Wettelijk
depot: D/2009/Robert De Telder/Auteur uitgever
Trefwoorden: Bijbel,
Eschatologie.
ISBN:
978 16 1627 432 0
NUR:
702
Tenzij
anders aangeduid werd de vertaling van het NBG 1951 gebruikt.
Openbaring 13
1 En ik zag uit de zee een beest opkomen met tien horens en zeven
koppen; en op zijn horens tien kronen en op zijn koppen namen van
godslastering. 2 En het beest, dat ik zag, was een luipaard gelijk, en zijn
poten als van een beer en zijn muil als de muil van een leeuw.

(The Two Babylons, A. Hislop,
Chapter VII, section I : The dragon of the Greeks, says Pausanias, was only a
large snake; and the context shows that this is the very case here; for what in
the third verse is called "a dragon", in the fourteenth is simply
described as 'a serpent'. Then the word rendered 'red' properly means 'Fiery';
so that the 'Red Dragon' signifies the 'Fiery Serpent' or 'Serpent of Fire'.
Exactly so does it appear to have been in the first form of idolatry, that, under
the patronage of Nimrod, appeared in the ancient world. The 'Serpent of
Fire' in the plains of Shinar seems to have been the grand object of worship.
There is the strongest evidence that apostacy among the sons of Noah began in
fire-worship, and that in connection with the symbol of the serpent
En de draak gaf hem zijn kracht en zijn
troon en grote macht. 3 En (ik zag) een van zijn koppen als ten dode gewond,
en zijn dodelijke wond genas; en de gehele aarde ging het beest met verbazing
achterna, 4 en zij aanbaden de draak, omdat hij aan het beest de macht gegeven
had, en zij aanbaden het beest, zeggende: Wie is aan het beest gelijk? en:
Wie kan er oorlog tegen voeren? 5 En hem werd een mond gegeven, die grote
woorden en godslasteringen spreekt; en hem werd macht gegeven dit tweeënveertig
maanden (Profetieën in maanden uitgedrukt verwijzen naar Satans optreden)
lang te doen. 6 En (het beest) opende zijn mond tot lasteringen
tegen God, om zijn naam te lasteren en zijn tent en hen, die in de
hemel wonen. 7 En hem werd gegeven om tegen de heiligen oorlog te
voeren en hen te overwinnen; en hem werd macht gegeven over elke stam en
natie en taal en volk. 8 En allen, die op de aarde wonen, zullen het (beest)
aanbidden, ieder, wiens naam niet geschreven is in het boek des levens van het
Lam, dat geslacht is, sedert de
grondlegging der wereld. 9 Indien iemand (Individu
aangesproken en niet langer de groep) een oor heeft, hij hore.
10 Indien iemand in gevangenschap voert, dan gaat hij in gevangenschap; indien
iemand met het zwaard zal doden, dan moet hij zelf met het zwaard gedood
worden. Hier blijkt de volharding en het geloof der heiligen.
11 En ik zag een ander beest opkomen uit de aarde en
het had twee horens als die van het Lam (De antichrist of pseudo-Messias), en het sprak als de draak. 12 En het
oefent al de macht van het eerste beest (de leider van het nieuwe Romeinse Rijk)
voor diens ogen uit. En het bewerkt, dat de aarde en zij, die daarop wonen, het
eerste beest zullen aanbidden, welks dodelijke wond genezen was. 13 En het doet
grote tekenen, zodat het zelfs vuur uit de hemel doet nederdalen op de aarde
ten aanschouwen van de mensen.

14 En het verleidt
hen, die op de aarde wonen, wegens de tekenen, die hem gegeven zijn te doen
voor de ogen van het beest. En het zegt tot hen, die op de aarde wonen, dat zij
een beeld moeten maken voor het beest, dat de wond van het zwaard had en (weer)
levend geworden is. 15 En hem werd gegeven om aan het beeld van het beest een
geest te schenken, zodat het beeld van het beest ook zou spreken, en maken dat
allen, die het beeld van het beest niet aanbaden, gedood werden. 16 En het
maakt, dat aan allen, de kleinen en de groten, de rijken en de armen, de vrijen
en de slaven, een merkteken gegeven wordt op hun rechterhand of op hun
voorhoofd, 17 [en] dat niemand kan kopen of verkopen, dan wie het merkteken, de naam van het beest,
of het getal van zijn naam heeft. 18
Hier is de wijsheid: wie verstand heeft, berekene het getal van het beest, want
het is een getal van een mens, en zijn getal is zeshonderd zesenzestig (Rome = Saturnia = STUR (Chaldeeuws) S = 60,
T = 400, U = 6, R = 200: 666, - de Hebreeuwse letter waw heeft als
getalswaarde 6 www = 666).

