De wederkomst van Jezus Christus
Inhoud blog
  • Ik zal een vuur zenden in Magog, en onder degenen, die in de eilanden zeker wonen; en zij zullen weten, dat Ik de HEERE ben.
  • De profeet Micha en het TIJDS-DAL in de heilsgeschiedenis
  • De Moeder van alle verwoestingen 1
  • De Moeder van alle verwoestingen 2
  • De Moeder van alle verwoestingen 3
    Zoeken in blog

    Beoordeel dit blog
      Zeer goed
      Goed
      Voldoende
      Nog wat bijwerken
      Nog veel werk aan
     
    09-10-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De profeet Sefanja
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Sefanja 1:1 Het woord des HEREN, dat kwam tot Sefanja, de zoon van Kusi, de zoon van Gedalja, de zoon van Amarja, de zoon van Hizkia, in de dagen van Josia, de zoon van Amon, de koning van Juda. (NBG vertaling 1951)

    Met dit artikel wil ik de profeet Sefanja onder de aandacht brengen. De betekenis van de naam Sefanja is: ‘Bewaard heeft de HERE’. Wat bijzonder aan de introductie van Sefanja in de Bijbel is, is zijn voorgeslacht. Zijn over-overgrootvader was namelijk koning Hizkia (724/694 v. Chr.) van Juda. De bediening van de profeet Sefanja liep ten tijde van het koningschap van koning Josia in Juda. Over koning Josia schreef ik eerder een artikel op 28-04-2014: Kroniek van koning Josia van Juda, zie link: http://bloggen.be/robertdetelder/

    Koning Josia regeerde van het jaar 640 tot 609 v. Chr., een periode van 31 jaar. De profeet moest profeteren tegen ‘het overblijfsel van Baäl’ en de algemene afgodendienst die aan het begin van de regeerperiode van Josia in Juda nog voorkwam, wanneer deze de kroon overnam van zijn vader Amon de afgodendienaar. Zie het artikel van 26-05-2014: Kroniek van koning Manasse en Amon van Juda, zie link: http://bloggen.be/robertdetelder/.

    We moeten de aanvang van de bediening van Sefanja als profeet aldus dateren voor de godsdiensthervorming die koning Josia in het land doorvoerde. Vers vier van het eerste hoofdstuk van Sefanja maakt dit duidelijk.

     

    Sefanja 1:2 Volkomen zal Ik alles van de aardbodem wegvagen, luidt het woord des HEREN. 3 Ik zal wegvagen mens en dier, Ik zal wegvagen het gevogelte des hemels en de vissen der zee, en de ergernissen met de goddelozen; ja, Ik zal de mensen van de aardbodem uitroeien, luidt het woord des HEREN. 4 Ik zal mijn hand uitstrekken tegen Juda en tegen alle inwoners van Jeruzalem, en Ik zal uit deze plaats uitroeien het overblijfsel van Baäl en de naam der afgods-dienaren met de priesters, 5 en hen die op de daken zich neerbuigen voor het heer des hemels, en die zich neerbuigen en zweren bij de HERE en zweren bij hun Moloch; 6 ook hen die van de HERE afvallen, en die de HERE niet zoeken noch naar Hem vragen. 7 Zwijg voor het aangezicht van de Here HERE, want nabij is de dag des HEREN; want de HERE heeft een offermaal bereid; Hij heeft zijn genodigden geheiligd. 8 Het zal geschieden ten dage van het offermaal des HEREN, dat Ik bezoeking zal doen over de vorsten en over de koningszonen en over allen die uitheemse kleding dragen. 9 Ook zal Ik te dien dage bezoeking doen over allen die over de drempel springen, die het huis hunner heren vullen met geweld en bedrog. 10 Het zal geschieden te dien dage, luidt het woord des HEREN, dat er een luid geschreeuw zal zijn uit de Vispoort en een gehuil uit de Nieuwe stad en een luid gekraak van de heuvels. 11 Huilt, gij inwoners van de Vijzel, want al het kramersvolk gaat te gronde en alle geldwegers worden uitgeroeid. 12 Het zal te dien tijde geschieden, dat Ik Jeruzalem met lampen zal doorzoeken; Ik zal bezoeking doen over de mannen die dik geworden zijn op hun droesem, en die bij zichzelf denken: De HERE doet geen goed en Hij doet geen kwaad. 13 Hun rijkdommen zullen zijn ter plundering en hun huizen ter verwoesting. Al bouwen zij huizen, zij zullen ze niet bewonen; al planten zij wijngaarden, zij zullen de wijn daarvan niet drinken.

