In mijn
studie TIJD en TIJDEN, 2015 ging ik
uitvoerig in op de chronologie vanaf Genesis tot de komst van Jezus Christus. Zie
link: http://boekscout.nl/shop/ViewProduct.aspx?bookId=5579
Wanneer
we de Masoretische tekst van de Bijbel volgen kan men berekenen dat het vanaf
Genesis tot de inhuldiging van de Tempel van Salomo in het jaar 996 v. Chr.,
drieduizend jaar waren. Het is aldus eenvoudig te berekenen dat wanneer Salomo
rond het jaar duizend voor Christus leefde, het in totaal ongeveer zesduizend
(plus) jaar zijn vanaf de Schepping tot op heden. Een dwaasheid voor velen maar
niettemin een chronologie die vanuit de Bijbel (Masoretische tekst) aangetoond
kan worden. In mijn boek TIJD en TIJDEN,
2015, appendix 5, verbind ik de Anno Mundi jaartelling met de westerse
kalender.
Daarnaast
hebben we echter de Griekse Septuagintvertaling van het Oude Testament daterend
van de derde eeuw voor Christus, die hogere jaartallen hanteert. Zo heeft de
Septuagint-LXX een totaal van 2242 jaar vanaf Adam tot de Grote Vloed in plaats
van de 1656 jaar van de Masoretische tekst. En vanaf de zondvloed of grote
vloed tot de geboorte van Abram heeft de Septuagint een totaal van 1172 jaar in
plaats van 352 jaar volgens de jaartallen van de Masoretische tekst. Er bestaan
aldus vraagtekens.
Mijn uitgangspunt
is dat de jaartallen van de Masoretische tekst correct zijn. De reden voor de
afwijking van de jaartallen van de Septuagint vertaling ken ik niet maar
vermoed dat er door de vertalers in de derde eeuw voor Christus in Alexandrië
aan de jaartallen gesleuteld werd om de Joodse geschiedenis ouder te maken. Er
was een opbod bezig, een rivaliteit tussen Grieken en Joden en anderen, over
wie nu juist de oudste geschiedenis had.
Mijn werk
TIJD en TIJDEN heb ik
chronologisch opgebouwd rond het fundament van de sabbat- en jubeljaartelling zoals
William Whiston, een vriend en tijdgenoot van Isaac Newton, het al in de achttiende
eeuw van onze jaartelling uitbracht. William Whiston heeft verder vooral
bekendheid gekregen door zijn voortreffelijke vertaling naar de Engelse taal
van de werken van Flavius Josephus.
Het
bijzondere aan zijn sabbat- en jubeljaartelling was zijn vaststelling dat in
het oude Israël de sabbatjaarcyclus vanaf haar instelling in 1443 v. Chr. met
de inbezitneming van Kanaän door de Israëlieten, altijd in één cyclus ononderbroken
voortging. Het Jubeljaar, het vijftigste jaar in deze cyclus, betekende geen
onderbreking maar begon in de maand Tishri (september/oktober) van het negenenveertigste
jaar van de sabbatjaarcyclus, en liep verder tot september/oktober van het
nieuwe jaar, waarin intussen al een nieuw sabbatjaar cyclus van zeven maal
zeven jaar begonnen was.
William
Whiston geeft in zijn werk tien verwijzingen naar historische sabbat- en
jubeljaren die vanuit de Bijbel, de Makkabeeënboeken en de werken van Flavius
Josephus geduid kunnen worden. Tegelijkertijd bevestigen deze historische
verankeringen de juistheid van Whiston s bevinding. In mijn werk Genesis
versus Egyptologie, 2009 voegde ik nog een elfde chronologische verankering
toe, die ik ontdekt had bij het uittekenen van mijn chronologische constructie
op millimeter papier. Het jubeljaar namelijk van 562/561 v. Chr., het jaar wanneer
de Babylonische koning Evil Merodach in zijn eerste regeringsjaar, na de dood
van zijn vader Nebukadnezar, koning Jojachin van Juda in diens zevenendertigste
jaar van zijn gevangenneming en ballingschap, uit zijn gevangenis bevrijdde. Dit
kon geen toeval zijn.
