Wettelijk depot: D/2009/Robert De Telder/Auteur uitgever
Trefwoorden: Bijbel, Eschatologie.
ISBN: 978 16 1627 432 0
NUR: 702
Tenzij anders aangeduid werd de vertaling van het NBG 1951 gebruikt.
Openbaring 9
1 En de vijfde engel
blies de bazuin, en ik zag een ster (Jesaja
14:12 Hoe zijt gij uit de hemel gevallen, gij morgenster, zoon des dageraads;
hoe zijt gij ter aarde geveld, overweldiger der volken! 13 En gij overlegdet
nog wel: Ik zal ten hemel opstijgen, boven de sterren Gods mijn troon oprichten
en zetelen op de berg der samenkomst ver in het noorden; 14 ik wil opstijgen
boven de hoogten der wolken, mij aan de Allerhoogste gelijkstellen), uit
de hemel op de aarde gevallen, en haar werd de sleutel van de put des afgronds
gegeven. 2 En zij opende de put des
afgronds en er steeg rook op uit de put, als de rook van een grote oven; en de
zon en het zwerk werden verduisterd door de rook van de put. 3 En uit de rook kwamen sprinkhanen op de aarde te
voorschijn en hun werd macht gegeven, gelijk de schorpioenen der aarde macht
hebben. 4 En hun werd gezegd, dat
zij aan het gras der aarde geen schade zouden toebrengen, noch aan enig gewas,
noch aan enige boom, maar alleen aan de mensen, die het zegel van God niet op
hun voorhoofden hadden. 5 En hun
werd gegeven, dat zij hen niet zouden doden, maar dat de mensen zouden
gepijnigd worden, vijf maanden lang; en hun pijniging was als de
pijniging door een schorpioen, wanneer hij een mens steekt. 6 En in die dagen zullen de mensen de dood zoeken,
maar hem geenszins vinden, en zij zullen begeren te sterven, maar de dood
vlucht van hen weg. 7 En de
gedaante der sprinkhanen was als van paarden, die uitgerust zijn tot de oorlog;
en op hun koppen waren kransen als van goud en hun aangezichten waren als
aangezichten van mensen; 8 en zij
hadden haar als vrouwenhaar en hun tanden waren als die van leeuwen; 9 en zij hadden borstschilden als
ijzeren harnassen en het gedruis van hun vleugels was als het gedruis van
wagens, wanneer vele paarden ten strijde draven. 10 En zij hadden staarten als schorpioenen en
angels, en in hun staarten was hun macht om de mensen schade toe te brengen,
vijf maanden lang. 11 Zij
hadden over zich als koning de engel des afgronds; zijn naam is in het
Hebreeuws Abaddon en in het Grieks heeft hij tot naam Apollyon.
12 Het eerste wee is
voorbijgegaan: zie, nog twee weeën komen hierna.
13 En de zesde engel blies de bazuin, en ik hoorde een stem uit de vier horens van het gouden altaar,
dat voor God staat, 14 zeggende
tot de zesde engel, die de bazuin had: Laat de vier engelen los, die bij de
grote rivier, de Eufraat, gebonden zijn. 15 En
de vier engelen, die tegen het uur en de dag en de maand en het jaar waren
gereed gehouden, werden losgelaten om het derde deel van de mensen te doden.
16 En het getal der legerscharen
van de ruiterij was tweemaal tienduizend tienduizendtallen (200.000.000.000);
ik hoorde hun aantal. 17 En
aldus zag ik in dit gezicht de paarden en hen, die erop gezeten waren: zij
hadden rossige en blauwe en zwavelkleurige harnassen, en de koppen der paarden
waren als leeuwenkoppen, en uit hun bek kwam vuur en rook en zwavel. 18 Door deze drie plagen werd het
derde deel van de mensen gedood: door het vuur en de rook en de zwavel, die uit
hun bek kwamen. 19 Want
de macht der paarden ligt in hun bek en in hun staarten. Want hun staarten zijn
als slangen, met koppen, en daarmede brengen zij schade toe. 20 En wie van de mensen overgebleven waren, die niet
gedood waren door deze plagen, bekeerden zich toch niet van de werken hunner
handen, om de boze geesten niet (meer) te aanbidden en de gouden, zilveren,
koperen, stenen en houten afgoden, die niet kunnen zien, noch horen of gaan; 21 en zij bekeerden zich niet van
hun moorden, noch van hun toverijen (Grieks: PHARMAKEIA = drugs, noch van
hun hoererij, noch van hun dieverijen.