     

    De hiervoor vermelde oordeelaankondiging moeten we op de tijdsbalk voor de godsdiensthervorming van koning Josia plaatsen. De jaartallen verstrekt het Bijbelboek 2 kronieken:

     

    2 kronieken 34:1 Josia was acht jaren oud, toen hij koning werd, en hij regeerde eenendertig jaar te Jeruzalem. 2 Hij deed wat recht is in de ogen des HEREN en wandelde in de wegen van zijn vader David; hij week niet af, rechts noch links. 3 In het achtste jaar zijner regering, toen hij nog jong was, begon hij de God van zijn vader David te zoeken, en in het twaalfde jaar begon hij Juda en Jeruzalem te reinigen van de hoogten, de gewijde palen, de gesneden en de gegoten beelden. 4 Men brak in zijn tegenwoordigheid de altaren der Baäls af; de wierookaltaren die daarop stonden, hieuw hij om; de gewijde palen, de gesneden en de gegoten beelden verbrijzelde en verpulverde hij, en het stof strooide hij op de graven van hen die daaraan geofferd hadden; 5 de beenderen der priesters verbrandde hij op hun altaren. Zo reinigde hij Juda en Jeruzalem. 6 Ook in de steden van Manasse, Efraïm en Simeon, en zelfs in die van Naftali, welke allerwegen in puin lagen, 7 brak hij de altaren en de gewijde palen af, en sloeg hij de gesneden beelden tot gruis; al de wierookaltaren in het gehele land van Israël hieuw hij om. Daarna keerde hij terug naar Jeruzalem.

     

    Het twaalfde regeringsjaar van Josia was okt629/sep628 v. Chr. De aanvang van de bediening van Sefanja zit op de tijdsbalk voor het jaar 629/628 v. Chr. en liep vermoedelijk gelijk met de eerste twaalf jaar van het koningschap van Josia. Het resultaat van zijn prediking (en van andere profeten) was dat de jonge Godvruchtige koning Josia aan het volk zijn godsdiensthervorming kon doorvoeren. Het aangekondigde oordeel door de mond van de profeet Sefanja werd voor koning Josia afgewend en uitgesteld tot de regeerperiode van zijn zonen Jojakim, Jojachin en Zedekia. Deze laatste koning maakte de val van Jeruzalem in 586 v. Chr. mee, de vernietiging van de Tempel en de wegvoering in Babylonische Ballingschap. Daarvoor had de Babyloniër Nebukadnezar voor de ogen van Zedekia diens zonen laten doden en daarop Zedekia laten verblinden. Met uitgestoken ogen werd Zedekia gevankelijk naar Babylon weggevoerd. Het was het einde van het koningschap van Israël.

     

    Hierna citeer ik vers per vers, de profeet Zefanja verder en geef waar nodig commentaar. De profetie van Sefanja heeft betrekking op een herkenbaar historisch gedeelte maar gaat ook dikwijls over, naar wat men de eindtijd noemt. Een oordeelperiode over Juda en de volken dat ook nu nog toekomst is.

