Wettelijk
depot: D/2009/Robert De Telder/Auteur uitgever
Trefwoorden:
Bijbel, Eschatologie.
ISBN:
978 16 1627 432 0
NUR:
702
Tenzij
anders aangeduid werd de vertaling van het NBG 1951 gebruikt.
Jesaja 25:6 En de HERE der heerscharen
zal op deze berg voor alle volken een feestmaal van vette spijzen aanrichten,
een feestmaal van belegen wijnen: van mergrijke, vette spijzen, van gezuiverde,
belegen wijnen. 7 En Hij zal op
deze berg de sluier vernietigen, die alle natiën omsluiert, en de bedekking,
waarmede alle volken bedekt zijn. 8 Hij zal voor eeuwig de dood
vernietigen, en de Here HERE zal de tranen van alle aangezichten afwissen en de
smaad van zijn volk zal Hij van de gehele aarde verwijderen, want de HERE heeft
het gesproken. 9 En men zal te dien dage zeggen: Zie, deze is onze God,
van wie wij hoopten, dat Hij ons zou verlossen; dit is de HERE, op wie wij
hoopten; laten wij juichen en ons verblijden over de verlossing die Hij geeft. (NBG Vertaling 1951)
PROLOOG
Het boek Openbaring, het laatste
boek van de Bijbel, in het Grieks, de taal van het Nieuwe Testament, genaamd
Apocalyps, leert de komst van de Koning der koningen naar de aarde. Het is het
beloofde Godsrijk dat vanuit de hemel van God door de persoonlijke terugkeer
van Jezus Christus, de opgestane Heer en Heiland, zal opgericht worden. De
Apocalyps is ook een boek dat rampen voorspelt en de naam Armageddon alleen al
roept met recht onheilsgedachten op. De exegese van de gevestigde kerken leert
dat het boek in ongeveer het jaar 90 AD door (een) Johannes geschreven werd,
met de bedoeling de christenen die dan door vervolgingen van de Romeinse
keizers gingen, moed in te spreken door ze hoop op betere tijden te geven. De
apostel deed dit, volgens de exegese, door te schrijven over de aanvallen van
boze machten op de christenen, rampen die het naderende einde aankondigden en
de komst van het Rijk Gods. Volgens deze exegese is het boek Openbaring,
geschiedenis dat zich ten tijde van het Romeinse Rijk afspeelde. Geen profetie
wordt gezocht noch verwacht.
De bekende twaalf artikelen van
het geloof leren nochtans de komst van Christus: Ik geloof in God de Vader, de Almachtige, Schepper van de hemel en de
aarde. En in Jezus Christus, zijn eniggeboren Zoon, onze Here; die ontvangen is
van de Heilige Geest, geboren uit de maagd Maria; die geleden heeft onder
Pontius Pilatus, is gekruisigd, gestorven en begraven, neergedaald in de hel;
op de derde dag opgestaan uit de doden; opgevaren naar de hemel, en zit aan de
rechterhand van God, de almachtige Vader; vandaar zal Hij komenom te oordelen de levenden en de
doden. Ik geloof in de Heilige Geest. Ik geloof een heilige, algemene,
christelijke kerk, de gemeenschap der heiligen; vergeving van de zonden;
opstanding van het vlees;
Ik meen dat artikel 7 de
wederkomst van Christus leert. Een verwachting die de gevestigde kerken, over
de eeuwen heen, opgegeven hebben. Het boek: Openbaring, zie ik als een
profetisch boek. Het boek Openbaring wordt uiteindelijk geschiedenis,(!) maar
dan geschiedenis van tevoren geschreven. Het boek leert dat er een periode
komt dat Satan 1000 jaar gebonden zal worden. Deze periode heet in het
Grieks, de taal van het Nieuwe Testament, chilia etè, waarvan het woord
chiliasme is afgeleid. En uit het Latijn heeft men Millennium afgeleid. Het
boek Openbaring is een moeilijk Boek, en dit vanwege de inhoud en als een
gevolg van de moeilijk te verklaren visioenen die de apostel Johannes te zien kreeg. Dit laatste is
belangrijk. Johannes verklaart namelijk aan het einde van de Openbaring het
volgende: En
ik, Johannes, ben het die deze dingen hoorde en zag. Men kan niet zo maar alle visioenen allegoriseren, maar
is verplicht trachten te begrijpen wat Johannes gezien heeft en dit over
toekomstige zaken, want beste lezer(es), het is een Profetisch Boek, zoals ook
het eerste hoofdstuk van de Openbaring onmiddellijk duidelijk maakt. De
Gemeente of Kerk vind men in het boek Openbaring niet terug. Vanaf het
eerste hoofdstuk van Openbaring wordt de draad met het oude verbondsvolk Israël
opnieuw opgenomen.
