over twee verschillende bedelingen. Twee tijdperken in de geschiedenis van Gods heilsplan tot op heden. Het Bijbelboek Openbaring en de andere Profetische gedeelten van de Schrift, betekenen een scharniermoment van de huidige bedeling van de genade die dan afgesloten wordt, zoals eertijds God de deur sloot van de ark van Noach en de grote vloed als oordeel over de wereld van toen liet komen, naar een nieuwe tijd waar de draad met de Joden opnieuw opgenomen wordt .

     

    Aan het afsluiten van de huidige bedeling van de genade gaan tekenen vooraf. Tijdens de zevenjarige eindtijdperiode (zie het artikel op deze blog van 31-07-2014: de zeventigste jaarweek van Daniël) zal de antichrist optreden. Aan zijn komst gaan ook tekenen vooraf. Zoals Paulus in zijn tweede brief aan de Thessalonicenzen schreef:

     

    2:9 Daarentegen is diens komst naar de werking des satans met allerlei krachten, tekenen en bedrieglijke wonderen, 10 en met allerlei verlokkende ongerechtigheid, voor hen, die verloren gaan, omdat zij de liefde tot de waarheid niet aanvaard hebben, waardoor zij hadden kunnen behouden worden. 11 En daarom zendt God hun een dwaling, die bewerkt, dat zij de leugen geloven, 12 opdat allen worden geoordeeld, die de waarheid niet geloofd hebben, doch een welgevallen hebben gehad in de ongerechtigheid. 13 Maar wij behoren God te allen tijde om u te danken, door de Here geliefde broeders, dat God u als eerstelingen Zich verkoren heeft tot behoudenis, in heiliging door de Geest en geloof in de waarheid. 14 Daartoe heeft Hij u ook door ons evangelie geroepen tot het verkrijgen van de heerlijkheid van onze Here Jezus Christus. 15 Zo dan, broeders, staat vast en houdt u aan de overleveringen, die u door ons, hetzij mondeling, hetzij schriftelijk, geleerd zijn. 16 En Hij, onze Here Jezus Christus, en God, onze Vader, die ons heeft liefgehad en ons eeuwige troost en goede hoop door zijn genade verleend heeft, 17 trooste uw harten, en make ze sterk in alle goed werk en woord.

     

    De hiervoor beschreven tijd zal een periode zijn van krachten, tekenen en bedrieglijke wonderen. En dit samen in een cocktail van verlokkende ongerechtigheid zoals bijvoorbeeld corruptie en het aanbod van pornografie op het internet. Wanneer God de deur sluit van de ark van deze tijd zal hij tegelijkertijd een dwaling zenden zodat allen die dan niet de waarheid van het evangelie aanvaard hebben, maar een welgevallen gehad hebben in de ongerechtigheid, verloren zullen gaan.

     

    Wat is nu ‘de dwaling’ die God zenden zal? En wat zal ‘de leugen’ zijn? De evolutietheorie/leer? De Bijbelkritiek? Ik weet het niet met zekerheid. Ik heb wel enkele vermoedens. De toekomst zal het pas uitmaken. Fundamenteel voor ons geloof en behoudenis is het lijden en sterven van de Zoon van God, het Lam Gods, op het kruis van Golgotha met op de derde dag zijn opstanding uit de dood. Dit is de kern van het evangelie. Een troost voor een ieder die wil geloven en zijn vertrouwen op de Heer stelt. “Ik ben de opstanding en het leven, zegt Jezus, wie in Mij gelooft, zal leven, ook al is hij gestorven, en een ieder, die leeft en in Mij gelooft, zal in eeuwigheid niet sterven; gelooft gij dat?”( Johannes 11:25-27)

     

    Ik vermoed dat de grootste aanval op het christendom het ontkrachten van de Blijde Boodschap van de opstanding van de Zoon van God, zal zijn. Wetenschappers zullen naar mijn vermoeden zijn graf te voorschijn brengen. De leugenachtige boodschap zal zijn: hier ligt de zoon van de timmerman van Nazareth. Men zal onderzoek doen op de botten van deze Palestijnse man, hem als Jezus identificeren en hem dood verklaren. Het evangelie was en is een leugen. Geen opstanding. Geen hoop. En de dwaling zal zijn: alleen dit leven hebben we, laten wij dus eten en drinken en ‘après nous le déluge’. Dit is één mogelijke verklaring uiteraard. Profetie is pas duidelijk wanneer ze zich vervuld!

     

    Wordt vervolgd…

     

    Met vriendelijke groet,

    Robert De Telder

     

    Enkele nuttige websites: (in de Engelse taal)

     

    http://www.biblestudytools.com/commentaries/scofield-reference-notes/

     

    http://www.companionbiblecondensed.com/

     


    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    15-09-2014, 09:17 geschreven door Eigenzinnige Wezel  
    Reacties (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.DEZELFDE GOD?
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Soera 29:45 "En twist niet met de lieden van de Schrift dan op de betamelijkste wijze; met uitzondering van diegenen onder hen, die onrecht doen. En zegt: Wij geloven in Hem, die tot ons heeft nedergezonden en tot u heeft nedergezonden; en onze god en uw god zijn één; en wij zijn aan Hem overgegeven."

    (De Koran in de vertaling van Prof. Dr. J. H. Kramers)

     

    Het is alleen de Koran die de uitspraak doet dat de god van de Arabische openbaring dezelfde god zou zijn als de God van Abraham, Izaak en Jacob van de Bijbel.

     

    De Koran noemt het de Arabische openbaring:

    Soera 16:103 En wanneer Wij een teken in plaats van een ander teken zetten – en Allah weet toch het best wat Hij nederzendt – zeggen zij : Gij verzint maar wat. – Neen, de meesten hunner weten niet. (104) Zeg: Het is nedergezonden door de geest der heiligheid vanwege uw Heer, in wezenlijkheid, om te bevestigen hen, die geloven, en als een rechte leiding en een goede boodschap voor de overgegeven. (105) -  En Wij weten wel, dat zij zeggen : Het zijn slechts mensenkinderen, die hem onderrichten. – De taal van degeen, naar wie zij bedrieglijk  verwijzen, is een vreemde, en dit is een Arabische taal, een duidelijk sprekende. (De Koran in de vertaling van Prof. Dr. J. H. Kramers)

     

    Soera 20 :112 En aldus hebben Wij haar nedergezonden als een Arabische Oplezing, en Wij hebben in haar dreiging aangewend, opdat zij wellicht vrezend worden, of dat zij hun nieuwe maning verschaft. (113) Want verheven is Allah de wezenlijke Koning; overijld u dus niet met de Oplezing, alvorens haar openbaring aan u voldongen is. En zeg; Mijn Heer, doe mij toenemen in kennis." (De Koran in de vertaling van Prof. Dr. J. H. Kramers)

     

    Wat zegt de Bijbel hierover? Is er ruimte voor een Arabische openbaring in de Bijbel? Enkele vragen waar we in dit artikel een antwoord op willen geven.

     

    De Bijbel zwijgt over een eventuele later nog te volgen Arabische openbaring. Integendeel, de Bijbel werd afgesloten met het laatste boek Openbaring of Apocalyps van Jezus Christus. En dit laatste Boek gaat over de komst van Jezus Christus en de openbaring van Zijn Koninkrijk. En de Bijbel werd door Joden geschreven, geïnspireerd door de Heilige Geest van God.

     

    Romeinen 3:1 Wat is dan het voorrecht van de Jood, of wat is het nut van de besnijdenis? Velerlei in elk opzicht. In de eerste plaats toch dit, dat hun de woorden Gods zijn toevertrouwd."

     

    En alhoewel de Bijbel oorspronkelijk in het Hebreeuws en het Grieks werd doorgegeven, is er geen vermelding over het eventuele belang van de ene taal over de andere. Integendeel, alle talen zijn in de Bijbel evenwaardig:

     

    Handelingen 2:2 En toen de Pinksterdag aanbrak, waren allen tezamen bijeen. En eensklaps kwam er uit de hemel een geluid als van een geweldige windvlaag en vulde het gehele huis, waar zij gezeten waren; en er vertoonden zich aan hen tongen als van vuur, die zich verdeelden, en het zette zich op ieder van hen; en zij werden allen vervuld met de heilige Geest en begonnen met andere tongen te spreken, zoals de Geest het hun gaf uit te spreken. Nu waren er Joden te Jeruzalem woonachtig, vrome mannen uit alle volken onder de hemel; en toen dit geluid gekomen was, liep de menigte te hoop en verbaasde zich, want een ieder hoorde hen in zijn eigen taal spreken.

     

    Indien de Arabische openbaring van dezelfde god zou zijn als de Bijbel, zou ook de boodschap en ethiek dezelfde moeten zijn. Maar wat blijkt, de twee openbaringen staan haaks op elkaar. Hierna één voorbeeld: de relatie tussen vrouw en man in het huwelijk:

     

    KORAN

     

    Soera 2:223

    Uw vrouwen zijn akker voor u; zo komt dan tot uw akker zoals gij maar wilt, maar doet iets daaraan voorafgaan vooruzelven. En vreest Allah en weet, dat gij Hem ontmoeten zult. En geeft goede tijding aan de gelovigen.

     

    Soera 4:38 " De mannen zijn opzichters over de vrouwen voor wat Allah aan de een meer gegeven heeft dan aan de ander en voor wat zij als bijdrage hebben gegeven van hun bezittingen. De deugdzame vrouwen echter zijn de in ootmoed staanden en welke de verborgenheid behoeden door de behoeding van Allah. Maar zij, van wie gij opstandigheid vreest, vermaant haar en vermijdt haar op de rustplaatsen en slaat haar. Maar indien zij u gehoorzaam worden, zoekt dan geen weg om haar te tuchtigen. Allah is waarlijk verheven en groot."

     

    Soera 2:282 “En neemt het getuigenis aan van twee uwer mannen, doch indien er niet twee mannen zijn, dan één man en twee vrouwen, behorende tot hen, die gij aanvaardt van de getuigen, voor het geval, dat één van haar beiden dwaalt, zodat de andere van beiden haar eraan kan herinneren.”

     

    De Koran in de vertaling van Prof. Dr. J. H. Kramers

    BIJBEL

     

    1 Korintiërs 7: 1-9

    …De vrouw heeft niet zelf over haar lichaam te beschikken, doch haar man; en eveneens heeft de man niet zelf over zijn lichaam te beschikken, doch zijn vrouw. Onthoudt dat elkander niet..

     

    1 Korintiërs 11:11

    …En toch, in de Here is evenmin de vrouw zonder man iets, als de man zonder vrouw. Want gelijk de vrouw uit de man is, zo is ook de man door de vrouw; alles is echter uit God.

     

    Efeziërs 5:28

    …Zo zijn ook de mannen verplicht hun vrouw lief te hebben als hun eigen lichaam. Wie zijn eigen vrouw liefheeft, heeft zichzelf lief; want niemand haat ooit zijn eigen vlees.

     

    Kolossenzen 3 : 19

    …Mannen, hebt uw vrouw lief en weest niet ruw tegen haar.

     

    1 Petrus 3:7

    …Desgelijks gij, mannen, leeft verstandig met uw vrouwen, als met brozer vaatwerk, en bewijst haar eer, daar zij ook mede erfgenamen zijn van de genade des levens, opdat uw gebeden niet belemmerd worden.

     

    (NBG Vertaling 1951)

     

    Er kunnen nog meer verschillen tussen Bijbel en Koran aangetoond worden. Het grote struikelblok echter is de Zoon van God: de Heer Jezus Christus, die in de Koran alleen en uitsluitend als een profeet aanzien wordt. Meer zelfs; het Zoon-schap van God wordt in de Koran afgewezen:

     

    Soera 17:111 "En zeg: Lof aan Allah, die zich geen zoon heeft genomen en die geen genoot heeft in het koningschap en die niet in vernedering een verbondene behoeft."

     

    Soera 112 "Zeg : Hij Allah is één – Allah, de Eeuwige. – Niet heeft Hij verwekt noch is Hij verwekt. – En niet is één aan Hem gelijkwaardig."

     

    Daarenboven wordt de Blijde Boodschap, het evangelie zoals in de Bijbel gebracht, in de Koran als zijnde een leugen neergezet.

     

    Soera 4:156 " En wegens hun zeggen : Wij hebben gedood de Masih Isa, zoon van Marjam, boodschapper van Allah. – Maar niet hebben zij hem gedood en niet hebben zij hem gekruisigd, doch voor hen werd een schijnbeeld van hem gemaakt. En zij, die daarna van mening verschillen, zijn waarlijk in twijfel over hem. Zij hebben daaromtrent geen wetenschap anders dan het navolgen van de blote mening. En niet hebben zij hem gedood in zekerheid. Neen, Allah heeft hem tot Zich verhoogd. En Allah is geweldig en wijs."

     

    ‘Masih Isa’ staat in de Arabische Koran voor Messias Jezus en het Arabische Marjam staat voor het Griekse Maria of het Hebreeuwse Mirjam. En dit zijn dan slechts details wanneer vergeleken met de ontkenning in de Koran, van het plaatsvervangend sterven van de Zoon van God, het geven van Zijn bloed op het kruis van Golgotha ter verzoening voor de verloren mens, en drie dagen later de overwinning van Jezus Christus over de dood, met Zijn Opstanding. En dit is het hart van het evangelie.

     

    1 Korintiërs 15:1 Ik maak u bekend, broeders, het evangelie, dat ik u verkondigd heb, dat gij ook ontvangen hebt, waarin gij ook staat, 2 waardoor gij ook behouden wordt, indien gij het zó vasthoudt, als ik het u verkondigd heb, tenzij gij tevergeefs tot geloof zoudt gekomen zijn. 3 Want vóór alle dingen heb ik u overgegeven, hetgeen ik zelf ontvangen heb: Christus is gestorven voor onze zonden, naar de Schriften, 4 en Hij is begraven en ten derden dage opgewekt, naar de Schriften, 5 en Hij is verschenen aan Kefas, daarna aan de twaalven. 6 Vervolgens is Hij verschenen aan meer dan vijfhonderd broeders tegelijk, van wie het merendeel thans nog in leven is, doch sommigen zijn ontslapen. 7 Vervolgens is Hij verschenen aan Jakobus, daarna aan al de apostelen; 8 maar het allerlaatst is Hij ook aan mij verschenen, als aan een ontijdig geborene. 9 Want ik ben de geringste der apostelen, niet waard een apostel te heten, omdat ik de gemeente Gods vervolgd heb. 10 Maar door de genade Gods ben ik, wat ik ben, en zijn genade aan mij is niet vergeefs geweest, want ik heb meer gearbeid dan zij allen, doch niet ik, maar de genade Gods, die met mij is. 11 Daarom dan, ik of zij, zó prediken wij, en zó zijt gij tot het geloof gekomen.