     

    1:14 Nabij is de grote dag des HEREN, nabij en hij nadert haastig. Hoort, de dag des HEREN; bitter schreeuwt dan de held. 15 Die dag is een dag van verbolgenheid, een dag van benauwdheid en van angst, een dag van vernieling en van vernietiging, een dag van duisternis en van donkerheid, een dag van wolken en van dikke duisternis, 16 een dag van bazuingeschal en van krijgsgeschreeuw tegen de versterkte steden en tegen de hoge hoektorens. 17 Dan zal Ik de mensen benauwen, zodat zij gaan als blinden, want zij hebben tegen de HERE gezondigd, en hun bloed zal worden uitgestort als stof en hun ingewand als drek. 18 Noch hun zilver, noch hun goud zal hen kunnen redden op de dag van de verbolgenheid des HEREN. Door het vuur van zijn naijver zal de ganse aarde verteerd worden, want vernietiging, ja, een verschrikkelijk einde zal Hij alle inwoners der aarde bereiden. 2:1 Komt tot uzelf, ja, komt tot inkeer, gij schaamteloos volk, 2 voordat het besluit tot uitvoering komt – als kaf gaat een dag voorbij – voordat over u komt de brandende toorn des HEREN, voordat over u komt de dag van de toorn des HEREN. 3 Zoekt de HERE, alle ootmoedigen des lands, gij die zijn verordening volbrengt; zoekt gerechtigheid, zoekt ootmoed; misschien zult gij geborgen worden op de dag van de toorn des HEREN.

     

    Voorwaar, men wordt niet vrolijk gestemd bij het lezen van de oordeelaankondiging van de profeet Sefanja. Nochtans is het wat inhoud betreft, dezelfde aankondiging die men bijvoorbeeld ook in het laatste Bijbelboek vind: de Openbaring of de Apocalyps van Jezus Christus. De ‘dag des HEEREN’ is in het Bijbelboek Openbaring een periode van zeven jaar verdeeld in twee perioden van 3 ½ jaar. Een periode van oordeel over een mensenwereld die de Baäls volgen.

     

    De profeet Zefanja gaat in de verzen volgend op 2:3 over naar een duidelijk herkenbaar historisch gedeelte. Alhoewel het ook profetie was aangezien de profeet Zefanja een oordeel aankondigde over het land der Filistijnen. Een oordeel dat hij aankondigde in de periode 640/629 v. Chr. en pas in vervulling ging met de Scythische invasie van het gebied in het jaar 621 v. Chr. Zie het artikel op deze blog over de Scythen van 26-06-2014 link: http://bloggen.be/robertdetelder/

     

    Zefanja 2:4 Want Gaza zal verlaten zijn, en Askelon tot een woestenij worden, Asdod zal men op de middag verdrijven, en Ekron zal ontworteld worden. 5 Wee u, bewoners der zeekust, volk der Keretieten! Het woord des HEREN is tegen u, Kanaän, land der Filistijnen, en Ik zal u te gronde richten, zodat er geen inwoner meer zal zijn. 6 De zeekust zal worden tot weideplaatsen, tot putten der herders en tot kooien voor schapen. 7 De kust zal ten deel vallen aan het overblijfsel van het huis van Juda; daarop zullen zij weiden; in de huizen van Askelon zullen zij zich des avonds legeren, want de HERE, hun God, zal acht op hen slaan en een keer in hun lot brengen. 8 Ik heb gehoord het gesmaad van Moab en het gehoon der Ammonieten, waarmede zij mijn volk smaadden en zich verhieven tegen hun gebied. 9 Daarom, zo waar Ik leef, luidt het woord van de HERE der heerscharen, de God van Israël, voorwaar, Moab zal aan Sodom gelijk worden, en de Ammonieten aan Gomorra, een veld van distelen en een zoutgroeve en een woestenij tot in eeuwigheid. Het overblijfsel van mijn volk zal hen plunderen en de rest van mijn natie hen erfelijk bezitten. 10 Dit zal hun wedervaren voor hun overmoed, want zij hebben gesmaad en zich verheven tegen het volk van de HERE der heerscharen. 11 Geducht zal de HERE tegen hen wezen, want Hij zal alle goden der aarde doen wegteren, en voor Hem zullen zich neerbuigen, ieder uit zijn plaats, alle kustlanden der volken. 12 Ook gij, Ethiopiërs, zult met mijn zwaard doorstoken worden. 13 En Hij zal zijn hand tegen het Noorden uitstrekken, Hij zal Assur te gronde richten en Nineve tot een wildernis maken, dor als een woestijn. 14 Kudden zullen zich daar legeren, alle gedierte, dat in troepen leeft; zowel pelikaan als roerdomp zullen overnachten op zijn kapitelen; hoort, hoe het giert door het venster; verwoesting is op de drempel, want men heeft het cederwerk vernield. 15 Dit is de uitgelaten stad, die zo onbezorgd woonde, die bij zichzelf zeide: Ik ben het en niemand anders. Hoe is zij tot een woestenij geworden, een rustplaats voor het wild gedierte! Ieder die haar voorbijgaat, zal fluiten, met de hand schudden.