Openbaring 10
1 En ik zag een andere sterke
engel nederdalen uit de hemel, bekleed met een wolk, en de regenboog was op
zijn hoofd en
zijn gelaat
was als de zon en zijn voeten waren als zuilen van vuur, 2 en hij had in zijn hand een geopend
boekje en hij zette zijn rechtervoet op de zee en de linker op de aarde, 3 en hij riep met luider stem,
zoals een leeuw brult, en toen hij riep, lieten de zeven donderslagen hun
stemmen horen.
4 En toen de zeven donderslagen
gesproken hadden, wilde ik het opschrijven, maar ik hoorde een stem uit de
hemel zeggen:
Verzegel hetgeen de zeven donderslagen gesproken hebben en schrijf het
niet op. 5 En de engel, die ik zag staan op de zee en op de aarde, hief zijn
rechterhand op naar de hemel, 6 en
zwoer bij Hem, die leeft tot in alle eeuwigheden, die de hemel geschapen heeft
en hetgeen daarin is en de aarde en hetgeen daarop is en de zee en hetgeen
daarin is: er zal geen uitstel meer zijn, 7 maar in de dagen van de stem van de zevende engel,
wanneer hij bazuinen zal, is ook voleindigd het geheimenis van God, gelijk Hij
zijn knechten, de profeten, heeft verkondigd (Daniël 12:7-9).
8 En de stem, die ik gehoord had
uit de hemel, (hoorde ik) wederom met mij spreken en zij zeide: Ga heen, neem
het boek, dat geopend ligt in de hand van de engel, die op de zee en op de
aarde staat. 9 En ik ging heen tot de
engel en zeide tot hem, dat hij mij het boekje zou geven. En hij zeide tot mij:
Neem het en eet het op, en het zal uw buik bitter maken, maar in uw mond zal
het zoet zijn als honing. 10 En ik
nam het boekje uit de hand van de engel en at het op, en het was in mijn mond
zoet als honing, maar toen ik het gegeten had, werd mijn buik bitter. 11 En er werd tot mij gezegd: Gij
moet wederom profeteren over vele natiën en volken en talen en koningen.
Openbaring 11
1 En mij werd een riet gegeven,
een staf gelijk, met de woorden: Sta op en meet de tempel Gods en het altaar en
hen, die daarin aanbidden. 2 Maar
laat de voorhof, die buiten de tempel is, erbuiten, en meet die niet; want hij
is aan de heidenen gegeven; en zij zullen de heilige stad vertreden,
tweeënveertig maanden lang. 3 En
Ik zal mijn twee getuigen lastgeven om, met een zak bekleed, te
profeteren, twaalfhonderd zestig dagen lang. 4 Dit zijn de twee olijfbomen en de twee kandelaren,
die voor het aangezicht van de Here der aarde staan. 5 En indien iemand hun schade wil toebrengen, komt
er vuur uit hun mond en het verslindt hun vijanden; en indien iemand hun schade
wil toebrengen, moet hij zó de dood vinden. 6 Dezen hebben de macht de hemel te sluiten, zodat
er geen regen valt gedurende de dagen van hun profeteren; en zij hebben macht
over de wateren, om die in bloed te veranderen en om de aarde te slaan met
allerlei plagen, zo dikwijls zij willen.
7 En wanneer zij hun getuigenis
zullen voleindigd hebben, zal het beest, dat uit de afgrond opkomt, hun
de oorlog aandoen en het zal hen overwinnen en hen doden (Daniël 7:20 en de betekenis van de tien horens op zijn kop en van de
nieuwe horen die opkwam, waarvoor er drie moesten wijken de horen met ogen en
een mond vol grootspraak die er groter uitzag dan de andere. 21 Ik had immers
gezien hoe die horen strijd voerde tegen de heiligen en hen overwon).
8 En hun lijk (zal liggen) op de
straat der grote stad, die geestelijk genaamd wordt Sodom en Egypte, alwaar ook
hun Here gekruisigd werd. 9 En uit
de volken en stammen en talen en natiën zijn er, die hun lijk zien, drie en een
halve dag, en zij laten niet toe, dat hun lijken in een graf worden bijgezet. 10 En zij, die op de aarde wonen,
zijn blijde en verheugd over hen en zullen elkander geschenken zenden, omdat
deze twee profeten hen, die op de aarde wonen, gepijnigd hadden.
11 En na [die] drie en een halve
dag voer een levensgeest (Genesis 2:7 toen formeerde de HERE God de mens van stof uit de aardbodem
en blies de levensadem in zijn neus; alzo werd de mens tot een levende ziel SV)
uit God in hen, en zij gingen op hun voeten
staan en grote vrees viel op (allen), die hen aanschouwden. 12 En zij hoorden een luide stem uit de hemel tot
hen zeggen: Klimt hierheen op! En zij klommen naar de hemel op in de wolk, en
hun vijanden aanschouwden hen (Dit was
een moeilijk te verklaren vers voor het tijdperk van TV en Internet).