     

    Er wordt in de Bijbel maar één God geopenbaard. En dat is de God van Abraham, de God van Izaak en de God van Jacob/Israël die zich geopenbaard heeft in de Zoon Jezus Christus. Net zoals in de natuur men water heeft in vloeibare vorm, water als damp zijnde en water als ijs zijnde, blijven alle drie in welke vorm dan ook, toch water. Zo komt de HERE God van de Bijbel tot de mens als de Vader, als de Zoon en als de Geest. In de naam van de Vader, de Zoon en de Geest worden trouwens ook christenen gedoopt:

     

    Matteüs 28:16 En de elf discipelen vertrokken naar Galilea, naar de berg, waar Jezus hen bescheiden had. 17 En toen zij Hem zagen, aanbaden zij, maar sommigen twijfelden. 18 En Jezus trad naderbij en sprak tot hen, zeggende: Mij is gegeven alle macht in de hemel en op [de] aarde. 19 Gaat dan henen, maakt al de volken tot mijn discipelen en doopt hen in de naam des Vaders en des Zoons en des Heiligen Geestes en leert hen onderhouden al wat Ik u bevolen heb. 20 En zie, Ik ben met u al de dagen tot aan de voleinding der wereld.

     

    Het antwoord van de Koran op de Bijbelse boodschap is dat de Koran gekomen is ‘om duidelijk te maken van wat verborgen werd gehouden en om uit te wissen’:

     

    Soera 5:18 O lieden van de Schrift, gekomen is tot U Onze Boodschapper om u veel duidelijk te maken van wat gij verborgen hield van de Schrift en om veel uit te wissen. Gekomen is tot u van Allah een licht en een duidelijk sprekend Schrift. Daarmede leidt Allah wie Zijn welgevallen volgt langs de wegens des heils hen voerend uit de duisternissen naar het licht, met Zijn verlof, en hen leidend langs een rechtgebaand pad.

     

    De Koran en de Bijbel staan tegenover elkaar en dit zowel in leer als ethiek.

     

    Hierna als slot de Blijde Boodschap, het evangelie naar Paulus:

    Colossenzen 2:15 Hij is het beeld van de onzichtbare God, de eerstgeborene der ganse schepping, 16 want in Hem zijn alle dingen geschapen, die in de hemelen en die op de aarde zijn, de zichtbare en de onzichtbare, hetzij tronen, hetzij heerschappijen, hetzij overheden, hetzij machten; alle dingen zijn door Hem en tot Hem geschapen; 17 en Hij is vóór alles en alle dingen hebben hun bestaan in Hem; 18 en Hij is het hoofd van het lichaam, de gemeente. Hij is het begin, de eerstgeborene uit de doden, zodat Hij onder alles de eerste geworden is. 19 Want het heeft de ganse volheid behaagd in Hem woning te maken, 20 en door Hem, vrede gemaakt hebbende door het bloed zijns kruises, alle dingen weder met Zich te verzoenen, door Hem, hetzij wat op de aarde, hetzij wat in de hemelen is. 21 Ook u, die eertijds vervreemd en vijandig gezind waart blijkens uw boze werken, heeft Hij thans weder verzoend, 22 in het lichaam zijns vlezes, door de dood, om u heilig en onbesmet en onberispelijk vóór Zich te stellen, 23 indien gij slechts wel gegrond en standvastig blijft in het geloof en u niet laat afbrengen van de hoop van het evangelie, dat gij gehoord hebt en dat verkondigd is in de ganse schepping onder de hemel, en waarvan ik, Paulus, een dienaar geworden ben.

     

    Wordt vervolgd…

     

    Met vriendelijke groet,

    Robert De Telder


    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    15-09-2014, 08:46 geschreven door Eigenzinnige Wezel  
    Reacties (0)
    01-09-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.KOESH - ETHIOPIE ?
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    DE NIEUWE ORDE IN OPKOMST (1985) herbekeken.

     

    DE NIEUWE ORDE in opkomst, Robert De Telder, Uitgeverij Aksent

    Wettelijk Depot: D/1985/4347/01

    ISBN 90-73739-01-2

     

    Sinds het verschijnen van de eerste druk van mijn boek in 1985 zijn er bijna dertig jaar voorbijgegaan en heeft er zich in de wereld een verdere en niet voorziene ontwikkeling, naar het einde van de zogenaamde Bijbelse eindtijd voorgedaan. Het boek was naar Nederlandse normen een besteller, kende vier herdrukken met uiteindelijk 5000 verkochte exemplaren. Al vele jaren is het boek intussen uitverkocht en alleen nog in sommige antiquariaatzaken verkrijgbaar. In enkele nog te volgen afleveringen wil ik iedere keer op onderdelen van mijn boek stilstaan en een evaluatie maken.

     

    Met dit artikel wil ik het Bijbelse KOESH onder de aandacht brengen, dat in de NBG Vertaling met ETHIOPIE vertaald werd.

    In mijn boek DE NIEUWE ORDE IN OPKOMST (1985) identificeerde ik het Bijbelse eindtijd-Koesh met Ethiopië. Koesh is volgens de profetie van Ezechiël een bondgenoot van Magog, wanneer deze laatste in de eindtijd Israël zal aanvallen, maar daar aan zijn einde komt. Hierna het betreffende Bijbelcitaat:

     

    Ezechiël 38:1 Het woord des HEREN kwam tot mij: 2 Mensenkind, richt uw aangezicht tegen Gog in het land Magog, de grootvorst van Mesek en Tubal; profeteer tegen hem, 3 en zeg: zo zegt de Here HERE: zie, ik zàl u, Gog, grootvorst van Mesek en Tubal! 4 Ik zal u komen halen, haken slaan in uw kaken en u doen uittrekken met uw gehele leger: paarden en ruiters, allen volledig uitgerust, een grote schare, met grote en kleine schilden, allen vertrouwd met het zwaard; 5 ook Perzen, Ethiopiërs en Puteeërs, allen met schild en helm; 6 Gomer en al zijn krijgsbenden; Bet-Togarma ver in het noorden met al zijn krijgsbenden – vele volken met u. 7 Maak u gereed en rust u toe, gij met al de scharen die zich bij u gevoegd hebben; wees gij hun tot een leidsman. 8 Na geruime tijd zult gij een bevel ontvangen; in toekomende jaren zult gij optrekken tegen het land dat zich van de krijg hersteld heeft, (een volk) dat uit het gebied van vele volken bijeengebracht is op de bergen Israëls die tot een blijvende wildernis waren geworden, maar het is uit de volken uitgeleid; allen wonen zij in gerustheid. 9 Dan zult gij optrekken als een opkomend onweer; gij zult zijn als een wolk die de aarde bedekt, gij met al uw krijgsbenden, en vele volken met u. (NBG Vertaling 1951)

     

    Met de identificatie van het Bijbelse Koesh met Ethiopië heb ik in 1985 de bal misgeslagen. Ik liet me toen leiden door wat Hal Lindsey in zijn ‘De planeet die aarde heette’ over Ethiopië meende te kunnen invullen. Het land zat toen nog in het Sovjetblok met zelfs een contingent Cubaanse huurlingen actief in de strijdkrachten. Ik schreef in mijn boek over Ethiopië; dat het land zich naar het noorden zou uitbreiden, naar Soedan toe. De reden was dat de Egyptische 25ste dynastie van Manetho in het huidige Noord-Soedan haar basis had. Met het moderne Ethiopië is het sinds 1985 na de publicatie van mijn boek, echter anders gelopen. Het land zit na het marxistische avontuur nog altijd aan de grond en het noordelijke Eritrea, heeft zich zelfs kunnen afscheiden. In de huidige tijd is het Noord-Soedan dat de rol van het Bijbelse eindtijd-Koesh heeft overgenomen. Zonder hier nu onmiddellijk in detail te willen treden.

     

    Met de studie van het Profetische Woord ben ik sinds 1975 bezig. Mijn eerste kennismaking met de Bijbelse profetieën in verband met het nationale en geestelijke herstel van Israël was via het boek ‘de planeet die aarde heette’ van Hal Lindsey. Deze Amerikaanse auteur verwachtte de wederkomst van Jezus Christus voor de jaren tachtig van de vorige eeuw. Een van zijn boeken volgend op zijn bestseller ‘The Late Great Planet Earth’ had de titel ‘Counting Down the Eighties’, een titel die zelf verklarend was. Hal Lindsey ’s bestsellers werden geschreven toen de koude oorlog van het communistische atheïstische Rusland en zijn satellietstaten tegen het Westen nog gaande was en veel van de Bijbelse eindtijdprofetieën kregen van Lindsey als een gevolg daarvan, een eigentijdse invulling. Veel van wat Hal Lindsey meende in vervulling te zien gaan is toen niet uitgekomen en intussen achterhaald.

     

    Hoe was de situatie in de wereld in die jaren tachtig? In het verre noorden ten opzichte van Israël stond het (militair) machtige Sovjet-Rusland met aan de grenzen van Israël de door Rusland militair uitgeruste Arabische bondgenoten zoals Syrië en Irak. In Afrika zat Angola, Libië en Ethiopië in het Russische kamp. West-Europa had zich verenigd en maakte deel uit van de NAVO. Ik schreef al dat Hal Lindsey zijn boeken uitbracht toen de koude oorlog met Sovjet-Rusland nog woedde. Veel van de Bijbelse profetieën kregen als een gevolg van de politieke situatie in de wereld van toen van hem een eigentijdse invulling.

     

    Hal Lindsey zag in de EEG (dat toen negen leden telden) de vervulling van het Statenbeeld van de profeet Daniël. Hij verwachtte met de toetreding van Griekenland als tiende lid, de eindvervulling van Bijbelse profetieën dienaangaande. Een ander voorbeeld is Lindsey ’s identificatie van het Bijbelse eindtijd-Koesh met Ethiopië. Dat land zat tijdens de koude oorlog in het Russische kamp en alzo werd de foutieve identificatie gemaakt. Idem dito met het Bijbelse eindtijd-Put dat met de staat Libië in Noord-Afrika geïdentificeerd werd aangezien ook daar de Russen bases hadden. Het historische Koesh bevond zich echter binnen de grenzen van het huidige Noord-Soedan en het Bijbelse Put besloeg een veel groter gebied dan alleen maar de huidige staat Libië. Met de val van de Berlijnse muur in 1989 en de implosie van de Sovjet-Unie in 1991 kwam aan de koude oorlog in het westen (voorlopig) een einde. In Europa vond de hereniging van het sinds 1945 gesplitste Duitsland plaats en landen uit het voormalige Oostblok vonden aansluiting bij West-Europa. De Europese Economische Gemeenschap werd omgevormd en uitgebreid tot een Unie. De politieke situatie in de wereld is sinds 1989 helemaal gewijzigd.

     

    Oude vijanden werden bondgenoten en nieuwe vijanden verschenen op het toneel. De Verenigde Staten, de overwinnaar van de koude oorlog en enige overblijvende supermacht, werd op 11 september 2001 onverwacht en op eigen terrein door Arabische-Islamietische terroristen aangevallen. De schurken hadden lijnvliegtuigen in de VS gekaapt en boorden zich met de gekaapte Jumbo-toestellen in de gigantisch hoge torens van het WTC ‘World Trade Center’ te New York. Duizenden onschuldige mensen, werknemers in de beide torens en de passagiers in de lijnvliegtuigen, kwamen bij deze terreurzelfmoordactie om het leven. Deze daad mobiliseerde de VS om een wereldwijde oorlog tegen het terrorisme te beginnen.

     

    De nieuwe vijand is de extremistische Islam die net zoals de vorige vijand, de communisten, de wereld veroveren willen, tenminste dat is de perceptie. De Islam heeft geen Paus of een of ander aanspreekpunt zoals bij vele andere religies maar is op het terrein gefragmenteerd in vele groepen. Sinds 09.11 zijn vooral de terroristische takken van de Islam in het westen bekend. Ook Europa deelde al in de klappen door middel van bloedige aanslagen zoals in Madrid, Londen en Moskou.

     

    Sinds de jaren zestig van de vorige eeuw, met de economische opleving na de Tweede Wereldoorlog vind een migratie van vooral Noord-Afrikanen en Turken naar West-Europa plaats. In België bijvoorbeeld hebben we al een derde generatie van deze mensen die hier geboren zijn en deel van de samenleving uitmaken, zij het dikwijls met discriminatie. Deze mensen belijden hun godsdienst, de Islam. Een godsdienst die al vele jaren door de Belgische staat als religie erkend is en ook gesubsidieerd, net zoals de andere erkende religies. Het is vooral door politiek-extreemrechts dat de Islam (zowel gematigd als extremistisch) als vijand gezien en geportretteerd wordt. Het motief is echter meestal racisme. En aangezien de staat Israël in het Midden-Oosten dezelfde extremistische Islam als tegenstander heeft, is er nu in deze kringen sympathie voor de Joden. Ook hier zijn de rollen omgekeerd net zoals met de andere vijanden van vroeger, die nu bondgenoten zijn. De ongewensten van voorheen zijn nu de gedulde bondgenoten.

     

    Ook bij sommige Bijbelvorsers van het profetische Woord van de Bijbel merk ik tegenwoordig (naar mijn aanvoelen) een afkeer van de Islam en dit soms voor dezelfde hiervoor beschreven redenen. De (individuele) strijd van een christen is echter niet tegen vlees en bloed maar tegen de overheden, tegen de machten, tegen de wereldbeheersers dezer duisternis, tegen de boze geesten in de hemelse gewesten (Paulus aan Efeze 6:12). Alle migraties van volken in de wereld van verleden en heden zijn overigens door God gestuurd (vgl. Handelingen 17:26-27).