     

    Zoals in mijn artikel over de Scythische invasie uiteengezet bleef het land Juda ongedeerd maar werd het gebied van Asdod, toen een Assyrische provincie, in 622/621 v. Chr. door de Scythen onder de voet gelopen. Alle door Sefanja vermeldde plaatsen van Gaza tot Ekron bevonden zich in de Assyrische provincie Asdod. Ik citeerde in het eerder vermelde artikel de historicus Herodotos Boek 1, 105 die vooral de plundering en het lot van Ashkelon belichtte.

     

    In dit gebied woonde echter niet meer de oorspronkelijke bevolking ten tijde van Saul en David, maar hadden zich daar, sinds 712 v. Chr. zogenaamde zeevolken, gevestigd. Zie het artikel van 22-03-2014: Ramses III en de Zeevolken: http://bloggen.be/robertdetelder/

    De door Zefanja vermelde Keretieten moeten met hen geïdentificeerd worden. In dezelfde lijn schreef ik op 11-02-2014 een artikel over het reisverslag van WEN-AMON, zie link: http://bloggen.be/robertdetelder/

    De reis van Wen-Amon dateerde ik in 667 v. Chr. en in dat jaar, in die periode zat ook een zogenaamd zeevolk; de Tjeker, in Byblos aan de Middellandse Zeekust. En ook van de Assyriërs onder Sargon II en Sanherib bezitten we berichten uit hun tijd, over Ioniërs of Grieken in het oude land der Filistijnen. De Keretieten van de profeet Sefanja moeten aldus ook met een van de vele zeevolken geïdentificeerd worden. De Keretieten stammen hier af van de Kittiërs, de zonen van Jawan, de zoon van Jafeth, de zoon van Noach:

     

    Genesis 10:2 De zonen van Jafet waren Gomer, Magog, Madai, Jawan, Tubal, Mesek en Tiras. 3 En de zonen van Gomer waren Askenaz, Rifat en Togarma. 4 En de zonen van Jawan waren Elisa, Tarsis, de Kittiërs en de Dodanieten. 5 Naar dezen zijn de kustlanden der volken in hun landen verdeeld, elk naar zijn taal, naar hun geslachten, onder hun volken.

     

    De Septuagint-vertalers (van Hebreeuws naar Grieks) hebben in de derde eeuw voor Christus het Hebreeuwse woord voor Keretieten vertaald met Kretenzers. Ik neem aan dat zij in hun tijd het vreemde woord Keretieten nog eenvoudig konden identificeren met Kretenzers en hiermee tegelijkertijd de herkomst van dit nieuwe volk aan de kust gaven. Hierna de Engelse vertaling van het betreffende Bijbelgedeelte uit de LXX.

     

    LXX Zefanja 2:4 For Gaza shall be utterly spoiled, and Ascalon shall be destroyed; and Azotus shall be cast forth at noon-day, and Accaron shall be rooted up. 5 Woe to them that dwell on the border of the sea, neighbours of the Cretans! the word of the Lord is against you, O Chanaan, land of the Philistines, and I will destroy you out of your dwelling-place. 6 And Crete shall be a pasture of flocks, and a fold of sheep. 7 And the sea cost shall be for the remnant of the house of Juda; they shall pasture upon them in the houses of Ascalon; they shall rest in the evening because of the children of Juda; for the Lord their God has visited them, and he will turn away their captivity.

