Toen Jezus te Bethlehem in de
vijfde maand Ab of juli/augustus van de westerse kalender in het jaar vijf voor
Christus geboren werd,
werd hij naar de wet van Mozes, veertig dagen later in Jeruzalem door zijn
ouders in de Tempel aan God opgedragen. Dit zijn verordeningen die Maria en
Jozef naar het Bijbelboek Leviticus 12:1-4 volgden. Hierna het Bijbelgedeelte
uit het Lucasevangelie dat deze geschiedenis brengt:
Lucas
2:21 En toen acht dagen vervuld waren,
zodat zij Hem moesten besnijden, ontving Hij ook de naam Jezus, die door de engel genoemd was, eer Hij in de moederschoot
was ontvangen. 22 En toen de dagen
hunner reiniging naar de wet van Mozes vervuld
waren, brachten zij Hem naar Jeruzalem om Hem de Here voor te stellen, 23
gelijk geschreven staat in de wet des Heren: Al het eerstgeborene van het
mannelijke geslacht zal heilig heten voor de Here, 24 en om een offer te
brengen overeenkomstig hetgeen in de wet des Heren gezegd is, een paar tortelduiven
of twee jonge duiven.
25 En zie, er was een man te
Jeruzalem, wiens naam was Simeon, en
deze man was rechtvaardig en vroom, en hij verwachtte de vertroosting van Israël, en de heilige Geest was op hem. 26 En
hem was door de heilige Geest een godsspraak gegeven, dat hij de dood niet zou
zien, eer hij de Christus des Heren
gezien had. 27 En hij kwam door de Geest in de tempel. En toen de ouders het
kind Jezus binnenbrachten om met Hem te doen overeenkomstig de gewoonte der
wet, 28 nam ook hij het in zijn armen en hij loofde God en zeide:
29 Nu laat Gij, Here, uw dienstknecht gaan in
vrede, naar uw woord, 30 want mijn ogen hebben uw
heil gezien, 31 dat Gij bereid hebt voor het aangezicht van alle volken:
32 licht tot openbaring voor de heidenen en heerlijkheid voor uw volk Israël.33
En zijn vader en zijn moeder stonden verwonderd over hetgeen van Hem gezegd
werd. 34 En Simeon zegende hen en zeide tot Maria, zijn moeder: Zie, deze is gesteld tot een val en
opstanding van velen in Israël en tot een teken, dat weersproken wordt 35 en door uw eigen ziel zal een zwaard gaan
, opdat de overleggingen uit vele harten openbaar worden.
36 Ook was daar Hanna, een profetes, een dochter van
Fanuël, uit de stam Aser. Zij was op hoge leeftijd gekomen, nadat zij met
haar man na haar huwelijksdag zeven jaren had geleefd, 37 en nu was zij weduwe,
ongeveer vierentachtig jaar oud, en zij diende God onafgebroken in de tempel,
met vasten en bidden, nacht en dag. 38 En zij kwam op datzelfde ogenblik
daarbij staan, en zij loofde mede God en sprak over Hem tot allen, die voor Jeruzalem verlossing verwachtten.
39 En toen zij alles volbracht
hadden, wat volgens de wet des Heren te doen was, keerden zij terug naar
Galilea, naar hun stad Nazareth.
(NBG
Vertaling 1951)
Wanneer
we vanaf de vijfde maand Ab veertig dagen rekenen arriveren we ongeveer aan het
begin van de zevende maand Tisjri of naar het einde toe van de zesde Hebreeuwse
maand Eloel, naar gelang het vertrekpunt van ons rekenen. Met de woorden van
Simeon in gedachten stel ik me echter voor dat de Christus met Rosj Hasjanah in
de Tempel aan God opgedragen werd. Rosj Hasjanah betekent: Hoofd van het Jaar
en is van oudsher het Joodse Nieuwjaar dat ingaat op 1 en 2 Tisjri. In de
Joodse overlevering is het een tijd van oordeel. Gedurende 30 dagen tijdens de
voorafgaande Hebreeuwse maand bereidden de Joden zich voor op deze heilige
dagen. Het was/is een tijd om in gebed na te denken over al het kwaad dat men zijn
vrienden of kennissen mogelijk had aangedaan. Het was een tijd om vergeving te
vragen en te krijgen. Iedere morgen tijdens deze periode werd op de Sjofar of
ramshoorn geblazen ter voorbereiding van Rosj Hasjanah met tien dagen later de
Grote Verzoendag of Jom Kippoer. Het is aldus niet onlogisch om het opdragen in
de Tempel van de Christus des HEREN, de Heiland, op Rosj Hasjanah te laten
plaatsvinden.
De
geboortedag van Jezus Christus was dan veertig dagen eerder op de negentiende
dag van de maand Ab. Dit gerekend op basis van 29 dagen voor de maand Eloel en
29 dagen voor de maan Ab.
Een
volgend punt waar ik aandacht aan wil geven is dat het geciteerde
Bijbelgedeelte de christelijke traditie met het bezoek van de wijzen uit het
oosten aan de kribbe te Bethlehem, als foutief bevindt. Het is duidelijk dat na
de geboorte van Jezus te Bethlehem Hij veertig dagen later met zijn ouders te
Jeruzalem was en dat zij vandaar naar Nazareth in Galilea reisden. Het is alzo in
Nazareth in hun eigen huis dat de Magi hun opwachting deden (Matteüs 2:9-11).
Maar
nu eerst aandacht voor de twee getuigen bij de eerste komst van de Heer Jezus
te Jeruzalem. Deze getuigen waren een oude man met de naam Simeon en een oude
vrouw genaamd Hanna. Slechts twee getuigen in Jeruzalem bij de eerste komst?
Ja, dat klopt. Bij de geboorte te Bethlehem waren het eerder de herders die nacht
in het veld bij hun schapen de wacht hielden die getuige waren van de geboorte
van de Heiland en daarna hierover getuigden. Hierna het Bijbelgedeelte:
Lucas
2:8 En er waren herders in diezelfde landstreek,
die zich ophielden in het veld en des nachts de wacht hielden over hun kudde. 9
En opeens stond een engel des Heren bij hen en de heerlijkheid des Heren
omstraalde hen, en zij vreesden met grote vreze. 10 En de engel zeide tot hen:
Weest niet bevreesd, want zie, ik verkondig u grote blijdschap, die heel het
volk zal ten deel vallen: 11 U is heden
de Heiland geboren, namelijk Christus, de Here, in de stad van David. 12 En
dit zij u het teken: Gij zult een kind vinden in doeken gewikkeld en liggende in
een kribbe. 13 En plotseling was er bij de engel een grote hemelse legermacht,
die God loofde, zeggende: 14 Ere zij God in den hoge, en vrede op aarde bij
mensen des welbehagens. 15 En het geschiedde, toen de engelen van hen
heengevaren waren naar de hemel, dat de herders tot elkander spraken: Laten wij
dan naar Betlehem gaan om te zien hetgeen geschied is en ons door de Here is
bekendgemaakt. 16 En zij gingen haastig en vonden Maria en Jozef, en het kind
liggende in de kribbe. 17 En toen zij
het gezien hadden, maakten zij bekend hetgeen tot hen gesproken was over dit
kind. 18 En allen, die ervan hoorden, verbaasden zich over hetgeen door de
herders tot hen gezegd werd. 19 Doch Maria bewaarde al deze woorden, die
overwegende in haar hart. 20 En de herders keerden terug, God lovende en
prijzende om alles wat zij hadden gehoord en gezien, gelijk het hun gezegd was.
(NBG Vertaling 1951)
Veertig
dagen later waren Maria en Jozef met hun kind in Jeruzalem in de Tempel ter
vervulling van de Wet. Voor de priesters van dienst in de tempel die dag was
dit gewoon maar een jong koppel uit de provincie met boreling. Bovendien sprak
het koppel met een dialect, een tongval waar in Jeruzalem door velen op
neergekeken werd. Aan deze priesters ging de komst van de Messias als kind
voorbij, behalve aan de twee getuigen, twee oude mensen in Jeruzalem. Later
kwamen de Magi naar Nazareth. Tot aan het openbaar optreden van Johannes de
Doper in 25 AD zouden er geen getuigen meer zijn. De geschiedenis daaropvolgend
van het jaar 25 tot 30 AD kennen we vanuit de evangeliën.
Johannes
1: 1
In den beginne was het Woord en het Woord
was bij God en het Woord was God. 2 Dit was in den beginne bij God. 3 Alle
dingen zijn door het Woord geworden en zonder dit is geen ding geworden, dat
geworden is. 4 In het Woord was leven en het leven was het licht der mensen; 5
en het licht schijnt in de duisternis en de duisternis heeft het niet gegrepen.
6 Er trad een mens op, van God gezonden, wiens naam was Johannes; 7 deze kwam
als getuige om van het licht te getuigen, opdat allen door hem geloven zouden.
8 Hij was het licht niet, maar was om te getuigen van het licht. 9 Het
waarachtige licht, dat ieder mens verlicht, was komende in de wereld. 10 Hij
was in de wereld, en de wereld is door Hem geworden, en de wereld heeft Hem
niet gekend. 11 Hij kwam tot het zijne, en
de zijnen hebben Hem niet aangenomen. 12 Doch allen, die Hem aangenomen
hebben, hun heeft Hij macht gegeven om kinderen Gods te worden, hun, die in
zijn naam geloven; 13 die niet uit
bloed, noch uit de wil des vlezes, noch uit de wil eens mans, doch uit God geboren zijn. (NBG
Vertaling 1951)
De
twee getuigen van de HERE God te Jeruzalem bij het opdragen van de boreling
Jezus waren twee oude mensen; een man en vrouw, niet twee mannen, maar een man én
een vrouw. En dit volgens de Scheppingsorde:
Genesis
1: 27
En God schiep de mens naar zijn beeld; naar Gods beeld schiep Hij hem; man en vrouw schiep Hij hen.
En
de vrouw is in deze geschiedenis, een volwaardige getuige en gelijk aan de man
als getuige. Geen onderscheid. Er waren bijvoorbeeld geen drie getuigen nodig;
één man en twee vrouwen. Nee, in de Bijbel zijn man en vrouw aan elkaar gelijk.
Van Hanna staat er bovendien in het Lucasevangelie geschreven dat zij profeet
was, de dochter van Fanuël uit de stam Aser:
Lucas
2: 36
Ook was daar Hanna, een profetes,
een dochter van Fanuël, uit de stam Aser.
Dat
God twee oude mensen als getuigen gebruikte en daarbij ook een vrouw, is
opmerkelijk. Oude mensen die naar de wijsheid van de wereld meestal
afgeschreven zijn en vrouwen die in de Midden-Oosten-cultuur als getuige niet
onmiddellijk als betrouwbaar gelden. Dit alles is de dwaasheid der prediking
waar Paulus in zijn eerste brief aan de Korintiërs naar verwees:
1
Korintiërs 1:18 Want
het woord des kruises is wel voor hen, die verloren gaan, een dwaasheid, maar
voor ons, die behouden worden, is het een kracht Gods. 19 Want er staat geschreven:
Verderven zal Ik de wijsheid der wijzen, en het verstand der verstandigen zal
Ik verdoen. 20 Waar blijft de wijze? Waar de
schriftgeleerde? Waar de redetwister van deze tijd? Heeft God niet de wijsheid
der wereld tot dwaasheid gemaakt? 21 Want daar de wereld in de
wijsheid Gods door haar wijsheid God niet gekend heeft, heeft het Gode behaagd
door de dwaasheid der prediking te
redden hen, die geloven. 22 Immers, de Joden verlangen
tekenen en de Grieken zoeken wijsheid, 23 doch wij prediken een gekruisigde
Christus, voor Joden een aanstoot, voor heidenen een dwaasheid, 24 maar voor hen, die geroepen zijn,
Joden zowel als Grieken, (prediken wij) Christus, de kracht Gods en de wijsheid
Gods. 25 Want het dwaze van God is wijzer
dan de mensen en het zwakke van God is sterker dan de mensen. 26 Ziet slechts, broeders, wat gij
waart, toen gij geroepen werdt: niet vele wijzen naar het vlees, niet vele
invloedrijken, niet vele aanzienlijken.27 Integendeel,
wat voor de wereld dwaas is, heeft God uitverkoren om de wijzen te beschamen, en wat voor de wereld zwak is,
heeft God uitverkoren om wat sterk is te beschamen; 28 en wat
voor de wereld onaanzienlijk en veracht is, heeft God uitverkoren, dat, wat
niets is, om aan hetgeen wèl iets is, zijn kracht te ontnemen, 29 opdat geen vlees zou roemen voor
God. 30 Maar uit Hem is het, dat gij in
Christus Jezus zijt, die ons van God is geworden: wijsheid, rechtvaardigheid,
heiliging en verlossing, 31 opdat het zij, gelijk geschreven
staat: Wie roemt, roeme in de Here. (NBG Vertaling 1951)
Maar nu naar de tweede of wederkomst
van Jezus Christus. Het laatste Bijbelboek Openbaring handelt over dit
onderwerp. Vooraf aan deze komst gaat een moeilijke periode van zeven jaar of
1260 dagen plus 42 maanden samen. Aan het einde van deze geprofeteerde periode
komt de Koning der koningen en de Heer der heren terug. Over dit thema schreef
ik meerdere boeken. Zie link: http://www.shopmybook.com/nl/Robert-De-Telder/APOCALYPS
Bij de aanvang van de zevenjarige
periode die voorafgaat aan de openbaring van Jezus Christus treden in Jeruzalem
opnieuw twee getuigen op (Openbaring 11:3) die tegen de dan herstelde
offerdienst spreken. Wanneer we dit Bijbelgedeelte opzoeken en laten
doordringen merken we ook weer iets van de dwaasheid der prediking waar God
zich van bedient. De twee getuigen zijn namelijk slechts met een zak bekleed,
een soort poncho probeer ik het mij voor te stellen. Een sterk afwijkende
kledij van hetgeen gangbaar is.
In het Bijbelboek Openbaring worden
geen namen van deze getuigen genoemd noch het geslacht van hen. Het
traditionele christendom gaat er van uit dat het mannen (waren) of (zullen)
zijn, tussen haakjes geplaatst naar gelang de hermeneutiek die men in de
verschillende christelijke kerken hanteert.
Bij diegenen die een geestelijk oog
hebben voor het toekomstig nationaal en geestelijk herstel van het Jodenvolk en
een wederkomst van Jezus christus te Jeruzalem verwachten, lopen de meningen
betreffende de identiteit van de twee getuigen uiteen. Een van de getuigen
meent men met zekerheid te herkennen als de profeet Elia waarvan de profeet
Maleachi in het Oude Testament voorzegt heeft dat Elia voor de Dag des HEREN
zal terugkeren. Hierna het relevante Bijbelgedeelte:
Maleachi 4:1 Want
zie, de dag komt, brandend als een oven! Dan zullen alle overmoedigen en allen
die goddeloosheid bedrijven, zijn als stoppels, en de dag die komt, zal hen in
brand steken zegt de HERE der heerscharen welke hun wortel noch tak zal
overlaten. 2 Maar voor u, die mijn naam vreest, zal de zon der gerechtigheid opgaan, en er zal genezing zijn onder haar
vleugelen; gij zult uitgaan en springen als kalveren uit de stal. 3 Gij zult de
goddelozen vertreden, want tot stof zullen zij zijn onder uw voetzolen op de
dag die Ik bereiden zal, zegt de HERE der heerscharen. 4 Gedenkt de wet van
Mozes, mijn knecht, die Ik hem op Horeb geboden heb voor gans Israël,
inzettingen en verordeningen. 5 Zie, Ik
zend u de profeet Elia, voordat de grote en geduchte dag des HEREN komt. 6
Hij zal het hart der vaderen terugvoeren tot de kinderen en het hart der
kinderen tot hun vaderen, opdat Ik niet kome en het land treffe met de ban.