1:1 Openbaring
van Jezus Christus, welke God Hem gegeven heeft om zijn dienstknechten te tonen hetgeen
weldra moet geschieden, en welke Hij door de zending van zijn engel aan
zijn dienstknecht Johannes heeft te kennen gegeven. 2 Deze heeft van het woord Gods getuigden van het getuigenis
van Jezus Christus, alles wat hij gezien heeft. 3 Zalig hij, die voorleest, en
zij, die horende woorden der profetie, en bewaren,
hetgeen daarin geschreven staat, want de tijd is nabij.
De Gemeente en de genadetijd van
het evangelie, die hun begin met het Pinksterfeest van het jaar 30 AD in
Jeruzalem zagen, wordt niet meer vermeldt noch aangesproken. Zij zijn
verdwenen. De draad met het Joodse volk, dat na de verwerping van Jezus als Messias,
veertig jaar later in 70 AD voor een tweede maal in ballingschap ging, wordt in
het boek Openbaring opnieuw opgenomen. Zij worden geestelijk en nationaal voor
een derde maal door de God van de Bijbel hersteld.
Ik heb, na meer dan dertig jaar
Eschatologische zelfstudie, gebroken met de gangbare evangelische exegese dat
de Kerk in de zeven brieven aan gemeenten in Asia aangesproken wordt. Voor mij
is het inmiddels duidelijk dat gans het Boek Openbaring profetie is en de
geschiedenis van Israël en de Joden vanaf de Exodus uit Egypte tot op heden
heel duidelijk in de brieven terug te vinden is. De zeven gemeenten of
synagogen zijn:
Efeze (vermeld in Handelingen en
brieven Paulus),
Smyrna (niet vermeld in Handelingen of
brieven Paulus),
Pergamum (niet vermeld in Handelingen of
brieven Paulus),
Thyatira (vermeld in Handelingen),
Sardes (niet vermeld in Handelingen of
brieven Paulus),
Filadelphia (niet vermeld in Handelingen of
brieven Paulus) en
Laodicea (vermeld in brieven Paulus).
De zeven brieven zijn aan zeven
Joodse synagogen gericht. Uiteraard zitten hier geestelijke lessen voor de
christen in en dit op basis van wat Paulus, de apostel der heidenen, leert in
Romeinen 15:4 en 1 Korintiërs 10:6. Iedere brief sluit af met een oproep: Wie een oor heeft, die hore, wat de Geest
tot de gemeenten zegt, gemeenten in het meervoud. Er zitten dus
geestelijke lessen in iedere brief, lessen die niet noodzakelijk aan een
tijdsperiode gebonden zijn. Alle zeven brieven zijn ook iedere keer gericht aan
de engel der gemeente: Schrijf aan de engel der gemeente te . Hier kan alleen maar de synagoge mee bedoelt zijn.