     

    Zowel christendom, Israël, Islam, andersgelovigen en niet-gelovigen zullen straks allen samen met deze door Paulus in de Efeziërsbrief beschreven wereldbeheersers te maken krijgen wanneer de zeventigste jaarweek van Daniël, de Apocalyps, een aanvang neemt. In mijn boek van anno 2008, WAR ON TERROR, De Apocalyps? (shopmybook.com), schreef ik o.a. een hoofdstuk (blz. 101) over de komst van de Mahdi, (een Islamietische Messias) en het feit dat de tegenstander, de oude slang, deze Islamietische verwachting zal misbruiken wanneer hij zijn man, de antichrist, aan de wereld zal presenteren. In mijn boek ‘De Nieuwe Orde in Opkomst’ - uitgave 1985 - was ik (naar mijn weten) een van de eerste auteurs die sinds Clarence Larkin (1850/1924) - Dispensational Truth, 1920 - de komende antichrist in Assyrië (het huidige noorden van Irak) plaatste.

     

    Een nieuwe generatie van eindtijd-Bijbelvorsers, vooral in de VS, is nu aangetreden en bezig met een nieuwe verklaring van de eindtijdprofetieën van de Bijbel te presenteren. En opnieuw kan men hier een eigentijdse invulling ontdekken gebaseerd op de huidige politieke ontwikkelingen in de wereld. Op zich is hier niets fout aan, moest het niet gepaard gaan met het berekenen van het jaartal van de wederkomst van Christus. Daar waar Lindsey en andere onderzoekers nog met generaties als tijdsindicatie rekenden zien we nu dat er specifieke jaartallen zoals 2014/2015 ingevuld worden. Het Schriftwoord uit het Bijbelboek Handelingen zou echter gezag moeten hebben: Het is niet uw zaak de tijden of gelegenheden te weten, waarover de Vader de beschikking aan Zich gehouden heeft…

     

    De waarschuwing zou moeten zijn, dat we in de huidige tijd niet opnieuw dezelfde fout maken. Momenteel is er veel aandacht naar de Tetrade van bloedrode maansverduisteringen die met Pasen 2014 is aangevangen. Nog drie maansverduisteringen staan er genoteerd die exact gelijk zullen vallen met de Joodse feesten Sukkot en Pesach in 2014/2015 die volgens sommigen de dag des HEREN zal doen aanvangen. Bij de profeet Joël is er echter geen voorspelling van een ‘tetrade’ van bloedrode maansverduisteringen.

     

    Het is niet wijs om in deze steeds veranderende wereld nu al te expliciete profetische vervullingen te zien. Het profetisch woord en dan vooral het boek Daniël en de Apocalyps geven eenvoudige aanwijzingen voor wanneer juist, de eindtijd ingaat. Een expliciet jaartal aanwijzen is uit de boze. Zie het artikel op deze blog van 31-07-2014: De 70 jaarweken van de profeet Daniël.

     

    Wat de juiste en verdere ontwikkeling van de ‘war or terror’ zal zijn, weet ik niet. Maar ook ooit zal dit ophouden en gaan we vervolgens naar een verdere ontwikkeling in het wereldgebeuren, naar wat de Bijbel als eindtijd beschrijft. Een algemene valse wereldwijde gerustheid zal er namelijk aan het einde zijn. In het Bijbelboek Openbaring hoofdstuk 17 merken we dat er in de eerste helft van de eindtijdperiode een anti-religie zal optreden. Een samengaan van alle religies wordt in dat hoofdstuk beschreven. Ook de Islam zal daar zijn plaats vinden en rol spelen. Mijn verwachting is dat er een gematigde Europese Islam zal ontstaan, met een positieve invloed naar de andere werelddelen. In de tweede helft van de zevenjarige eindtijdperiode zal aan dit streven een einde komen wanneer ‘de mens der wetteloosheid’ van Paulus, de ‘antichrist’ van Johannes, de ‘Assyriër’ van Jesaja en/of ‘de koning van het noorden’ van de profeet Daniël, zich zal verheffen boven alle religie.

     

    2 Thessalonicenzen 2: 1 Maar wij verzoeken u, broeders, met betrekking tot de komst van [onze] Here Jezus Christus en onze vereniging met Hem, 2 dat gij niet spoedig uw bezinning verliest of in onrust verkeert, hetzij door een geestesuiting, hetzij door een prediking, hetzij door een brief, die van ons afkomstig zou zijn, alsof de dag des Heren (reeds) aanbrak. 3 Laat niemand u misleiden, op welke wijze ook, want eerst moet de afval komen en de mens der wetteloosheid zich openbaren, de zoon des verderfs, 4 de tegenstander, die zich verheft tegen al wat God of voorwerp van verering heet, zodat hij zich in de tempel Gods zet, om aan zich te laten zien, dat hij een god is. (NBG Vertaling 1951)

     

    Wordt vervolgd…

     

    Met vriendelijke groet,

    Robert De Telder


    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    01-09-2014, 10:41 geschreven door Eigenzinnige Wezel  
    Reacties (0)
    30-08-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.DE NIEUWE ORDE IN OPKOMST (1985) herbekeken. MAGOG
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    DE NIEUWE ORDE in opkomst

    Robert De Telder

    Uitgeverij àksent. Wettelijk Depot: D/1985/4347/01

    ISBN 90-73739-01-2

     

    Sinds het verschijnen van de eerste druk van mijn boek in 1985 zijn er bijna dertig jaar voorbijgegaan en heeft er zich in de wereld een verdere en niet voorziene ontwikkeling, naar het einde van de zogenaamde Bijbelse eindtijd voorgedaan. Het boek was naar Nederlandse normen een besteller, kende vier herdrukken met uiteindelijk 5000 verkochte exemplaren. Al vele jaren is het boek intussen uitverkocht en alleen nog in sommige antiquariaatzaken verkrijgbaar. In enkele nog te volgen afleveringen wil ik iedere keer op onderdelen van mijn boek stilstaan en een evaluatie maken.

     

    Met dit artikel krijgt MAGOG = RUSLAND de aandacht.

    Toen ik dertig jaar geleden mijn boek DE NIEUWE ORDE IN OPKOMST neerschreef, identificeerde ik het Bijbelse MAGOG van de eindtijd met de Sovjet-Unie. En dit in lijn met de identificatie die Hal Lindsey maakte. De Sovjet-Unie is dan weliswaar in 1991 ten graven gedragen, geïmplodeerd, mijn identificatie van het Bijbelse Magog met Rusland blijft echter staande.

     

    Toen ik aan mijn boek werkte zaten we nog midden in de koude oorlog, met een verdeeld Europa en in het Oosten, een tot de tanden toe bewapende Sovjet-Unie. En wanneer de Sovjet-Unie in december 1979 Afghanistan bezette werd het verwachtingspatroon van Hal Lindsey nog meer versterkt. Het toneel stond als het ware klaar om de voorstelling te laten beginnen. Een offensief van de Sovjet-Unie richting Israël, samen met zijn Midden-Oostenbondgenoten. Gelukkig voor ons allen is dit doemscenario toen niet in vervulling gegaan. Een nucleaire catastrofe zou het resultaat geweest zijn. Integendeel, de ontwikkeling in Europa met de koude oorlog kende een ander verloop. In 1989 kwam de muur in het verdeelde Berlijn naar beneden, werd Duitsland herenigd en herkregen vele volken van Oost-Europa hun vrijheid. En dit alles als een gevolg van het verenigde gebed voor vrijheid van Oost-Duitse (protestantse) christenen in hun kerken. Ook in Polen was er tegelijkertijd vanuit de vakbond en de katholieke kerk een actie voor democratie bezig. Het resultaat kennen we; op korte tijd werden de overige Sovjetsatellietstaten in de actie betrokken. Hongarije was het eerste Oostblokland dat zijn grenzen met Oostenrijk opende. En in 1991 viel zelfs de machtige Sovjet-Unie als een gevolg van binnenlandse krachten uiteen. Hal Lindsey ’s voorspelling was achterhaald. Zo leek het althans.

     

    Hierna het betreffende Bijbelgedeelte van de profeet Ezechiël:

    Ezechiël 38:1 Het woord des HEREN kwam tot mij: 2 Mensenkind, richt uw aangezicht tegen Gog in het land Magog, de grootvorst van Mesek en Tubal; profeteer tegen hem, 3 en zeg: zo zegt de Here HERE: zie, ik zàl u, Gog, grootvorst van Mesek en Tubal! 4 Ik zal u komen halen, haken slaan in uw kaken en u doen uittrekken met uw gehele leger: paarden en ruiters, allen volledig uitgerust, een grote schare, met grote en kleine schilden, allen vertrouwd met het zwaard; 5 ook Perzen, Ethiopiërs en Puteeërs, allen met schild en helm; 6 Gomer en al zijn krijgsbenden; Bet-Togarma ver in het noorden met al zijn krijgsbenden – vele volken met u. 7 Maak u gereed en rust u toe, gij met al de scharen die zich bij u gevoegd hebben; wees gij hun tot een leidsman. 8 Na geruime tijd zult gij een bevel ontvangen; in toekomende jaren zult gij optrekken tegen het land dat zich van de krijg hersteld heeft, (een volk) dat uit het gebied van vele volken bijeengebracht is op de bergen Israëls die tot een blijvende wildernis waren geworden, maar het is uit de volken uitgeleid; allen wonen zij in gerustheid. 9 Dan zult gij optrekken als een opkomend onweer; gij zult zijn als een wolk die de aarde bedekt, gij met al uw krijgsbenden, en vele volken met u. 10 Zo zegt de Here HERE: Te dien dage zullen er plannen in uw hart opkomen; gij zult een boze aanslag beramen, – 11 gij zult zeggen: ik zal optrekken tegen een land van dorpen, een overval plegen op vreedzame lieden, die in gerustheid wonen, allen zonder muur, grendels of poorten – 12 om buit te maken en roof te plegen, om uw hand te keren tegen de weer bewoonde puinhopen en tegen een natie die uit het gebied der volken bijeengebracht is, die have en goed heeft verworven, die op de navel der aarde woont. 13 Seba, Dedan, de handelaars en al de machtigen van Tarsis zullen tot u zeggen: Komt gij om buit te maken; hebt gij uw schare bijeengeroepen om roof te plegen, om zilver en goud weg te slepen, om have en goed te bemachtigen, om een grote buit te maken? 14 Daarom, profeteer, mensenkind, en zeg tot Gog: Zo zegt de Here HERE: zult gij het niet gewaarworden, te dien dage als mijn volk Israël in gerustheid woont? 15 Dan zult gij komen uit uw woonplaats uit het verre noorden, gij en vele volken met u, allen ruiters, een grote schare en een talrijk leger, 16 en gij zult optrekken tegen mijn volk Israël als een wolk die het land bedekt. In toekomende dagen zal het geschieden, dat Ik u doe optrekken tegen mijn land, opdat de volken Mij leren kennen, wanneer Ik Mij voor hun ogen aan u, o Gog, de Heilige betonen zal. 17 Zo zegt de Here HERE: Zijt gij het, van wie Ik in vroegere dagen gesproken heb door de dienst van mijn knechten, de profeten van Israël, welke in die dagen jarenlang geprofeteerd hebben, dat Ik u tegen hen zou doen optrekken? 18 Maar te dien dage, wanneer Gog komt in het land van Israël, luidt het woord van de Here HERE, dan zal mijn grimmigheid opstijgen in mijn neus, 19 en in mijn naijver, in het vuur mijner verbolgenheid, zal Ik spreken: Waarlijk, te dien dage zal een zware aardbeving het land van Israël teisteren. 20 Ja, beven zullen voor Mij de vissen der zee, het gevogelte des hemels, het gedierte des velds en al het kruipend gedierte dat op de aardbodem kruipt en alle mensen die op de aarde leven; de bergen zullen neerstorten, de bergwanden zullen vallen, elke muur zal ter aarde storten. 21 Dan zal Ik op al mijn bergen het zwaard tegen hem oproepen, luidt het woord van de Here HERE; het zwaard van de een zal tegen de ander zijn. 22 Ik zal met hem in het gericht treden door pest en door bloed; stromende regen en hagelstenen, vuur en zwavel zal Ik doen neerregenen op hem, op zijn krijgsbenden en op de vele volken die met hem zijn; 23 Ik zal Mij groot en heilig betonen en Mij doen kennen ten aanschouwen van vele volken; en zij zullen weten, dat Ik de HERE ben. (NBG Vertaling 1951)

     

    In dit Bijbelgedeelte beschrijft de profeet Ezechiël nauwkeurig hoe het leger van Magog eens vanuit het verre noorden naar een hersteld Israël getrokken zal worden, maar daar aan zijn einde zal komen. Naast Gog en Magog worden een aantal bondgenoten van Magog genoemd die eveneens richting Israël zullen opmarcheren. Het zijn namen van landen die met uitzondering van Perzië, tegenwoordig allemaal verdwenen zijn. Het is dus een oefening door aan de hand van historici uit de oudheid zoals Herodotos en Flavius Josephus, deze oude namen te identificeren met de huidige landen, die in de profetie aangesproken worden.

     

    De belangrijkste bron ter identificatie van Magog, is de Joodse historicus Flavius Josephus uit de eerste eeuw van onze jaartelling. Josephus heeft in zijn geschiedenis van het Joodse volk al de volken die in Genesis hoofdstuk 10 in de volkenlijst genoemd worden, op de landkaart van zijn tijd geplaatst. Hierna het betreffende citaat van Josephus:

     

    1. Now they were the grandchildren of Noah, in honor of whom names were imposed on the nations by those that first seized upon them. Japhet, the son of Noah, had seven sons: they inhabited so, that, beginning at the mountains Taurus and Amanus, they proceeded along Asia, as far as the river Tansis, and along Europe to Cadiz; and settling themselves on the lands which they light upon, which none had inhabited before, they called the nations by their own names. For Gomer founded those whom the Greeks now call Galatians, [Galls,] but were then called Gomerites. Magog founded those that from him were named Magogites, but who are by the Greeks called Scythians. Now as to Javan and Madai, the sons of Japhet; from Madai came the Madeans, who are called Medes, by the Greeks; but from Javan, Ionia, and all the Grecians, are derived. (Joodse oudheden Boek I, vi.1)

     

    Dat de Scythen hun woonplaats in Rusland en de Oekraïne hadden staat historisch vast. Het is Herodotos, de beroemde historicus uit de vijfde eeuw voor Christus, die van de Scythen de zeden en gewoonten beschreef. Eigenlijk is de naam een verzamelnaam voor verscheidene clans. Ten tijde van Ezechiël beheersten zij een gebied van de Donau in Europa tot aan de Gele Rivier in Azië. Over de landbrug die de Kaukasus is zijn ze in de zevende eeuw voor Christus in het Midden-Oosten zelfs tot aan de grenzen van Egypte doorgedrongen.