(NBG Vertaling 1951)
Betreffende de andere niet bij naam
genoemde getuige denkt men gewoonlijk aan andere 0ud-Testamentische mogelijke mannelijke
kandidaten zoals Mozes en/of Henoch. (Zie
het artikel van 30-07-2014 op deze blog: De profeet Elia en Johannes de Doper)
Ik meen dat nochtans een andere piste
ook mogelijk is. We moeten bedenken dat alle profetie pas duidelijk is wanneer
ze zich vervult. Het is dus uiteindelijk wachten op het optreden van de twee
getuigen te Jeruzalem. Ik ben voorzichtig van mening nu dat het mogelijk is dat
zowel een vrouw als een man als twee getuigen samen zullen optreden. Beide
dan in de geest en de kracht van Elia zoals het ook van Johannes de Doper bij
de eerste komst van Christus geschreven staat:
Lucas 1:17 En hij zal voor zijn aangezicht uitgaan in de geest en de kracht van Elia, om de harten der vaderen te
keren tot de kinderen en de ongehoorzamen tot de gezindheid der rechtvaardigen,
ten einde voor de Here een weltoegerust volk te bereiden
En men moet bedenken dat indien de
Joden de Heer Jezus Christus bij zijn eerste komst als Messias aanvaard hadden,
dat dan Johannes de Doper de profeet Elia geweest zou zijn. Lees het hierna
volgende Bijbelgedeelte dienaangaande:
Matteüs 11:2 Johannes nu hoorde in de gevangenis de werken van de
Christus en liet Hem door zijn discipelen de vraag overbrengen: 3 Zijt Gij het, die komen zou, of hebben wij
een ander te verwachten? 4 En Jezus
antwoordde en zeide tot hen: Gaat heen en boodschapt Johannes wat gij hoort en
ziet: 5 blinden worden ziende en lammen
wandelen, melaatsen worden gereinigd en doven horen en doden worden opgewekt en
armen ontvangen het evangelie. 6 En
zalig is wie aan Mij geen aanstoot neemt. 7 Terwijl
dezen heengingen, begon Jezus tot de scharen te zeggen van Johannes: Wat zijt
gij in de woestijn gaan aanschouwen? Een riet, door de wind bewogen? 8 Maar wat zijt gij gaan zien? Een mens in
weelderige kleding? Zie, die weelderige kleding dragen, zijn aan de hoven der
koningen. 9 Maar waarom zijt gij dan
gegaan? Om een profeet te zien? Ja, Ik zeg u, zelfs meer dan een profeet. 10 Deze
is het, van wie geschreven staat:
Zie, Ik zend mijn bode voor uw aangezicht uit, die uw weg voor U heen
bereiden zal. 11 Voorwaar, Ik zeg u,
onder hen, die uit vrouwen geboren zijn, is er niemand opgestaan, groter dan
Johannes de Doper, maar de kleinste in het Koninkrijk der hemelen is groter dan
hij. 12 Sinds de dagen van Johannes de
Doper tot nu toe breekt het Koninkrijk der hemelen zich baan met geweld en
geweldenaars grijpen ernaar. 13 Want al
de profeten en de wet hebben geprofeteerd tot Johannes toe; 14 en indien gij het wilt aanvaarden: Hij
is Elia, die komen zou. 15 Wie
oren heeft, die hore! (NBG Vertaling 1951)
En er zijn nog vrouwen in de Bijbel te
vinden die profeet waren. Op de volgende link: http://bloggen.be/robertdetelder/ schreef
ik op 25-02-14 een artikel over de
richter Debora die niet alleen Israël voor een periode van veertig jaar gericht
heeft maar ook als profeet en generaal in de Bijbel beschreven staat. De
perceptie bestaat dat de Bijbel vrouwonvriendelijk zou zijn, wat bij nadere
studie toch niet klopt. Het zijn alleen vele religieuze systemen die antivrouw
zijn.
Bij een profeet mogen we niet
onmiddellijk uitsluitend denken aan het voorspellen van de toekomst. Een
profeet (zowel man als vrouw) in de huidige Ekklesia is iemand die voor de vergadering
spreekt in de zin van: stichtend, vermanend en bemoedigend (1 Korintiërs 14:3).
In de apostolische Ekklesia van de eerste eeuw bestond hier geen onderscheid
tussen mannen en vrouwen wat blijkt uit de eerste brief van Paulus aan de
Korintiërs. Maar wat bedoelde Paulus dan met 1 Timoteüs 2:11-12? Een
Bijbelgedeelte waar Paulus stelt dat een vrouw niet mag onderrichten of gezag
over een man zou mogen hebben. Idem dito het Bijbelgedeelte van 1 Korintiërs
14:34-35 waar Paulus stelt dat de vrouw in de Gemeente moet zwijgen. Een
Bijbelgedeelte waar het lijkt dat Paulus zichzelf tegenspreekt. De Bijbelvorser
Dr. C. I. Scofield heeft het volgende commentaar:
We moeten echter bedenken dat bij de
aanvang van de Ekklesia met Pinksteren in anno Domini 30 er nog altijd het
aanbod van de HERE God aan Zijn oude verbondsvolk Israël was, om alsnog de
Messias aan te nemen. Dit is een draad, een uitnodiging die we in het hele
Bijbelboek Handelingen tot en met het laatste hoofdstuk 28 kunnen volgen. Het
boek Handelingen eindigt met de Joden in Rome die het evangelie volgens de
apostel Paulus definitief afwijzen. Het is vanaf dit tijdstip dat de huidige
Ekklesia van start ging met Paulus die zijn brief aan alle op dat moment
bestaande gemeentes schreef: bekend onder de Efeze-brief.
De prediking aan de Joden vanaf
Pinksteren 30 AD tot Handelingen hoofdstuk 28, in 60 AD, ging gepaard met
wonderen en tekenen. Ook tongentaal (vreemde talen en engelentaal) kwam in de
vergaderingen toen algemeen voor. Dit laatste gebeurde met heel veel
verwarring, wat de reden was dat Paulus in zijn eerste brief aan de Korintiërs
instructies geeft hoe het met tongentaal en de vertaling en uitleg ervan, er in
de vergaderingen aan toe moest gaan. En ik meen dat het dit aspect van grote
verwarring was, wat Paulus bedoelde met het voorschrift tot zwijgen van de
vrouw in de vergadering. Dus niet de vrouw als profeet moest zwijgen maar de
vrouw als eventuele tolk en uitlegger van vreemde talen.
Het fenomeen van de vreemde talen
(zowel van mens als engel) als Goddelijke boodschap naar Israël toe was in het
Oude Testament door de profeet Jesaja voorspeld.
Jesaja 28:11 Voorwaar, door mensen die een onverstaanbare taal spreken, en in een
vreemde tongval zal tot dit volk spreken Hij, die tot hen gezegd heeft: 12 Dit
is de rust, geeft de vermoeide rust, en dit is de verademing maar zij wilden
niet horen.
Het is dit Bijbelgedeelte dat Paulus in
zijn eerste brief aan de Korintiërs aanhaalt waar hij in het veertiende
hoofdstuk het bijzondere van de tongentaal behandelt.
1 Korintiërs 14:22 Derhalve zijn de tongen een
teken niet voor hen, die geloven, maar voor
de ongelovigen; de profetie echter is niet voor de ongelovigen, maar voor
hen, die geloven.
Deze bijzondere prediking naar Israël
toe eindigde in het jaar 60 AD in de periode volgend op Handelingen hoofdstuk
28.
Het zal na het afsluiten van de huidige
Ekklesia zijn dat de draad met het oude Verbondsvolk Israël opnieuw opgenomen
wordt. Het laatste Bijbelboek Openbaring van het zogenaamde nieuwe testament,
handelt over het herstel van Israël zowel nationaal in het oude land der
vaderen, als geestelijk.
Maar zoals eerder geschreven, gaat aan
het geestelijke herstel een moeilijke periode van misleiding vooraf. Het is de
periode van de zeventigste jaarweek van Daniël. (zie het artikel op deze blog van 31-07-2014: De zeventig jaarweken van
de profeet Daniël) Een periode van zeven jaar die gelijk is aan de
tijdsperiode in het boek Openbaring van 1260 dagen en 42 maanden. In de eerste
periode van 1260 dagen treden er opnieuw twee getuigen van God te Jeruzalem op.
Twee getuigen, een man en een vrouw(?), die in de geest en de kracht van Elia
tegen de herstelde tempeldienst spreken.
Openbaring 11:1 En mij werd
een riet gegeven, een staf gelijk, met de woorden: Sta op en meet de tempel
Gods en het altaar en hen, die daarin aanbidden. 2 Maar laat de voorhof,
die buiten de tempel is, erbuiten, en meet die niet; want hij is aan de
heidenen gegeven; en zij zullen de
heilige stad vertreden, tweeënveertig maanden lang.
3 En Ik zal mijn twee getuigen lastgeven om,
met een zak bekleed, te profeteren, twaalfhonderd
zestig dagen lang. 4 Dit zijn de twee olijfbomen en de twee kandelaren, die
voor het aangezicht van de Here der aarde staan. 5 En indien iemand hun schade
wil toebrengen, komt er vuur uit hun mond en het verslindt hun vijanden; en
indien iemand hun schade wil toebrengen, moet hij zó de dood vinden. 6 Dezen
hebben de macht de hemel te sluiten,
zodat er geen regen valt gedurende de dagen van hun profeteren; en zij hebben
macht over de wateren, om die in bloed te veranderen en om de aarde te slaan
met allerlei plagen, zo dikwijls zij willen. 7 En wanneer zij hun getuigenis
zullen voleindigd hebben, zal het beest, dat uit de afgrond opkomt,
hun de oorlog aandoen en het zal hen overwinnen en hen doden. 8 En hun lijk
(zal liggen) op de straat der grote stad,
die geestelijk genaamd wordt Sodom en
Egypte, alwaar ook hun Here
gekruisigd werd. 9 En uit de volken en stammen en talen en natiën zijn er,
die hun lijk zien, drie en een halve dag, en zij laten niet toe, dat hun lijken
in een graf worden bijgezet. 10 En zij, die op de aarde wonen, zijn blijde en
verheugd over hen en zullen elkander geschenken zenden, omdat deze twee
profeten hen, die op de aarde wonen, gepijnigd hadden. 11 En na [die] drie en
een halve dag voer een levensgeestuit God in hen, en zij gingen op
hun voeten staan en grote vrees viel op (allen), die hen aanschouwden. 12 En
zij hoorden een luide stem uit de hemel tot hen zeggen: Klimt hierheen op! En
zij klommen naar de hemel op in de wolk, en hun vijanden aanschouwden hen. 13
En te dien ure kwam er een grote aardbeving en een tiende deel der stad stortte
in, en zevenduizend personen werden door de aardbeving gedood, en de overigen
werden zeer bevreesd en gaven de God des hemels eer. 14 Het tweede wee is
voorbijgegaan: zie, het derde wee komt spoedig.
Gedurende een periode van 1260 dagen, de eerste helft van
de eindtijdperiode, treden de twee getuigen in Jeruzalem op. Zij spreken tegen
de herstelde offerdienst op het tempelplein te Jeruzalem. In mijn laatste
publicatie APOCALYPS ga ik hier uitgebreider op in. Zie link:
In de toekomst zal een replica van de verloren gewaande
ark van het verbond ergens gevonden worden en een bron van misleiding worden.
Tijdens de eindtijdperiode van zeven jaar zullen alle wereldreligies samen gaan
(Openbaring 17). Een grote verzoening op basis van dit Schriftwoord kan
verwacht worden tussen Jodendom en Islam en christendom. Op en rond de ark van
het verbond zullen opnieuw dierenoffers gebracht worden. Een misleider zal vuur
uit de hemel kunnen laten neerkomen op het offer (Openbaring 13:11-13) met als
resultaat een wereldwijde religieuze verwondering lees verdwazing. De misleider
wordt in het aangehaalde Schriftwoord het beest uit de aarde genoemd, een
Israëli aldus, een Levi of een Cohen en ijveraar voor het instellen van de
nieuwe offerdienst in Jeruzalem na een onderbreking van haast tweeduizend jaar.
Hij wordt geholpen door het beest uit de zee een man uit de volken, een
niet-Jood, en vermoedelijk een Assyriër, een land dat dan in het Midden-Oosten ook
hersteld zal zijn. Hij is de eerste ruiter op het witte paard van Openbaring
hoofdstuk 6, die overwinnende uittrekt. Een periode van algemene wereldvrede
met de zegen van alle verenigde godsdiensten breekt dan aan. De huidige periode
van oorlogen en geruchten van oorlogen lijkt dan afgesloten. En tegen deze
algemene religieuze vredeseuforie spreken tot afgrijzen van velen, de twee
gehate getuigen van God.
Maar het gaat in dit artikel om die mogelijke piste dat
de twee getuigen een man én een vrouw zullen zijn. Ik haalde de vrouw Hanna de
profeet te Jeruzalem aan in het jaar 5 v. Chr. bij het opdragen van Jezus in de
Tempel. Daarna vinden we in de Bijbel dat vrouwen de eerste getuigen waren van
de opstanding van de Heer Jezus Christus. Vrouwen waren ook aanwezig bij de
kruisiging van Jezus en zijn daar ook gebleven tot aan Zijn sterven (Matteüs
27:55-56 en Johannes 19:25). Van de apostelen wordt alleen de aanwezigheid van
Johannes vermeld (Johannes 19:25-27). De andere mannen zijn blijkbaar
ondergedoken. De vrouwen waren aanwezig toen Jezus' lichaam van het kruis werd
genomen en maakten dat het kapot gefolterde en totaal leeggebloede lichaam van
Jezus zo goed mogelijk verzorgd (Lucas 23:55-56) in het graf van Jozef van
Arimatea gelegd kon worden. De apostelen zijn op dat moment ook nergens te
bespeuren. Alleen Nicodemus en Jozef van Arimatea worden ter plaatse vermeld om
de begrafenis te organiseren. (Johannes 19:38-42).
Bij de opstanding uit de dood van Jezus Christus zijn het
alleen vrouwen die getuigen zijn. Het is aan de vrouwen dat Jezus persoonlijk
verschenen is. Wat heel opmerkelijk is wanneer we dit weer in het licht van de
Midden-Oosten-cultuur willen zien waar vrouwen als getuigen als niet
betrouwbaar gelden.
Mattheüs 28:1 Laat na de sabbat , tegen het aanbreken van
de eerste dag der week, ging Maria van
Magdala en de andere Maria het
graf bezien. 2 En zie, er kwam een grote aardbeving, want een engel des Heren
daalde uit de hemel neder en kwam nader, en hij wentelde de steen weg en zette
zich daarop. 3 Zijn uiterlijk was als een bliksem en zijn kleding wit als
sneeuw. 4 En de bewakers werden door vrees voor hem bevangen en zij werden als
doden. 5 Doch de engel antwoordde en
zeide tot de vrouwen: Weest gij niet bevreesd; want ik weet, dat gij Jezus
zoekt, de gekruisigde. 6 Hij is hier niet, want Hij is opgewekt, gelijk Hij gezegd heeft; komt, ziet de plaats,
waar Hij gelegen heeft. 7 En gaat
terstond op weg en zegt zijn discipelen,
dat Hij is opgewekt uit de doden. En
zie, Hij gaat u voor naar Galilea; daar zult gij Hem zien. Zie, ik heb het u
gezegd. 8 En zij gingen terstond weg van het graf, met vrees en grote
blijdschap, en liepen haastig voort om het zijn discipelen te berichten. 9 En
zie, Jezus kwam haar tegemoet en zeide:
Weest gegroet. Zij naderden Hem en grepen zijn voeten en zij aanbaden Hem. 10
Toen zeide Jezus tot haar: Weest niet bevreesd. Gaat heen en bericht mijn broeders, dat zij naar Galilea gaan, en
daar zullen zij Mij zien.