Tussen de ekklesia, het lichaam van Christus, en de Heer Jezus Christus, het
hoofd van de ekklesia, staat geen engel of een of andere tussenpersoon. Waar twee of drie in mijn naam vergaderd
zijn, daar ben Ik in uw midden zegt Christus tot iedere kring van
christenen, zonder tussenpersoon. De gangbare protestantse uitleg betreffende
de engel der gemeente is dat deze engel de voorganger of dominee zou
voorstellen. De bediening van de (mannelijke) voorganger en dominee is echter
uit een christelijk-protestantse traditie ontstaan en is vreemd aan de Bijbelse
Ekklesia die rang en standenvrij is.
Galaten 3:27 Want gij allen, die in Christus gedoopt
zijt, hebt u met Christus bekleed. 28 Hierbij is geen sprake van Jood of
Griek, van slaaf of vrije, van mannelijk en vrouwelijk: gij allen zijt immers
één in Christus Jezus.
Kolossenzen 3:10b die vernieuwd wordt tot volle kennis naar
het beeld van zijn Schepper, 11 waarbij geen onderscheid is tussen Griek
en Jood, besneden of onbesneden, barbaar en Skyth, slaaf en vrije, maar alles
en in allen is Christus.
Het christendom kent in
tegenstelling tot de Bijbelse Ekklesia wel rangen en standen en onderscheid
tussen mannen en vrouwen. Het Europese christendom van de laatste 1900 jaar is
een geschiedenis van een exclusieve mannenzaak, van geweldenaars die erop uit
waren om hun koninkrijk te vestigen. Nooit heeft bvb het christendom, noch
het Rooms-katholicisme, noch het protestantisme noch de Oosters-orthodoxe
kerken, het Europese imperialisme veroordeelt. Iets dat zij op basis van een
Bijbels moreel gezag hadden moeten doen. In tegendeel, altijd volgden zij in het
kielzog van de kolonisatoren van hun respectievelijke nationale staten en
koloniseerden zij duchtig mee onder de mom van zieltjeswinnen mee. Dit gedrag
is volledig vreemd aan het evangelie van Christus. Vele zogenaamde zielen
werden ook nooit gewonnen. Een voorbeeld is Nederlands-Indië dat vanaf de zestiende
eeuw gekoloniseerd uitgebuit werd. De autochtone bevolking was toen al
islamitisch en werd in de tweede helft van de twintigste eeuw na het einde van
de kolonisatieperiode, als Islamitisch zijnde achtergelaten.
Toen in de negentiende eeuw de
industrialisatie in Europa een aanvang nam met als een gevolg een trek van de
arbeiders van het platteland naar de steden gevolgd door de uitbuiting van hen
door de rijke industriëlen zwegen de gevestigde kerken tegen het onrecht.
Integendeel, zij rechtvaardigden vanuit hun tradities het discriminerende
klassenverschil.
In de exegese dat de gemeenten in
het boek Openbaring het christendom zou voorstellen wordt met geen woord gerept
over het Oosters Schisma. De scheuring namelijk van het christendom in 1054 AD.
In dat jaar excommuniceerden paus Leo IX van de Rooms-katholieke kerk en
patriarch Michael Caerularius van Constantinopel elkaar wederzijds en werd het
schisma tussen beide kerken na een eeuwenlange periode van vervreemding een
feit. Geen woord ook in de gangbare exegese over de vernietiging van het
Oost-Romeinse christendom als een gevolg van de Arabischislamitische opmars
vanaf de zevende eeuw AD. Wel wordt in Sardes de opkomst van het protestantisme
gezien. Het is duidelijk dat de uitleg betreffende de zeven brieven aan de
zeven gemeenten door een westelijke protestantse bril gezien wordt.
Bij de studie van de Bijbel is het belangrijk de verschillende
bedelingen Gods te onderscheiden. De gevestigde kerken onderscheiden geen
bedelingen in Gods heilsplan met deze wereld. Zij zien één kerk of gemeente van
geredde mensen en dit van af Genesis tot in der eeuwigheid.