     

    Het Russische Rijk ontstond in de negende eeuw na Christus en werd gesticht door Scandinaviërs. Omstreeks 825 AD vestigden deze Scandinaviërs die zich ‘Roes’ noemden, een onafhankelijk Rijk in het gebied van de Chazaren, met wie ze zich eerder al verbonden hadden. Van de Chazaren trachtten zij de internationale handel op Byzantium en Arabië over te nemen. Het zogenaamde Rijk van Kiev werd rond 880 gesticht en werd de heerschappij van de ‘Roes’ in het gebied daarop onomkeerbaar. Tegen de tiende eeuw aan beheersten zij een gebied van de Donau-monding tot aan de Wolga-monding. In het noorden en noordoosten breidden de Russen hun gebied uit tot aan de Witte Zee, de Poolzee en het Oeral-gebergte. Dit was de toestand tot aan de Middeleeuwen. In de tweede helft van de vijftiende eeuw zou Rusland onder leiding van Iwan de Grote (of de Verschrikkelijke) zich enorm uitbreiden. De Mongoolse heerschappij werd definitief gebroken en uiteindelijk zou Rusland zich in Azië tot aan de Japanse Zee, uitbreiden. Onder de regering van Iwan de Grote (1533/1584) die zich als Tsaar (keizer-koning) liet aanspreken begon voor Rusland een nieuwe periode in de geschiedenis. Een andere bekende tsaar is Peter de Grote (1689/1725) die op alle mogelijke manieren trachtte westerse gewoonten en instellingen in Rusland te vestigen. Peter de Grote liet de stad Sint Petersburg of Petrograd bouwen en vestigde de Russische macht aan de Baltische Zee. De Romanow ’s zouden als tsaren over Rusland heersen tot aan de communistische revolutie in 1917. Het communisme zou Rusland daarop voor een periode van meer dan zeventig jaar in chaos aller aard onderdompelen.

     

    Het is boeiend om in de studie van de profeet Ezechiël hoofdstuk 38 er meerdere Bijbelvertalingen bij te nemen. De NBG Vertaling 1951 die ik meestal gebruik, heeft het Hebreeuwse ‘Rosh’ in de grondtekst met ‘grootvorst’ vertaald. Zo ook de Statenbijbel. De Willibrordvertaling heeft het Hebreeuwse woord Rosh echter gewoon met ‘Ros’ vertaald. Hierna het betreffende Bijbelgedeelte:

     

    Ezechiël 38:1 Het woord van de HEER werd tot mij gericht: 2 ‘Mensenkind, richt uw blik naar het land Magog, naar Gog, de vorst van Ros, Mesek en Tubal. Profeteer tegen hem: 3 “Zo spreekt de Heer GOD: Ik kom op u af, Gog, vorst van Ros, Mesek en Tubal. 4 Ik kom u halen: Ik sla een haak in uw kaken en voer u mee, al uw troepen met paarden en ruiters, allemaal tot de tanden gewapend, uw machtige leger met schild en rondas, het zwaard in de hand, 5 en al uw bondgenoten uit Perzië, Kus en Put, uitgerust met rondas en helm; 6 Gomer met al zijn troepen en Bet-Togarma uit het hoge noorden met al zijn troepen. Veel volken trekken met uw mee. (Willibrordvertaling 1995)

     

    Het verband met Roes en Rus is in de Willibrordvertaling duidelijker en laat weinig discussie over wat betreft de identificatie van de oude namen Gog en Magog. Gog is in dit Bijbelgedeelte de leider, de grootvorst, van Ros/Rus/Roes.

     

    Sinds de val van de Sovjet-Unie zit Rusland met een kater. Een vergelijking met het Duitsland van na de eerste wereldoorlog kan gemaakt worden. Net zoals Duitsland in 1919 in zijn nationale trots gekrenkt werd, zien we hetzelfde in Rusland na het verliezen van de zogenaamde koude oorlog. Net zoals Duitsland in 1919 gebied verloor aan zijn buurlanden en de politiek van de nazi’s gericht was op het herwinnen van deze verloren gebieden, kunnen we hetzelfde met Rusland verwachten. Ook Rusland verloor heel wat gebied dat de tsaren al onder controle hadden. Honderdduizenden etnische Russen wonen in buurlanden zoals Estland, Oekraïne, Moldavië, de Krim en de Kaukasus-landen. De annexatie van de Krim in 2014 en de huidige burgeroorlog in Oekraïne is hier het gevolg van.

     

    Rusland gaat sinds de implosie van de Sovjet-Unie in 1991, zijn eigen weg en wil zich handhaven als een medespeler op het wereldtoneel. In juli 2007 tekende de Russische leider Poetin een decreet waarin hij de samenwerking van het conventionele wapenverdrag van november 1990 met het Westen opzegde. Het verdrag bepaalde de aantallen van legereenheden die tussen de Atlantische Oceaan en het Oeral-gebergte aan beide zijden gestationeerd mochten worden. Ieder blok zag zijn wapenarsenaal beperkt tot 6800 gevechtsvliegtuigen, 2000 aanvalshelikopters, 20000 tanks, 30000 gevechtswagens en 20000 artilleriestukken. Ook voorzag het verdrag in verifieerbare inspecties op de grond door zowel NATO als Rusland. Dit verdrag werd eenzijdig door Rusland opgezegd met het excuus dat onvoorziene buitengewone omstandigheden met betrekking tot de veiligheid van de Russische federatie het nodig maakten dat het leger uitgebreid wordt.

     

    Is dit al de vervulling van het begin van de profetie van Ezechiël 38:7? “Maak u gereed en rust u toe, gij met al de scharen die zich bij u gevoegd hebben: wees gij hun tot een leidsman.”

     

    Wat tegenwoordig in Rusland ook opvalt is dat het antisemitisme springlevend is. Honderdduizenden Joden zijn sinds 1991 al geëmigreerd, velen naar Israël. Naar schatting drie miljoen Joden blijven nog achter. De Bijbelse profeet Jeremia (16:14) spreekt over een exodus uit het ‘noorderland’ die de exodus uit Egypte met zijn tien plagen zal overtreffen.

     

    De profetie van Ezechiël blijft in de ‘tussen’-tijd onvervuld. Want dit is iets dat moet opvallen wanneer men het Oudtestamentische boek Ezechiël bestudeerd, de voorspelling dat een geallieerde macht vanuit het verre noorden naar het herstelde Israël zal oprukken en daar aan zijn einde zal komen, is in de geschiedenis nooit vervuld geworden. Ezechiël trad op ten tijde van de Babylonische Ballingschap en profeteerde daar over het herstel van de Joden in hun oude land der vaderen. De hoofdstukken 36 en verder handelen over deze profetie. Zelfs de oppervlakkige lezer moet inzien dat deze hoofdstukken niet in vervulling gingen ten tijde van Ezra en Nehemia. Teveel details over o.a. een nieuwe tempel en de verdeling van het land onder de twaalf Israëlitische stammen worden gegeven. De profetie over de tempelbeek die noordelijk van Jeruzalem zal ontspringen en naar de Dode Zee zal vloeien tart alle verbeelding. De profetie van Ezechiël leert dat als een gevolg van de nieuwe rivier, dat zowel westelijk als oostelijk zal lopen, de Dode Zee uiteindelijk gezond zal worden en in de toekomst een oostelijke zee zal vormen. Allegoriseren en op de kerk van nu van toepassing brengen, vergt ware hermeneutische acrobatie. De profetie van Ezechiël wacht nog op haar vervulling.

     

    Op God ’s tijd zal dit alles in vervulling gaan en niet eerder. Aan ons is het vandaag de zaak om op de ‘tekenen’ te letten, die aan dit alles zullen voorafgaan. De grote voorwaarde is het nationale en geestelijke herstel van het volk der Joden in het oude land der vaderen. Dit is wat het nationale herstel betreft, sinds 1948 van de vorige eeuw een feit. Daarnaast moet de aandachtige lezer(es) letten op de andere voorwaarden die de profeet voor de eindtijd schilderde: namelijk een Israël dat in gerustheid leeft:

     

    38:8 Na geruime tijd zult gij een bevel ontvangen; in toekomende jaren zult gij optrekken tegen het land dat zich van de krijg hersteld heeft, (een volk) dat uit het gebied van vele volken bijeengebracht is op de bergen Israëls die tot een blijvende wildernis waren geworden, maar het is uit de volken uitgeleid; allen wonen zij in gerustheid.

     

    Deze algemene gerustheid heeft zich sinds 1948 nog niet voorgedaan en intussen is het wachten op een toekomstige algemene vredesregeling voor het Midden-Oosten, met als resultaat een opgeven van muren en grendels door Israël. De ‘gerustheid’ zoals beschreven in vers 8 is als negatief te beschouwen. Zie het hierna volgende Bijbelcitaat van de profeet Ezechiël.

     

    Ezechiël 16:49 Zie, dit was de ongerechtigheid van uw zuster Sodom: in trots, overdaad en zorgeloze rust leefde zij met haar dochters zonder de ellendige en de arme te ondersteunen.

     

    Het toekomstige vredesverdrag zal (mis)leiden tot een zorgeloze rust dat uiteindelijk geen heil zal brengen. Het is de invasie van Magog in Israël dat maakt dat gans Israël ook geestelijk hersteld zal worden.

     

    Ezechiël 39:25 Daarom, zo zegt de Here HERE, nu zal Ik een keer brengen in het lot van Jakob en Mij ontfermen over het gehele huis Israëls, en ijveren voor mijn heilige naam. 26 Zij zullen de smaad en al de ontrouw, waarmee zij Mij ontrouw geweest zijn, vergeten, wanneer zij weer in hun land wonen, veilig, zonder dat iemand hen opschrikt. 27 Als Ik hen uit het gebied der volken terugbreng en hen uit de landen van hun vijanden verzamel, dan zal Ik Mij voor het oog der talrijke volken aan hen de Heilige betonen. 28 En zij zullen weten, dat Ik de HERE hun God ben, zowel wanneer Ik hen in ballingschap wegvoer onder de volken, als wanneer Ik hen weer in hun eigen land verzamel, zonder dat Ik iemand van hen daarginds achterlaat. 29 En Ik zal mijn aangezicht niet meer voor hen verbergen, wanneer Ik mijn Geest over het huis Israëls heb uitgestort, luidt het woord van de Here HERE. (NBG Vertaling 1951)

     

    Tot slot wil ik opmerken dat de identificatie van Magog met Rusland, hen niet slechter of beter maakt dan de andere huidige machtsblokken in de wereld. De VS, de EU, NAVO e.a. landen en groepen streven allen in de huidige wereldcrisis hun eigen programma ‘s na, en hier is geen sprake meer van goeden of slechten, zoals het zeventig jaar geleden ten tijde van de tweede wereldoorlog, zo duidelijker onderscheidbaar was. De christen mag vandaag echter van één ding overtuigd zijn: God heeft alles onder controle.

     

    Wordt vervolgd…

     

    Met vriendelijke groet,

    Robert De Telder


    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    30-08-2014, 11:03 geschreven door Eigenzinnige Wezel  
    Reacties (0)
    22-08-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.DE ASSYRIER
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Jesaja 10:24 Daarom, zo zegt de Here, de HERE der heerscharen: Vrees niet, o mijn volk, dat in Sion woont, voor de Assyriërs, wanneer zij u met de stok slaan en hun staf tegen u opheffen, zoals Egypte deed. 25 Want nog een korte wijle, dan is de gramschap ten einde en mijn toorn richt zich op hun vernietiging. 26 Dan zwaait de HERE der heerscharen de gesel over hen, zoals Midjan geslagen werd bij de rots Oreb, en (Hij zwaait) zijn staf over de zee en heft die op zoals in Egypte. 27 En het zal te dien dage geschieden, dat hun last van uw schouder afglijden zal en hun juk van uw hals, ja, het juk zal vernietigd worden op uw schouder. 28 Zij overvallen Ajjat, zij trekken door Migron, te Mikmas legeren zij hun legertros. 29 Zij trekken de bergpas door: „Geba zij ons nachtkwartier”. Rama siddert, Gibea Sauls vlucht. 30 Gil het uit, o dochter van Gallim! Pas op, Laïs! Arm Anatot! 31 Madmena vlucht, de inwoners van Gebim bergen zich. 32 Nog heden stellen zij zich op te Nob: zij zwaaien hun handen in de richting van de berg der dochter van Sion, de heuvel van Jeruzalem. 33 Zie, de Here, de HERE der heerscharen, houwt met vervaarlijke kracht de loverkroon af, de rijzige stammen worden omgehouwen en de hoge geveld; 34 het dichte gewas van het woud houwt Hij af met het ijzer, en de Libanon zal vallen door de Heerlijke. (NBG Vertaling 1951)

     

    Het Bijbelcitaat van hierboven van de profeet Jesaja, met de beschrijving van een veldtocht van een Assyrisch leger richting Jeruzalem, heeft zich in de geschiedenis nooit voorgedaan. Wanneer we de chronologie van het Bijbelboek Jesaja volgen merken we dat Jesaja deze profetie neerschreef ten tijde van de regeringsperiode van koning Achaz van Juda (Jesaja 7:1 en 14:28) (739/722 v. Chr.). Zie ook het artikel: Kroniek van koning Jotham en van Achaz van Juda van 15-05-2014 op http://bloggen.be/robertdetelder/

     

    De invasie van Juda en de belegering van Jeruzalem door de Assyriër Sanherib zou pas in 709 v. Chr. gebeuren tijdens de regeerperiode van koning Hizkia, de zoon van Achaz. En wat heel opmerkelijk is; de marsroute van het Assyrische leger naar Jeruzalem toe, geschiedde toen via het zuiden vanuit Lachis. Zie de kaart bovenaan het artikel: aan de linkerzijde merken we de pijlen en aanvalsrichtingen van het leger van Sanherib in 709 v. Chr., een veldtocht en een oorlog die sindsdien geschiedenis zijn. De rode kader aan de rechterkant van de kaart toont de geprofeteerde aanvalsrichting van het Assyrische leger van de ‘eindtijd’. De bedoeling van dit artikel is aandacht aan het profetische gedeelte van dit Bijbelgedeelte te geven. Het Bijbelcitaat van Jesaja 10:24-34 maakt deel uit van een serie profetieën over het herstel van Israël, over de oprichting van het beloofde Messiaanse Vrederijk en over een Grote Oorlog, die daaraan vooraf gaat. Het Messiaanse Vrederijk wordt in het volgende hoofdstuk 11 van de profeet Jesaja heel concreet profetisch ingevuld.