Het lijkt er op dat de mannelijke apostelen sinds de
gevangenneming van Jezus gevolgd door zijn kruisiging en sterven in verwarring
waren en niet aanspreekbaar, dit terwijl de vrouwen beter bij hun positieven bleven.
Nu ik met dit artikel aandacht wil geven aan de twee
getuigen te Jeruzalem tijdens de eerste helft van de eindtijdperiode van zeven
jaar met de mogelijkheid dat één van de twee getuigen een vrouw zal zijn, moet
ik ook een schijnbaar negatieve verwijzing in het Bijbelboek Openbaring naar de
vrouw behandelen. Het Bijbelgedeelte namelijk waar in Openbaring 14:1-5 over
de 144.000 verzegelden uit Israël gesproken wordt en deze maagdelijk genoemd
worden en die zich niet met vrouwen hebben bevlekt. Dit laatste wordt door
vrouwen van alle tijden bij het (voor)lezen als beledigend (terecht?) ervaren. Onvoorstelbaar
ook: maagdelijke mannen die zich niet met vrouwen bevlekt hebben. Dit kan
onmogelijk letterlijk bedoelt zijn en is beeldspraak. Dat moet duidelijk zijn.
De vrouwen waar de 144.000 verzegelde mannen én vrouwen uit alle stammen
van Israël zich niet mee bevlekt hebben zijn de vrouwen van het beschreven
religieuze systeem in hoofdstuk 17 van het boek Openbaring. In dat hoofdstuk
kreeg de apostel Johannes de grote hoer te zien die op het beest zit en de
moeder van alle hoeren van Babylon en van de gruwelen der aarde genoemd wordt.
Dit is overduidelijke beeldspraak. Wanneer we Schrift met Schrift vergelijken
vrij van eigenmachtige uitlegging kan dit volgens mij de enige conclusie voor
dit Schriftgedeelte zijn.
Heb ik nu de identiteit en/of geslacht van de twee
toekomstige getuigen aangetoond? Nee, maar ik herhaal dat profetie pas
duidelijk is bij de vervulling ervan. Wel wil ik met dit artikel de aandacht op
een andere mogelijke piste wijzen.
Het oude Israël telde aanvankelijk twaalf stammen die
ten tijde van David en Salomo tot één verenigd koninkrijk samengesmeed waren.
Na de dood van Salomo in 967 v. Chr., bij het begin van de regering van diens
zoon Rehabeam, scheurden zich echter naar het uitgesproken Godsoordeel over
Salomo, tien stammen af en vormden o.l.v. Jerobeam, het noordelijke koninkrijk,
ook het tienstammenrijk genoemd. Alle opvolgers van Jerobeam kozen voor de afgodendienst
in afwijzing van de God van Israël. Uiteindelijk werden zij na vele
waarschuwingen van Godswege in het jaar 717 v. Chr. in ballingschap door de
Assyriërs naar het noorden en het oosten van het Assyrische Rijk weggevoerd.
2 Koningen 17:1 In
het twaalfde jaar van Achaz, de koning van Juda, werd Hosea, de zoon van Ela,
koning over Israël te Samaria; hij regeerde negen jaar. 2 Hij deed wat kwaad is
in de ogen des HEREN, echter niet zoals de koningen van Israël die vóór hem
geweest waren. 3 Tegen hem trok Salmanassar, de koning van Assur, op; en Hosea
onderwierp zich aan hem en betaalde hem schatting. 4 Maar toen de koning van
Assur een samenzwering bij Hosea ontdekte, dat hij gezanten naar So, de koning
van Egypte, gezonden had en aan de koning van Assur geen schatting meer
opbracht, zoals van jaar tot jaar, nam de koning van Assur hem gevangen en
sloot hem in boeien in de gevangenis. 5 De koning van Assur trok door het
gehele land, rukte op naar Samaria en
belegerde het drie jaar. 6 In het
negende jaar van Hosea nam de koning van Assur Samaria in; hij voerde Israël in
ballingschapnaar Assur en deed hen
wonen in Chalach, aan de Chabor, de rivier van Gozan en in de steden der Meden.
(NBG 1951 Vertaling)
Ten tijde van het tot stand komen van het Nieuwe
Testament, zo een acht eeuwen later, was hun woonplaats nog bekend want Petrus,
de apostel voor de Joden, in tegenstelling tot Paulus die de heidenen met het
evangelie bekend ging maken, schrijft Petrus vanuit de stad Babylon zijn
brieven aan hen. En ook de apostel Jacobus schrijft zijn brief aan de 12
stammen in de verstrooiing. En uit het Bijbelboek Handelingen blijkt ook dat
alle 12 stammen en hun woonplaats in het jaar 30 AD nog bekend was. In het
tweede hoofdstuk van het boek Handelingen kunnen we het land van oorsprong
vernemen van de Israëlieten aanwezig te Jeruzalem met het Pinksterfeest van 30
AD. De lijst begint heel opmerkelijk met Parten en Meden in het Oosten:
Handelingen 2:8 En hoe horen wij hen dan een ieder in onze
eigen taal, waarin wij geboren zijn? 9 Parten, Meden, Elamieten,
inwoners van Mesopotamië, Judea en Kapadocië, Pontus en Asia, 10 Frygië en
Pamfylië, Egypte en de streken van Libië bij Cyrene, en hier verblijvende
Romeinen, zowel Joden als Jodengenoten, 11 Kretenzen en Arabieren, wij
horen hen in onze eigen taal van de grote daden Gods spreken. (NBG 1951
Vertaling)
We moeten ook bedenken dat een rest, een overblijfsel
van de tien stammen in het Judea van de eerste eeuw van de christelijke jaartelling
aanwezig was. Enkele Bijbelgedeelten maken dit duidelijk. Zo leert de
evangelist Lucas dat bij het opdragen van de baby Jezus (veertig dagen jong) in
de Tempel te Jeruzalem, één van de twee getuigen Hanna de dochter van Fanuël,
was. En dan kan men lezen dat zij uit de
stam Aser was, één van de tien stammen dus.
Lucas 2:36 Ook
was daar Hanna, een profetes, een
dochter van Fanuël, uit de stam Aser.
Zij was op hoge leeftijd gekomen, nadat zij met haar man na haar huwelijksdag
zeven jaren had geleefd, 37 en nu was zij weduwe, ongeveer vierentachtig jaar
oud, en zij diende God onafgebroken in de tempel, met vasten en bidden, nacht
en dag. 38 En zij kwam op datzelfde ogenblik daarbij staan, en zij loofde mede
God en sprak over Hem tot allen, die voor Jeruzalem verlossing verwachtten.
Dat o.a. de stam Aser in Jeruzalem ten tijde van Jezus
Christus in Judea vertegenwoordigd was is een gevolg van de handelingen van
koning Jehizkia van Juda (723/694 v. Chr.). Zie het hierna volgende
Bijbelgedeelte:
2 Kronieken 30:1 Toen zond Jehizkia een boodschap tot geheel Israël en Juda, ja, zelfs
schreef hij brieven aan Efraïm en Manasse, dat zij zouden komen naar het huis
des HEREN te Jeruzalem, om voor de HERE, de God van Israël, het Pascha te
vieren. 2 En de koning, zijn oversten en de gehele gemeente te Jeruzalem
overlegden, dat zij het Pascha zouden vieren in de tweede maand, 3 want zij
konden het op de gewone tijd niet vieren, omdat zich niet voldoende priesters
geheiligd hadden en het volk niet in Jeruzalem samengekomen was. 4 Dit verwierf
de goedkeuring van de koning en van de gehele gemeente. 5 Toen namen zij het
besluit, een bevel te laten uitgaan door geheel Israël van Berseba tot Dan, om
in Jeruzalem de HERE, de God van Israël, het Pascha te komen vieren, want men
had het niet, zoals was voorgeschreven, algemeen gevierd. 6 De ijlboden nu
gingen met de brieven van de koning en zijn oversten door geheel Israël en Juda, en zeiden overeenkomstig het gebod des
konings: Israëlieten, keert weder tot de
HERE, de God van Abraham, Isaak en Israël, dan zal Hij wederkeren tot de
ontkomenen, die u overgebleven zijn uit de macht van de koningen van Assur.
7 Weest dan niet als uw vaderen en als uw broeders, die ontrouw geweest zijn
jegens de HERE, de God hunner vaderen, zodat Hij hen maakte tot een voorwerp
van ontzetting, zoals gij ziet. 8 Weest thans niet hardnekkig zoals uw vaderen,
geeft de HERE uw hand en komt tot zijn heiligdom, dat Hij voor altijd geheiligd
heeft, en dient de HERE, uw God, opdat zijn brandende toorn zich van u afkere.
9 Want, wanneer gij wederkeert tot de HERE, dan zullen uw broeders en zonen
erbarming vinden bij degenen die hen als gevangenen hebben weggevoerd, en dan
zullen zij naar dit land wederkeren. Want genadig en barmhartig is de HERE, uw
God: Hij zal het aangezicht niet van u afwenden, indien gij tot Hem wederkeert.
10 Toen de ijlboden van stad tot stad door het land van Efraïm en Manasse
trokken en tot Zebulon toe, lachte men hen uit en bespotte men hen. 11 Maar enige mannen uit Aser, Manasse en Zebulon
verootmoedigden zich en kwamen naar Jeruzalem.
Een volgende keer dat dit gebeurde was als een gevolg
van de godsdiensthervorming ten tijde van koning Josia van Juda (640/609 v.
Chr.). Toen kwamen ook enkelingen uit de tien stammen naar Jeruzalem over. Zie
het hierna vermelde Bijbelgedeelten:
2 Kronieken 34: 33
Josia verwijderde al de gruwelen uit al de landstreken die aan de Israëlieten
toebehoorden, en bracht allen die zich
in Israël bevonden, tot de dienst van de HERE, hun God. Gedurende heel zijn
leven weken zij niet af van de HERE, de God hunner vaderen.
2 Kronieken 35: 18 Zulk
een Pascha was in Israël niet gevierd sinds de dagen van de profeet Samuël;
geen der koningen van Israël heeft het Pascha gevierd zoals Josia het vierde
met de priesters, de Levieten en geheel Juda en Israël dat zich daar bevond, en met de inwoners van Jeruzalem.
19 In het achttiende jaar van de regering van Josia werd dit Pascha gevierd.
Deze mensen, deze rest van de tien stammen is later
ook met de twee stammen Juda en Benjamin plus de Levieten door de Babyloniërs
vanaf 605 v. Chr. tot 586 v. Chr. in ballingschap weggevoerd. Een rest van hen
is blijkbaar dan ook onder Ezra en Nehemia teruggekeerd
getuige de profetes Hanna van de stam Aser die bij het opdragen van de jonge
boreling Jezus te Jeruzalem aanwezig was.
Bij de tweede ballingschap na de tweede vernietiging
van de Tempel te Jeruzalem in 70 AD door de Romeinen werd ook de rest, het
overblijfsel van de tien stammen op dat ogenblik aanwezig in Judea door de
Romeinen weggevoerd.
De mensen die wij vandaag als Joden aanduiden kunnen
aldus uit alle stammen van het oude Israël stammen. Alleen de Levi s en de
Cohen s weten met zekerheid dat zij van de stam Levi afstammen. Wat trouwens
heel opmerkelijk is.
De profeten van de Bijbel spreken over een derde
herstel van Israël in het oude land der vaderen. Een herstel dat momenteel nog
in de toekomst ligt. Wanneer men deze profetische gedeelten van de Bijbel
doorneemt is het opmerkelijk dat er expliciet een herstel van zowel de twee
stammen als van de tien stammen gesproken wordt.
Ezechiël 37:15 Het woord des HEREN kwam tot mij: 16 Gij mensenkind, neem
een stuk hout en schrijf daarop: voor Juda en de Israëlieten die daarbij
behoren; neem dan een ander stuk hout en schrijf daarop: voor Jozef het
stuk hout van Efraïm en het gehele huis Israëls dat daarbij behoort;
17 voeg ze dan aan elkander tot één stuk hout, zodat zij in uw hand tot
één worden. 18 Wanneer nu uw volksgenoten u vragen: Wilt gij ons niet
meedelen, wat gij daarmee bedoelt? 19 zeg dan tot hen: Zo zegt de Here
HERE: zie, Ik neem het stuk hout van Jozef dat aan Efraïm toebehoort en van
de stammen Israëls die daarbij behoren, en Ik voeg het bij het stuk van Juda en
maak ze tot één stuk hout, zodat zij één zijn in mijn hand.
20 Terwijl de stukken hout die gij beschreven hebt, voor hun ogen in uw
hand zijn, 21 zeg dan tot hen: Zo
zegt de Here HERE: zie, Ik haal de Israëlieten weg uit de volken naar wier
gebied zij gegaan zijn; Ik zal hen van alle kanten bijeenverzamelen en hen naar
hun land brengen. 22 En Ik zal hen tot één volk maken in het land, op
de bergen Israëls, en één koning zal over hen allen koning zijn; niet langer zullen zij twee volken zijn en
niet langer verdeeld in twee koninkrijken. 23 Niet langer zullen zij
zich verontreinigen met hun afgoden, hun gruwelen en al hun overtredingen, maar
Ik zal hen verlossen van alle afvalligheid waarmee zij gezondigd hebben, en hen
reinigen, zodat zij Mij tot een volk zullen zijn en Ik hun tot een God zal zijn.
24 En mijn knecht David zal koning over hen wezen; één herder zal er voor
hen allen zijn. Zij zullen naar mijn verordeningen wandelen en naarstig mijn
inzettingen onderhouden. 25Zij
zullen wonen in het land dat Ik aan mijn knecht Jakob gegeven heb en waarin
hun vaders gewoond hebben; ja, zij zullen daarin wonen, zij, hun kinderen en
hun kindskinderen, tot in eeuwigheid, en mijn knecht David zal hun voor eeuwig
tot vorst zijn. 26 Ik zal met hen een verbond des vredes sluiten,
een eeuwig verbond met hen zal het zijn; Ik zal hun een plaats geven, hen
vermeerderen en mijn heiligdom voor eeuwig te midden van hen stellen. 27 Mijn
woning zal bij hen zijn; Ik zal hun tot een God zijn, en zij zullen Mij tot
een volk zijn. 28 En de volken zullen weten, dat Ik, de HERE, het ben die
Israël heilig, doordat mijn heiligdom voor eeuwig te midden van hen staat. (NBG
1951 Vertaling)
Waar bevind zich het gros van de verloren gewaande tien
stammen vandaag? De Bijbel noemt in het eerder geciteerde Bijbelgedeelte van 2
Koningen 17 hun ballingsoorden: Assur,
Chalach, aan de Chabor, aan de rivier van Gozan en in de steden der Meden.
De
meest oostelijke grens van het Medisch-Perzische Rijk was de rivier de Indus.
