In de
vierde eeuw na Christus tijdens de regeerperiode van Keizer Constantijn werd in
het zuiden van de hedendaagse Sinaïwoestijn op de plaats waar men meende dat
Mozes de Tien Geboden in ontvangst nam, een klooster gebouwd. Tot in de
twintigste eeuw zou men zonder meer aannemen dat deze plaats en berg ook de
berg Gods was, zoals in de Bijbel beschreven. Een beetje Bijbelstudie maakt
echter al snel duidelijk dat men voorbarig voor deze locatie gekozen heeft.
Galaten
4: 21 Zegt mij, gij, die onder de wet wilt staan, luistert gij niet naar de
wet? 22 Er staat immers geschreven, dat Abraham twee zonen had, één bij de
slavin en één bij de vrije. 23 Maar die van de slavin was naar het vlees
verwekt, doch die van de vrije door de belofte. 24 Dit is iets, waarin een
diepere zin ligt. Want dit zijn twee bedelingen: de ene van de berg Sinaï, die slaven baart, dit is
Hagar. 25 Het (woord) Hagar betekent
de berg Sinaï in Arabië. Het staat
op één lijn met het tegenwoordige Jeruzalem, want dat is met zijn kinderen in
slavernij. (NBG Vertaling 1951)
De
apostel Paulus plaatst de berg Sinaï duidelijk en gezaghebbend in Arabië en wijst
zelfs de locatie van de berg aan: namelijk Hagar. Een naam die Sinaï betekent.
Hij doet dit bij het doorgeven van een geestelijke les via het wijzen op twee
bedelingen in de Heilsgeschiedenis, de bedeling van de Wet namelijk, die
voorafging aan de huidige bedeling van de genade (Gal. 5:5). Maar laat ons bij
Sinaï blijven.
In mijn
werk TIJD en TIJDEN, 2015, hoofdstuk:
de ligging van de berg Gods in Arabië, blz. 113-120, wees ik op een studie van Howard Blum (The Gold of Exodus, The Discovery
of The Most Sacred Place on Earth, 1998). Deze onderzoeker identificeert overtuigend
de berg Jabal al Lawz in Saoedi Arabië met de Bijbelse Sinaï.
Wanneer
men een Bijbelse encyclopedie openslaat en men zoekt het woord Sinaï op, dan
blijkt dat meerdere locaties in aanmerking komen en eerlijkheidshalve vermeldt
men er telkens bij dat een en ander nog niet duidelijk is. Hetzelfde commentaar
kan men lezen bij het opzoeken van andere relevante plaatsnamen in verband met
de exodusroute zoals Teman, Paran, Seïr, Hazeroth, Etham, Shur, Horeb en Sinaï.
Dit betekent echter wel dat de weg voor verder onderzoek, openligt.

Ik laat
me leiden door wat Paulus leert betreffende de locatie van de berg Gods en de
bedoeling van dit artikel is om een en ander vanuit de andere Bijbelboeken zoals
Numeri, Deuteronomium, Habakuk, 1 Koningen en Galaten te laten bevestigen.
Vooreerst is het belangrijk om te zien welk gebied Paulus bedoelde wanneer hij
het over Arabië heeft. Het Arabië van Paulus tijd was het koninkrijk der
Nabateeërs. Een koninkrijk dat zich uitstrekte over de huidige landen: Jordanië
en het noordwesten van Saoedi-Arabië. De huidige plaats Hegra zou mogelijk in
verband met het Bijbelse Hagar kunnen verbonden worden? Het Arabische Hegra is
dan hetzelfde als het Griekse Hagar, de taal waarin Paulus zijn brieven
schreef.
Maar
ook andere Bijbelboeken wijzen de weg naar Arabië, waar de berg Gods gezocht
moet worden.