     

    Jesaja 11:1 En er zal een rijsje voortkomen uit de tronk van Isaï en een scheut uit zijn wortelen zal vrucht dragen. 2 En op hem zal de Geest des HEREN rusten, de Geest van wijsheid en verstand, de Geest van raad en sterkte, de Geest van kennis en vreze des HEREN; 3 ja, zijn lust zal zijn in de vreze des HEREN. Hij zal niet richten naar hetgeen zijn ogen zien, noch rechtspreken naar hetgeen zijn oren horen; 4 want hij zal de geringen in gerechtigheid richten en over de ootmoedigen des lands in billijkheid rechtspreken, maar hij zal de aarde slaan met de roede zijns monds en met de adem zijner lippen de goddeloze doden. 5 Gerechtigheid zal de gordel zijner lendenen zijn en trouw de gordel zijner heupen. 6 Dan zal de wolf bij het schaap verkeren en de panter zich nederleggen bij het bokje; het kalf, de jonge leeuw en het mestvee zullen tezamen zijn, en een kleine jongen zal ze hoeden; 7 de koe en de berin zullen samen weiden, haar jongen zullen zich tezamen nederleggen, en de leeuw zal stro eten als het rund; 8 dan zal een zuigeling bij het hol van een adder spelen en naar het nest van een giftige slang zal een gespeend kind zijn hand uitstrekken. 9 Men zal geen kwaad doen noch verderf stichten op gans mijn heilige berg, want de aarde zal vol zijn van kennis des HEREN, zoals de wateren de bodem der zee bedekken.

     

    De verzen 1 tot 5 beschrijven de persoon van de Messias en het feit dat Hij de ‘goddeloze’ van de eindtijd zal doden. De ‘goddeloze’ van Jesaja is dezelfde tegenstander waar de andere relevante Bijbelgedeelten, naar verwijzen. Paulus verwijst in zijn tweede brief aan de Thessalonicenzen naar de ‘wetteloze’:

     

    2 Thessalonicenzen 2:8 Dan zal de wetteloze zich openbaren; hem zal de Here [Jezus] doden door de adem zijns monds en machteloos maken door zijn verschijning, als Hij komt.

     

    Ook bij Paulus lezen we het gemak waarmee de wetteloze uiteindelijk geneutraliseerd wordt: simpelweg door ‘de adem zijns monds’ van de wederkerende Christus.

     

    Vanaf vers 6 lezen we bij de profeet Jesaja hoofdstuk 11, de beschrijving van het Messiaanse Vrederijk. Een volmaakte toestand van de natuur wordt geschilderd, waar mens en dier in volmaakte harmonie met elkaar leven. Geen roofdieren meer noch roof-‘mensen’.

     

    11:9 Men zal geen kwaad doen noch verderf stichten op gans mijn heilige berg, want de aarde zal vol zijn van kennis des HEREN, zoals de wateren de bodem der zee bedekken.

     

    Vanaf vers 10 kunnen we lezen dat de twaalf stammen van Israël van de oudheid, opnieuw in het land door de HERE God hersteld zullen worden. Van de vier einden der aarde, staat er in beeldspraak geschreven, zullen zij naar het Beloofde Land gevoerd worden. En vanaf vers 14 vinden we details over de laatste grote oorlog die in het gebied ooit zal woeden. Een oorlog die aansluit bij het laatste Bijbelboek Openbaring hoofdstuk 19, met de beschrijving van de slag bij Harmageddon.

     

    Jesaja 11:10 En het zal te dien dage geschieden, dat de volken de wortel van Isaï zullen zoeken, die zal staan als een banier der natiën, en zijn rustplaats zal heerlijk zijn. 11 En het zal te dien dage geschieden, dat de Here wederom zijn hand opheffen zal om los te kopen de rest van zijn volk, die overblijft in Assur, Egypte, Patros, Ethiopië, Elam, Sinear, Hamat en in de kustlanden der zee. 12 En Hij zal een banier opheffen voor de volken, en de verdrevenen van Israël verzamelen en de verstrooide dochters van Juda vergaderen van de vier einden der aarde. 13 Dan zal de afgunst van Efraïm verdwijnen en zij die Juda benauwen, zullen uitgeroeid worden; Efraïm zal niet afgunstig zijn op Juda en Juda zal Efraïm niet benauwen. 14 Westwaarts zullen zij de Filistijnen op de schouder vliegen, samen zullen zij de stammen van het Oosten plunderen; naar Edom en Moab zullen zij hun hand uitstrekken en de Ammonieten zullen hun onderhorig zijn. 15 Dan zal de HERE de zeeboezem van Egypte met de ban slaan en Hij zal zijn hand tegen de Rivier bewegen met de gloed van zijn adem, en Hij zal haar tot zeven beken uiteenslaan en maken, dat men geschoeid daardoor kan gaan. 16 Dan zal er een heerbaan zijn voor de rest van zijn volk, die in Assur overblijven zal, zoals er voor Israël geweest is ten dage, toen het optrok uit het land Egypte.

     

    Maar nu verder aandacht voor de geprofeteerde Assyriër van de eindtijd, de goddeloze van de profeet Jesaja 11:4. In de eindtijd zal een nieuwe Assyriër naar Jeruzalem oprukken. De profeet Jesaja geeft de marsroute op van het leger van de Assyriër via een aantal plaatsnamen in Samaria en Juda. Naar onze tijd getransponeerd herkennen we de plaatsen waar heden op grote schaal door Israël nederzettingen en nieuwe steden worden gebouwd.

     

    De profeet Daniël heeft deze geprofeteerde grote laatste oorlog eveneens in detail voorspelt en beschreven:

     

    Daniël 11:40 Maar in de eindtijd zal met hem (=de koning van het noorden) de koning van het Zuiden in botsing komen, en de koning van het Noorden zal op deze aanstormen met wagens en ruiters en vele schepen; en hij zal de landen binnenvallen, en als een overstroming steeds verder om zich heen grijpen. 41 Ook het Sieraadland zal hij binnenvallen, en velen zullen struikelen; maar aan zijn macht zullen ontkomen: Edom, Moab en de keur der Ammonieten. 42 En hij zal zijn hand uitstrekken tegen de landen, en het land Egypte zal niet ontkomen, 43 maar hij zal de schatten bemachtigen van goud en zilver en alle kostbaarheden van Egypte; en Libiërs en Ethiopiërs zullen in zijn gevolg zijn. 44 Doch geruchten uit het oosten en uit het noorden zullen hem ontstellen, zodat hij in grote grimmigheid zal uittrekken om velen te verdelgen en te vernietigen. 45 Hij zal zijn staatsietenten opslaan tussen de zee en de berg van het heilig Sieraad – maar dan komt hij aan zijn einde, zonder dat iemand hem helpt. 12:1 Te dien tijde zal Michaël opstaan, de grote vorst, die de zonen van uw volk terzijde staat; en er zal een tijd van grote benauwdheid zijn, zoals er niet geweest is sinds er volken bestaan, tot op die tijd toe. Maar in die tijd zal uw volk ontkomen: al wie in het boek geschreven wordt bevonden. 2 Velen van hen die slapen in het stof der aarde, zullen ontwaken, dezen tot eeuwig leven en genen tot versmading, tot eeuwig afgrijzen. 3 En de verstandigen zullen stralen als de glans van het uitspansel, en die velen tot gerechtigheid hebben gebracht als de sterren, voor eeuwig en altoos. 4 Maar gij, Daniël, houd de woorden verborgen, en verzegel het boek tot de eindtijd; velen zullen onderzoek doen, en de kennis zal vermeerderen.

    (NBG Vertaling 1951)

     

    Bij de profeet Daniël hoofdstuk 11:40-45 en hoofdstuk 12:1-4 wordt naar de koning van het Noorden van de eindtijd verwezen. De vorige verwijzingen in Daniel 11:1-39 naar de koning van het noorden, waren naar de koningen van het Grieks-Syrische Rijk van de oudheid bedoelt. Vanaf vers 40 gaat het echter duidelijk over een koning van het noorden van de eindtijd. En wordt er een oorlog beschreven die heden nog geen geschiedenis is. De profetie van Daniël 11:40-45 handelt over de grote oorlog, de slag bij Harmageddon die in de eindtijd in het gebied van Israël uitgevochten zal worden.

     

    Het profetische noorden in de Bijbel is het gebied van het oude Assyrië. De profeet Sefanja geeft dit duidelijk weer:

     

    Sefanja 2:13 En Hij (JHWH) zal zijn hand tegen het Noorden uitstrekken, Hij zal Assur te gronde richten en Nineveh tot een wildernis maken…”

     

    Het moet duidelijk zijn dat de hiervoor beschreven koning van het noorden gelijk is aan de ‘Assyriër’ van de profeet Jesaja en dat deze ook gelijk is aan de ‘goddeloze’ van de apostel Paulus en aan ‘het beest’ van het Bijbelboek Openbaring hoofdstuk 13. Of de ‘antichrist’ van de eindtijd zoals alleen de apostel Johannes hem in zijn brief (1 Johannes 2:28-27) noemt.

     

    Door nu de komende antichrist als een Assyriër te herkennen worden ook andere teksten uit het Profetische Woord van de Bijbel duidelijker. Zo een voorbeeld is de profeet Micha hoofdstuk 5 dat o.a. handelt over Bethlehem als de plaats waar de Messias moest geboren worden.

     

    Micha 5:1 En gij, Betlehem Efrata, al zijt gij klein onder de geslachten van Juda, uit u zal Mij voortkomen die een heerser zal zijn over Israël en wiens oorsprong is van ouds, van de dagen der eeuwigheid. 2 Daarom zal Hij hen prijsgeven tot de tijd, dat zij die baren zal, gebaard heeft. Dan zal het overblijfsel zijner broederen terugkeren met de Israëlieten. 3 Dan zal Hij staan en hen weiden in de kracht des HEREN, in de majesteit van de naam des HEREN, zijns Gods; en zij zullen rustig wonen, want nu zal Hij groot zijn tot aan de einden der aarde, 4 en Hij zal vrede zijn. Wanneer Assur in ons land komt, en wanneer hij onze paleizen betreedt, dan zullen wij tegen hem zeven herders stellen en acht vorsten uit de mensen, 5 die het land Assur zullen weiden met het zwaard en het land van Nimrod in zijn poorten. En Hij zal bevrijden van Assur, wanneer die in ons land komt en wanneer hij ons gebied betreedt. 6 En het overblijfsel van Jakob zal te midden van vele volkeren zijn als dauw van de HERE, als regenstromen op het groene kruid, dat niet wacht op de mens, noch mensenkinderen verbeidt. 7 En het overblijfsel van Jakob zal zijn onder de natiën, te midden van vele volkeren als een leeuw onder de dieren des wouds, als een jonge leeuw onder de schaapskudden, die, wanneer hij er binnendringt, neerslaat en verscheurt, zonder dat iemand redt. 8 Uw hand zal verheven zijn boven uw tegenstanders, en al uw vijanden zullen worden uitgeroeid.

     

    Na de eerste twee ‘Kerst’ -verzen gaat de profetie vanaf vers 3 verder naar wat we inmiddels de tweede of wederkomst van de Messias noemen. En dan is het opmerkelijk dat we in vers 4 opnieuw Assur vermeldt zien. Deze profetie is bovendien opmerkelijk aangezien ten tijde van de eerste komst van de Heer Jezus Christus, het historische Assyrië toen al meer dan zeshonderd jaar als wereldmacht verdwenen was. De conclusie is dat er opnieuw een Assyrische grootmacht zal zijn ten tijde van de tweede komst van de Messias. Een grootmacht die aan het einde van de eindtijd voor een korte tijd het land Israël zal bezetten. Dit is echter nog niet voor morgen (of overmorgen) maar ligt nog in de verre toekomst (aan toekomstberekeningen via het noemen mogelijke jaartallen doe ik niet mee).

     

    Het is de komst van de Messias dat aan het bewind van de eindtijd-Assyriër een einde brengt. Aan het begin van het Messiaanse Vrederijk zal het gebied van Assyrië gedurende een tijd door ‘zeven herders en acht vorsten uit de mensen’ bestuurd worden. Alvorens dat ook Assur in de nieuwe gemeenschap van volken tijdens het komende Vrederijk zal opgenomen worden.

     

    Jesaja 19: 23 Te dien dage zal er een heerbaan wezen van Egypte naar Assur, en Assur zal in Egypte komen en Egypte in Assur, en Egypte zal met Assur (de HERE) dienen. 24 Te dien dage zal Israël de derde zijn naast Egypte en Assur, een zegen in het midden der aarde, 25 omdat de HERE der heerscharen het gezegend heeft met de woorden: Gezegend zij mijn volk Egypte en het werk mijner handen, Assur, en mijn erfdeel Israël.

     

    Maar voor deze profetie werkelijkheid wordt zal er nog een donkere periode voor Israël en de wereld aanbreken. Van uit het gebied van het oude Oost-Romeinse Rijk zal de wereld in de eindtijd gedirigeerd worden. Het Oost-Romeinse Rijk zal in de toekomst opnieuw geformeerd worden door een federatie van vijf landen. Met zekerheid kunnen we vandaag de volgende landen al invullen: Israël, Egypte, Turkije en Griekenland. Het vijfde land zal een nieuw Assyrië zijn, een land dat heden nog gevormd dient te worden. Deze vijf landen zullen zich verenigen met vijf koningen/landen uit het gebied van het voormalige West-Romeinse Rijk en aldus het Romeinse Rijk van de oudheid opnieuw op de kaart plaatsen. In een later stadium geven de in totaal tien koningen of leiders hun macht over aan een elfde leider. Dit dan tot slot in een notendop waar de verschillende profetische Schriftgedeelten over gaan.

     

    Wordt vervolgd…

     

    Met vriendelijke groet,

    Robert De Telder


    P.S. Enkele aanbevolen websites:

    http://www.zoeklicht.nl/

    http://www.dekoningkomt.nl/deeindtijdinvogelvlucht.html



    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (3 Stemmen)
    22-08-2014, 17:50 geschreven door Eigenzinnige Wezel  
    Reacties (0)
    18-08-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.ADVENT. KOMT HIJ OF KOMT HIJ NIET MEER?
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Definitie van het woord Advent (Bijbelse Encyclopedie KOK, 1975): Latijn: Adventus, komst. Aanduiding van de komst van de Zoon van God in het vlees, de incarnatie; voorts van Zijn wederkomst ten oordeel in de volheid der tijden.