Vertaald naar deze tijd is dit het gebied van Afghanistan met in de rand: Pakistan,
Irak, Iran en Turkmenistan.
De
Jewish Encyclopedia.com (internet) schrijft het volgende over Afghanistan en de
verloren tien stammen:
according to
their native traditions, the Afghans also are to be identified with the Lost
Ten Tribes. They declare that Nebuchadnezzar banished them into the mountains
of Ghur, whence they maintained correspondence with the Arabian Jews. When some
of the latter were converted by Mohammed, one Khalid wrote to the Afghans and
invited them to embrace Islam. Several Afghan nobles went to Arabia
under one Kais, who claimed trace his
descent through forty-seven generations from Saul. He was accordingly greeted
by Mohammed by the title of "malik," in deference to this illustrious
descent. Kais is reported to have died at the age of eighty seven, in 662 and
all the modern chiefs of Afghanistan
claim to be descended from him (Malcolm, "History of Persia," ii.
596, London, 1815). The Afghans still
call themselves "Beni-Israel," and are declared to have a
markedly Jewish appearance. Their claim to Israelitish descent is allowed by
most Mohammedan writers. G.
Moore, in his "Lost Tribes" (pp. 143-160, London, 1861), also
identified the Afghans with the Ten Tribes.
Geen één van de vele stammen die Afghanistan en
daarbuiten vandaag rijk is kent echter zijn oorsprong. Wat religie betreft zijn
zij volgelingen van de Arabische god Allah en diens profeet Mohammed. Zij zijn zelfs
vanuit de Koran (Soera 17) tegen een in de Bijbel beloofde derde herstel van
Israël in het oude land der vaderen.
Er zal een act of God nodig zijn om deze mensen hun
Israëlitische wortels duidelijk te maken. Op Gods
tijd echter zullen zij ooit in de toekomst aan hun tocht naar het Beloofde Land
beginnen. Het zal een bewogen tocht worden. Het feit alleen dat men als
individu tot een der verloren stammen behoord is geen vrijkaart voor het
beloofde land want ook hier telt alleen geloof zoals het hierna vermelde
Bijbelgedeelte leert:
Ezechiël 20:34 Ik zal u voeren uit het midden der volken en
u bijeenbrengen uit de landen waarin gij verstrooid zijt, met sterke hand, met
uitgestrekte arm en met uitgestorte grimmigheid. 35 Ik zal u brengen naar de woestijn der volken en daar met u in
het gericht treden, van aangezicht tot aangezicht. 36 Zoals Ik met uw vaderen
in het gericht getreden ben in de woestijn van het land Egypte, zo zal Ik ook
met u in het gericht treden, luidt het woord van de Here HERE. 37 Ik zal u
onder de herdersstaf doen doorgaan en u brengen in de band van het verbond.
38 Ik zal de weerspannigen uit u uitschiften en hen die tegen Mij
overtreden hebben; wel zal Ik hen leiden uit het land waarin zij als
vreemdelingen vertoeven, maar in het land van Israël zullen zij niet komen.
En gij zult weten, dat Ik de HERE ben. (NBG 1951 Vertaling)
De aanvang
van de terugkeer van de tien stammen gebeurt in de tweede helft van de
zeventigste jaarweek van de profeet Daniël. Zie ook het artikel op deze blog van 31-07-2014: de zeventig jaarweken.
Tijdens de eindslag, in het boek Openbaring Harmageddon geheten, wanneer het
land Israël door de legers van de koning van het noorden (het nieuwe Assyrië)
onder de voet wordt gelopen en schijnbaar verloren is zullen geruchten uit het
noorden en het oosten (Daniël 11:40-44-45, 12:1) de koning van het noorden
verontrusten, staat er geschreven. In het eindtijdscenario zijn dit de tien
stammen die met sterke hand staat er geschreven bij de profeet Ezechiël, uit de
landen hunner ballingschap worden weggevoerd richting beloofde land.
Met dit artikel wil ik een stuk
Bijbelchronologie brengen en dit zowel historisch als toekomstig. Een studie
namelijk over de profetie van de 70 jaarweken uit Daniël hoofdstuk 9. De
balling Daniël kreeg deze profetie betreffende het herstel van Israël in het
jaar na de heerserswissel over Babylon in 539 v. Chr. toen het Babylonische
Rijk door de Meden en Perzen veroverd werd. De profeet was op dat moment al 66
jaar in ballingschap. Hij was nog een knaap geweest (Daniël 1:1-4) in het jaar
605 v. Chr. toen hij met de eerste wegvoering in ballingschap in Babylon
terecht kwam. Wanneer hij onder de regering van Darius de Mediër, volgens het
verhaal, in de leeuwenkuil geworpen werd, was hij al een oude man van 80+.
Daniël 9:1 In het eerste jaar van Darius, de zoon van Ahasveros, uit
het geslacht der Meden, die koning geworden was over het koninkrijk der
Chaldeeën 2 in
het eerste jaar van zijn koningschap lette ik, Daniël, in de boeken op het
getal van de jaren, waarover het woord des HEREN tot de profeet Jeremia gekomen
was,dat Hij
over de puinhopen van Jeruzalem zeventig jaar zou doen verlopen.
(NBG Vertaling 1951)
De val van Babylon in
het jaar 539 v. Chr. staat chronologisch vast en is een sleuteljaar dat de Babylonische
met de Bijbelse chronologie verankerd. De Meden en Perzen brachten in dat jaar
met hun verovering van de hoofdstad Babylon een einde aan het Babylonische Rijk
dat eerder het koninkrijk Juda ontmanteld, de bevolking weggevoerd en de Tempel
te Jeruzalem met al wat daarin was, vernietigd had. In het eerste regeringsjaar
van Darius de Mediër, de zoon van Ahasveros, zijnde het jaar 539/538 v. Chr.
deed Daniël studie in de verschillende Bijbelboeken, die toen al gecompileerd
waren, en werd bepaald bij de profetische woorden van het Bijbelboek Jeremia
waar deze profeet voorzegd had dat de Babylonische Ballingschap 70 jaar zou
duren. Daniël die zelf nu de rekensom sinds zijn wegvoering kon maken besefte
dat het nog slechts vier jaar tot het einde van de ballingschap was. Het
resultaat van het bestuderen van de profetie van Jeremia door Daniël, maakt dat
hij in gebed tot de HERE God gaat. Zie Daniël 9:3-19 en daarna verder met:
Daniël 9:20 Terwijl ik nog sprak en bad en
mijn zonde en de zonde van mijn volk Israël beleed, en mijn smeking over de
heilige berg mijns Gods uitstortte voor de HERE, mijn God, 21 terwijl
ik nog sprak in het gebed, kwam de man Gabriël, die ik tevoren gezien had in
het gezicht, in ijlende vlucht tot vlak bij mij op de tijd van het avondoffer. 22 En
hij begon mij te onderrichten en sprak met mij en zeide: Daniël, nu ben ik
uitgegaan om u een klaar inzicht te geven. 23 Bij het begin van uw
smeekbede is er een woord uitgegaan, en ik ben gekomen om het u mede te delen,
want gij zijt zeer bemind. Let dus op het woord en sla acht op het gezicht.
Ik vermoed dat Daniël in de
verwachting leefde dat de HERE God het door de profeten beloofde Messiaanse
Vrederijk onmiddellijk na het einde van de Babylonische Ballingschap zou
oprichten. De man Gabriël, die door God naar Daniël gezonden werd, maakt echter
duidelijk dat er nog drie tijdsschijven van zeven maal zevens van jaren zouden overgaan
alvorens de HERE God Zijn Koninkrijk zal oprichten. En zo komen we aan het
onderwerp van dit artikel. Het chronologisch plaatsen van de zeventig weken:
Daniël 9:24 Zeventig
weken zijn bepaald over uw volk
en uw heilige stad, om de overtreding te voleindigen, de zonde af te sluiten,
de ongerechtigheid te verzoenen, en om eeuwige gerechtigheid te brengen,
gezicht en profeet te bezegelen en iets allerheiligst te zalven. 25 Weet
dan en versta: vanaf het ogenblik (458
v. Chr.), dat het woord uitging om Jeruzalem te herstellen en te herbouwen
tot op een gezalfde, een vorst, zijn zeven
weken; en tweeënzestig weken
lang zal het hersteld en herbouwd blijven, met plein en gracht, maar in de druk
der tijden. 26 En na de tweeënzestig weken (25+ AD) zal een gezalfde worden uitgeroeid (30 AD), terwijl er niets tegen hem is; en het volk van een
vorst die komen zal, zal de stad en het heiligdom te gronde richten (70 AD),maar zijn einde zal zijn in
de overstroming (370+ AD); en
tot het einde toe zal er strijd zijn: verwoestingen, waartoe vast besloten is.
27 En
hij(de
vorst van vers 26) zal het verbond voor
velen zwaar maken, een week lang(alsnog
toekomst);in de helft van de week zal hij slachtoffer en spijsoffer doen
ophouden; en op een vleugel van gruwelen zal een verwoester komen, en wel tot
aan de voleinding toe, en waartoe vast besloten is, dat zal zich uitstorten
over wat woest is.
(NBG
Vertaling 1951)
De
jaartallen tussen haakjes in het hiervoor vermelde citaat zijn door mij
toegevoegd om het historisch plaatsen op de tijdsbalk te verduidelijken. De 7 x
70 zevens zijn begonnen in het jaar 458
v. Chr. wanneer het woord uitging om Jeruzalem te herstellen en
te herbouwen. Dit gebeurde in het
zevende regeringsjaar van Artachsasta of Artaxerxes I volgens het hierna volgende
Bijbelgedeelte:
Ezra 7:1 Hierna, onder de regering van Artachsasta, de koning van Perzië,
trok Ezra op, de zoon van Seraja, de zoon van Azarja, de zoon van Chilkia,
2 de zoon van Sallum, de zoon van Sadok, de zoon van Achitub, 3 de
zoon van Amarja, de zoon van Azarja, de zoon van Merajot, 4 de zoon van
Zerachja, de zoon van Uzzi, de zoon van Bukki, 5 de zoon van Abisua, de
zoon van Pinechas, de zoon van Eleazar, de zoon van Aäron, de hogepriester
6 deze Ezra trok op uit Babel. Hij was een schriftgeleerde, bekwaam in de
wet van Mozes, welke de HERE, de God van Israël, gegeven had; en daar de hand
van de HERE, zijn God, over hem was, had de koning hem alles gegeven wat hij
verlangd had.
7 Zo trokken ook een
aantal Israëlieten en priesters, Levieten, zangers, poortwachters en
tempelhorigen naar Jeruzalem, in het
zevende jaar van koning Artachsasta. 8 En hij kwam te Jeruzalem
in de vijfde maand, en wel in het
zevende jaar van de koning. 9 Op de eerste van de eerste maand namelijk was hij de tocht uit Babel begonnen, en op
de eerste van de vijfde maand kwam
hij te Jeruzalem aan, daar de goede hand van zijn God over hem was,
10 want Ezra had er zijn hart op gezet om de wet des HEREN te onderzoeken
en haar te volbrengen, en om in Israël inzetting en verordening te onderwijzen.
Tot hier het (ver)korte citaat betreffende
het woord dat uitging om te doen wederkeren en om Jeruzalem te bouwen. Zeven maal zeven jaar, of negenenveertig
jaar later, treedt de laatste profeet van het Oude Testament op; Maleachi en
compileren Ezra en Nehemia de Bijbelboeken die wij tegenwoordig als het Oude
Testament kennen. De geprofeteerde vorst na de 7 x 7 jaren moet dan Nehemia
zijn. Daarna zijn het nog eens 62 x 7 jaarweken tot op een Gezalfde of Messias.
Dit brengt ons in het jaar 25 AD voor het openbaar optreden van de Heer Jezus.
De evangelist Lucas leert dat Jezus ongeveer 30 jaar oud was bij het begin
van zijn bediening. De Heer Jezus Christus werd geboren in de maand Ab (of
juli/augustus) van het jaar 5 v. Chr. en dit klopt met het profetische schema
van Daniël. Tussen 25 AD en 30 AD wanneer de Messias uitgeroeid werd
terwijl er niets tegen hem is zit er een eerste tijdskloof van 5 jaar. Een
volgende tijdskloof, van 40 jaar ditmaal, zit er tussen 30 AD en 70 AD wanneer
in het laatst vermelde jaar het volk van een vorst zal komen, die de stad en
het heiligdom te gronde zal richten. Dit was dan de Romeinse generaal Titus (later
Keizer) die in 70 AD als een gevolg van zijn oorlog tegen het opstandige
Jeruzalem deze profetie in vervulling deed gaan.
Het jaar 70 AD is een mijlpaal in de geschiedenis van Israël. Sinds het jaar
30 AD met het uitroeien van de Gezalfde waren er enkele bijzonderheden
eigenaardigheden - aan de hand met de Tempel Gods te Jeruzalem. De Talmoed (Joma
39b) leert: Onze meesters leerden: veertig
jaren voor de verwoesting van het Huis kwam het lot niet terecht noch
werden de rode banden wit, noch brandde het westelijke licht en openden zich de
deuren des Tempels vanzelf.(Dr. F. De Graaf, Jezus de verborgene - blz.37). De
Heer Jezus Christus voorspelde de vernietiging van stad en tempel in 30 AD:
Lucas 19:41 En
toen Hij nog dichterbij gekomen was en de stad zag, weende Hij over haar, 42 en
zeide: Och, of gij ook op deze dag verstondt wat tot uw vrede dient; maar thans
is het verborgen voor uw ogen. 43 Want er zullen
dagen over u komen, waarin uw vijanden een bolwerk tegen u zullen opwerpen 44 en
u omsingelen en u van alle zijden in het nauw brengen, en zij zullen u en uw
kinderen in u vertreden en zij zullen in u geen steen op de andere laten, omdat
gij de tijd niet hebt opgemerkt, dat God naar u omzag.
Net zoals de Romeinen met
Carthago deden vernietigden zij Jeruzalem en de tempel en lieten geen steen op
de andere staan. Het jaar 70 AD betekende het einde van het nationale Israël.
De heersersstaf en scepter waren van Juda geweken, zoals de aartsvader Jacob
het eeuwen eerder voorzegd had:
Genesis 49:10 De scepter zal van Juda niet wijken, noch de
heersersstaf tussen zijn voeten, totdat Silo komt, en hem zullen de volken
gehoorzaam zijn.
Opmerkelijk is dat Flavius Josephus (Joodse Oudheden Bk.
XIV, 393-395) verwijst naar een Romeinse commandant met de naam SILO ten tijde
van het beleg van Jeruzalem in 70 AD. Het Romeinse Rijk dat in 70 AD op het
toppunt van zijn macht was zou echter volgens de profetische woord van de
Bijbel ook ten onder gaan.
Het Bijbelboek Daniël
beschrijft de uiteindelijke ondergang van het Romeinse Rijk als gevolg van een
overstroming: maar zijn einde zal zijn in de overstroming; en tot het einde
toe zal er strijd zijn: verwoestingen, waartoe vast besloten is. De
overstroming is hier een beeld van volkeren, de grote volksverhuizing die rond
370 AD op gang kwam en de ondergang van het West-Romeinse Rijk betekende. De
geschiedenis van het gebied van het Romeinse Rijk was daarna er een van strijd
en verwoestingen. De tijdskloof van inmiddels 1944 jaar die er zit tussen de 69ste
jaarweek en de 70ste jaarweek duurt tot op heden voort.