Naar
mijn weten maken weinig of geen chronologen vandaag gebruik van de wijze van
tellen van de sabbat- en jubeljaren volgens William Whiston en komen als een
gevolg hiervan tot geheel andere jaartallen wat betreft bijvoorbeeld het jaar
van de Exodus, de splitsing van het Rijk van Salomo, de val van Samaria, de
belegering van Jeruzalem door de Assyriër Sanherib, enz.
En wat
zelfs nog extra verwarring geeft, is wanneer sommigen met de foutieve verkregen
jaartallen uit het verleden het begin van het zevende millennium Anno Mundi
trachten te berekenen.
Dat de
datering van de Bijbelse geschiedenis zo moeilijk lijkt komt vooral voort door
de druk die er bestaat van de zijde van de orthodoxe Egyptologie en
Assyriologie; twee wetenschappen die in hun tijdsconstructies geen rekening met
de Bijbelse historische chronologie houden.
De
eerste aanval op de Bijbelse chronologie kwam er van de zijde van de
Egyptologie aan het begin van de twintigste eeuw wanneer de Egyptoloog Eduard
Meyer zijn Sothis-kalender-datering bekendmaakte, met zijn schikking van de
dertig dynastieën van Manetho op de tijdsbalk. Het werd aan Bijbelvorsers
overgelaten om de link met de Bijbel te maken en gepaste kandidaat-faraos te
vinden voor de verschillende interacties die er in de Bijbel met Egypte
beschreven worden. Een tot op vandaag moeilijke zo niet onmogelijke opdracht. Elke
kandidaat-farao levert overigens de nodige moeilijkheden op. De farao van de
Exodus bijvoorbeeld moet volgens de fabricatie van Eduard Meyer in de achttiende
en of de negentiende Egyptische dynastie gezocht worden. Twee dynastieën die bovendien
historisch zeer goed gedocumenteerd zijn. Machtige dynastieën ook, die zelfs
meermaals Klein-Azië tot aan de Eufraat overheersten. De Bijbel leert echter dat
het Egyptische Rijk ten tijde van de exodus als een gevolg van de beschreven
tien plagen economisch en militair volledig ten onder ging met het gros van het
Egyptische leger in de Rode Zee vernietigd. De verschillende Bijbelgedeelten
die over de Exodus handelen, maken ook zeer duidelijk dat farao samen met zijn
leger in de Rode Zee omkwam en kort daarvoor de kroonprins van Egypte al als
een gevolg van de tiende plaag, eveneens aan zijn einde kwam. (Zie link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1441576800&stopdatum=1442181600)
De
Bijbel laat daaropvolgend de ontsnapte Israëlieten in de woestijn de beruchte Amalekieten
op hun weg tegenkomen waar ze strijd tegen moeten leveren. Diezelfde
Amalekieten of Amoe/Hyksos hebben daarop Egypte onder de voet gelopen en worden
in de Pentateuch vanaf dan als eerste der volken genoemd. (Zie link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1433109600&stopdatum=1433714400)
De
farao van de exodus heeft volgens de Bijbel een regeerperiode van minstens 2 x
40 jaar. Niets daarvan vind men in de annalen van de Egyptische achttiende en negentiende
dynastie terug. Wat blijft is een verlegenheid bij Bijbelgetrouwe onderzoekers
en een schouderophalen bij vele anderen. Men hanteert ook, bij diegene van
goede wil, een vroege en late datering van de exodusdatum in de Bijbel om toch
maar een en ander van het Bijbelverhaal te kunnen laten passen in de foutieve constructie
van de orthodoxe Egyptologie.
De
volgende aanval op de Bijbelse chronologie gebeurde door de Assyriologie. Een
wetenschap die na de archeologische vondsten in het Tweestromenland of het
hedendaagse Irak, in de periode na de eerste wereldoorlog echt van start ging.