     

    Het is na het wegtrekken van de plunderende Scythen naar het noorden, dat koning Josia volgens de profetie van Sefanja (2:6), het kustgebied heeft kunnen bezetten. De macht van Assyrië was tanende. Zij werden al belaagd door Babyloniërs en Meden. En de Scythen hadden net een rooftocht door hun gebied uitgevoerd. Het is in dit machtsvacuüm dat Josia zijn heerschappij over het gebied kon vestigen. De Bijbel leert dat Josia ook het gebied van het van Israëlieten ontvolkte gebied van Samaria controleerde (2 Koningen 23:15-19 en 2 Kronieken 34:1-7).

     

    En de moderne archeologie bevestigd zijn beheersen van de kust. Niet ver van Jafne-Jam hebben archeologen anno 1960 een vestingstad blootgelegd dat men de naam Mesad Hashavjahoe gegeven heeft, en dit op basis van Hebreeuwse inscripties op potscherven. De vondsten heeft men gedateerd van ongeveer het jaar 630 tot 609 v. Chr., en valt aldus binnen de regeerperiode van koning Josia van Juda. Hierna een citaat van de bekende W.F. Albright:

    "The life of the fortress could be dated within narrow limits by the typical late pre-exilic and early Ionian pottery found on the site, as well as by historical considerations, which suggest a date about 630 BCE. This would be just after the death of the Assyrian king Ashurbanipal and before the occupation of the Philistine Plain by Psammetichus of Egypt."

     

    Het gevonden aardewerk is nochtans een onderwerp van heel wat discussies onder de verschillende vak-wetenschappers. Ook hier is de orthodoxe Egyptologie en haar tijdconstructie een hinderpaal in het verklaren van het gevonden Griekse materiaal. En een andere hinderpaal  bij vele wetenschappers is dat zij de Bijbel niet als een historisch accuraat boek aanvaarden. Van groot belang was echter de vondst te Mesad Hashavjahoe van een potscherf met een Hebreeuwse brief erin gegrift. Hierna een citaat van Shmuel Ahituv met commentaar:

    "The letter is written in good biblical Hebrew, plus a possible scribal omission here or there, and the script is that of a trained scribe. The work supervisor mentioned in the text bears a clearly Judaean name, Hoshavyahu. All these factors point to a time of Judaean control over the area."

     

    En de archeoloog J. Naveh die in 1960 de werkzaamheden op de site leidde geeft hierop het volgende commentaar:

    "The four Hebrew inscriptions together testify to this fortress having been under Judaean control at the time. ... It seems likely that Josiah placed a military governor in charge of the fortress, and that the force garrisoned there was supplied with provisions by the peasants living in the unwalled settlements in the vicinity.”

     

    Het is duidelijk dat koning Josia ‘s hegemonie zich ook over de zeekust uitstrekte. En dat dit een vervulling van de profetie van Sefanja was. Vanaf het doortrekken van de Scythen in het jaar 622/621 v. Chr. tot het jaar 609 v. Chr. controleerde Josia de buurlanden(ex-Assyrische provincies) van Juda. In het jaar 609 v. Chr. kwam Josia aan zijn einde te Megiddo, alwaar hij de doortocht van het Egyptische leger onder farao Necho II de weg wilde versperren. In het jaar 612 v. Chr. was Nineveh door Babyloniërs en Meden ten val gebracht en werd daarop het Assyrische Rijk verdeeld. Egypte was hier ook een van de aasgieren die hun deel van de buit wilde binnenhalen. En daarom rukte farao Necho II met zijn legers langs het kustgebied naar het noorden, naar Karkemis aan de Eufraat.