Het begin van de 70ste
jaarweek wordt door Daniël beschreven als: En hij zal het verbond voor velen zwaar maken, een week lang . Dit
betekent dat het Romeinse Rijk van de oudheid in de toekomst een herstel zal
kennen. Een nieuwe Titus zal in de toekomst voor het sinds anno 1948 nationaal
herstelde Israël, het verbond zwaar maken en aldus de laatste jaarweek der
wereldgeschiedenis inluiden. Ik herhaal nog even de profetie van Daniël:
27 En
hij zal het verbond voor velen zwaar
maken, een week lang; in de helft van de week zal hij slachtoffer en spijsoffer
doen ophouden; en op een vleugel van gruwelen zal een verwoester komen, en
wel tot aan de voleinding toe, en waartoe vast besloten is, dat zal zich
uitstorten over wat woest is.
Het
beschreven verbond dat Daniël
vermeld is naar mijn mening het landverbond. Aan de Israëlieten is door de HERE
God in een verbond het land tussen de Jordaan en de Middellandse Zee, het land
van de plaats Dan in het noorden van het land tot Beersjeva in het zuiden. Het
zwaar maken van het verbond, zoals het in Daniël hoofdstuk 9 beschreven wordt,
betekend dan het bestaansrecht van een exclusief Joodse staat betwisten, zwaar
maken. In de helft van de laatste jaarweek, of 3 ½ jaar later, zal een
toekomstige Titus (ditmaal uit het gebied van het Oost-Romeinse Rijk) slachtoffer
en spijsoffer doen ophouden wat een herstel van de Offerdienst inhoudt. Heel
wat Bijbelvorsers verwachten op basis van dit Schriftwoord in Jeruzalem een
nieuwe tempel. In mijn laatste publicatie
breng ik een andere denkpiste
en wijs er op dat tijdens de laatste jaarweek, die overeenkomt met de
tijdsperiode die het Bijbelboek Apocalyps of Openbaring weergeeft, er één wereldreligie zal zijn. Alle godsdiensten
zullen opgaan in één en een tegenstander van de HERE God van de Bijbel worden. Alle
huidige heiligdommen op en rond de Tempelberg in Jeruzalem blijven aldus op hun
plaats staan en krijgen in de één-gemaakte religie hun functie. In mijn
geciteerde boek ga ik er van uit dat in de toekomst een replica van de ark van het verbond ergens te
voorschijn zal komen en een bron van afval zal worden. Op en rondom de ark zullen
opnieuw, na een onderbreking van bijna 2000 jaar, slachtoffers gebracht worden.
Een Joods/Israëlische handlanger van de toekomstige Assyrische Titus zal zelfs
in staat zijn om vuur uit te hemel (zie Openbaring 13:13) op het slachtoffer te
laten neerkomen wat een meerderheid van de mensenwereld zal overtuigen van de
juistheid van de nieuwe wereldreligie. In de helft van de jaarweek zal de
nieuwe Oost-Romein de herstelde offerdienst te Jeruzalem doen ophouden en
zichzelf tot god uitroepen. De wereldreligie wordt daarop door hem vernietigd.
En tot aan de voleinding met de wederkomst van Christus Jezus 3 ½ jaar later,
zal er strijd zijn. Voor het
gelovige overblijfsel van Israël zal de profetie van Daniël in de komende grote
verdrukking een troost en een gids zijn, een soort spoorboekje, om doorheen
deze moeilijke tijd van Jacobs benauwdheid te geraken. Uiteindelijk wordt dan
na het afsluiten van de 70ste jaarweek, de profetie van Daniël
volledig vervuld:
Zeventig
weken zijn bepaald over uw volk en uw heilige stad, om de overtreding te
voleindigen, de zonde af te sluiten, de ongerechtigheid te verzoenen, en om
eeuwige gerechtigheid te brengen, gezicht en profeet te bezegelen en iets
allerheiligst te zalven.
In Ahaziah s second year Elijah was hidden and will not be seen again until King Messiah
will come, then he will be seen, then
hidden a second time until Gog and Magog come.SEDER OLAM
De naam
Elia (of in het Hebreeuws: Elijahoe), betekent Mijn God is de HERE. Zijn
bediening als profeet begon ten tijde van de regering van koning Achab van
Israël (909/888 v. Chr.) en eindigde in het tweede jaar van Ahazia, de zoon van
Achab, in het jaar 887 v. Chr. Met dit artikel wil ik de voorspelde tweede en
de derde komst van Elia belichten. De profeet Elia werd namelijk levend met
vurige wagens in 887 v. Chr. naar de hemel van God in een storm weggerukt. Maar
de laatste profeet van het Oude Testament Maleachi, voorspelt de terugkeer van
Elia, voorafgaande aan de Dag des HEREN met de komst van de Messias.
Maleachi 4:5 Zie,
Ik zend u de profeet Elia, voordat de grote en geduchte dag des HEREN komt.
6 Hij zal het hart der vaderen terugvoeren tot de kinderen en het hart der
kinderen tot hun vaderen, opdat Ik niet kome en het land treffe met de ban.
(NBG Vertaling 1951)
Over de
profeet Elia schreef ik eerder een artikel betreffende een schijnbaar chronologisch
probleem in de Bijbel: 2 Kronieken 21:12
Toen kwam er een schrijven tot hem (Joram) van de profeet Elia, (15-02-2014) http://bloggen.be/robertdetelder/
Het citaat uit de Seder Olam bovenaan het artikel, leert
dat de Joodse verwachting was/is dat de profeet Elia opnieuw gezien zal worden
bij de komst van Messias(1), maar daarna opnieuw verborgen zal worden(2), tot
het opkomen van Gog en Magog(3). Deze verwachting past in hetgeen we in de
tussen-tijd historisch kunnen reconstrueren en profetisch naar de toekomst
toe, mogen verwachten.
Aan de eerste komst van Jezus Christus als de lijdende
knecht des HEREN, ging de bediening van Johannes de Doper vooraf. En van
Johannes de Doper weten we dat hij in de geest en de kracht van Elia in het
jaar 25 AD aan zijn bediening begon. Zie ook het artikel van 02-06-2014: De
Joodse jaartelling Anno Mundi 5774,http://bloggen.be/robertdetelder/
Matteüs 3:1 In die dagen trad Johannes de Doper op en hij predikte in de woestijn van Judea, 2 en
zeide: Bekeert u, want het Koninkrijk
der hemelen is nabijgekomen. 3 Hij toch is het, van wie door de profeet
Jesaja gesproken werd, toen hij zeide: De
stem van een, die roept in de woestijn: Bereidt de weg des Heren, maakt recht
zijn paden. 4 Hij nu, Johannes, droeg een kleed van kameelhaar en een
lederen gordel om zijn lendenen; en zijn voedsel bestond uit sprinkhanen en
wilde honing. 5 Toen liep Jeruzalem en heel Judea en de gehele Jordaanstreek
tot hem uit, 6 en zij lieten zich in de rivier, de Jordaan, door hem dopen,
onder belijdenis van hun zonden.(NBG Vertaling 1951)
De
vraag toen van de Joden aan Johannes de Doper was dan ook (terecht) of hij Elia
was?
Johannes
1: 19
En dit was het getuigenis van Johannes, toen de Joden uit Jeruzalem priesters
en Levieten tot hem zonden om hem te vragen: Wie zijt gij? 20 En hij beleed en
ontkende het niet; en hij beleed: Ik ben de Christus niet. 21 En zij vroegen
hem: Wat dan? Zijt gij Elia? En hij
zeide: Ik ben het niet. Zijt gij de profeet? En hij antwoordde: Neen. 22 Zij
zeiden dan tot hem: Wie zijt gij? Wij moeten toch antwoord geven aan hen, die
ons gezonden hebben; wat zegt gij van uzelf? 23 Hij zeide: Ik ben de stem
van een die roept in de woestijn: Maakt recht de weg des Heren, gelijk de
profeet Jesaja gesproken heeft. 24 En er waren sommigen afgezonden uit de
Farizeeën. 25 En zij vroegen hem en zeiden tot hem: Waarom doopt gij dan,
indien gij de Christus niet zijt, noch Elia, noch de profeet? 26 Johannes
antwoordde hun en zeide: Ik doop met water; midden onder u staat Hij, van wie
gij niet weet, 27 Hij, die na mij komt, wiens schoenriem ik niet waardig ben
los te maken. 28 Dit geschiedde te Betanië over de Jordaan, waar Johannes
doopte.
29 De
volgende dag zag hij Jezus tot zich
komen en zeide: Zie, het lam Gods, dat
de zonde der wereld wegneemt. 30 Deze is het, van wie ik zeide: Na mij komt
een man, die vóór mij geweest is, want Hij was eer dan ik. 31 En zelf wist ik
niet van Hem, maar opdat Hij aan Israël zou geopenbaard worden, daarom kwam ik
dopen met water.
32 En
Johannes getuigde en zeide: Ik heb aanschouwd, dat de Geest nederdaalde als een
duif uit de hemel, en Hij bleef op Hem. 33 En ik kende Hem niet, maar Hij, die
mij gezonden had om te dopen met water, die had tot mij gezegd: Op wie gij de
Geest ziet nederdalen en op Hem blijven, deze is het, die met de heilige Geest
doopt. 34 En ik heb gezien en getuigd, dat
deze de Zoon van God is. (NBG Vertaling 1951)
Op de
vraag van de Joden naar wie hij was en of hij nu de Christus was of Elia of de
profeet die komen zou, antwoordde Johannes de Doper alleen met de profetie van
de profeet Jesaja: Ik ben de stem van een die roept in de woestijn: Maakt recht
de weg des Heren. Met dit citaat maakte Johannes de Doper duidelijk dat hij de
slechts de voorloper was van degene die de Joden verwachtten.
Na de
verwerping van Jezus als de Messias door Zijn tijdgenoten (okt28 AD) verkondigt
Jezus echter dat Johannes de Doper Elia is.
Matteüs
11:12 Sinds de dagen van Johannes de
Doper tot nu toe breekt het Koninkrijk der hemelen zich baan met geweld en
geweldenaars grijpen ernaar. 13 Want al de profeten en de wet hebben
geprofeteerd tot Johannes toe; 14 en indien gij het wilt aanvaarden: Hij is Elia, die komen zou. 15 Wie oren
heeft, die hore! (NBG Vertaling 1951)
Het
volgende jaar in de zomer van 29 AD plaatsen we de verheerlijking van Jezus op
de berg (vermoedelijk de Hermonberg) met de profeet Elia aldaar present, waar
het hierna volgende citaat over gaat:
Matteüs
17:1 En zes dagen later nam Jezus Petrus en Jakobus en zijn broeder Johannes
mede en Hij leidde hen een hoge berg
op, in de eenzaamheid. 2 En zijn gedaante veranderde voor hun ogen en zijn
gelaat straalde gelijk de zon en zijn klederen werden wit als het licht. 3 En
zie, hun verschenen Mozes en Elia,
die met Hem spraken. 4 Petrus antwoordde en zeide tot Jezus: Here, het is goed,
dat wij hier zijn; indien Gij het wilt, zal ik hier drie tenten opslaan, voor U
een, en voor Mozes een, en voor Elia een. 5 Terwijl hij nog sprak, zie, daar
overschaduwde hen een lichtende wolk, en zie, een stem uit de wolk zeide: Deze
is mijn Zoon, de geliefde, in wie Ik mijn welbehagen heb; hoort naar Hem! 6
Toen de discipelen dit hoorden, wierpen zij zich op hun aangezicht ter aarde en
werden zeer bevreesd. 7 En Jezus kwam bij hen, raakte hen aan en zeide: Staat
op en weest niet bevreesd. 8 Toen zij hun ogen opsloegen, zagen zij niemand dan
Jezus alleen. 9 En terwijl zij van de berg afdaalden, gebood Jezus hun,
zeggende: Vertelt niemand dit gezicht, voordat de Zoon des mensen uit de doden
is opgewekt. 10 En de discipelen vroegen Hem en zeiden: Hoe kunnen dan de
Schriftgeleerden zeggen, dat Elia eerst moet komen? 11 Hij antwoordde en
zeide: 12 Elia zal wel komen en alles
herstellen, maar Ik zeg u, dat Elia reeds gekomen is en zij hebben hem
niet erkend, maar met hem gedaan al wat zij wilden. Zó zal ook de Zoon des
mensen door hen moeten lijden. 13 Toen begrepen de discipelen, dat Hij over
Johannes de Doper tot hen gesproken had. (NBG Vertaling 1951)
Bij de
verheerlijking van Jezus Christus op een hoge berg lezen we bij de evangelist
Matteüs, dat Elia en Mozes vanuit die andere dimensie verschijnen en in gesprek
met Jezus gaan. Johannes de Doper was echter in de winter van 28/29 AD door
Herodes gedood en chronologisch gezien plaatsen we de gebeurtenissen van
Matteüs 17 in de zomer van 29 AD, wanneer Johannes al terechtgesteld was. (Betreffende
het chronologische openbaar optreden van Jezus Christus in de evangeliën
schreef ik op 05-05-14 een artikel) zie link: http://bloggen.be/robertdetelder/
De
discipelen die met Jezus op de berg waren stelden hierop terecht de vraag:
Hoe
kunnen dan de Schriftgeleerden zeggen, dat Elia eerst moet komen? 11 Hij
antwoordde en zeide: 12 Elia zal wel
komen en alles herstellen, maar Ik zeg u, dat Elia reeds gekomen is en
zij hebben hem niet erkend, maar met hem gedaan al wat zij wilden. Zó zal
ook de Zoon des mensen door hen moeten lijden. 13 Toen begrepen de discipelen,
dat Hij over Johannes de Doper tot hen gesproken had. (NBG
Vertaling 1951)
Voor
het juist verstaan van dit Bijbelgedeelte moeten we oog hebben voor de
geprofeteerde twee komsten van de Messias, over een tijds-dal heen. (over de
tijdskloof schreef ik een artikel 29-06-2014: De profeet Micha) Een eerste
komst als de lijdende knecht en een tweede (nog toekomstige) komst in
heerlijkheid. Bij de eerste komst was het aanbod van de Messias en Zijn koninkrijk
aan de Joden nochtans reëel. En aldus was ook de profeet Elia present in de
persoon van Johannes de Doper.
Dat er
twee komsten zijn wordt ook duidelijk in het voorlezen van de Jesaja-rol door
Jezus in de synagoge te Nazareth toen hij zich als de Gezalfde daar
bekendmaakte (Lucas 4:14-30): De Geest des Heren is op Mij, daarom, dat Hij
Mij gezalfd heeft, om aan armen het evangelie te brengen; 19 en Hij heeft Mij
gezonden om aan gevangenen loslating te verkondigen en aan blinden het gezicht,
om verbrokenen heen te zenden in vrijheid, om te verkondigen het aangename
jaar des Heren.
Wanneer
we het Bijbelboek Jesaja openslaan bij hoofdstuk 61 kunnen we vaststellen dat
daar waar Jezus stopte met voorlezen geen punt of komma staat, maar de tekst
gewoon verder gaat:
.en een dag der wrake van onze God; om
alle treurenden te troosten, 3 om over de treurenden van Sion te beschikken,
dat men hun geve hoofdsieraad in plaats van as, vreugdeolie in plaats van rouw,
een lofgewaad in plaats van een kwijnende geest. En men zal hen noemen:
Terebinten der gerechtigheid, een planting des HEREN, tot zijn verheerlijking.