     

    Volgens deze definitie is met ADVENT niet alleen de voorbereidingstijd tot het Kerstfeest bedoeld, maar ook een leven in de verwachting van de wederkomst van Christus in de zogenaamde ‘volheid der tijden’. Dit laatste is een verwachting die het traditionele christendom, ook wat er van overblijft in de tweede generatie sinds de kerkverlating, niet meer kent. De verwachting van het traditionele christendom is er een van als mens geboren worden, ouder worden, moeten sterven en daarna de hemel (als het goed is), de overige wacht de traditionele hel. Dit christendom heeft weinig of geen kennis van de Bijbel en laat zich al eens leiden door leiders die hun geloof in de Bijbel, al tijdens hun opleiding in de seminaries en/of Bijbelscholen als een gevolg van de Bijbelkritiek en de evolutietheorie, verloren - opgegeven -, of er een eigen invulling aan gegeven hebben.

     

    De Bijbel leert nochtans duidelijk en niet mis te verstaan, een wederkomst van Christus. Deze komst heeft Jezus tijdens zijn leven en bediening voorzegt, en werd door de evangelisten zo genoteerd. Onmiddellijk na Zijn hemelvaart wordt dezelfde boodschap herhaald.

     

    Handelingen 1:“Zij dan, die daar bijeengekomen waren, vroegen Hem en zeiden: Here, herstelt Gij in deze tijd het koningschap voor Israël? Hij zeide tot hen: Het is niet uw zaak de tijden of gelegenheden te weten, waarover de Vader de beschikking aan Zich gehouden heeft, maar gij zult kracht ontvangen, wanneer de heilige Geest over u komt, en gij zult mijn getuigen zijn te Jeruzalem en in geheel Judea en Samaria en tot het uiterste der aarde. En nadat Hij dit gesproken had, werd Hij opgenomen, terwijl zij het zagen, en een wolk onttrok Hem aan hun ogen. 10 En toen zij naar de hemel staarden, terwijl Hij henenvoer, zie, twee mannen in witte klederen stonden bij hen, 11 die ook zeiden: Galileese mannen, wat staat gij daar en ziet op naar de hemel? Deze Jezus, die van u opgenomen is naar de hemel, zal op dezelfde wijze wederkomen, als gij Hem ten hemel hebt zien varen.” (NBG Vertaling 1951)

     

    In het hiervoor geciteerde Schriftgedeelte worden enkele eenvoudige waarheden weergegeven. De verwachting namelijk van het herstel van koningschap van Israël en de wederkomst van Jezus Christus op dezelfde wijze zoals bij Zijn hemelvaart. Boven Jeruzalem is er duidelijk een voor onze ogen, onzichtbare deur naar die andere dimensie van waar Jezus op God ’s tijd zal terugkomen. Naar de komst van dit Rijk Gods hebben honderden en honderden miljoenen christenen bijna tweeduizend jaar lang al, sinds 30 AD (dikwijls onwetend) gebeden. Het ‘Onze Vader’ namelijk zoals het in het evangelie opgetekend staat.

     

    Matteüs 6:En wanneer gij bidt, zult gij niet zijn als de huichelaars, want zij staan gaarne in de synagogen en op de hoeken der pleinen te bidden, om zich aan de mensen te vertonen. Voorwaar, Ik zeg u, zij hebben hun loon reeds. Maar gij, wanneer gij bidt, ga in uw binnenkamer, sluit uw deur en bid tot uw Vader in het verborgene; en uw Vader, die in het verborgene ziet, zal het u vergelden. En gebruikt bij uw bidden geen omhaal van woorden, zoals de heidenen; want zij menen door hun veelheid van woorden verhoord te zullen worden. Wordt hun dan niet gelijk, want [God] uw Vader weet, wat gij van node hebt, eer gij Hem bidt. Bidt gij dan aldus: Onze Vader die in de hemelen zijt, uw naam worde geheiligd; 10 uw Koninkrijk kome; uw wil geschiede, gelijk in de hemel alzo ook op de aarde. 11 Geef ons heden ons dagelijks brood; 12 en vergeef ons onze schulden, gelijk ook wij vergeven onze schuldenaren; 13 en leid ons niet in verzoeking, maar verlos ons van de boze. [Want Uwer is het Koninkrijk en de kracht en de heerlijkheid in der eeuwigheid. Amen.] 14 Want indien gij de mensen hun overtredingen vergeeft, zal uw hemelse Vader ook u vergeven; 15 maar indien gij de mensen niet vergeeft, zal ook uw Vader uw overtredingen niet vergeven. (NBG Vertaling 1951)

     

    Dit beloofde Koninkrijk is komende. Het zal niet tot stand komen door menselijke inzet, maar net zoals bij de wedergeboorte van een mens, zoals beschreven in het evangelie naar Johannes, door God Zelf. De verwachting van het komende Godsrijk werd echter als een gevolg van het lange uitblijven van de Messias, door het christendom al vroeg in de geschiedenis opgegeven. Toen de Romeinse keizer Constantijn zich in de vierde eeuw tot het christendom bekeerde en de kerk van Rome tot staatsgodsdienst verhief, leerde en verwachte men dat het Godsrijk door mensenhanden gebouwd kon worden. De profetische gedeelten van de Bijbel werden als een allegorie uitgelegd en ontdaan van hun letterlijke boodschap. Alle heilsbeloften in de Bijbel, die betrekking op het volk Israël hadden, werden op de kerk van nu, van toepassing gebracht. De duizend jaar dat satan volgens het boek Openbaring, tijdens het komende Vrederijk gebonden zou worden, werd niet meer letterlijk genomen, maar gezien als een zinnebeeld van de nieuwe tijd die sinds Constantijn baan brak. Dat het sterven, de dood bleef heersen, nam men erbij.

     

    In de twintigste eeuw in het jaar 1948, werd de staat Israël echter werkelijkheid. En dit slechts drie jaar na het einde van de Tweede Wereldoorlog. In het ‘christelijke’ Europa werden tijdens deze oorlog 6.000.000 Joden door de nazi’s opgejaagd en in vernietigingskampen e. a. plaatsen vermoord. Vele overlevenden van de Holocaust luisterden daarna naar de stem van de Zionistische beweging en besloten naar Palestina te emigreren. Ook vanuit de Arabische wereld begon tegelijkertijd een uittocht van Joodse mensen naar Israël. En het gevestigde christendom was getuige van deze Bijbelse ‘heils’-feiten. De vraag zou moeten zijn: is het herstel van het volk der Joden nu de vervulling van Oudtestamentische profetieën of niet? En indien het antwoord ja is, moeten we de Bijbel opnieuw en ditmaal los van alle tradities bestuderen. De Bijbelse profetieën betreffende een derde herstel van de Joden in het oude land der vaderen zijn duidelijk leesbaar en herkenbaar. Zo een voorbeeld is de profetie van Amos:

     

    Amos 9:11 Te dien dage zal Ik de vervallen hut van David weder oprichten, Ik zal haar scheuren dichten en wat daarvan is ingestort, overeind zetten; Ik zal haar herbouwen als in de dagen van ouds, 12 opdat zij beërven de rest van Edom en van al de volken over wie mijn naam is uitgeroepen, luidt het woord van de HERE, die dit doet. 13 Zie, de dagen komen, luidt het woord des HEREN, dat de ploeger zich aansluit bij de maaier en de druiventreder bij hem die het zaad strooit; dan zullen de bergen druipen van jonge wijn en al de heuvelen daarvan overvloeien. 14 Ik zal een keer brengen in het lot van mijn volk Israël: verwoeste steden zullen zij herbouwen en bewonen; wijngaarden zullen zij planten en de wijn ervan drinken; boomgaarden zullen zij aanleggen en de vrucht daarvan eten. 15 Dan zal Ik hen planten in hun grond, en zij zullen niet meer worden uitgerukt uit de grond die Ik hun gegeven heb, zegt de HERE, uw God. (NBG Vertaling 1951)

     

    Vers 15 van het hiervoor geciteerde Bijbelgedeelte van Amos leert een derde definitieve herstel van Israël. Dit betekent dat de catastrofe van het jaar 70 AD met de vernietiging van de Tempel te Jeruzalem door de Romeinse legers en de wegvoering van de Joden in de diaspora niet het einde is, maar de belofte van een herstel inhoudt, na een lang tijd-dal van inmiddels bijna tweeduizend jaar.

     

    De gevestigde kerken zoals de Rooms-katholieke kerk, de oosterse orthodoxe kerken en vele Protestantse kerkgenootschappen leren nochtans dat de kerk in de plaats van Israël is gekomen en dat de Joden als heilsorgaan in de eerste eeuw van de christelijke jaartelling, vervloekt en definitief door God opzijgezet werden. Deze Kerkgenootschappen, het christendom, beschouwen zichzelf als het geestelijke Israël uit de Bijbel. Alle beloften, die in het Oude Testament handelen over het 'heil voor Israël' en over het Messiaanse Vrederijk, past het christendom op zichzelf toe. Volgens de orthodoxe exegese is met de start van de Kerk in 30 AD met Pinksteren, alle Oudtestamentische profetie vervuld. Het volk Israël als uitverkoren volk van God heeft al 20 eeuwen voor hen afgedaan.

     

    Er staan in de Bijbel talloze profetieën die men nochtans moeilijk kan 'vergeestelijken' of allegoriseren en op de Kerk toepassen. Bijbelse profeten zoals Joël en vele anderen voorspelden Israëls herstel in de 'komende dagen'. Ik geef hierna één voorbeeld weer dat voldoende moet zijn, namelijk de profeet Joël van het Oude Testament. Naar het hierna volgende profetische gedeelte van Joël heeft de apostel Petrus op de Pinksterdag bij de aanvang van de EKKLESIA of kerk, verwezen. Voor de gevestigde kerken is de ganse profetie van Joël hiermee vervuld. De aandachtige lezer(es) moet nochtans vaststellen dat de apocalyptische verzen 30 en 31 toen niet zichtbaar waren.

     

    Joël 2:28 Daarna zal het geschieden, dat Ik mijn Geest zal uitstorten op al wat leeft, en uw zonen en uw dochters zullen profeteren; uw ouden zullen dromen dromen; uw jongelingen zullen gezichten zien. 29 Ook op de dienstknechten en op de dienstmaagden zal Ik in die dagen mijn Geest uitstorten. 30 Ik zal wonderen geven in de hemel en op de aarde, bloed en vuur en rookzuilen. 31 De zon zal veranderd worden in duisternis en de maan in bloed, voordat de grote en geduchte dag des HEREN komt. 32 En het zal geschieden, dat ieder die de naam des HEREN aanroept, behouden zal worden, want op de berg Sion en te Jeruzalem zal ontkoming zijn, zoals de HERE gezegd heeft; en tot de ontkomenen zullen zij behoren, die de HERE zal roepen.

     

    Het zou duidelijk moeten zijn dat slechts een gedeelte, een belangrijk gedeelte weliswaar, in 30 AD vervuld werd. De daarop volgende verzen 30 en 31 liggen echter nog in de toekomst.

     

    Over de bloedmaan en de dag des HEREN schreef ik op deze blog eerder op 29-07-14 een artikel: De profeet Joël en de bloedrode maansverduistering.

     

    Het wonderlijke is ook dat alle tijdgenoten van de Joden uit de eerste eeuw van onze jaartelling, verdwenen zijn. De volken van toen, hun talen en rassen zijn verdwenen. Opgegaan in andere en nieuwe volken en talen. Het Latijn, de taal van de verdrukkers van toen is tegenwoordig een dode taal. De Joden echter hebben hun aard en religie bewaart en dit in de diaspora in den vreemde, ver weg van het oude land der vaderen.

     

    Een andere religie die een derde herstel van Israël afwijst is de Islam. Soera 17 uit de Koran is hier overduidelijk:

    Soera 17:1 "Lofprijzing aan Hem, die Zijn dienaar des nachts deed reizen van het Gewijde Bedehuis (Mekka) naar het Uiterste Bedehuis (Jeruzalem), welks omtrek Wij gezegend hebben, opdat Wij hem van Onze tekenen zouden tonen. Hij is de Horende, de Ziende. (2) En Wij hebben Musa (Mozes) de Schrift gegeven en Wij hebben haar gemaakt tot een rechte leiding voor de Zonen Israils: Neemt u niet buiten Mij een zaakbezorger. _ (3) Nakomelingschap van hen, die Wij met Nuh (Noach) medevoerden. Hij was een dankbaar dienaar. – (4) En Wij hebben aan de Zonen Israils in de Schrift de beslissing gegeven: Gij zult op de aarde twee malen verderf verspreiden, en gij zult rijzen tot grote hoogte. – (5) Wanneer de tijd komt van de eerste der twee aanzeggingen, zenden Wij tegen ulieden dienaren van Ons, toegerust met hevig geweld, welke tussen de woningen door speuren; en het zal een verwerkelijkte aanzegging worden. – (6) Daarna geven wij U weder de kans tegen hen en versterken Wij u met bezittingen en zonen, en maken Wij u talrijker in krijgerscharen. – (7) Indien gij lieden wel handelt, dan handelt gij wel voor uzelven, en indien gij slecht handelt, dan is dat ook voor uzelf. Wanneer dan de tijd komt van de latere aanzegging, zal het gebeuren, dat zij uw gezichten schenden en dat zij het bedehuis binnendringen, zoals zij het de eerste maal binnengedrongen waren, en dat zij de plaats, waarover zij komen, geheel verwoesten. –(8) Mogelijk, dat uw Heer ulieden dan barmhartigheid zal betonen. Maar indien gij terugkeert, keren ook Wij terug en maken Wij Djahannam voor de ongelovigen tot een inperking." (Uit het Arabisch vertaald door J.H.KRAMERS, 1976)

     

    De Arabische Koran is tot stand gekomen in de zevende eeuw na Christus. De Joden waren toen al zes eeuwen eerder sinds 70 AD (en de laatste opstand en wegvoering in 135 AD) in de diaspora, in de zogenaamde verstrooiing, ook in Arabië. Wanneer men de eerste acht verzen van Soera 17 doorneemt merkt men dat de Koran een herstel van Israël in het oude land der vaderen, uitsluit. Er staan geen jaartallen vermeldt in de Koran, maar vanuit de Bijbel en de wereldgeschiedenis herkennen we in de eerste aanzegging de verovering van Jeruzalem door de Babyloniërs in het jaar 586 v. Chr. De tweede aanzegging geschiedde in het jaar 70 AD toen de Romeinen onder leiding van Titus de stad en Tempel verwoesten. En dan staat er vervolgens de waarschuwing in Soera 17:8 “Indien gij terugkeert”, en de waarschuwing met ‘Djahannam’ voor de teruggekeerde ongelovigen. Het woord Djahannam is het Arabische woord voor hel (een Nederlands woord dat ontleend is van de Germaanse mythologie): een plaats van foltering.