Openbaring 14
1 En ik zag en zie,
het Lam stond op de berg Sion (Jesaja 16:1 Heersers des lands, zendt de lammeren
van de rotsen (Petra) de woestijn in naar de berg der dochter van Sion) en met Hem
honderdvierenveertigduizend, op wier voorhoofden zijn naam en de naam zijns
Vaders geschreven stonden. 2 En ik hoorde een stem uit de hemel als de stem van
vele wateren en als de stem van zware donder. En de stem, die ik hoorde, was
als van citerspelers, spelende op hun citers; 3 en zij zongen een nieuw gezang
vóór de troon en vóór de vier dieren en de oudsten; en niemand kon het gezang
leren dan de honderdvierenveertigduizend, de losgekochten van de aarde. 4 Dezen
zijn het, die zich niet met vrouwen (religie het religieuze systeem van
hoofdstuk 17) hebben bevlekt, want zij zijn maagdelijk. Dezen
zijn het, die het Lam volgen, waar Hij ook heengaat. Dezen zijn gekocht uit de
mensen als eerstelingen voor God en het Lam. 5 En in hun mond is geen leugen
gevonden; zij zijn onberispelijk.
6 En ik zag een
andere engel vliegen in het midden des hemels en hij had een eeuwig evangelie,
om dat te verkondigen aan hen, die op de aarde gezeten zijn en aan alle volk en
stam en taal en natie; 7 en hij zeide met luider stem: Vreest God en geeft Hem
eer, want de ure van zijn oordeel is gekomen, en aanbidt Hem, die de hemel en
de aarde en de zee en de waterbronnen gemaakt heeft.
8 En een andere, een
tweede engel, volgde, zeggende: Gevallen, gevallen is het grote Babylon, dat
van de wijn van de hartstocht zijner hoererij al de volkeren heeft doen
drinken.
9 En een andere
engel, een derde, volgde hen, zeggende met luider stem: Indien iemand het beest
en zijn beeld aanbidt en het merkteken op zijn voorhoofd of op zijn hand
ontvangt, 10 die zal ook drinken van de wijn van Gods gramschap, die
ongemengd is toebereid in de beker van zijn toorn; en hij zal gepijnigd worden
met vuur en zwavel ten aanschouwen van de heilige engelen en van het Lam. 11 En
de rook van hun pijniging stijgt op in alle eeuwigheden, en zij hebben geen
rust, dag en nacht, die het beest en zijn beeld aanbidden, en al wie het
merkteken van zijn naam ontvangt.
12 Hier blijkt de
volharding der heiligen, die de geboden Gods en het geloof in Jezus bewaren.
13 En ik hoorde een
stem uit de hemel zeggen: Schrijf, zalig de doden, die in de Here sterven, van
nu aan. Ja, zegt de Geest, dat zij rusten van hun moeiten, want hun werken
volgen hen na.
14 En ik zag en zie,
een witte wolk, en op de wolk iemand gezeten als eens mensen zoon met een
gouden kroon op zijn hoofd en een scherpe sikkel in zijn hand. 15 En een andere
engel kwam uit de tempel en riep met luider stem tot Hem, die op de wolk
gezeten was: Zend uw sikkel uit en maai, want de ure om te maaien is gekomen,
want de oogst der aarde is geheel rijp geworden. 16 En Hij, die op de wolk
gezeten was, zond zijn sikkel uit op de aarde, en de aarde werd gemaaid.
17 En een andere
engel kwam uit de tempel, die in de hemel is, ook hij met een scherpe sikkel.
18 En een andere engel kwam uit het altaar; deze had macht over het vuur en hij
riep met luider stem tot hem, die de scherpe sikkel had, zeggende: Zend uw
scherpe sikkel uit en oogst de trossen van de wijngaard der aarde, want zijn
druiven zijn rijp. 19 En de engel wierp zijn sikkel op de aarde en oogstte van
de wijngaard der aarde en wierp het in de grote persbak van de gramschap Gods.
20 En de persbak werd getreden buiten de stad, en er kwam bloed uit de persbak
tot aan de tomen der paarden, zestienhonderd stadiën ver.
Openbaring 15
1 En ik zag een ander
teken in de hemel, groot en wonderbaar: zeven engelen, die de zeven laatste
plagen hadden, want daarmede is de gramschap Gods voleindigd.