4 Zij zullen de overoude puinhopen herbouwen, het verwoeste uit vroeger tijd
doen herrijzen en de steden vernieuwen, die in puin liggen, die verwoest hebben
gelegen van geslacht op geslacht. (NBG Vertaling 1951)
Het
aangename jaar des HEREN dat Jezus inluidde was het dertigste Jubeljaar dat in
oktober van het jaar 27 AD van start ging. Gedurende het ganse jubeljaar
okt27/sep28 AD zou het aanbod van de Messias en Zijn Koninkrijk aan de Joden
aangeboden worden. De Bergrede, in de Bijbel volgend op dit aanbod, was in
wezen de grondwet van dit aangeboden Koninkrijk. En met buitengewone tekenen
maakte Jezus duidelijk dat Hij de Messias was. Een meerderheid van zijn
tijdgenoten verwierp Hem echter en vanaf het najaar van het jaar 28 AD sprak Jezus
alleen nog in gelijkenissen tot de Joden en was Zijn blik al op Jeruzalem
gericht waar Hij zich met Pesach 30 AD als het Lam van God ter kruisiging zou
overgeven. Drie dagen later zou Hij echter zelf Zijn leven weer opnemen en
opstaan uit de dood met veertig dagen later Zijn Hemelvaart. Bij Zijn
Hemelvaart vanaf de Olijfberg naar die andere dimensie toe, boven de wolken, is
er onmiddellijk de belofte aan de discipelen van een tweede komst en dit op
dezelfde wijze als Zijn Hemelvaart. Dit sluit aan bij de geprofeteerde komst
van de Here HERE, zoals de profeet Zacharia het neergeschreven heeft:
Zacharia
14:1 Zie, er komt een dag voor de HERE, waarop de buit, op u behaald, binnen uw
muren verdeeld zal worden. 2 Dan zal Ik alle volken tegen Jeruzalem ten strijde
vergaderen; de stad zal genomen worden, de huizen zullen worden geplunderd en
de vrouwen geschonden. De helft van de stad zal wegtrekken in ballingschap,
maar de rest van het volk zal in de stad niet uitgeroeid worden. 3 Dan zal de
HERE uittrekken om tegen die volken te strijden, zoals Hij vroeger streed, ten
dage van de krijg; 4 zijn voeten zullen
te dien dage staan op de Olijfberg, die vóór Jeruzalem ligt aan de oostzijde;
dan zal de Olijfberg middendoor splijten, oostwaarts en westwaarts, tot een
zeer groot dal, en de ene helft van de berg zal noordwaarts wijken en de andere
helft zuidwaarts; 5 en gij zult de vlucht nemen in het dal mijner bergen, want
het dal der bergen zal reiken tot Asel; ja, gij zult de vlucht nemen, zoals gij
de vlucht genomen hebt voor de aardbeving in de dagen van Uzzia, de koning van
Juda. En de HERE, mijn God, zal komen,
alle heiligen met Hem. 6 En op die dag zal er geen kostelijk licht zijn, noch
verstijving; 7 ja, het zal één dag zijn die is bij de HERE bekend geen dag
en geen nacht; maar ten tijde van de avond zal er licht wezen. (NBG
Vertaling 1951)
Deze
bijzondere komst door de profeten voorspelt, verkondigde Jezus in de nacht voor
Zijn dood aan de leiders van Israël tijdens zijn verhoor na zijn
gevangenneming.
Markus
14:53 En zij leidden Jezus weg naar de hogepriester, en al de over-priesters en
oudsten en Schriftgeleerden kwamen bijeen. 54 En Petrus volgde Hem van verre
tot binnen de hof van de hogepriester en hij zat daar tussen de dienaars, zich
warmende bij het vuur. 55 De over-priesters nu en de gehele Raad trachtten een
getuigenverklaring tegen Jezus te vinden om Hem ter dood te kunnen brengen;
maar zij vonden er geen. 56 Want velen legden een vals getuigenis tegen Hem af,
maar hun getuigenissen stemden niet overeen. 57 En er stonden enigen op, die
een vals getuigenis tegen Hem aflegden, 58 zeggende: Wij hebben Hem horen
zeggen: Ik zal deze tempel, die met handen gemaakt is, afbreken, en binnen drie
dagen een andere, niet met handen gemaakt, bouwen. 59 Maar ook zó stemde hun
getuigenis niet overeen. 60 En de hogepriester stond op en hij trad naar voren
en ondervroeg Jezus en zeide: Geeft Gij niets ten antwoord? Wat getuigen dezen
tegen U? 61 Maar Hij bleef zwijgen en gaf niets ten antwoord. Wederom
ondervroeg de hogepriester Hem en zeide tot Hem: Zijt Gij de Christus, de Zoon van de Gezegende? 62 En Jezus
zeide: Ik ben het, en gij zult de Zoon
des mensen zien, gezeten aan de rechterhand der Macht en komende met de wolken
des hemels. 63
De hogepriester scheurde zijn klederen en zeide: Waartoe hebben wij nog
getuigen nodig? 64 Gij hebt de godslastering gehoord: wat is uw oordeel? En zij
allen veroordeelden Hem als des doods schuldig. 65 En sommigen begonnen Hem te
bespuwen en zijn gelaat te bedekken en Hem met vuisten te slaan en tot Hem te
zeggen: Profeteer nu! En de dienaars sloegen Hem in het gelaat. (NBG
Vertaling 1951)
Nadat
Jezus geen antwoord gaf op alle beschuldigen naar voor gebracht door valse
getuigen, wordt hij direct door de hogepriester aangesproken en gevraagd: Zijt
Gij de Christus, de Zoon van de Gezegende?. Het Nieuwe Testament werd in de
Griekse taal neergeschreven en daarom staat er hier in het Nederlands
Christus wat in het Hebreeuws Messias betekent. Zijt gij de Messias, de
Zoon van de Gezegende?, was de vraag van Kajafas, de hogepriester. De
Joden spraken de Naam van God niet uit en daarom verwijst Kajafas naar Hem als
de Gezegende. Het antwoord van Jezus is bevestigend: Hij is de Messias. Men
moet nu trachten dit verhoor voor de geest te halen. De Heer Jezus Christus
staat daar voor de hogepriester van Israël, in een vernederde en lijdende
toestand. En tegelijkertijd verkondigt Hij aan de leiders van Israël zijn
tweede komst: Ik ben het en zonder op een reactie van Kajafas te wachten
vervolgt Jezus met: en gij zult de Zoon des mensen zien, gezeten aan de
rechterhand der Macht en komende met de wolken des hemels. Jezus haalt voor
leiders van Israël de profetie van Daniël 7:13 aan en voegt er nog een citaat
uit Psalm 110 bij. Duidelijker kan het niet en het resultaat is dat Kajafas
woedend zijn klederen scheurt en de doodstraf over Jezus uitspreekt.
Van
Kajafas werd in 1990 door archeologen in Jeruzalem zijn familiegraf
blootgelegd. Een van de ontdekte en onderzochte ossuaria bevatte de botten van
de overleden dochter van Kajafas: Mirjam. (Wie bent u Jezus?, hoofdstuk 3,
Carsten Peter Thiede, 2002, uitgeverij Merweboek)
Verrassend
was dat men in de schedel van de dochter van Kajafas een geldstuk vond. Dit
geldstuk is een munt van Herodes Agrippa I die van het jaar 41 tot 43/44 AD in
Jeruzalem regeerde maar al vanaf 36 AD door de Romeinse keizer tot koning
aangesteld was. De munt is door een inscriptie gedateerd op het zesde jaar van
de regering van Herodes Agrippa I in het jaar 42/43 AD. Het is aldus mogelijk
de dood van de dochter van Kajafas ongeveer op de tijdsbalk te plaatsen. Op de
tijdsbalk zijn we in 42 AD slechts twaalf jaar verwijderd sinds het eerder
beschreven verhoor van Jezus door de leiders van Israël, met Kajafas op kop en
zijn veroordeling door hen tot de dood.
Het
gevonden muntstuk in de schedel van de overleden dochter van Kajafas werd daar
geplaatst als symbolisch betaalmiddel voor de veerman Charon, een figuur uit de
Griekse mythologie. Wanneer men stierf geloofden de oude Grieken dat de god
Hermes de dode begeleidde tot aan de oever van de doodsrivier. Hier moest men
een muntstuk aan de veerman Charon betalen die de dode over de rivier van de
onderwereld de Styx zette. Aan de overkant van de Styx-rivier kwam de dode
drie rechters tegen. Zij beslisten over het lot van de dode op basis van zijn
aardse werken. Wie goed geleefd had, ging naar de Elyseese Velden. Wie slecht
geleefd had ging naar de Tartarus waar men gestraft werd. Wie niet bijzonder
goed of slecht geleefd had ging naar de Asphodel-velden, een grote vlakte waar
men eeuwig rondzwierf.
En met
dit geloof hield Kajafas blijkbaar rekening. De man, de geestelijke leider van
Israël die Jezus veroordeelde en overleverde om gedood te worden, vertrouwde
niet de op de HERE God maar meende integendeel dat het niet slecht was om
veilig te spelen en toch maar een muntstuk in de mond van zijn overleden
dochter te plaatsen. De Babylonische mythologie moest ook eens waar zijn? Terecht
noemde Jezus de Schriftgeleerden van zijn tijd: huichelaars.
Het was
vanuit de Babylonische ballingschap al dat een rest van de Joden met dit soort
geloof was teruggekeerd. En wanneer de Grieken de oude wereld onder de voet
liepen begon ook voor het herstelde Juda de hellenisering. En ook het Griekse
religieuze geloof vond zijn ingang. Een geloof dat haaks staat op wat de Thora
betreffende dood leert. Men merkt dit bijgeloof ook in de gelijkenis van de
bedelaar Lazarus en de rijke man die beide sterven en door engelen naar hun
bestemming gevoerd worden.
Lucas
16:19 En er was een rijk man, die gekleed ging in purper en fijn linnen en elke
dag schitterend feest hield. 20 En er was een bedelaar, Lazarus genaamd, vol
zweren, 21 nedergelegd bij zijn voorportaal, die verlangde zijn honger te
stillen met wat van de tafel van de rijke afviel; zelfs kwamen de honden zijn
zweren likken. 22 Het geschiedde, dat de arme stierf en door de engelen
gedragen werd in Abrahams schoot. 23 Ook de rijke stierf en hij werd
begraven. En toen hij in het dodenrijk(Grieks: Hades) zijn ogen opsloeg
onder de pijnigingen, zag hij Abraham van verre en Lazarus in zijn schoot. 24
En hij riep en zeide: Vader Abraham, heb medelijden met mij en zend Lazarus,
opdat hij de top van zijn vinger in water dope en mijn tong verkoele, want ik
lijd pijn in deze vlam. 25 Maar Abraham zeide: Kind, herinner u, hoe gij het
goede tijdens uw leven hebt ontvangen en insgelijks Lazarus het kwade; nu wordt
hij hier vertroost en gij lijdt pijn. 26 En bij dit alles, er is tussen ons en
u een onoverkomelijke kloof, opdat zij, die vanhier tot u zouden willen gaan,
dit niet zouden kunnen, en zij vandaar niet aan onze kant zouden kunnen komen.
27 Doch hij zeide: Dan vraag ik u, vader, dat gij hem naar het huis van mijn
vader zendt, want ik heb vijf broeders. 28 Laat hij hen dan ernstig
waarschuwen, dat ook zij niet in deze plaats der pijniging komen. 29 Maar
Abraham zeide: Zij hebben Mozes en de profeten, naar hen moeten zij luisteren.
30 Doch hij zeide: Neen, vader Abraham, maar indien iemand van de doden tot hen
komt, zullen zij zich bekeren. 31 Doch
hij zeide tot hem: Indien zij naar Mozes en de profeten niet luisteren, zullen
zij ook, indien iemand uit de doden opstaat, zich niet laten gezeggen.
In de
schoot van Abraham waar de beschreven bedelaar Lazarus vertroost wordt zie ik
een beeld, een variant, van de Elyseese velden. En de plaats van pijniging, waar
de rijke in terecht komt, staat voor Tartarus. En het criteria voor naar welke
plaats men gaat zijn de goede of slechte daden.
De
bedoeling en de betekenis van de gelijkenis staat in vers 31 uitgelegd: Doch
hij zeide tot hem: Indien zij naar Mozes en de profeten niet luisteren, zullen
zij ook, indien iemand uit de doden opstaat, zich niet laten gezeggen.
De Heer
Jezus Christus verkondigde hier zijn aanstaande dood en opstanding uit de dood en
vooral het feit dat de leiders van Israël Hem dan ook niet zouden aannemen. Dat
de evangelist Lucas het woord gelijkenis aan dit verhaal niet toevoegde heeft
te maken met het feit dat dit verhaal alom bekend was.
Wanneer
Paulus de christenen te Thessaloníki met zijn eerste brief wil troosten in
verband met het verlies van geliefden van hen aan de dood, dan verwijst Paulus
niet naar de schoot van Abraham waar hun zielen door engelen naar toe geleid
zouden zijn, maar hij schrijft het volgende:
1
Thessalonicenzen 4:13 Doch wij willen u niet onkundig laten, broeders, wat betreft hen, die ontslapen, opdat
gij niet bedroefd zijt, zoals de andere (mensen), die geen hoop hebben. 14 Want
indien wij geloven, dat Jezus gestorven en opgestaan is, zal God ook zó hen,
die ontslapen zijn, door Jezus weder-brengen met Hem. 15 Want dit zeggen wij u
met een woord des Heren: wij, levenden, die achterblijven tot de komst des
Heren, zullen in geen geval de ontslapenen voorgaan, 16 want de Here zelf zal
op een teken, bij het roepen van een aartsengel en bij het geklank ener bazuin
Gods, nederdalen van de hemel, en zij,
die in Christus gestorven zijn, zullen het eerst opstaan; 17 daarna zullen
wij, levenden, die achterbleven, samen met hen op de wolken in een oogwenk
weggevoerd worden, de Here tegemoet in de lucht, en zó zullen wij altijd met de
Here wezen. 18 Vermaant elkander dus met deze woorden. (NBG Vertaling 1951)
Paulus
troost de christenen met de belofte van de wederkomst van Jezus Christus en de
opstanding dan, van de gelovigen uit de dood. Samen met de eindtijdgeneratie
van gelovigen worden zij op dat moment naar de Heer Jezus toe weggevoerd.
Maar nu
verder met het onderwerp van dit artikel: de twee komsten van Elia en de twee
komsten de Messias. De eerste komst in 30 AD ligt inmiddels al 1984 jaar achter
ons en opnieuw is er al geruime tijd een verwachting naar de tweede komst van
de Messias, zowel door christenen als Joden. Alhoewel de wederkomst voor beide
groepen afzonderlijk staat te gebeuren. Aan de wederkomst voor de Ekklesia gaat
geen komst van Elia vooraf. Aan de tweede komst van de Messias voor Israël gaat
wel de komst van de profeet Elia vooraf.
Ik kom
nu terug op het citaat uit de Seder Olam:
In Ahaziah s second year Elijah was hidden and will not
be seen again until King Messiah will come, then he will be seen, then hidden a
second time until Gog and Magog come.