Het was na de ontdekking en samenstelling van een Assyrische koningslijst dat
de Bijbel onder vuur kwam. De gedetailleerde koningslijst van Assyrië werd
verankerd met het jaartal 763 v. Chr. via een genoteerde zonsverduistering over
Nineveh. De tot dan toe gehanteerde jaartallen van de koningen van Israël en
Juda bleken soms tot praktisch veertig jaar van de Assyrische gegevens af te
wijken. Men ging er van uit dat de Assyrische gegevens die van de Bijbel
overklasten en dat de Bijbelse geschiedschrijving en chronologie diende
aangepast te worden. Een voorbeeld is de Assyrische heerser Sargon II die in
zijn annalen beweerd de veroveraar van Samaria geweest te zijn en diegene die
de tien stammen van het Noordelijke rijk Israël heeft laten wegvoeren. De
Bijbel leert echter dat de Assyriër Salmaneser V voor deze misdaad
verantwoordelijk is. De orthodoxie gaat er van uit dat de Bijbelse kroniekschrijver
zich vergist heeft en dat Sargon II verantwoordelijk is.
De
Bijbelse archeoloog en geleerde Edwin R. Thiele (1895/1986) deed een knieval
naar de Assyriologie toe en dokterde een aangepaste chronologie van de koningen
van Juda en Israël uit, die recht deed aan het Assyrische model. Zijn werk The
Mysterious Numbers of the Hebrew Kings wordt tegenwoordig algemeen beschouwd
als de definitieve Bijbelse chronologie en vind men in menig Bijbels atlas en
naslagwerk terug. Thiele verkorte de regeringsduur van bepaalde koningen van
Juda en Israël om deze te laten passen in het Assyrische tijdskader. Met het
inkorten van sommige regeerperioden van Israëlitische koningen verdedigde hij
de zogenaamde dual dating en paste het enkele malen toe, ook daar waar de
Bijbel niet expliciet duidelijk over is. Om de val van Samaria, in het negende
regeringsjaar van Hosea, (in de Bijbel contemporain met het zesde jaar van
Hizkia van Juda), te laten passen met de Assyrische gegevens betreffende Sargon
II, verkondigde hij dat de Bijbelse gegevens van 2 Koningen hoofdstukken 17 en
18 foutief waren, als laat en kunstmatig aan de Bijbel toegevoegd. In mijn werk
De Assyriologie, 2012 toonde ik al aan dat als een gevolg van Thiele s
verkorten van de regeerperioden van de koningen van Juda en Israël, er een
verschil bestaat van minstens 8 tot 35 jaar, tussen de normale
regeringsperiodes van de koningen van Juda en Israël en de nu algemeen
aanvaarde revisie van Thiele. Zie link: http://www.bol.com/nl/p/de-assyriologie/9200000049946824/
Het
zijn echter de Assyrische gegevens die dienen aangepast te worden en niet
andersom. Voor wie met de Bijbel rekening houdt is het duidelijk dat in de
Assyrische koningslijsten namen ontbreken. De koning van Assyrië die zich op de
prediking van de Hebreeuwse profeet Jona te Nineveh, tot de God van Israël
keerde voor uitkomst werd uit de koningslijst verwijderd. Ook de Bijbelse
koning Jareb van Assyrië (door de profeet Hosea vermeldt) hoort in deze periode
thuis. En ook de Bijbelse Assyrische koningen Pul en Tiglath Pileser dienen als
twee afzonderlijke personen op de tijdslijn in de achtste eeuw voor Christus
ingevuld. De Assyrische koning Sardanapallos van een Griekse legende is een
historische figuur die in de achtste eeuw v. Chr. in de rij van Assyrische koningen
thuishoort.
Redenen
genoeg om de chronologie van de Assyrische koningen en vraag te brengen.
Wat betreft de link nu naar de huidige tijd zijn het
de jubeljaren van William Whiston die de brug vormen. Het dertigste jubeljaar
sinds de instelling ervan viel in het jaar 27/28 AD. De gebeurtenissen zoals
beschreven in het Lucas evangelie hoofdstuk 4 met de Heer Jezus die in de synagoge
de profetie van Jesaja 61 citeerde en het aangename jaar des HEEREN uitriep,
dienen hier op de tijdsbalk geplaatst. De verdere geschiedenis is algemeen
bekend. De Joden van toen hebben Jezus Christus als Messias afgewezen. Veertig
jaar later in 70 AD gingen zij voor een tweede maal in ballingschap en werd de
tempel te Jeruzalem voor een tweede maal vernietigd. Een onveranderde toestand
sindsdien van bijna tweeduizend jaar. Sinds 1948 kennen we het nationale
herstel van de staat Israël en is er sindsdien de verwachting bij velen zowel in
het christendom als in het Jodendom dat het door de HERE God beloofde herstel
van alle dingen nabijgekomen is. Aan dit beloofde herstel zijn echter
voorwaarden verbonden.