     

    Er is voor Israël in de Koran geen derde herstel beloofd. Twee maal slechts werd het hun vergund een nationale staat te hebben. Daarom ook wordt de staat Israël sinds 1948 als een doorn in het Arabische/Islamitische vlees ervaren. Een doorn die verwijderd moet worden. Voor Islamitische fundamentalisten is de Koran grondwet en is een Joodse staat in het Midden-Oosten onaanvaardbaar.

     

    De Joden die in 70 AD in een wereldwijde diaspora terecht kwamen, zijn in deze volken-zee echter bewaard gebleven, zij het dikwijls onder heel zware verdrukking. Sinds 1948 kennen we een nationaal herstel in het zogenaamde oude land der vaderen: Israël. Een nationaal herstel dat onder grote moeilijkheden gehandhaafd wordt.

     

    Onder diegenen in het christendom die op basis van de profetische Boeken van de Bijbel in een derde herstel van Israël geloven is de vestiging van de seculiere staat Israël in 1948 het grote teken, nu nog meer aan het begin van het derde millennium, dat de (weder)komst van de Messias nabij is. De seculiere Joodse staat die anno 1948 opgericht werd schept namelijk de voorwaarde tot het in vervulling gaan van de Bijbelse profetieën in verband met het beloofde derde herstel.

     

    In de profetische boeken van de Bijbel vinden we alle gebeurtenissen in detail beschreven, die zullen leiden tot de wederkomst van Messias Jezus. Zie het artikel op deze blog van 31-07-2014: De zeventig jaarweken van de profeet Daniël. Men kan het vergelijken met een spoorboekje waar alle stations in beschreven staan die men zal aandoen, alvorens zijn bestemming te bereiken.

     

    In de ‘tussen’-tijd geldt het Woord van de Heer Jezus Christus aan zijn Joodse discipelen:

     

    Matteüs 24:3 Toen Hij op de Olijfberg gezeten was, kwamen zijn discipelen alleen tot Hem en zeiden: Zeg ons wanneer zal dat geschieden, en wat is het teken van uw komst  en van de voleinding der wereld? 4 En Jezus antwoordde en zeide tot hen: Ziet toe, dat niemand u verleide! 5 Want velen zullen komen onder mijn naam en zeggen: Ik ben de Christus, en zij zullen velen verleiden. 6 Ook zult gij horen van oorlogen  en van geruchten van oorlogen. Ziet toe, weest niet verontrust; want dat moet geschieden, maar het einde is het nog niet. 7 Want volk zal opstaan tegen volk, en koninkrijk tegen koninkrijk, en er zullen nu hier, dan daar, hongersnoden en aardbevingen zijn. 8 Doch dat alles is het begin der weeën.

     

    Wordt vervolgd…

     

    Met vriendelijke groet,

    Robert De Telder


    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (3 Stemmen)
    18-08-2014, 08:58 geschreven door Eigenzinnige Wezel  
    Reacties (0)
    17-08-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De profeet Micha en het tijds-dal
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Micha 1:1 Het woord des HEREN, dat tot Micha, de Morastiet, kwam in de dagen van Jotham, Achaz, Jehizkia, koningen van Juda, hetwelk hij geschouwd heeft over Samaria en Jeruzalem.

     

    De naam van de profeet Micha is een verkorte vorm van de naam Michajah wat betekent: “Hij die is als de HERE". Zoals het eerste vers hierboven geciteerd, trad de profeet op in dagen van de koningen van Juda: Jotham, Achaz en Jehizkia. Op de tijdsbalk zitten we voor deze koningen in de jaren van 750 tot 694 v. Chr. Dat maakt van de profeet Micha een tijdgenoot van de profeet Jesaja. De bediening van Jesaja duurde langer in tijd aangezien deze profeet zijn bediening al een generatie eerder, in de dagen van koning Uzzia van Juda, begon.

     

    Jesaja 1:1 Het gezicht van Jesaja, de zoon van Amoz, dat hij heeft gezien over Juda en Jeruzalem in de dagen van Uzzia, Jotham, Achaz en Jehizkia, koningen van Juda.

     

    In het eerste hoofdstuk van het Bijbelboek Micha lijkt het dat Micha (1:2-4) zijn bediening begon ten tijde van een meganatuurcatastrofe. Ik vermoed dat het de catastrofe van het jaar 748 v. Chr. was (Genesis versus Egyptologie, hoofdstuk 22) die de bediening van Micha zag aanvangen. Het was dan nog 31 jaar tot de val van Samaria en de wegvoering van de tien stammen van Israël in Assyrische ballingschap (Micha 1:5-7).

     

    Sommige van de oordeel-aankondigingen over Juda en Samaria zijn bij de profeten Micha en Jesaja dezelfde. Dit was voer voor de Bijbelkritiek, wanneer deze in de tweede helft van de negentiende eeuw echt op gang kwam. De profeten zouden van elkaar gekopieerd hebben enz. Voor iemand die gelooft dat de Bijbel het Woord van God is, is dit uiteraard onzin. Het gaat hier tenslotte niet om de woorden van de profeten maar om het Woord van God dat Hij via deze mensen doorgaf.

     

    Paulus aan de Hebreeën 1:1 Nadat God eertijds vele malen en op vele wijzen tot de vaderen gesproken had in de profeten, 2 heeft Hij nu in het laatst der dagen tot ons gesproken in de Zoon, die Hij gesteld heeft tot erfgenaam van alle dingen, door wie Hij ook de wereld geschapen heeft.

     

    Net zoals Paulus eertijds aan de Hebreeën schreef dat God vele malen en op vele wijzen tot de profeten sprak, is het logisch dat dezelfde boodschap met dezelfde woorden is doorgegeven.

     

    De brief van Paulus aan de Hebreeën is overigens nog zo een voorbeeld van ijdel gepraat van de Bijbelkritiek. Aangezien de brief aan de Hebreeën in ons Nieuwe Testament geen afzender opgeeft mag/moet/kan er getwijfeld worden aan de identiteit van Paulus als briefschrijver. En de brief van Paulus aan de Hebreeën waar de apostel Petrus naar verwijst, zou dan verloren gegaan zijn?

     

    2 Petrus 3: 14 Daarom, geliefden, beijvert u in deze verwachting, onbevlekt en onberispelijk te blijken voor Hem in vrede, 15 en houdt de lankmoedigheid van onze Here voor zaligheid, zoals ook onze geliefde broeder Paulus naar de hem gegeven wijsheid u geschreven heeft, 16 evenals in alle brieven, wanneer hij over deze dingen spreekt. Daarin is een en ander moeilijk te verstaan, wat de onkundige en onstandvastige lieden tot hun eigen verderf verdraaien, evenals trouwens de overige schriften.

     

    Dit is bij de studie van de Bijbelboeken niet mijn uitgangspunt. Met dit artikel wil ik een bijzonder chronologisch onderdeel van de profeet Micha behandelen. De tijdskloof namelijk die er zit in tussen vers 2b en vers 3 van het hierna volgende citaat:

     

    Micha 5:1 En gij, Bethlehem Efrata, al zijt gij klein onder de geslachten van Juda, uit u zal Mij voortkomen die een heerser zal zijn over Israël en wiens oorsprong is van ouds, van de dagen der eeuwigheid. 2 Daarom zal Hij hen prijsgeven tot de tijd, dat zij die baren zal, gebaard heeft. …

    (…Tijdskloof van inmiddels 2018 jaar)

    … Dan zal het overblijfsel zijner broederen terugkeren met de Israëlieten. 3 Dan zal Hij staan en hen weiden in de kracht des HEREN, in de majesteit van de naam des HEREN, zijns Gods; en zij zullen rustig wonen, want nu zal Hij groot zijn tot aan de einden der aarde, 4 en Hij zal vrede zijn.

     

    De profetie van Micha over de geboorteplaats van de Messias of Christus is wereldwijd bekend vanwege het ‘Kerst’-gebeuren. Het gehucht Bethlehem is de plaats waar de Heiland in het jaar vijf voor Christus in de vijfde maand Ab (juli/augustus) geboren werd. Toen de Magi uit het Oosten aan het hof van Herodes de Grote navraag kwamen doen naar de geboorte van de Koning der Joden werd op bevel van Herodes de Joodse Schriftgeleerden er bij gehaald die daarop aan Herodes de Boekrol van de profeet Micha citeerden:

     

    Matteüs 2:1 Toen nu Jezus geboren was te Betlehem in Judea, in de dagen van koning Herodes, zie, wijzen uit het Oosten kwamen te Jeruzalem, 2 en vroegen: Waar is de Koning der Joden, die geboren is? Want wij hebben zijn ster in het Oosten gezien en wij zijn gekomen om Hem hulde te bewijzen. 3 Toen koning Herodes hiervan hoorde, ontstelde hij en geheel Jeruzalem met hem. 4 En hij liet al de over-priesters en Schriftgeleerden van het volk vergaderen en trachtte van hen te vernemen, waar de Christus geboren zou worden. 5 Zij zeiden tot hem: Te Bethlehem in Judea, want aldus staat geschreven door de profeet: 6 En gij, Betlehem, land van Juda, zijt geenszins de minste onder de leiders van Juda, want uit u zal een leidsman voortkomen, die mijn volk Israël weiden zal.

     

    De evangelist Matteüs die zijn geschiedenis van de eerste komst van de Christus in het Grieks neerschreef gebruikte voor het citaat van de profeet Micha, de Griekse Septuagint LXX vertaling, en vandaar het verschil in schrijfwijze tussen het citaat van Micha uit het Hebreeuwse Oude Testament zoals het door de Masoreten is overgeleverd en de Griekse vertaling van de LXX.

     

    De Statenvertaling is de Hebreeuwse grondtekst trouw gebleven en geeft het citaat als het volgt weer:

    Micha 5:1 En gij, Bethlehem Efratha! zijt gij klein om te wezen onder de duizenden van Juda? Uit u zal Mij voortkomen, Die een Heerser zal zijn in Israël, en Wiens uitgangen zijn van ouds, van de dagen der eeuwigheid.

     

    De NBG Vertaling van 1951 heeft hier de Statenbijbel gevolgd.

     

    NBG 5:1 En gij, Betlehem Efrata, al zijt gij klein onder de geslachten van Juda, uit u zal Mij voortkomen die een heerser zal zijn over Israël en wiens oorsprong is van ouds, van de dagen der eeuwigheid.

     

    De juiste vertaling is belangrijk voor het eenvoudig herkennen van juist wie in de profetie, de beloofde Heerser is. Het is namelijk de Messias/ Gezalfde/ Christus, de Zoon van God, de HERE God zelf, die mens werd en het kleinste dorp van Juda uitkoos voor Zijn geboorte in de wereld.

     

    Micha 5: 2 Daarom zal Hij hen prijsgeven tot de tijd, dat zij die baren zal, gebaard heeft. …

     

    De voorzegging van de profeet Micha was nochtans een oordeel-aankondiging voor zijn tijdgenoten. Het volk van Juda dat zijn eigen weg ging zou in ballingschap naar Babylon weggevoerd worden. Zij zouden ‘prijs gegeven worden’:

     

    Micha 4:10 Krimp ineen en schreeuw het uit, dochter Sions, als een barende; want thans zult gij uittrekken uit de stad en verblijven op het veld, en gij zult naar Babel komen. Daar zult gij bevrijd worden; daar zal de HERE u verlossen uit de macht van uw vijanden.

     

    De profeet Jesaja, de tijdgenoot van de profeet Micha had dezelfde boodschap voor het volk:

     

    Jesaja 39: 6 zie, er zullen dagen komen, dat alles wat in uw paleis is en wat uw vaderen opgestapeld hebben tot op deze dag, naar Babel zal worden weggevoerd. Niets zal er overblijven, zegt de HERE. 7 En van uw zonen, die uit u voortkomen zullen, die gij zult verwekken, zullen zij nemen, om hoveling te zijn in het paleis van de koning van Babel.

     

    Ik herhaal nogmaals; dit is geen plagiaat, maar twee profeten die vanwege de ernst van de zaak, hetzelfde oordeel aankondigen. En de profeet Micha verwittigde het volk dat zij door God prijsgegeven zouden worden ‘tot de tijd, dat zij die baren zal, gebaard heeft. …En dit is in de geschiedenis van Israël letterlijk uitgekomen. Na Babylon, namen de Meden en de Perzen de heerschappij over, gevolgd door de Grieken en daar vanaf 63 v. Chr. de Romeinen.

     

    Micha 3:12 Daarom zal om uwentwil Sion als een akker worden omgeploegd, en Jeruzalem zal worden tot steenhopen, ja de tempelberg tot woudhoogten.

     

    Er waren in de lange periode vanaf de Babylonische Ballingschap (605/536 v. Chr.) tot aan de Romeinse periode (63 v. Chr.) af en toe lichtpuntjes zoals de terugkeer van een overblijfsel uit de ballingschap, de herbouw van de tempel onder Ezra en Nehemia tijdens de Perzische heerschappij. Maar het koningschap was verdwenen. Wat bleef was de belofte van het herstel. Voor een gelovig overblijfsel van Israël was het nu wachten op ‘degene die baren zou’, op de geboorte van de Gezalfde, de Koning der koningen.

     

    De profeet Jesaja had ‘degene die baren zou’ eveneens voorspeld:

     

    Jesaja 7: 14 Daarom zal de Here zelf u een teken geven: Zie, de jonkvrouw zal zwanger worden en een zoon baren; en zij zal hem de naam Immanuël geven.

     

    In het Nieuwe Testament wordt deze profetie vervuld in Maria van het huis van David. Zie Lucas 1:26-38 en Matteüs 1;18-25

     

    En de profeet Jesaja geeft twee verschillende facetten van de verwachte Heerser door; een Heerser namelijk maar tegelijkertijd ook een Knecht.