Gog en
Magog kennen we vanuit de profeet Ezechiël hoofdstuk 38 en vanuit het laatste
Bijbelboek: Apocalyps hoofdstuk 20:8. Bij de profeet Ezechiël gaat de oorlog
van Gog en Magog tegen het teruggekeerde Israël vooraf aan het Messiaanse
vrederijk. In het boek Openbaring of Apocalyps zien we Gog en Magog vermeldt na
het Messiaanse vrederijk, na een periode van duizend jaar, dat satan gebonden
was. Gog en Magog staan in Openbaring model voor alle volken die nogmaals in
opstand komen en van de vier hoeken der aarde oprukken. Dit terwijl bij de
profeet Ezechiël Gog en Magog alleen uit het verre noorden naar het land Israël
optrekt. Er worden in de Bijbel aldus twee oorlogen met Gog en Magog beschreven
met een interval van minstens duizend jaar. Het moet echter duidelijk zijn dat
de Seder Olam naar de Gog en Magog van de profeet Ezechiël verwijst.
De
Seder Olam lijkt twee komsten van Elia te beschrijven en dit na zijn opname
door vurige wagens in 887 v. Chr.: een eerste komst in wat we nu terugkijkend herkennen
in de persoon en de bediening van Johannes de Doper en een tweede maal dat nog
toekomst is, maar ook ooit geschiedenis wordt, wanneer Gog en Magog naar het
land Israël getrokken zullen worden. Een land dat dan pas voorspoed en vrede
kent.
Ezechiël
38:8 Na geruime tijd zult gij een bevel ontvangen; in toekomende jaren zult gij
optrekken tegen het land dat zich van de krijg hersteld heeft, (een volk) dat
uit het gebied van vele volken bijeengebracht is op de bergen Israëls die tot
een blijvende wildernis waren geworden, maar het is uit de volken uitgeleid;
allen wonen zij in gerustheid.
De
hiervoor beschreven toestand van gerustheid is nog geen realiteit voor het
sinds 1948 nationaal herstelde Israël maar kunnen we op basis van het
Profetisch Woord van de Bijbel verwachten. En dit geldt ook voor de buurlanden
van Israël die ook geen vrede kennen. Het is momenteel nog wachten op een
algemene vrederegeling voor het Midden-Oosten. Op basis van wat de profetische
boeken van de Bijbel voorzeggen zal er nochtans in de toekomst een algemene
(schijn)vredesregeling komen. De huidige burgeroorlog in Syrië zal eens ophouden
en tot een oplossing komen. En ook met de Arabische Palestijnen zal het eens
tot een vredesregeling komen waarbij heel het gebied zijn vruchten van zal
plukken. Het is wachten op een nieuwe Yitzhak Rabin in Israël en op Arabische
leiders die tot compromissen bereid zijn. Het zal echter een schijnvrede zijn
en een periode van grote misleiding. (zie het artikel van 07-04-2014: Wat
gebeurde er nu werkelijk met de ark van het Verbond?) Het is in deze tijd dat
de profeet Elia opnieuw zal optreden.
Zoals
ik al schreef plaatst het Bijbelboek Openbaring twee getuigen in het Jeruzalem
van de eindtijdperiode en niet één. Er zijn heel wat christen-onderzoekers die
in de twee getuigen van het Bijbelboek Openbaring 11 alvast één getuige
herkennen: de profeet Elia namelijk. En dit is goed mogelijk. Naar de
identiteit van de andere getuige is het moeilijker gissen. Indien het Mozes is,
zal deze voor een tweede maal moeten sterven. De twee getuigen van God te
Jeruzalem in de eerste helft van de zevenjarige eindtijdperiode worden namelijk
door het Beest (Openbaring 13) gedood. In het geval van de profeet Elia en
indien hij een van de twee getuigen is, wordt dan het volgende Schriftwoord
vervuld:
Hebreeën
9:27 En zoals het de mensen beschikt is, éénmaal te sterven en daarna het
oordeel, 28 zo zal ook Christus, nadat Hij Zich éénmaal geofferd heeft om veler
zonden op Zich te nemen, ten tweeden
male zonder zonde aanschouwd worden door hen, die Hem tot hun heil verwachten.
De
profeet Elia heeft tijdens zijn periode op aarde de dood niet moeten ondergaan
en zou dan volgens het Schriftwoord van Paulus aan de Hebreeën ook eenmaal moeten
sterven.
Er is
in de Bijbel nog één mens vermeldt die niet heeft moeten sterven maar die net
zoals Elia vele duizenden jaren later, naar de hemel van God opgenomen werd:
Henoch.
Genesis
5:18 Toen Jered honderd tweeënzestig jaar geleefd had, verwekte hij Henoch. 19 En Jered leefde, nadat hij
Henoch verwekt had, achthonderd jaar, en hij verwekte zonen en dochteren. 20 Zo
waren al de dagen van Jered negenhonderd tweeënzestig jaar; en hij stierf. 21
Toen Henoch vijfenzestig jaar geleefd had, verwekte hij Metuselach. 22 En Henoch wandelde met God, nadat hij
Metuselach verwekt had, driehonderd jaar, en hij verwekte zonen en dochteren.
23 Zo waren al de dagen van Henoch driehonderd vijfenzestig jaar. 24 En Henoch wandelde met God, en hij was niet
meer, want God had hem opgenomen.
Het
Bijbelboek Genesis hoofdstuk 5 geeft de volledige geslachtslijst van de
zogenaamde oudvaders vanaf Adam tot aan de Grote Vloed met Noach en zijn drie
zonen. Heel summier staat er dan in de verzen 18 tot 24 dat Henoch met God
wandelde en er op een gegeven moment niet meer was, want God had hem opgenomen.
In de Hebreeënbrief wordt Henoch in de lijst van geloofshelden vermeldt:
Hebreeën
11:5 Door het geloof is Henochweggenomenzodat hij de dood niet zag, en hij
werd niet meer gevonden, want God had hem weggenomen. Want vóórdat hij werd
weggenomen, is van hem getuigd, dat hij Gode welgevallig was geweest; 6 maar
zonder geloof is het onmogelijk (Hem) welgevallig te zijn. Want wie tot God
komt, moet geloven, dat Hij bestaat en een beloner is voor wie Hem ernstig
zoeken.
En als
laatste verwijst ook Judas, de broeder van Jakobus, in zijn Nieuwtestamentische
brief (1:14) kort naar Henoch.
Indien
Hebreeën 9:27 hier rechtsgeldigheid heeft dan is Henoch een mogelijke kandidaat
voor één van de twee getuigen? Maar Henoch behoorde tot een heel andere
bedeling. De periode namelijk voor de Grote Vloed. De bedeling van het geweten
die volgde na de uitdrijving uit het Paradijs, de hof van Eden. Een bedeling
die eindigde in het oordeel van de ramp van de Zondvloed of Grote Vloed.
Het
blijft moeilijk om historische namen aan de twee getuigen van het Bijbelboek
Openbaring 11 te geven. En dan vooral omdat de namen ons niet geopenbaard
werden. Waarom? Ik weet het niet.
De profeet Joël en de bloedrode maansverduistering
Joël 2:28
Daarna zal het geschieden, dat Ik mijn Geest zal uitstorten op al wat leeft, en
uw zonen en uw dochters zullen profeteren; uw ouden zullen dromen dromen; uw
jongelingen zullen gezichten zien. 29 Ook op de dienstknechten en op de
dienstmaagden zal Ik in die dagen mijn Geest uitstorten. 30 Ik zal wonderen
geven in de hemel en op de aarde, bloed en vuur en rookzuilen. 31 De zon zal veranderd worden in duisternis
en de maan in bloed, voordat de grote en geduchte dag des HEREN komt. 32 En het zal geschieden, dat ieder die de naam
des HEREN aanroept, behouden zal worden, want op de berg Sion en te Jeruzalem
zal ontkoming zijn, zoals de HERE gezegd heeft; en tot de ontkomenen zullen zij
behoren, die de HERE zal roepen. (NBG 1951 vertaling)
Er
circuleert al enkele jaren een theorie op het internet dat de tetrade van
maansverduisteringen met Pesach en Sukkot van 2014/2015 mogelijk de profetie
van Joël zou zien uitkomen. En in 2014 bracht het Zoeklicht het boek uit: WAKE
UP, Gods profetische kalender in tijdslijnen en feesten, van Arno Lamm &
Emile-Andre Vanbeckevoort. Een boek waar naast de boeiende studie over de
Bijbelse feesten en het Joodse huwelijk in profetisch perspectief, eveneens op de
vervulling van de profetie van Joël met de tetrade van maansverduisteringen in
2014/2015 gewezen wordt.
We zijn
inmiddels al ruim drie maanden na de Pesachweek van 2014 met de vooraf aangekondigde
bloedrode maansverduistering, die dit jaar exact gelijk viel met het Joodse
Pesach. In oktober van dit jaar zal er opnieuw een bloedrode maan te zien (?)
zijn die dan eveneens exact gelijk zal vallen met het Joodse Sukkot-feest op 8
oktober. En volgend jaar zal dit zich opnieuw herhalen op 4 april en 28
september 2015 en vandaar de uitdrukking: TETRADE.
Ik
schreef hiervoor te zien met een vraagteken want het blijkt nu dat de
maansverduistering van 14 april alleen goed te zien was over Noord- en Zuid-Amerika
en de Stille Oceaan. Zoals ook het bekende National Geographic het te kennen
gaf:
The best views will be from the entire North and South
American continents and much of the Pacific Basin, including Hawaii. Eastern
Australia should get to see the second half of the show on the night of April
15, as the moon rises during totality. Europe,
Africa, and central Asia, meanwhile, will miss the entire eclipse because it
will be daytime in those regions at the time of the event.
De
meeste kranten (die ik online lees) berichtten over de maansverduistering van 14
april met de vermelding erbij dat het voor ons in dit gedeelte van de wereld
niet te zien zou zijn, en dus ook niet over het gebied van Israël.
Al
sinds enkele jaren wordt regelmatig door geïnteresseerden naar mijn mening
gevraagd in verband met de aangekondigde tetrade van maansverduisteringen door
Amerikaanse auteurs van zogenaamde eindtijdboeken en de verwachting dat de
Bijbelse Dag des HEREN dan zou aanbreken. De reden voor het vragen naar mijn
mening is vermoedelijk omdat ik auteur ben van verschillende Eschatologische
boeken. De bekendste is de bestseller De Nieuwe Orde in Opkomst waar dertig
jaar geleden 5000 exemplaren van verkocht werden. Toen ik dan voor de eerste
maal met een vraag naar mijn mening over de aangekondigde tetrade voor
2014/2015 geconfronteerd werd, luisterde ik aanvankelijk nog met het nodige
respect. Het fenomeen van een tetrade van maansverduisteringen in het verleden
en voor de toekomst was mij toen onbekend. Men haalde er ook tetraden uit het
verleden bij, zoals die van 1949/1950 en 1967/1968 toen deze
maansverduisteringen ook gelijk vielen met de Joodse feesten van Pesach en
Sukkot.
Maar het
blijkt nu dat de meeste verklaringen/invullingen betreffende de historische
tetrade van 1949/1950, na onderzoek geen steek houden. Daarbij moeten
we bedenken dat religieus Israël een maankalender volgt en het haast logisch is
dat er al eens een maansverduistering met Pesach of met Sukkot voorkomt.
Ik maak
van deze blog nu gebruik om een en ander recht te zetten. Het citaat van de
profeet Joël dat ik bovenaan dit artikel zette leert geen tetrade van
maansverduisteringen. Er staat geschreven: De zon zal veranderd worden in
duisternis en de maan in bloed, voordat de grote en geduchte dag des HEREN komt.
Van een specialist met astronomische kennis kreeg ik het volgende commentaar:
Een zonsverduistering valt per definitie
samen met de nieuwe maan, als de maan tussen de zon en de aarde staat. Een
maansverduistering valt samen met een volle maan, als de aarde tussen de zon en
de maan staat. De profeet Joël spreekt dus over iets buitengewoons, iets dat
niet 'natuurlijk' is, iets 'bovennatuurlijks', een ingrijpen van God.
Ik had
al veel eerder iemand met kennis van astronomie moeten raadplegen toen ik voor
het eerst met de theorie van de aangekondigde tetrade in hun relatie tot de Dag
des HEREN in aanraking kwam. Maar helaas; gedane zaken nemen geen keer.
De
tetrade van 2014/2015 heeft geen invloed op de vervulling van de profetie van
Joël. Op God s tijd echter en op een dag door een astronoom niet
te berekenen, zal deze profetie pas uitkomen.
Aan
die Dag gaan trouwens heel wat dagen en tijden en tekenen vooraf. Lees hierna
een volgend relevant hoofdstuk van de profeet Joël:
Joël 3:1
Want zie, in die dagen en te dien tijde, wanneer
Ik een keer zal brengen in het lot van Juda en van Jeruzalem, 2 zal Ik alle volken verzamelen en afvoeren naar
het dal van Josafat, en Ik zal aldaar met hen in het gericht treden ter oorzake
van mijn volk en van mijn erfdeel Israël, dat zij onder de volken verstrooid
hebben, terwijl zij mijn land verdeelden, 3 en over mijn volk het lot wierpen,
en een jongen gaven voor een hoer en een meisje verkochten voor wijn, opdat zij
konden drinken. (NBG 1951 vertaling)
De
periode van de profeet Joël s bediening exact op de tijdsbalk plaatsen is
moeilijk. Het Bijbelboek verwijst naar geen enkele regerende koning in Israël
of Juda waarmee het optreden van de profeet gedateerd zou kunnen worden. De
profeet Joël verwijst ook nergens in de drie hoofdstukken naar de grote
mijlpalen in de Joodse geschiedenis; namelijk de Babylonische ballingschap noch
naar de wereldwijde ballingschap die volgde na 70 AD toen de Romeinen de stad
Jeruzalem en Tempel vernietigden en de Joden in krijgsgevangenschap wegvoerden.
Het onderwerp van heel het Bijbelboek Joël is de dag des HEREN of de
oordeelsdag. Het boek is gericht aan het Juda van de eindtijd.
Joël 1:15
Wee die dag, want nabij is de dag des HEREN; als een verwoesting komt hij van
de Almachtige.
Het is aanvankelijk
een oordeelaanzegging tegen een nationaal hersteld Israël maar dat geestelijk gezien
zijn eigen weg gaat.
Joël
3:1 Want zie, in die dagen en te dien tijde, wanneer Ik een keer zal brengen in het lot van Juda en van Jeruzalem,
Het
hiervoor vermelde profetische Bijbelgedeelte werd niet vervuld in 1948
toen de Joden in mei van dat jaar hun staat Israël uitriepen. Noch in juni 1967
toen Oost-Jeruzalem met de Tempelberg op het Jordaanse leger veroverd werd. Maar
zal pas vervuld worden in de tweede helft van de zevenjarige eindtijdperiode,
de 70ste jaarweek van de profeet Daniël. De tetrade van
maansverduisteringen in 1949/1950 was aldus niet van tel. De belangrijkste
jaren voor Israël tijdens deze periode waren de jaren 1947/1948 en dit zonder
tetrade. In november 1947 sprak de VN zich uit voor de deling van het Britse
mandaatgebied Palestina in een Joodse en een Arabische staat. En in het jaar
daaropvolgend in mei 1948 werd de staat Israël afgekondigd. De tetrade van
1949/1950 kwam hier te laat. Tenzij men bedenkt dat tussen de Joodse
feesten van Pesach en Sukkot in 1949 de VN-vredesconferentie te Lausanne
plaatsvond. De jonge staat Israël weigerde daar alle 700.000+ Arabische
vluchtelingen (vrouwen, kinderen, grijsaards) als gevolg van de
onafhankelijkheidsoorlog opnieuw binnen te laten. Het begin van alle miserie sindsdien
en een overtreding van de Thora (Exodus 22:21). Deze vaststelling werpt dan ook
een heel ander licht op de seculiere staat Israël en hun houding naar het Woord
van God toe.