En nu
komen we tot de invulling van de link tussen de Bijbelse geschiedenis, die
afgesloten werd in de periode 30/70 AD, tot de huidige tijd. Het is weer de
jubeljaartelling volgens Whiston die ons de weg wijst. Het zeventigste
jubeljaar viel, wanneer we de wijze van tellen van William Whiston naar de
toekomst toe hanteren, in 1987-okt./1988-sept.
Het daaropvolgende 71ste jubeljaar staat genoteerd voor het jaar oct2036/sept2037 AD. De Heer Jezus
Christus verkondigde met het Jubeljaar van 27/28 AD aan de Joden in de synagoge
te Nazareth dat de profetie van Jesaja hoofdstuk 61 nu voor hun oren vervuld
was. Het antwoord van de Joden ter plaatse kunnen we lezen in Lucas 4:29 Zij stonden op en wierpen Hem de stad uit
en voerden Hem tot aan de rand van de berg, waarop hun stad gebouwd was, om Hem
van de steilte te storten. 30 Maar Hij ging midden tussen hen door en vertrok.
De Heer
Jezus werd afgewezen, of zoals het in het Johannesevangelie beschreven staat: hij kwam tot het zijne, en de zijnen hebben
Hem niet aangenomen.
Het is
interessant om in dit beknopte artikel de profetie van Jesaja hoofdstuk 61 volledig
te citeren aangezien de inhoud van de woorden van Jesaja aansluiten bij het
Jubeljaar zoals het beschreven staat in het Bijbelboek Leviticus.
Jesaja 61:1
De Geest des Heren HEREN is op mij, omdat
de HERE mij gezalfd heeft; Hij heeft mij gezonden om een blijde boodschap te
brengen aan ootmoedigen, om te verbinden gebrokenen van hart, om voor
gevangenen vrijlating uit te roepen en voor gebondenen opening der gevangenis;
2 om uit te roepen een jaar van het
welbehagen des HEREN
(hier stopte de Heer Jezus
met voorlezen en sloot de boekrol een tijdskloof inmiddels van bijna 2000
jaar)
en een
dag der wrake van onze God; om alle
treurenden te troosten, 3 om over de treurenden van Sion te beschikken, dat
men hun geve hoofdsieraad in plaats van
as, vreugdeolie in plaats van rouw,
een lofgewaad in plaats van een
kwijnende geest. En men zal hen noemen: Terebinten der gerechtigheid, een
planting des HEREN, tot zijn verheerlijking. 4 Zij zullen de overoude puinhopen
herbouwen, het verwoeste uit vroeger tijd doen herrijzen en de steden
vernieuwen, die in puin liggen, die verwoest hebben gelegen van geslacht op
geslacht. 5 Vreemden zullen gereed staan om voor u de kudden te weiden,
vreemdelingen zullen uw akkerlieden en uw wijngaardeniers zijn; 6 maar gij zult
priesters des HEREN heten, dienaars van onze God genoemd worden; gij zult het
vermogen der volken genieten en u op hun heerlijkheid beroemen. 7 In plaats van
uw schande gewordt u dubbele vergoeding en in plaats van smaad zullen zij
jubelen over hun deel; zo zullen zij dan in hun land dubbele vergoeding
verkrijgen, blijvende vreugde zal hun geworden. 8 Want Ik, de HERE, heb het recht lief. Ik haat onrechtmatige roof,
Ik zal hun stipt hun loon geven en een eeuwig verbond met hen sluiten. 9 En hun
nageslacht zal onder de volken vermaard zijn en hun nakomelingschap te midden
der natiën; allen die hen zien, zullen erkennen, dat zij het nageslacht zijn,
dat de HERE gezegend heeft. 10 Ik verblijd mij zeer in de HERE, mijn ziel
juicht in mijn God, want Hij heeft mij bekleed met de klederen des heils, met
de mantel der gerechtigheid heeft Hij mij omhuld, gelijk een bruidegom, die
zich als een priester het hoofdsieraad ombindt, en gelijk een bruid, die zich
met haar versierselen tooit. 11 Want zoals de aarde haar gewas voortbrengt en
een hof zijn zaaisel doet uitspruiten, zo zal de Here HERE gerechtigheid en lof