Habakuk 3:1 Het gebed van
Habakuk, de profeet. Op Sigjonot. 2 HERE, ik heb de tijding aangaande U
vernomen, ik ben, HERE, met vreze voor uw werk vervuld; roep het in het leven
in de loop der jaren, maak het openbaar in de loop der jaren; gedenk in de
toorn aan ontfermen! 3 God komt van
Teman en de Heilige van het gebergte Paran. Sela Zijn majesteit bedekt de
hemelen, en de aarde is vol van zijn lof. 4 Er is een glans als van zonlicht,
lichtstralen heeft Hij aan zijn zijde en daar is het omhulsel zijner kracht. 5
Voor Hem uit gaat de pest en koortsgloed volgt Hem op de voet. 6 Hij staat en
doet de aarde schudden; Hij ziet rond en doet de volken van schrik opspringen,
de aloude bergen liggen verpletterd, de eeuwige heuvelen zinken ineen; de
eeuwenoude wegen zijn zijne.
God komt van Teman en de Heilige van het
gebergte Paran, was al geschiedenis in de dagen van de profeet
Habakuk en verwijst naar het optreden van de HERE God bij de verlossing van
Zijn volk uit Egypte. Het hierna volgende Bijbelcitaat bevestigt dit:
Deuteronomium 33:1 Dit
is de zegen, waarmede Mozes, de man Gods, de Israëlieten vóór zijn sterven
gezegend heeft. 2 Hij zeide: De HERE is
gekomen van Sinaï en over hen opgegaan uit Seïr; Hij is in lichtglans
verschenen van het gebergte Paran en gekomen uit het midden van heilige
tienduizenden; aan zijn rechterzijde zagen zij een brandend vuur.

Wanneer
we Deuteronomium hoofdstuk 33 als gids gebruiken vanaf de berg Sinaï in Arabië
en de weg terug naar Egypte nemen, komen we eerst in Seïr en daarna over het
gebergte Paran aan de Egyptische grens. Seïr bevond zich in het dal van het
Seïr-gebergte, op een hedendaagse kaart wordt dit nu Shera in Jordanië genoemd.
Shera is tegenwoordig vooral bekend vanwege de Nabateese oudheidstad Petra die
daar uit de roze gekleurde zandstenen rotsen is gehouwen.
De berg
Jabal al Lawz is de meest logische keuze voor de hierboven beschreven route. Dit
is één manier ter uitstippeling van de genomen reisroute door de Israëlieten.
In het
Bijbelboek Numeri vinden we alle stopplaatsen of pleisterplaatsen van de
Israëlieten vanaf hun vertrek in Egypte tot aan Sinaï en veertig jaar later hun
reis naar het Beloofde Land. Ik heb in de Bijbeltekst bij de pleisterplaatsen
de getallen van één tot twaalf tussen ronde haakjes aangebracht.
Numeri
33:1 Dit zijn de pleisterplaatsen der Israëlieten, die uit het land Egypte
uitgetrokken waren naar hun legerscharen onder leiding van Mozes en Aäron; 2
Mozes namelijk beschreef hun tochten van pleisterplaats tot pleisterplaats naar
het bevel des HEREN; en dit zijn hun pleisterplaatsen op hun tochten. 3 Zij
braken op van Rameses in de eerste maand, op de vijftiende dag der eerste
maand; daags na het Pascha trokken de Israëlieten uit door een opgeheven hand,
voor de ogen van alle Egyptenaren, 4 terwijl de Egyptenaren bezig waren degenen
te begraven, die de HERE onder hen geslagen had, alle eerstgeborenen; de HERE
toch had aan hun goden strafgerichten geoefend. 5 De Israëlieten dan braken op
van Rameses (1) en legerden zich te Sukkot (2). 6 Zij braken op van Sukkot
en legerden zich te Etam (3), dat
aan de rand der woestijn ligt. 7 Zij braken op van Etam en keerden weder naar Pi-Hachirot (4), dat tegenover
Baäl-Sefon ligt, en zij legerden zich tegenover Migdol. 8 Zij braken op van
Pi-Hachirot en gingen midden door de zee naar de woestijn, en zij gingen drie
dagreizen ver door de woestijn van Etam en legerden zich te Mara (5). 9 Zij braken op van Mara en
kwamen te Elim (6); te Elim nu waren
twaalf waterbronnen en zeventig palmbomen; daar legerden zij zich. 10 Zij
braken op van Elim en legerden zich aan de
Schelfzee (7). 11 Zij braken op
van de Schelfzee en legerden zich in de
woestijn Sin (8). 12 Zij braken
op van de woestijn Sin en legerden zich te Dofka
(9). 13 Zij braken op van Dofka en legerden zich te Alus (10). 14 Zij braken op van Alus en legerden zich te Refidim (11), waar voor het volk geen
water was om te drinken. 15 Zij braken op van Refidim en legerden zich in de
woestijn Sinai (12).