De bedelingenleer dateert van de negentiende eeuw,
komt volgens hen uit protestantse-sektarische hoek en wordt verworpen. Het
woord bedeling komt in de grondtekst van de Bijbel niet voor. Een Bedeling
veronderstelt dat God over de eeuwen heen vele malen en op verschillende wijzen
met volken en individuen is omgegaan en omgaat. De onderzoeker Clarence Larkin
e.a. onderscheiden tot zeven bedelingen vanaf Genesis. Het is niet mijn
bedoeling om nu in detail de verschillende herkenbare bedelingen in de Bijbel
te behandelen. Ik wens mij alleen te concentreren op de huidige bedeling van de
genade, die na de bedeling van de wet van Mozes gekomen is, en die eens door
God afgesloten zal worden. Na het afsluiten van de huidige bedeling der genade
volgt een nieuwe bedeling: het komende Messiaanse Vrederijk. Met deze bedeling
wordt Israël, het oude verbondsvolk, hersteld. Dit geprofeteerde Messiaanse
Vrederijk is ook niet de traditionele eeuwigheid, maar zal na een periode van
1000 jaar ook afgesloten worden.
Bedelen, rechte voren trekken of de Schrift snijden,
doen we in feite allemaal. De gevestigde kerken verdelen de Bijbel bijvoorbeeld
in een Oude en een Nieuwe Testament wat in wezen ook bedelen is. Wanneer
Bijbelgetrouwe christenen zich bij het eten tegoed doen aan bijvoorbeeld mosselen
met patatfrites of gevulde tomaten met garnalen doen ze in wezen aan het
bedelen van de Bijbel want zij demonstreren (dikwijls onwetend) zo dat de spijs
wetten van Israël niet voor hen zijn. En terecht. In de huidige genadetijd is
het oude verbondsvolk Israël als heilsorgaan door God opzijgezet, en gelden
deze wetten voor de christen niet. Hij of zij is als christenindividu vrij om
te eten wat en wanneer hij of zij wil.
De voortreffelijke Bijbelvertaling NBG 1951 heeft
eenmaal het woord bedeling in haar vertaling opgenomen. Ik citeer hierna het
gedeelte omdat het gebruik van het woord bedeling, voor verbond, veel duidelijk
maakt.
Galaten 4:21 Zegt mij, gij, die onder de wet wilt staan,
luistert gij niet naar de wet? 22 Er staat immers geschreven, dat Abraham
twee zonen had, één bij de slavin en één bij de vrije. 23 Maar die van de
slavin was naar het vlees verwekt, doch die van de vrije door de belofte.
24 Dit is iets, waarin een diepere zin ligt. Want dit zijn twee
bedelingen: de ene van de berg Sinai, die slaven baart, dit is Hagar.
25 Het (woord) Hagar betekent de berg Sinai in Arabië. Het staat op één
lijn met het tegenwoordige Jeruzalem, want dat is met zijn kinderen in
slavernij. 26 Maar het hemelse Jeruzalem is vrij; en dat is onze
moeder.
Dit Schriftgedeelte heeft het
duidelijk over twee verschillende bedelingen. Twee tijdperken in de
geschiedenis van Gods heilsplan tot op heden. Het boek Openbaring betekent een
scharniermoment van de huidige bedeling van de genade die dan afgesloten wordt,
zoals eertijds God de deur sloot van de ark van Noach en de grote vloed als
oordeel over de wereld van toen liet komen, naar een nieuwe tijd waar de draad
met de Joden opnieuw opgenomen wordt. Wanneer we dit willen herkennen gaat er
veel van het boek Openbaring voor ons open. Aan u, dierbare lezer(es) de keuze:
ofwel is het boek Openbaring een moeilijk boek dat alleen geschiedenis is, of
wordt het een boek dat weliswaar moeilijk blijft, maar een deur opent naar de
verwachting van een toekomstig paradijs, dat eens lang geleden verloren ging
maar straks hersteld wordt.