doen uitspruiten voor het oog van alle volken. (NBG
Vertaling 1951)
Het
beloofde herstel van Israël (en via hen de hele schepping) zoals beschreven in
Jesaja hoofdstuk 61 vanaf vers 2 laat nog op zich wachten maar is een
wetmatigheid die ooit vervuld zal worden. De sleutel is Israël. We stellen
echter vast dat na het uitroepen van de staat Israël in mei 1948 de beloofde
zegeningen verbonden aan de sabbat en jubeljaren uitbleven. De vroege en late
regen, die maakten dat het land Israël van de oudheid zo vruchtbaar was, kwam in
1948 en daarna niet terug. Integendeel, water en vooral het tekort aan water is
een blijvend probleem in de nieuwe staat Israël. De Israëli s zijn uiterst
vindingrijk en hebben een ingenieus irrigatiesysteem ontworpen waarbij water
helemaal van in het noorden uit het meer van Galilea tot in het zuiden in de
Negev-woestijn en elders geleid wordt en druppelsgewijs gebruikt. Prachtig en
om bewonderend naar te kijken, maar het blijft echter mensenwerk.
Zoeken
naar bijzondere gebeurtenissen in jubeljaren volgend op het jubeljaar van 27/28
AD leveren geen resultaat op. Het is het tijds-dal waarin dat de HERE God Zijn
EKKLESIA, Zijn Gemeente, uitroept en Israël voor het grootste gedeelte van deze
tussentijd in de diaspora leeft.
En toch
zijn er raakpunten in de tijd te vinden. Zulk een scharnierjaar naar mijn mening, was het jaar 1517 AD. In oktober van dat jaar ging in
Europa namelijk de reformatie van start met een moedige hervormer Maarten
Luther die zijn 95 stellingen tegen de aflatenleer van de Roomse Kerk, tegen de
deur van de kerk te Wittenberg nagelde. Iets heel opmerkelijk nu, en minder
bekend in het Westen, in datzelfde jaar 1517 veroverden de Turken namelijk Jeruzalem
op de Arabieren, en begon de Turkse periode van heersen over het van Joden
ontvolkte gebied van Israël. Toeval? Ik meen van niet. Vanaf de exodus uit
Egypte in 1483 v. Chr. waren er in
1517 AD 2999/3000 jaar verlopen. Wat
een opmerkelijk profetisch jaartal is. De Ottomanen of Turken zouden tot het
jaar 1917 over Jeruzalem heersen en
het gebied in een soort profetische winterslaap houden. In december 1917 zouden
de Britten tijdens de eerste wereldoorlog de stad en het gebied op de Turken
veroveren. Dit is exact een tijdsperiode van 400 jaar dat overeenkomt met sommige getallenperiodes die in de
Bijbel gehanteerd worden. Maar er is meer aan de hand dat lijkt op sturing van
Gods wege. In november 1947 stemde
de VN bij meerderheid tot splitsing van het Britse mandaatgebied Palestina in
een Joodse staat en een Arabische. De Arabieren stemden tegen maar de Joden
accepteerden de deling en proclameerden enkele maanden later hun staat. Tussen
1517 en 1947 zitten er 430 jaar wat weer
een bijzondere Bijbelse tijdsperiode is, die er ten tijde van het Oude
Testament zat tussen het geven van de belofte aan Abraham van een land en een
volk en het geven van de wet aan Mozes. Er is dus meer onder de zon dan menig
iemand zou vermoeden (of willen zien). Nog een opmerkelijke Bijbelse
tijdsperiode van 50 jaar ditmaal,
zit er tussen het eerste Zionistische congres, alwaar gepleit werd voor de
oprichting van een Joods thuisland, in 1897
en het jaar 1947. Van het jaar 1947
met de deling van Palestina door de VN, tot 1987, het begin van het zeventigste jubeljaar, waren het veertig
jaar, wat weer een herkenbare Bijbelse tijdsperiode is. Denk aan de periode van
veertig jaar dat de Israëlieten na de exodus en het geven van de Wet, in de
woestijn doorbrachten, als een gevolg van hun weigering het Beloofde land
binnen te trekken.