     

    Hierna vervolg ik met de profetie van Sefanja integraal te citeren. De profeet spreekt vanaf hoofdstuk 3:1 de stad Jeruzalem aan en kondigt oordeel over zijn generatie aan:

     

    3:1 Wee u, weerspannige, bezoedelde, verdrukkende stad! 2 Zij hoort naar geen roepstem, zij neemt geen tuchtiging aan; op de HERE vertrouwt zij niet, tot haar God nadert zij niet. 3 Haar vorsten in haar midden zijn brullende leeuwen; haar rechters zijn avondwolven, zij laten niets over tot de morgen. 4 Haar profeten zijn woordenkramers, mannen die trouweloos handelen; haar priesters ontwijden het heilige, zij doen de wet geweld aan. 5 De HERE is rechtvaardig in haar midden; Hij doet geen onrecht; elke morgen geeft Hij zijn recht; als het licht wordt, blijft het niet uit. Doch de verkeerde weet van geen schaamte. 6 Ik heb volken uitgeroeid; vernield zijn hun hoektorens; Ik heb hun straten verwoest, zodat niemand er meer door gaat; hun steden liggen in puin, zonder mensen, zonder inwoners. 7 Ik zeide: Vrees Mij toch, neem tuchtiging aan; dan zal haar woning niet uitgeroeid worden volgens alles waarmee Ik over haar bezoeking zal doen. Evenwel, zij waren er vroeg bij om al hun boze daden te bedrijven. 8 Daarom, wacht op Mij, luidt het woord des HEREN, ten dage dat Ik zal opstaan tot de buit; want mijn vonnis is, volken te vergaderen, koninkrijken te verzamelen, over hen mijn gramschap uit te gieten, heel mijn brandende toorn, want door het vuur van mijn naijver zal de ganse aarde verteerd worden.

     

    Wanneer we dit Bijbelgedeelte hebben doorgenomen merken we hoe de boodschap van Zefanja overgaat van een oordeelaankondiging over het Jeruzalem van zijn tijd naar een oordeelaankondiging over de ganse aarde. Een oordeel dat echter vandaag nog toekomst is. Zoals in het artikel op dit blog van 17-08-2014 over de profeet Micha bestaat er ook een tijdskloof in de profetie van Zefanja. De reden is de verwerping van de Messias bij zijn eerste komst met als gevolg het ontstaan van een tijdskloof in vele profetieën over het beloofde Messiaanse Vrederijk. In dit tijd-dal wordt al bijna tweeduizend jaar nu de EKKLESIA ‘uit’geroepen. Maar er volgt nog een derde herstel van een rest van Israël, en met hen de volken. En het is over dit herstel dat Zefanja zijn slotwoorden uitspreekt:

     

    3:9 Maar dan zal Ik de volken andere, reine lippen geven, opdat zij allen de naam des HEREN aanroepen; opdat zij Hem dienen met eenparige schouder. 10 Van gene zijde der rivieren van Ethiopië zullen mijn aanbidders, mijn verstrooiden, mijn offer brengen. 11 Te dien dage zult gij u niet behoeven te schamen over al de daden waarmede gij tegen Mij hebt overtreden, want dan zal Ik uit uw midden uw hoogmoedig juichenden verwijderen. En voortaan zult gij niet meer overmoedig zijn op mijn heilige berg. 12 En Ik zal in uw midden overlaten een ellendig en gering volk, en wie schuilen bij de naam des HEREN. 13 Het overblijfsel van Israël zal geen onrecht doen noch leugen spreken, en in hun mond zal geen bedrieglijke tong gevonden worden, want zij zullen weiden en nederliggen, zonder dat iemand hen verschrikt. 14 Jubel, dochter van Sion; juich, Israël; verheug u en wees vrolijk van ganser harte, dochter van Jeruzalem! 15 De HERE heeft uw gerichten weggenomen, Hij heeft uw vijand weggevaagd. De Koning Israëls, de HERE, is in uw midden; gij zult geen kwaad meer vrezen. 16 Te dien dage zal tot Jeruzalem gezegd worden: Vrees niet, Sion, laten uw handen niet slap worden. 17 De HERE, uw God, is in uw midden, een held, die verlost. Hij zal Zich over u met vreugde verblijden; Hij zal zwijgen in zijn liefde; Hij zal over u juichen met gejubel. 18 Wie bedroefd zijn, ver van de feestvergadering, zal Ik samenbrengen; zij behoren toch bij u. Als een last drukt de smaad op hen. 19 Zie, Ik zal te dien tijde afrekenen met al uw verdrukkers, maar Ik zal het hinkende verlossen en het verstrooide zal Ik verzamelen; Ik zal tot een lof en tot een naam stellen hen, wier schande was over de gehele aarde. 20 Te dien tijde zal Ik u doen komen, namelijk ten tijde dat Ik u verzamelen zal. Want Ik zal u stellen tot een naam en tot een lof onder alle volken der aarde, wanneer Ik voor uw ogen een keer zal gebracht hebben in uw lot, zegt de HERE.