De
tetrade van 1967/1968 viel gedeeltelijk correct volgens profetische lijnen. In juni
1967 overwon Israël een overweldigende Arabische coalitie in zes dagen tijd en nam
alle Bijbelse gebieden in bezit met als hoofdprijs Oost-Jeruzalem en de
Tempelberg. De toenmalige regering van Israël had na de drie Arabische nee s
van Khartoem heel het gebied moeten annexeren en de Arabische bevolking aldaar
burgerrechten geven. De jonge staat Israël koos een andere weg. Zes jaar later
in 1973 volgde de Jom Kippoeroorlog. De grote verzoendag, een dag waarop ze
veilig van enige agressie hadden moeten zijn. Men kan stellen dat het vanaf
1967 definitief fout is gegaan en er sindsdien andere wetmatigheden spelen
uiteindelijk uitmondend in Jacob s benauwdheid, de grote verdrukking, de
zeventigste jaarweek van de profeet Daniël.
Aan het
einde van de zevenjarige eindtijdperiode, de dag des Heren, gaat het vervolg
van Joël 3:1 in vervulling:
Joël
3:1 Want zie, in die dagen en te dien tijde, wanneer Ik een keer zal brengen in
het lot van Juda en van Jeruzalem,
2 zal
Ik alle volken verzamelen en
afvoeren naar het dal van Josafat, en Ik
zal aldaar met hen in het gericht treden ter oorzake van mijn volk en van
mijn erfdeel Israël, dat zij onder de volken verstrooid hebben, terwijl zij
mijn land verdeelden, 3 en over mijn volk het lot wierpen, en een jongen gaven
voor een hoer en een meisje verkochten voor wijn, opdat zij konden drinken.
Dit
vers sluit aan bij het laatste Bijbelboek Openbaring of Apocalyps dat een
Nieuwtestamentisch profetisch Boek is en het sluitstuk van alle Oudtestamentische
profetieën wat het herstel van de Joden betreft, nationaal en geestelijk gezien
in het oude land der vaderen: Israël. Het dal van Josafat bij de profeet Joël is
in het Boek Openbaring, het gebied van Harmageddon. En de vermelding alle
volken; dat zijn in deze tijd de Verenigde Naties die aldus eens in de
toekomst naar het land Israël getrokken zullen worden.
Het
chronologische eindtijdkader van de profeet Joël stemt niet alleen overeen met
dat van het Bijbelboek Openbaring, maar ook met het eindtijdkader dat de
profeet Ezechiël schilderde. In hoofdstuk 36 van de profeet Ezechiël, belooft
God een terugkeer van de Joden uit de wereldwijde verstrooiing en het herstel
van Israël in het oude land der vaderen. In hoofdstuk 37 van de profeet
Ezechiël worden de chronologische details ingevuld en kan men een chronologie
van toekomstige gebeurtenissen herkennen. Eerst een on-geestelijke terugkeer
naar het oude land der vaderen gevolgd door een geestelijk herstel. In de hoofdstukken
38 en 39 van de profeet Ezechiël wordt de oorzaak en het chronologisch tijdstip
van het geestelijk herstel gegeven, namelijk een aanval van een geweldig leger
uit het verre noorden beschreven. Een leger dat aangevoerd wordt door Gog uit
het land Magog en mét hem vele bondgenoten, die door de HERE God naar het land
Israël getrokken worden. Deze legermassa wordt volgens de profetie, op de
bergen van Israël verslagen en van die dag af, zal Israël de HERE God kennen, en
zo volgt aldus het geestelijke herstel. In hoofdstuk 40 van Ezechiël tot en met
hoofdstuk 48 wordt de verdeling van het land beschreven, nadat alles hersteld
is én de Tempel herbouwd, maar ditmaal noordelijk van de stad Jeruzalem. Vanuit
de nieuwe Tempel zal een nieuwe waterbron ontspringen en het water daarvan zal naar
de westelijke en de oostelijke zee vloeien. De oostelijke zee is de huidige
Dode Zee die dan gezond zal worden en alwaar vis in gevangen zal worden.
Wanneer
men de hiervoor beschreven hoofdstukken van Ezechiël met de profeet Joël
vergelijkt zien we enkele raakpunten. Ook Joël ziet een on-geestelijk Israël
dat tot bekering opgeroepen wordt. Ook Joël ziet in zijn tweede hoofdstuk een
invasie vanuit het noorden gebeuren:
Joël 2:20:
Ik
zal van u wegdrijven die uit het Noorden
en hem verjagen naar een dor en woest land, zijn voorhoede naar de oostelijke zee
en zijn achterhoede naar de westelijke zee, en zijn stank zal opstijgen en zijn
vuile lucht zal opstijgen, want hij heeft grote dingen gedaan.
Ook
Joël ziet het geestelijk herstel van Israël na de invasie uit het noorden:
Joël 2:28 Daarna zal het geschieden,
dat Ik mijn Geest zal uitstorten op al wat leeft, en uw zonen en uw dochters
zullen profeteren; uw ouden zullen dromen dromen; uw jongelingen zullen
gezichten zien. 29 Ook op de dienstknechten en op de dienstmaagden zal Ik
in die dagen mijn Geest uitstorten. 30 Ik zal wonderen geven in de
hemel en op de aarde, bloed en vuur en rookzuilen. 31 De zon zal veranderd
worden in duisternis en de maan in bloed, voordat de grote en geduchte dag des
HEREN komt. 32 En het zal geschieden, dat ieder die de naam des HEREN
aanroept, behouden zal worden, want op de
berg Sion en te Jeruzalem zal ontkoming zijn, zoals de HERE gezegd heeft;
en tot de ontkomenen zullen zij behoren, die de HERE zal roepen. (NBG 1951
vertaling)
En ook de profeet Joël ziet het wonder van het gezond
worden van het water van de Dode Zee dat daarna de vergrote oostelijke zee
vormt.
Joël 3:18 Te dien dage zal het geschieden, dat de bergen van
jonge wijn zullen druipen en de heuvelen van melk zullen vloeien en alle beken
van Juda van water zullen stromen; een
bron zal ontspringen uit het huis des HEREN en zal het dal van Sittim drenken.
Het dal van Sittim ligt zuidelijk van de huidige Dode
Zee, een zee die aldus naar alle kanten uitgebreid zal worden. Eén van de herstelde
stammen van Israël: Zebulon, zal in het vrederijk zijn gebied in het zuiden van
het land toegezegd krijgen en in het oosten aan deze beschreven nieuwe oostelijke
zee grenzen. Aldus wordt een oude profetie van de aartsvader Jakob vervuld:
Genesis 49:13 Zebulon zal wonen aan het strand der wijde
zee, ja, hij zal wonen aan het strand bij de schepen, en zijn zijde zal naar
Sidon gekeerd zijn.
Ik geef deze summiere beschrijving van toekomstige
gebeurtenissen om aan te tonen dat de tetrade van 2014/2015 en de (door
sommigen) daarmee verbonden verwachte dag des HEREN, chronologisch gezien,
moeilijk in het eindtijdkader van de profeten ingepast kan worden.
Het eindtijdbeeld dat de Bijbel voor het begin van de zevenjarige periode van het
Bijbelboek Daniël en Openbaring schetst is een periode van (schijn)vrede.
De eerste apocalyptische ruiter die op het witte paard uitrijdt brengt
ogenschijnlijk vrede. Het tweede paard in het Boek Openbaring neemt deze vrede
weg, staat er geschreven. Wanneer Gog uit het land Magog naar Israël getrokken
wordt, dan rukt dit geweldige leger uit het noorden op tegen een land en een
volk dat in gerustheid woont.
Ezechiël 38:8 Na geruime tijd zult gij een bevel
ontvangen; in toekomende jaren zult gij optrekken tegen het land dat zich van de krijg hersteld heeft, (een volk) dat uit het
gebied van vele volken bijeengebracht is op de bergen Israëls die tot een
blijvende wildernis waren geworden, maar het is uit de volken uitgeleid; allen
wonen zij in gerustheid. 9 Dan zult gij optrekken als een opkomend onweer;
gij zult zijn als een wolk die de aarde bedekt, gij met al uw krijgsbenden, en
vele volken met u. 10 Zo zegt de Here HERE: Te dien dage zullen er plannen in
uw hart opkomen; gij zult een boze aanslag beramen, 11 gij zult zeggen: ik zal
optrekken tegen een land van dorpen, een overval plegen op vreedzame lieden,
die in gerustheid wonen, allen zonder
muur, grendels of poorten 12 om buit te maken en roof te plegen, om uw
hand te keren tegen de weer bewoonde puinhopen en tegen een natie die uit het
gebied der volken bijeengebracht is, die have en goed heeft verworven, die op
de navel der aarde woont. (NBG 1951 vertaling)
De huidige toestand in Israël en de buurlanden geeft een
totaal ander beeld. Het is momenteel nog wachten op een algemene vrederegeling
voor het Midden-Oosten. Op basis van wat de profetische boeken van de Bijbel
voorzeggen zal er nochtans in de toekomst een algemene (schijn)vredesregeling
komen. De huidige burgeroorlog in Syrië zal eens ophouden en tot een oplossing
komen. En ook met de Palestijnen zal er een overeenkomst gesloten worden. De
profetische boeken van de Bijbel plaatsen het Assyrië van de oudheid opnieuw op
de landkaart ten tijde van de zevenjarige eindtijdperiode. Men kan op basis van
dit Schriftwoord aldus nog een aantal drastische grenswijzigingen van de landen
in het Midden-Oosten verwachten. De huidige grenzen van de landen in het
Midden-Oosten werden trouwens na de eerste wereldoorlog, door Britten en
Fransen getrokken, die het Arabische gebied van het Ottomaanse Rijk opdeelden. Uiteindelijk
zullen alle landen binnen de grenzen van het voormalige Oost-Romeinse Rijk,
zich verenigen en een Unie vormen van vijf koningen of leiders. Zij verenigen
zich met vijf leiders uit het gebied van het voormalige West-Romeinse Rijk en
zetten alzo het vierde Beestrijk van de profeet Daniel opnieuw op de landkaart.
Deze tien leiders geven in een later stadium hun macht af aan een elfde leider.
Dit is in een notendop wat de toekomst nog brengen zal. Het
zal echter ook een tijd van misleiding worden. Op religieus gebied leert het
Boek Openbaring dat er een samengaan van alle religies zal komen. Tijdens de
eerste helft van de eindtijdperiode treden in Jeruzalem twee getuigen van de
HERE God op die tegen de herstelde offerdienst in Jeruzalem spreken.
In de helft van de zevenjarige eindtijdperiode worden de
twee getuigen te Jeruzalem door het Beest alias de elfde horen alias de koning
van het noorden, gedood en vlucht een tot geloof gekomen overblijfsel van
Israël naar de over-Jordaanse woestijn waar zij door de HERE God bewaard zullen
worden tot op het einde van de slag bij Harmageddon. De berg Sion bevindt zich
ook in dit gebied. Aan het einde van de zeventigste jaarweek van Daniël en/of
de eindtijdperiode van het Bijbelboek Openbaring keren de stammen van Israël
naar hun gebied terug; het overblijfsel van de gevluchte Israëli s vanuit het
Over-Jordaanse gebied en de overige stammen vanuit hun gebieden.
Hier weer in een notendop gestopt wat in de toekomst nog
te gebeuren staat. Aan het einde van dit artikel vindt u een boeken- en
auteur-lijst die diepgaander over dit thema handelen.
De bedoeling van dit artikel is om aan te tonen dat het
profetisch-chronologisch gezien moeilijk is, de dag des HEREN van de profeet
Joël in het jaar 2014/2015 te zien aanvangen.
De drang tot het berekenen van het tijdstip voor de dag
des HEREN is bij meerdere onderzoekers van het Profetische Woord van de Bijbel
aanwezig. Men laat zich ook leiden door een Rabbijnse overlevering dat leert
dat God Zijn vrederijk zal oprichten aan het einde van zesduizend jaar
mensengeschiedenis. Elke scheppingsdag uit Genesis staat dan voor duizend jaar.
De zevende sabbatdag volgens deze theorie stelt eveneens 1000 jaar voor, het
aantal jaren dat we ook in het boek Openbaring vinden als periode voor de
gevangenschap van de oude slang, de duivel of diabolos. Het is de periode van
het Messiaanse Vrederijk.
Over het onderwerp van de anno mundi jaartelling ben ik
ook meerdere malen aangesproken vanwege mijn studie van de Bijbelse
chronologie. Mijn bekomen jaartallen weerleggen namelijk de rekensom dat het
anno mundi 6000 nog in de toekomst zou liggen. Daar zijn we inmiddels al een
tijd voorbij. We leven al in geleende tijd.
Ik merkte ook dat Amerikaanse Bijbelvorsers de jaartallen
voor de regeerperioden van de koningen van Israël en Juda van Edwin E. Thiele
gebruiken om naar de toekomst toe berekeningen te maken. Wanneer men de
jaartallen van Thiele hanteert om naar voor of naar achter in de tijd te
rekenen bekomt men altijd foutieve uitkomst-jaartallen. Men kan bijvoorbeeld
niets aanvangen met de tijdsperiode van 390 jaar en 40 jaar voor de duur van
Israël s ongerechtigheid volgens de profeet Ezechiël. Het probleem is dat de
herkenbare navigatiepunten verdwenen zijn sinds Thiele de regeerperioden van de
koningen van Israël en Juda verkort heeft om ze te laten passen met de
Assyrische koningslijst. Alle mij bekende geleerden volgen de gefabriceerde jaartallen
van Thiele. Het is alleen wanneer we terugkeren naar de normale Bijbelse
regeerperioden voor de koningen van Israël en Juda dat de tijdsperiode van bijvoorbeeld
de 390 jaar zin krijgt.
Hierna de auteur-lijst waar ik mijn laatste uitgave van
2013: Apocalyps; de zeventigste jaarweek van Daniël mee afsluit:
Alexander Hislop, THE TWO BABYLONS, 1916
Clarence Larkin, DISPENSATIONAL TRUTH, 1920
Dr. F. De Graaff, ALS GODEN STERVEN, 1969, ANNO DOMINI
1000 2000
Hal Lindsey, De planeet die aarde heette, 1970
B. Reinders Sr., ISRAEL EN HET MESSIAANSE VREDERIJK, 1971
Roeland Klein Haneveld, www kleinhaneveld,
nl/notities/index.html
Huib Verweij, DE TERUGKEER VAN JEZUS CHRISTUS, 1978,
GRENZEN DER VOLEINDING, 1984, IK BEN DIE IK BEN, 1968, DE BOOM DER KENNIS, 1973
Jb. Klein Haneveld, De Openbaring aan Johannes, 1981
Huib Verweij & Ds. Willem Glashouwer Sr., DE KOMST
VAN JEZUS CHRISTUS, 1985
Arie Kleijne, JEZUS KOMT, 1989
A. Keizer, De komende reformatie van de eindtijd - wat de
kerken niet zien, 1996, De komende dertig jaar, 1997, De almachtige is de vader
van alle mensen, 2003,
Dr. Piet Borst, LIJNEN NAAR DE EINDTIJD, 2004
Ds. Dick M. Stichter & Jeep van der Schoot, DANIEL,
Gods weg met Israël en de Volken, 2012
Enkele titels van de lijst zullen alleen nog in
gespecialiseerde antiquariaatzaken te vinden zijn. En enkele studies zijn ook
al op het www online te lezen. Het laatst vermelde boek is bij het Zoeklicht
verkrijgbaar.