Het
aangename jaar des HEEREN brak echter in 1987
niet door.
Geen
een van de beloften verbonden aan het Jubeljaar ging op 3 oktober 1987 met de
Grote Verzoendag of Jom Kippoer, in vervulling. Integendeel, diezelfde maand
vond op zwarte maandag 19 oktober in New York een beurscrash plaats dat het
begin van een wereldwijde financiële crisis inluidde die tot op vandaag
nazindert. En twee maanden later begon er een Arabische volksopstand in Gaza,
Judea en Samaria tegen het Israëlische militaire bestuur, een opstand die manu
militari door Israël de kop werd ingedrukt.
Men is
al eens in de verleiding om op basis van de eerder beschreven scharniermomenten
in de tijd berekeningen naar de toekomst toe te maken. Dit is een oefening die
menigeen al eens gemaakt heeft en in de media gelanceerd. De periode van de tetrade van bloed-manen ligt nu achter ons en is
een goed voorbeeld van zulke pogingen tot berekenen van het begin van de
Apocalyps.
Een
volgend opmerkelijk toekomstig jaartal is het jaar 2017. Op basis van de
telling van de sabbat- en jubeljaren volgens William Whiston is het jaar van de
exodus te berekenen in 1483 v. Chr. We zagen eerder al dat het 3000 jaar waren
tot het jaar 1517 met de heerserswissel over Jeruzalem. In datzelfde jaar begon
in het christelijke Europa de Reformatie. In 2017 zal het 500 jaar geleden zijn
dat de Reformatie begon en is het 3500
geleden dat de Exodus plaatsvond. Wat de berekening/optelling van de voor
Christus-jaartallen betreft, moeten we rekening houden dat het jaar nul niet
bestaat, en we bij de optelling van 1483 plus 1517 één jaar moeten aftrekken.
Het zal dus met Pesach anno 2018 pas zijn dat het 3500 jaar terug tot de exodus
is. In 2018 zal het nationaal herstelde Israël ook zijn zeventig jarig bestaan
vieren. Zal dit jaar iets bijzonders te zien geven? Vermoedelijk niet? We
zullen zien, zei de blinde.
Bij het
prille begin van de Ekklesia in 30 AD vroegen de discipelen naar de tijd van
het herstel van alle dingen en het antwoord van de Heiland was het volgende:
Handelingen 1: 6 Zij dan, die daar bijeengekomen waren, vroegen Hem en zeiden: Here, herstelt Gij in deze tijd (30 AD)
het koningschap voor Israël? 7 Hij
zeide tot hen: Het is niet uw zaak de tijden of gelegenheden te weten,
waarover de Vader de beschikking aan Zich gehouden heeft, 8 maar gij zult
kracht ontvangen, wanneer de heilige Geest over u komt, en gij zult mijn
getuigen zijn te Jeruzalem en in geheel Judea en Samaria en tot het uiterste
der aarde.
Het is was
niet de zaak van de EKKLESIA om de tijden of gelegenheden te berekenen
wanneer God zijn oud-verbondsvolk Israël geestelijk en nationaal in het oude
land der vaderen zal herstellen.