Wanneer het boek
Openbaring geen geschiedenis blijkt te zijn, maar gans en volledig profetie,
valt er heel wat exegesedruk weg. Een voorbeeld: de grote hoer van het
zeventiende hoofdstuk van Openbaring, is nu niet meer de Rooms-katholieke kerk,
zoals menig protestants onderzoeker de laatste vierhonderd jaar leerde, maar is
een voorstelling van een religieuze tegenstander die zich in de toekomst nog
moet manifesteren. Deze organisatie zal wel haar zetel in Rome hebben. Naar de
toekomst toe is trouwens heel wat religieuze activiteit te verwachten.
Uiteindelijk zullen, naar het boek Openbaring, alle religies samensmelten en
een tegenstander van de God van de Bijbel worden. Ik schrijf met nadruk de God
van de Bijbel, om een duidelijk onderscheid te maken met de vele andere
Godprojecties die alle claimen de Almachtige te zijn. Wanneer de vervulling van
de profetieën van het boek Openbaring nog toekomst is dan is de consequentie
ook dat bijvoorbeeld de 144.000 verzegelden, 12.000 uit elke stam van Israël,
niet de kerk of een uitgekozen groep van de Ekklesia voorstellen, maar
gewoonweg Israëlieten zijn, zoals het Schriftwoord zo duidelijk leert. De
twaalf stammen worden in het zevende hoofdstuk van het Bijbelboek Openbaring
één voor één opgesomd. Ware allegorische acrobatie is er nodig om dit te
vergeestelijken en op de kerk van nu toe te passen. De conclusie van dit alles
is dan ook dat het zendingsbevel wat de prediking van het komende koninkrijk
Gods betreft, waarna het einde volgt, door 144.000 Israëlis zal gebeuren. Het
sleutelwoord in de komende Koninkrijks-prediking zal zijn: bekeer u. Het
sleutelwoord in de huidige genadebedeling is: geloof!
De brief aan Laodicea
in het derde hoofdstuk is volgens mijn exegese nu ook niet aan de
christengemeente geschreven, maar aan de synagoge Israël. Laodicea betekent
volksregering. Het sinds 1948 nationaal herstelde Israël is een democratische
staat. Het is een modelstaat in het Midden-Oosten, wat westerse regeringsvorm
betreft. Israël is een seculiere staat met scheiding der machten. Scheiding ook
tussen religie en staat. Een staat van, door en tot het volk. Een trotse staat
die nog maar net zijn zestigste verjaardag vierde en in de periode tussen 1948
en 1982 vijf verdedigingsoorlogen won tegen de sterkere buurlanden, Egypte,
Syrië, Jordanië en Libanon.
Na het einde van de
koude oorlog met de val van de Berlijnse muur in 1989 met daarop het
desintegreren van Sovjet-Unie, gevolgd door de eerste Golfoorlog van de
Verenigde Naties, volgden vredesakkoorden tussen Israël en de buurlanden (met
uitzondering van Syrië) die hun claim op Palestina opgaven maar wel verwachten
dat Israël tot een vredesoplossing komt met de Arabische inwoners van de
Westbank en Gaza, door middel van de oprichting van een tweede staat in
Palestina en opnieuw een deling van Jeruzalem. Een oplossing die wanneer ik dit
schrijf nog niet in zicht is maar op basis van het Profetische Woord van de
Bijbel te verwachten is. De Bijbel voorspelt een schijnvrede die een
Pseudo-Messias (de eerste ruiter op het witte paard) brengt en door de Joden
aanvaard zal worden. Uiteindelijk cumuleert dit alles zeven jaar later tot het
gevreesde Armageddon en de komst van Christus Jezus op de Olijfberg te
Jeruzalem. Dezelfde plaats waar Hij in 30 AD naar die andere dimensie ten hemel
voer met de belofte van zijn terugkomst.