2 En ik zag (iets)
als een zee van glas met vuur vermengd, en de overwinnaars van het beest en van
zijn beeld en van het getal van zijn naam, staande aan de glazen zee, met de
citers Gods. 3 En zij zingen het lied (Zie Exodus 15:1-19 en Deuteronomium 32:1-43) van Mozes, de knecht Gods, en het lied
van het Lam, zeggende:
Groot en wonderbaar
zijn uw werken, Here God, Almachtige; rechtvaardig en waarachtig zijn uw wegen,
Gij, Koning der volkeren! 4 Wie zou niet vrezen, Here, en uw naam niet
verheerlijken? Immers, Gij alleen zijt heilig. Want alle volken zullen komen en
zullen voor U nedervallen in aanbidding, omdat uw gerichten openbaar zijn
geworden. (zie ook: Psalm 86:9 Alle volken, die Gij gemaakt hebt, zullen komen
en zich voor U nederbuigen, o Here, en uw naam eren; 10 want Gij zijt groot en
doet wonderen, Gij, o God, alleen)
5 En daarna zag ik,
en de tempel van de tent der getuigenis in de hemel ging open; 6 en de zeven
engelen, die de zeven plagen hadden, kwamen uit de tempel, bekleed met rein en
blinkend linnen en de borst omgord met een gouden gordel. 7 En een van de vier
dieren gaf aan de zeven engelen zeven gouden schalen, vol van de gramschap van
God, die leeft tot in alle eeuwigheden. 8 En de tempel werd vervuld met rook
vanwege de heerlijkheid Gods en vanwege zijn kracht; en niemand kon de tempel
binnengaan, voordat de zeven plagen der zeven engelen voleindigd waren.
Openbaring 16
1 En ik hoorde een
luide stem uit de tempel zeggen tot de zeven engelen: Gaat heen en giet de
zeven schalen van de gramschap Gods uit op de aarde.
2 En de eerste
ging heen en goot zijn schaal uit op de aarde, en er kwam een boos en
kwaadaardig gezwel aan de mensen, die het merkteken van het beest hadden en die
zijn beeld aanbaden.
3 En de tweede
goot zijn schaal uit in de zee, en zij werd bloed als van een dode, en alle
levende wezens, die in de zee waren, stierven.
4 En de derde
goot zijn schaal uit in de rivieren en in de waterbronnen, en (het water) werd
bloed.
5 En ik hoorde de
engel der wateren zeggen: Rechtvaardig zijt Gij, die zijt en die waart, Gij
Heilige, dat Gij dit oordeel hebt geveld. 6 Omdat zij het bloed der heiligen en
der profeten vergoten hebben, hebt Gij hun ook bloed te drinken gegeven; zij
hebben het verdiend!
7 En ik hoorde het
altaar zeggen: Ja, Here God, Almachtige, uw oordelen zijn waarachtig en
rechtvaardig.
8 En de vierde
goot zijn schaal uit over de zon en haar werd gegeven de mensen te verzengen
met vuur. 9 En de mensen werden verzengd door de grote hitte en zij lasterden
de naam van God, die de macht heeft over deze plagen, en zij bekeerden zich
niet om Hem eer te geven.
10 En de vijfde
goot zijn schaal uit over de troon van het beest, en zijn rijk werd
verduisterd, en zij kauwden op hun tong van pijn, 11 en zij lasterden de God
des hemels vanwege hun pijnen en vanwege hun gezwellen, en zij bekeerden zich
niet van hun werken.
12 En de zesde
goot zijn schaal uit op de grote rivier, de Eufraat, en zijn water droogde op,
zodat de weg bereid werd voor de koningen, die van de
opgang der zon komen.
13 En ik zag uit de
bek van de draak en uit de bek van het beest en uit de mond van de valse
profeet drie onreine geesten komen, als kikvorsen; 14 want het zijn geesten van
duivelen, die tekenen doen, welke uitgaan naar de koningen der gehele wereld,
om hen te verzamelen tot de oorlog op de grote dag van de almachtige God.
15 Zie, Ik kom als
een dief. Zalig hij, die waakt en zijn klederen bewaart, opdat hij niet naakt
wandele en zijn schaamte niet gezien worde. 16 En hij verzamelde hen op de
plaats, die in het Hebreeuws genoemd wordt Harmagedon.
17 En de zevende
goot zijn schaal uit in de lucht en er kwam een luide stem uit de tempel, van
de troon, zeggende: Het is geschied. 18 En er kwamen bliksemstralen en stemmen
en donderslagen, en er geschiedde een grote aardbeving, zo groot als er geen
geweest is, sedert een mens op de aarde was: zó hevig was deze aardbeving, zó
groot. 19 En de grote stad viel in drie stukken uiteen en de steden der volken
stortten in. En het grote Babylon werd voor God in gedachtenis gebracht, om
daaraan de beker met de wijn van de gramschap zijns toorns te geven. 20 En alle
eilanden vluchtten weg en bergen werden niet (meer) gevonden. 21 En grote
hagel(stenen), een talent zwaar, vielen uit de hemel op de mensen, en de mensen
lasterden God vanwege de plaag van de hagel, want de plaag daarvan was zeer
groot.