En
later zal de apostel Paulus in zijn twee Thessalonicenzenbrieven in dezelfde
zin waarschuwen:
2
Thessalonicenzen 2:1 Maar wij verzoeken u, broeders, met betrekking tot de
komst van [onze] Here Jezus Christus en
onze vereniging met Hem, 2 dat gij niet spoedig uw bezinning verliest of in
onrust verkeert, hetzij door een geestesuiting, hetzij door een prediking,
hetzij door een brief, die van ons afkomstig zou zijn, alsof de dag des Heren (reeds)
aanbrak. (NBG Vertaling)
Aan de
wederkomst van de Heer Jezus Christus gaan zoals bij de geboorte van een kind
weeën vooraf (Matteüs 24:8). De tijd voor de geboorte van een kind kan men
vanaf de bevruchting schatten op ongeveer negen maanden. Gaat men voorbij negen
maanden spreekt men in mensentaal van een ezels-dracht. Zo zal het naar mijn
mening ook zijn met de periode die vooraf gaat aan de tweede komst van
Christus. De weeën zijn alleen een indicator, dat het nabij tot zeer nabij is.
En sommige hevige weeën die er op lijken te wijzen dat het nu snel te gebeuren
staat, kunnen daarna ook weer een uitstel kennen.
Het
zevende millennium sinds de Schepping zijn we binnengegaan in oktober 2005 AD
en dit wanneer we aannemen dat de Masoretische tekst van onze Bijbel met haar
jaartallen, de correcte is en we de jubeljaartelling volgens William Whiston
volgen. Een wijze van sabbat- en jubeljaartelling die via elf historische
verankeringen van de eerste tot de zesde eeuw voor Christus op de tijdsbalk
verankerd is en aldus bewezen. Het antwoord op de vraag waarom het vrederijk
met de komst van de Messias niet is doorgebroken in 1987 ligt bij de
wetmatigheden die de Bijbelse toekomstprofetieën inhouden. Het aanbod, de
uitkomst, werd Israël in de periode 1947/1967 aangeboden en het was aan hen om
hier naar te handelen. Na 1967 is het fout gelopen en als een gevolg van
diezelfde wetmatigheden die we in het profetische woord vinden wordt nu een
andere piste die naar het herstel aller dingen (zie Handelingen 3:12-21),
gevolgd. Daarom meen ik dat we opnieuw in een soort profetische tijdskloof
terecht gekomen zijn, en het rekenen met bepaalde tijdsperioden geen concrete
data opleveren.
Hierna
een citaat van de profeet Hosea dat in een notendop God s weg met hen
schildert, hoe Hij met zijn oude Verbondsvolk uiteindelijk tot Zijn doel zal
komen.
Hosea
5: 14
Want Ik ben als een leeuw voor Efraïm, en als een jonge leeuw voor het huis van
Juda. Ik, Ik zal verscheuren en heengaan; 15 Ik zal wegnemen, zonder dat iemand
redden kan. Ik zal heengaan (30 AD Hemelvaart Messias), Ik
wil wederkeren naar mijn plaats, totdat zij zich schuldig gevoelen en
mijn aangezicht zoeken; wanneer het hun bang te moede is, zullen zij
verlangend naar Mij uitzien. 6:1 Komt, laat ons wederkeren tot de HERE! Want
Hij heeft verscheurd, en zal ons helen; Hij heeft geslagen, en zal ons
verbinden. 2 Hij zal ons na twee
dagen doen herleven (20?? AD), ten
derden dage (het Messiaanse Vrederijk) zal Hij ons oprichten,
en wij zullen leven voor zijn aangezicht. 3 Ja, wij willen de HERE kennen,
ernaar jagen Hem te kennen. Zo zeker als de dagenraad is zijn opgang. Dan komt
Hij tot ons als de regen, als de late regen, die het land besproeit.
Wanneer
we één dag als een periode van duizend jaar willen herkennen dan leert dit
Schriftgedeelte dat na een periode
van tweeduizend jaar van verdrukking, Israël opnieuw hersteld zal worden. De
derde dag is dan de periode van duizend jaar die we in het boek Openbaring
vinden wanneer we dit boek in zijn geheel als profetie willen herkennen. Het is
de periode van het Messiaanse Vrederijk waar de profeten uit het Oude Testament
over gesproken hebben. Daarna pas volgt het volledige herstel van alle dingen
en begint de eeuwigheid.
Het
voorgaande moet duidelijk maken dat men geen berekeningen kan maken naar het
uur, dag, maand en/of jaar van de wederkomt van Christus. Dat is uitsluitend in
God s hand. Hij is soeverein.
Met
vriendelijke groet,
Robert
De Telder
|