     

    Jesaja 53: 1 Wie gelooft, wat wij gehoord hebben, en aan wie is de arm des HEREN geopenbaard? 2 Want als een loot schoot hij op voor zijn aangezicht, en als een wortel uit dorre aarde; hij had gestalte noch luister, dat wij hem zouden hebben aangezien, noch gedaante, dat wij hem zouden hebben begeerd. 3 Hij was veracht en van mensen verlaten, een man van smarten en vertrouwd met ziekte, ja, als iemand, voor wie men het gelaat verbergt; hij was veracht en wij hebben hem niet geacht. 4 Nochtans, onze ziekten heeft hij op zich genomen, en onze smarten gedragen; wij echter hielden hem voor een geplaagde, een door God geslagene en verdrukte. 5 Maar om onze overtredingen werd hij doorboord, om onze ongerechtigheden verbrijzeld; de straf die ons de vrede aanbrengt, was op hem, en door zijn striemen is ons genezing geworden. 6 Wij allen dwaalden als schapen, wij wendden ons ieder naar zijn eigen weg, maar de HERE heeft ons aller ongerechtigheid op hem doen neerkomen. 7 Hij werd mishandeld, maar hij liet zich verdrukken en deed zijn mond niet open; als een lam dat ter slachting geleid wordt, en als een schaap dat stom is voor zijn scheerders, zo deed hij zijn mond niet open. …

     

    Maar nu verder met de profetie van Micha. Ik herhaal voor de goede orde nogmaals het Bijbelcitaat:

    Micha 5:1 En gij, Bethlehem Efrata, al zijt gij klein onder de geslachten van Juda, uit u zal Mij voortkomen die een heerser zal zijn over Israël en wiens oorsprong is van ouds, van de dagen der eeuwigheid. 2 Daarom zal Hij hen prijsgeven tot de tijd, dat zij die baren zal, gebaard heeft. …

    (…Tijdskloof van inmiddels 2018 jaar)

    … Dan zal het overblijfsel zijner broederen terugkeren met de Israëlieten. 3 Dan zal Hij staan en hen weiden in de kracht des HEREN, in de majesteit van de naam des HEREN, zijns Gods; en zij zullen rustig wonen, want nu zal Hij groot zijn tot aan de einden der aarde, 4 en Hij zal vrede zijn.

     

    Het profetisch Bijbelgedeelte van vers 2b en verder is tot op heden niet vervuld geworden. De Heer Jezus Christus werd als Gezalfde, als Messias bij zijn eerste komst door zijn generatie afgewezen met als een gevolg dat ‘de belofte van herstel’ uitgesteld werd. In de tussentijd wordt al bijna gedurende twintig eeuwen de EKKLESIA ‘uit’geroepen, en kennen we daarnaast het verdeelde Christendom.

     

    De belofte van een derde herstel van het koningschap van Israël van de profeten zoals o.a. Micha, blijft echter geldig. De Joden die in 70 AD in een wereldwijde diaspora terecht kwamen, zijn in deze volken-zee bewaard gebleven (wat in wezen wonderlijk is), zij het dikwijls onder heel zware verdrukking. Sinds 1948 kennen we een nationaal herstel in het zogenaamde oude land der vaderen: Israël. Een nationaal herstel dat echter onder grote moeilijkheden gehandhaafd wordt. De belofte van de profeet Micha: “…en zij zullen rustig wonen, want nu zal Hij groot zijn tot aan de einden der aarde, 4 en Hij zal vrede zijn.”, ligt nog ver weg. Hier gelden namelijk andere wetmatigheden.

     

    Onder diegenen in het christendom die op basis van de profetische Boeken van de Bijbel in een derde herstel van Israël geloven is de vestiging van de seculiere staat Israël in 1948 het grote teken, nu nog meer aan het begin van het derde millennium, dat de (weder)komst van de Messias nabij is. En regelmatig loopt men de laatste zestig+ jaar, op de te verwachten feiten vooruit.

     

    Er zijn namelijk wetmatigheden die bepalen wanneer de profetie(en) hun volledige vervulling zullen zien. Zie o.a. mijn werk: De Apocalyps: de zeventigste jaarweek van Daniël: http://www.shopmybook.com/nl/ROBERT-DE-TELDER/APOCALYPS%2C-de-70ste-jaarweek-van-Dani%C3%ABl

     

    Het hierna volgende Bijbelcitaat van de profeet Hosea verklaart in een notendop hoe het allemaal in de toekomst in zijn werk zal gaan.

     

    Micha 5:15b.. Ik zal heengaan, Ik wil wederkeren naar mijn plaats, totdat zij zich schuldig gevoelen en mijn aangezicht zoeken; wanneer het hun bang te moede is, zullen zij verlangend naar Mij uitzien. 6:1 Komt, laat ons wederkeren tot de HERE! Want Hij heeft verscheurd, en zal ons helen; Hij heeft geslagen, en zal ons verbinden. 2 Hij zal ons na twee dagen doen herleven, ten derden dage zal Hij ons oprichten, en wij zullen leven voor zijn aangezicht. 3 Ja, wij willen de HERE kennen, ernaar jagen Hem te kennen. Zo zeker als de dagenraad is zijn opgang. Dan komt Hij tot ons als de regen, als de late regen, die het land besproeit. (NBG Vertaling 1951)

     

    De uitleg van dit Bijbelcitaat zou als het volgt kunnen gegeven worden: in vers 15b wordt de Hemelvaart van de Messias in 30 AD beschreven: “Ik zal heengaan, Ik wil wederkeren naar mijn plaats”. Het woord: “totdat” slaat op de tijdskloof van inmiddels 1984 jaar. ‘Wanneer het hun bang te moede is’, slaat op een komende verdrukking waaruit zij op God zullen roepen. Hoofdstuk 6:1 leert de collectieve bekering op één dag van een rest van Israël. En volgens vers 2 is er onder de rest van Israël dan een kennen, een weten van wat er twee dagen of tweeduizend jaar eerder in het jaar 30 AD gebeurd is en beseft men vanaf dat ogenblik dat de derde dag van de wederoprichting aller dingen nabij is.

     

    Dan pas zal ook de profetie van Joël haar volledige vervulling kennen:

     

    Joël 2:28 Daarna zal het geschieden, dat Ik mijn Geest zal uitstorten op al wat leeft, en uw zonen en uw dochters zullen profeteren; uw ouden zullen dromen dromen; uw jongelingen zullen gezichten zien. 29 Ook op de dienstknechten en op de dienstmaagden zal Ik in die dagen mijn Geest uitstorten. 30 Ik zal wonderen geven in de hemel en op de aarde, bloed en vuur en rookzuilen. 31 De zon zal veranderd worden in duisternis en de maan in bloed, voordat de grote en geduchte dag des HEREN komt. 32 En het zal geschieden, dat ieder die de naam des HEREN aanroept, behouden zal worden, want op de berg Sion en te Jeruzalem zal ontkoming zijn, zoals de HERE gezegd heeft; en tot de ontkomenen zullen zij behoren, die de HERE zal roepen. (NBG 1951 vertaling)

     

    De geciteerde profetie van Joël gaat pas in vervulling op het einde van de Bijbelse eindtijdperiode en aldus niet anno 2014/2015 zoals een aantal data-hoppers tegenwoordig beweren. Al de profetische Bijbelcitaten van dit artikel hebben trouwens betrekking op de eindtijdperiode met een duur van zeven jaar. Deze periode is dan nog eens verdeeld in twee schijven van 3 ½ jaar. De ‘Grote Verdrukking’ of ‘Jacob ’s benauwdheid’ vangt aan in de helft van de zevenjarige eindtijdperiode.

     

    Joël 3:1 Want zie, in die dagen en te dien tijde, wanneer Ik een keer zal brengen in het lot van Juda en van Jeruzalem, 2 zal Ik alle volken verzamelen en afvoeren naar het dal van Josafat, en Ik zal aldaar met hen in het gericht treden … (NBG 1951 vertaling)

     

    Het hiervoor vermelde profetische Bijbelgedeelte werd niet vervuld in 1948 toen de Joden in mei van dat jaar hun staat Israël uitriepen. Noch in juni 1967 toen Oost-Jeruzalem met de Tempelberg op het Jordaanse leger veroverd werd. Maar zal pas vervuld worden in de tweede helft van de zevenjarige eindtijd-periode, de 70ste jaarweek van de profeet Daniël.

     

    En het hierna volgende citaat is niet het al lang gehoopte Utopia, maar een in de Bijbel beloofd Vrederijk dat pas werkelijkheid zal worden bij de komst van de Messias.

     

    Micha 4:1 En het zal geschieden in het laatste der dagen: dan zal de berg van het huis des HEREN vaststaan als de hoogste der bergen, en hij zal verheven zijn boven de heuvelen. En volkeren zullen derwaarts heenstromen, 2 en vele natiën zullen optrekken en zeggen: Komt, laten wij opgaan naar de berg des HEREN, naar het huis van de God Jakobs, opdat Hij ons lere aangaande zijn wegen en opdat wij zijn paden bewandelen. Want uit Sion zal de wet uitgaan en des HEREN woord uit Jeruzalem. 3 En Hij zal richten tussen vele volkeren en rechtspreken over machtige natiën tot in verre landen. Dan zullen zij hun zwaarden tot ploegscharen omsmeden en hun speren tot snoeimessen; geen volk zal tegen een ander volk het zwaard opheffen, en zij zullen de oorlog niet meer leren. 4 Maar zij zullen zitten, een ieder onder zijn wijnstok en onder zijn vijgeboom, zonder dat iemand hen opschrikt; want de mond van de HERE der heerscharen heeft het gesproken.

     

    Dan pas zal de volledige profetie van Micha hoofdstuk 5, waar we momenteel een tijdskloof van 2700 jaar in herkennen, in vervulling gaan. De lange tijdskloof wordt door de profeet Hosea duidelijk weergegeven:

     

    Hosea 3: 4 Want vele dagen zullen de Israëlieten blijven zitten zonder koning en zonder vorst, zonder offer en zonder gewijde steen, zonder efod of terafim. 5 Daarna zullen de Israëlieten zich bekeren, en de HERE, hun God, zoeken, en David, hun koning, en bevende komen tot de HERE en tot zijn heil – in de dagen der toekomst.

     

    Maar eens, op Gods tijd, wordt de profetie van Micha werkelijkheid:

     

    Micha 5:2b.. Dan zal het overblijfsel zijner broederen terugkeren met de Israëlieten. 3 Dan zal Hij staan en hen weiden in de kracht des HEREN, in de majesteit van de naam des HEREN, zijns Gods; en zij zullen rustig wonen, want nu zal Hij groot zijn tot aan de einden der aarde, 4 en Hij zal vrede zijn. Wanneer Assur in ons land komt, en wanneer hij onze paleizen betreedt, dan zullen wij tegen hem zeven herders stellen en acht vorsten uit de mensen, 5 die het land Assur zullen weiden met het zwaard en het land van Nimrod in zijn poorten. En Hij zal bevrijden van Assur, wanneer die in ons land komt en wanneer hij ons gebied betreedt.

     

    Wanneer we dit Bijbelcitaat vers per vers in ogenschouw nemen dan merken we vooreerst de uiteindelijke terugkeer van een overblijfsel van alle stammen van Israël naar het land. Een land dat dan vrede kent nadat de Assyriër van de eindtijd er door geraasd heeft. Vers vier van het Bijbelcitaat hierboven, heeft zich in de geschiedenis van het oude Israël nooit voorgedaan. Dit betekent, wanneer naar onze tijd getransponeerd, dat er noordelijk van de moderne staat Israël in de toekomst nog een nieuwe staat tot stand zal komen: het Assyrië van de eindtijd met aan het hoofd de koning van het Noorden van de profeet Daniël (11:40-45).

     

    Sefanja 2:13 En Hij zal zijn hand tegen het Noorden uitstrekken, Hij zal Assur te gronde richten en Nineve tot een wildernis maken, dor als een woestijn.

     

    Het slot van het Bijbelboek Micha is hoopgevend:

     

    Micha 7: 19 Hij zal Zich wederom over ons ontfermen, Hij zal onze ongerechtigheden vertreden. Ja, Gij zult al onze zonden werpen in de diepten der zee. 20 Gij zult trouw bewijzen aan Jakob, goedertierenheid aan Abraham, gelijk Gij van oude dagen af aan onze vaderen hebt gezworen.

     

    In het geprofeteerde Vrederijk zal ook een overblijfsel van de Volken hun plaats en hun herstel vinden:

     

    Jesaja 19:23 Te dien dage zal er een heerbaan wezen van Egypte naar Assur, en Assur zal in Egypte komen en Egypte in Assur, en Egypte zal met Assur (de HERE) dienen. 24 Te dien dage zal Israël de derde zijn naast Egypte en Assur, een zegen in het midden der aarde, 25 omdat de HERE der heerscharen het gezegend heeft met de woorden: Gezegend zij mijn volk Egypte en het werk mijner handen, Assur, en mijn erfdeel Israël.

     

    Wordt vervolgd…

     

    Met vriendelijke groet,

    Robert De Telder


    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    17-08-2014, 14:11 geschreven door Eigenzinnige Wezel  
    Reacties (0)
    Archief per week
  • 15/10-21/10 2018
  • 09/07-15/07 2018
  • 12/03-18/03 2018
  • 25/12-31/12 2017
  • 04/12-10/12 2017
  • 21/08-27/08 2017
  • 19/06-25/06 2017
  • 22/05-28/05 2017
  • 13/03-19/03 2017
  • 16/01-22/01 2017
  • 12/12-18/12 2016
  • 21/11-27/11 2016
  • 24/10-30/10 2016
  • 04/07-10/07 2016
  • 16/05-22/05 2016
  • 25/04-01/05 2016
  • 21/03-27/03 2016
  • 22/02-28/02 2016
  • 01/02-07/02 2016
  • 25/01-31/01 2016
  • 04/01-10/01 2016
  • 23/11-29/11 2015
  • 10/08-16/08 2015
  • 29/06-05/07 2015
  • 25/05-31/05 2015
  • 13/04-19/04 2015
  • 15/12-21/12 2014
  • 01/12-07/12 2014
  • 06/10-12/10 2014
  • 15/09-21/09 2014
  • 01/09-07/09 2014
  • 25/08-31/08 2014
  • 18/08-24/08 2014
  • 11/08-17/08 2014
  • 28/07-03/08 2014
  • 21/07-27/07 2014
    E-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.

    Gastenboek

    Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek

    Blog als favoriet !

    Blog tegen de wet? Klik hier.
    Gratis blog op https://www.bloggen.be - Meer blogs