Herinner
nu dat een degelijke Bijbelse encyclopedie bij alle hierboven vernoemde
plaatsen een vraagteken plaatst. Zelfs over de ligging van vertrekplaats in
Egypte de plaats Rameses of Raämses, wordt gediscuteerd. Meerdere onderzoekers
identificeren namelijk de Bijbelse stad Rameses met het hedendaagse Qantir, en
dit als een gevolg van hun voor waarheid houden van de gehanteerde Sothis-kalender
door de orthodoxe Egyptologie, met als resultaat farao Ramses II van de negentiende
dynastie als de farao van de Exodus.
De
Bijbel plaatst het vertrekpunt van de Exodus bij de plaats Rameses nabij Zoan, het Egyptische Tanis van de
oudheid. Zie Psalm 74:12 Ten
aanschouwen van hun vaderen deed Hij wonderen in het land Egypte, het veld van
Zoan;
.
De tweede
stopplaats was te Sukkot, een plaats
halverwege de huidige Sinaïwoestijn, in. De volgende stopplaats van de
Israëlieten was Etham aan het
noorden van de golf van Akaba. Het is in deze regio dat het Egyptische leger
zijn einde vond wanneer zij de Israëlieten achtervolgden. Het is vanaf Etam dat
de reis naar Arabië begon. De eerste woestijn waar de Israëlieten door moesten
gaven ze de naam: de woestijn van Shur en/of Etham. Het is dezelfde regio waar
koning Saul met zijn leger vijfhonderd jaar later langs trok in zijn strijd
tegen Amalek. Saul trok toen vanuit Telaïm nabij Jericho de Jordaan over en
vervolgens langs de zogenaamde koninklijke weg naar het zuiden, in de richting
van Petra waar in de nabijheid de stad van Amalek lag. De woestijn van Shur is
te plaatsen aan de beide zijden van de hedendaagse golf van Akaba. De naam Shur
staat voor muur wat verwijst naar de bergketen aan beide zijden van de golf. De
volgende pleisterplaats is Mara dat een Hebreeuws woord is en de betekenis van
bitter heeft vanwege de kwaliteit van het water aldaar. De Israëlieten
bereikten deze plaats na een mars van drie dagen door de woestijn en klaagden
over het bittere water. Het Hebreeuwse Mara wordt algemeen geïdentificeerd met de
hedendaagse plaats al-Bad in Saoedi Arabië. De onderzoeker Howard Blum (The
Gold of Exodus the discovery of the most sacred place on earth 1998) laat
vanaf deze plaats de Israëlieten richting berg Jabal al Lawz trekken, de berg
Gods of Sinaï.
Het
christendom plaatst sinds de vierde eeuw na Christus al de vernoemde plaatsen (met
vraagtekens erbij) van Numeri 33:1-15 in de hedendaagse Sinaïwoestijn. Bij het
opstellen van landkaarten schroomt men zich niet om hier en daar een vraagteken
weg te laten alsof een en ander vast zou staan, wat niet het geval is.