     

    Wanneer deze profetie voor Israël ooit haar vervulling ziet, zullen ook de volken in hun zegen delen. Ook een rest van de oude (en nieuwe) vijanden zullen dan verzoend en gezegend naast Israël, het vrederijk beërven. En dit is geen Utopie maar een in de Bijbel beloofde werkelijkheid die op God ’s tijd in vervulling zal gaan.

     

    Jesaja 19:23 Te dien dage zal er een heerbaan wezen van Egypte naar Assur, en Assur zal in Egypte komen en Egypte in Assur, en Egypte zal met Assur (de HERE) dienen. 24 Te dien dage zal Israël de derde zijn naast Egypte en Assur, een zegen in het midden der aarde, 25 omdat de HERE der heerscharen het gezegend heeft met de woorden: Gezegend zij mijn volk Egypte en het werk mijner handen, Assur, en mijn erfdeel Israël.

     

    Psalm 87:1 Van de Korachieten. Een psalm. Een lied. Zijn stichting ligt op heilige bergen; 2 de HERE heeft Sion ‘s poorten lief boven alle woningen van Jakob. 3 Heerlijke dingen zijn van u te zeggen, o gij stad Gods! Sela 4 Rahab en Babel vermeld Ik als degenen die Mij kennen; zie, Filistea en Tyrus met Ethiopië: deze is daar geboren. 5 Ja, van Sion wordt gezegd:

    Ieder van hen is in haar geboren, Hij, de Allerhoogste, bevestigt haar. 6 De HERE telt bij het opschrijven der volken: deze is daar geboren. Sela 7 En zij zingen bij reidans: Al mijn bronnen zijn in u!

     

    Wordt vervolgd…

     

    Met vriendelijke groet,

    Robert De Telder


    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    09-10-2014, 09:28 geschreven door Eigenzinnige Wezel  
    Reacties (0)
    Archief per week
  • 15/10-21/10 2018
  • 09/07-15/07 2018
  • 12/03-18/03 2018
  • 25/12-31/12 2017
  • 04/12-10/12 2017
  • 21/08-27/08 2017
  • 19/06-25/06 2017
  • 22/05-28/05 2017
  • 13/03-19/03 2017
  • 16/01-22/01 2017
  • 12/12-18/12 2016
  • 21/11-27/11 2016
  • 24/10-30/10 2016
  • 04/07-10/07 2016
  • 16/05-22/05 2016
  • 25/04-01/05 2016
  • 21/03-27/03 2016
  • 22/02-28/02 2016
  • 01/02-07/02 2016
  • 25/01-31/01 2016
  • 04/01-10/01 2016
  • 23/11-29/11 2015
  • 10/08-16/08 2015
  • 29/06-05/07 2015
  • 25/05-31/05 2015
  • 13/04-19/04 2015
  • 15/12-21/12 2014
  • 01/12-07/12 2014
  • 06/10-12/10 2014
  • 15/09-21/09 2014
  • 01/09-07/09 2014
  • 25/08-31/08 2014
  • 18/08-24/08 2014
  • 11/08-17/08 2014
  • 28/07-03/08 2014
  • 21/07-27/07 2014
    E-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.

    Gastenboek

    Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek

    Blog als favoriet !

    Blog tegen de wet? Klik hier.
    Gratis blog op https://www.bloggen.be - Meer blogs