13 En te dien ure kwam er een
grote aardbeving en een tiende deel der stad stortte in, en zevenduizend
personen werden door de aardbeving gedood, en de overigen werden zeer bevreesd
en gaven de God des hemels eer.
14 Het tweede wee is
voorbijgegaan: zie, het derde wee komt spoedig.
15 En de zevende engel
blies de bazuin en luide stemmen klonken in de
hemel, zeggende:
Het
koningschap over de wereld is gekomen aan onze Here en aan zijn Gezalfde, en
Hij zal als koning heersen tot in alle eeuwigheden.
16 En de vierentwintig oudsten,
die voor God op hun tronen gezeten waren, wierpen zich op hun aangezicht en
aanbaden God, 17 zeggende:
Wij danken
U, Here God, Almachtige, die is en die was, dat Gij uw grote macht hebt
opgenomen en het koningschap hebt aanvaard; 18 en de volkeren waren toornig geworden, maar
uw toorn is gekomen en de tijd voor de doden om geoordeeld te worden en om het
loon te geven aan uw knechten, profeten, en aan de heiligen en aan hen, die uw
naam vrezen, aan de kleinen en de groten en om te verderven wie de aarde
verderven.
19 En de tempel Gods, die in de
hemel is, ging open en de ark van zijn verbond werd zichtbaar in zijn tempel,
en er kwamen bliksemstralen en stemmen en donderslagen en aardbeving en zware
hagel.
Openbaring 12
1 En er werd een groot teken in
de hemel gezien: een vrouw, met de zon bekleed, met de maan onder haar voeten
en een krans van twaalf sterren op haar hoofd; 2 en zij was zwanger en schreeuwde in haar weeën en
in haar pijn om te baren. 3 En er
werd een ander teken in de hemel gezien, en zie, een grote rossige draak met
zeven koppen en tien horens, en op zijn koppen zeven kronen. 4 En zijn staart
sleepte een derde van de sterren des hemels mede en wierp die op de aarde.
En de draak stond voor de vrouw, die baren zou, om, zodra zij haar kind gebaard
had, dit te verslinden. 5 En zij
baarde een zoon, een mannelijk wezen, dat alle heidenen zal hoeden met een
ijzeren staf; en haar kind werd plotseling weggevoerd naar God en zijn troon.

6 En de vrouw vluchtte naar de woestijn (Hosea 2:13 Daarom zie, Ik zal haar lokken, en haar leiden in de
woestijn, en spreken tot haar hart. 14 Ik zal haar aldaar haar wijngaarden
geven, en het dal Achor maken tot een deur der hoop), waar zij een plaats
heeft, door God bereid, opdat zij daar twaalfhonderd zestig dagen onderhouden
zou worden. 7 En er kwam oorlog in de
hemel; Michaël en zijn engelen hadden oorlog te voeren tegen de draak; ook de
draak en zijn engelen voerden oorlog, 8 maar
hij kon geen standhouden, en hun plaats werd in de hemel niet meer gevonden. 9 En de
grote draak werd (op de aarde) geworpen, de oude slang, die genaamd
wordt duivel en de satan, die de gehele wereld verleidt; hij werd
op de aarde geworpen en zijn engelen met hem. 10 En ik hoorde
een luide stem in de hemel zeggen:
Nu is verschenen het heil en de kracht en het koningschap van onze God
en de macht van zijn Gezalfde; want de aanklager van onze broeders, die hen dag
en nacht aanklaagde voor onze God, is nedergeworpen. 11 En zij hebben hem overwonnen door het bloed van het
Lam en door het woord van hun getuigenis, en zij hebben hun leven niet
liefgehad, tot in de dood. 12 Daarom, verheugt u, gij hemelen en wie daarin wonen. Wee de
aarde en de zee, want de duivel is tot u nedergedaald in grote grimmigheid,
wetende, dat hij weinig tijd heeft.
13 En toen de draak zag, dat hij
op de aarde was geworpen, vervolgde hij de vrouw, die het mannelijke kind
gebaard had. 14 En aan de vrouw werden de
twee vleugels van de grote arend gegeven om naar de woestijn te vliegen, naar
haar plaats, waar zij onderhouden wordt buiten het gezicht van de slang, een
tijd en tijden en een halve tijd.
15 En de slang wierp uit haar bek
water achter de vrouw als een stroom, om haar door de stroom te laten
medesleuren. 16 En de aarde kwam de vrouw
te hulp en de aarde opende haar mond en verzwolg de stroom, die de draak uit
zijn bek had geworpen. 17 En de
draak werd toornig op de vrouw en ging heen om oorlog te voeren tegen de
overigen van haar nageslacht, die de geboden van God bewaren en het getuigenis
van Jezus hebben; 18 en hij
bleef staan op het zand der zee.