Een
voorbeeld is Midian waar Mozes veertig jaar eerder naar toe gevlucht was, en
waar de berg Gods gelegen was. Op menige kaart zal men de naam MIDIAN en/of
Midianieten ook gedeeltelijk over de hedendaagse Sinaïwoestijn plaatsen, wat
niet eerlijk is. Flavius Josephus maakte in zijn historisch werk (Joodse
Oudheden, Boek 2, xi.1) duidelijk dat Midian aan de Rode Zee ligt en hij noemt
de plaats waar Mozes na een tocht door de woestijn terecht kwam: Madiane. Deze
plaats kan men heden op een landkaart van het Arabische schiereiland nog altijd
terugvinden onder de naam Modiana. In hetzelfde gebied zou Mozes gedurende
veertig jaar de schapen van zijn gastheer Jethro weidden. In datzelfde gebied,
leert Josephus, lag de berg Gods of Sinaï en vond het wonder van de brandende
maar niet verterende braamstruik plaats, en kreeg Mozes van God het bevel om
Zijn volk uit Egypte te leiden.
De
ligging van de berg Jabal al Lawz als eindpunt van de exodustrek past binnen
het Bijbelse verhaal:
1.
Mozes die vanuit Midian op weg naar Egypte trekt
komt onderweg zijn broer Aaron tegen die hem op een woord van God tegemoet ging.
De ontmoeting vond plaats nabij de berg Horeb. (Exodus 4: 27 En
de HERE zeide tot Aäron: Ga Mozes in de woestijn tegemoet. Hij ging en
ontmoette hem bij de berg Gods en kuste hem.) Dit Schriftgedeelte plaatst de
berg Gods noordelijk van Al Bad (Midian) de woonplaats van de schoonvader van
Mozes.
2.
En volgens het Bijbelboek Deuteronomium 1:2 zijn
het elf dagreizen vanaf Horeb tot Kades-Barnea wat alleen mogelijk is indien de
berg Gods de Jabal al Lawz is.
CHRONOLOGIE:
In mijn
werk TIJD en TIJDEN, 2015,
verankerde ik het jaar van de Exodus met het jaartal 1483 v. Chr., op de
tijdsbalk. Dit jaartal was het resultaat van het chronologisch hanteren van de
opgave van Jubeljaren door William Whiston. In totaal waren er volgens Whiston dertig
jubeljaren van 1395/1394 v. Chr. tot 27/28 AD, het jaar dat Jezus het
aangename jaar des HEREN of Jubeljaar uitriep en zich als Messias
bekendmaakte. Van het eerste Jubeljaar van sept/1395 tot okt/1394 v. Chr. zijn
het zeven maal zeven jaar terug (sabbatjaren van maart/tot april tot
maart/april) tot het begin van de inname van het Beloofde Land in 1443 v. Chr. Mozes
was kort daarvoor in de leeftijd van 120 jaar gestorven. Veertig jaar daarvoor
plaatsen we chronologisch de Exodus in 1483 v. Chr. (Voor wie het boek wil
aanschaffen: zie link http://boekscout.nl/shop/ViewProduct.aspx?bookId=5579
Tot
hier wat het historische aspect betreft van de berg Gods. In de (verre) toekomst
zal een overblijfsel van Israël tijdens de Apocalyps naar dezelfde woestijn
uitgeleid worden ter bewaring van de koning van het Noorden (Daniël 11:40-41),
die het land Israël, het Sieraadland dan overrompeld heeft.
Hosea
2:13 Daarom,
ziet, Ik zal haar lokken, en zal haar
voeren in de woestijn; en Ik zal naar haar hart spreken. 14 En Ik zal haar
geven haar wijngaarden van daar af, en het dal Achor, tot een deur der hoop; en
aldaar zal zij zingen, als in de dagen
harer jeugd, en als ten dage, toen zij optoog uit Egypteland. 15 En het zal te dien dage geschieden,
spreekt de HEERE, dat gij Mij noemen zult: Mijn Man; en Mij niet meer noemen
zult: Mijn Baäl! 16 En Ik zal de namen der Baäls van haar mond wegdoen; zij
zullen niet meer bij hun namen gedacht worden. 17 En Ik zal te dien dage een verbond voor hen maken met het wild
gedierte des velds, en met het gevogelte des hemels, en het kruipend gedierte
des aardbodems; en Ik zal den boog, en het zwaard, en den krijg van de aarde
verbreken, en zal hen in zekerheid doen nederliggen. 18 En Ik zal u Mij
ondertrouwen in eeuwigheid; ja, Ik zal u Mij ondertrouwen in gerechtigheid en
in gericht, en in goedertierenheid en in barmhartigheden. 19 (En Ik zal u Mij
ondertrouwen in geloof; en gij zult den HEERE kennen. 20 (En het zal te dien dage geschieden, dat Ik verhoren zal, spreekt de
HEERE; Ik zal den hemel verhoren, en die zal de aarde verhoren. 21 En de aarde
zal het koren verhoren, mitsgaders den most en de olie; en die zullen Jizreël
verhoren. 22 En Ik zal ze Mij op de aarde zaaien, en zal Mij ontfermen over
Lo-ruchama; en Ik zal zeggen tot Lo-ammi: Gij zijt Mijn volk; en dat zal
zeggen: O, mijn God! (Statenvertaling)

De Bijbel
leert een derde herstel van de Joden in het oude land der vaderen, geestelijke
en nationaal. Een groot deel van het christendom, vooral de gevestigde kerken,
leert daarentegen de vervangingsleer, een leer die zegt dat het christendom
door God in de plaats van Israël is gesteld en de Joden verworpen. Er zijn
nochtans heel wat Bijbelgedeelten die een herstel van Israël leren en moeilijk
van toepassing op de kerk zijn. Een voorbeeld is de profetie waar het
Bijbelboek Amos mee afsluit, en duidelijk betrekking heeft op de periode na 70
AD met de wegvoering in ballingschap van de Joden door de Romeinen.
Amos 9:11
Te dien dage zal Ik de vervallen hut van
David weder oprichten, Ik zal haar scheuren dichten en wat daarvan is
ingestort, overeind zetten; Ik zal haar herbouwen als in de dagen van ouds, 12
opdat zij beërven de rest van Edom
en van al de volken over wie mijn naam is uitgeroepen, luidt het woord van de
HERE, die dit doet. 13 Zie, de dagen
komen, luidt het woord des HEREN, dat de ploeger zich aansluit bij de
maaier en de druiventreder bij hem die het zaad strooit; dan zullen de bergen
druipen van jonge wijn en al de heuvelen daarvan overvloeien. 14 Ik zal een keer brengen in het lot van mijn
volk Israël: verwoeste steden zullen zij herbouwen en bewonen; wijngaarden
zullen zij planten en de wijn ervan drinken; boomgaarden zullen zij aanleggen
en de vrucht daarvan eten. 15 Dan zal Ik hen planten in hun grond, en zij zullen niet meer worden uitgerukt
uit de grond die Ik hun gegeven heb, zegt de HERE, uw God. (NBG Vertaling
1951)
De
profetie van Amos wordt pas werkelijkheid nadat de koning van het noorden van
de profeet Daniël door het land geraasd heeft. Op het hoogtepunt van deze
verdrukking wordt een overblijfsel van Israël naar de Over-Jordaanse woestijn
geleidt.
Jeremia
31:1 Ter zelfder tijd, spreekt de HEERE, zal Ik allen geslachten Israëls tot
een God zijn; en zij zullen Mij tot een volk zijn. 2 Zo zegt de HEERE: Het volk der overgeblevenen van het zwaard
heeft genade gevonden in de woestijn, namelijk Israël, als Ik henenging om
hem tot rust te brengen. 3 De HEERE is mij verschenen van verre tijden! Ja, Ik
heb u liefgehad met een eeuwige liefde; daarom heb Ik u getrokken met
goedertierenheid. (Statenvertaling)
De berg
Gods zien we opnieuw vermeldt worden in het laatste Bijbelboek Openbaring.
Openbaring
14:1 En ik zag en zie, het Lam stond op
de berg Sion en met Hem honderdvierenveertigduizend, op wier voorhoofden
zijn naam en de naam zijns Vaders geschreven stonden.
Het is
van daar uit dat het herstel van Israël in het komende Messiaanse Vrederijk een
aanvang zal nemen.
Wordt
vervolgd
Met
vriendelijke groet,
Robert
De Telder