De zeven brieven aan
de zeven gemeenten in Asia bij de aanvang van het boek Openbaring,
geadresseerd, zijn alle aan synagogen gericht. De brief van Efeze waar de reeks
mee begint is aan de synagoge van Efeze gericht en niet aan de christengemeente
die ook in Efeze vertegenwoordigd was. Wanneer we de inhoud van de brief van
Christus aan Efeze in het boek Openbaring, vergelijken met de brief van Paulus
aan Efeze blijkt heel duidelijk dat we met twee verschillende bedelingen of
huishoudingen Gods in de tijd te maken hebben. De brief van Paulus aan Efeze werd in 60 AD vanuit de gevangenis in Rome geschreven.
Volgens de chronologische heilsgeschiedenis bevinden we ons in de periode vlak
na het afsluiten van het boek Handelingen met hoofdstuk 28. Sinds Pinksteren
met het begin van de evangelieprediking waren er dertig jaar verlopen. De
Joodse leiders te Rome wijzen de boodschap van Paulus af en halen de profetie
van de profeet Jesaja hoofdstuk 6 over zich heen. Het volk Israel wordt van dan
af definitief als heilsorgaan opzij gezet en de Heilige Geest openbaart Zijn
werk met de Ecclesia Gemeente Kerk:
Handelingen 28:25Terecht heeft de heilige Geest
door de profeet Jesaja tot uw vaderen gesproken, 26 zeggende: Ga heen tot
dit volk en zeg: Met het gehoor zult gij horen en gij zult het geenszins
verstaan, en ziende zult gij zien en gij zult het geenszins opmerken;
27 want het hart van dit volk is vet geworden, en hun oren zijn hardhorend
geworden, en hun ogen hebben zij toegesloten, opdat zij niet zien met hun ogen
en met hun oren niet horen en met hun hart niet verstaan en zij zich bekeren,
en Ik hen zou genezen. 28 Het zij u dan bekend, dat dit
heil Gods aan de heidenen gezonden is; die zullen dan ook horen! 29 [En
nadat hij dit gezegd had, gingen de Joden al redetwistende heen.] (NBG
Vertaling 1951)
Niet alle manuscripten hebben
Efeze als geadresseerde en dus heeft de brief ook in alle andere plaatsen in
Asia waar christengemeenten waren gecirculeerd. De brief van Paulus aan de
Laodiceërs zoals vermeld in Kolossenzen 4:16 ( En
wanneer deze brief bij u is voorgelezen, zorgt dan, dat hij ook in de gemeente
te Laodicea voorgelezen wordt en dat ook gij die van Laodicea u laat
voorlezen.) is in feite de zogenaamde
Efeze-brief.
Het hoofdthema van de Efeze-brief
is het geheimenis van de roeping der heidenen'. Paulus ontvouwt Gods plan om
mensen uit elk volk, zowel vrouw als man van welke afkomst ook, samen te
brengen in Christus. In dit Lichaam is ieder een gelijk. Dit Lichaam is de
Gemeente van Christus en is niet te verwarren met de bruid van Christus die het
herstelde Israël zal zijn. De
Efeze-brief van Paulus leert dat een mens alleen
door genade behouden, gered kan worden. Zie o.a.hoofdstuk 2:8 Want door genade zijt gij behouden, door het geloof, en dat niet uit uzelf: het is een gave
van God; 9 niet uit werken,
opdat niemand roeme. 10 Want
zijn maaksel zijn wij, in Christus Jezus geschapen om goede werken te doen, die
God tevoren bereid heeft, opdat wij daarin zouden wandelen.
In schijnbare contradictie staat
tegenover de brief van Paulus aan de Efeziërs de brief aan de synagoge van
Efeze dat o.m. luidt: Openbaring 2:2 Ik weet uw werken, en uw arbeid, en
uw lijdzaamheid. Enz. Het is een schijnbare contradictie want de conclusie moet
zijn dat het twee verschillende geadresseerden zijn over twee bedelingen Gods
heen.
Ook het zesde hoofdstuk van
Openbaring maakt duidelijk dat we in de daar beschreven toekomstige
tijdsperiode in een nieuwe bedeling Gods gearriveerd zijn. Het gebed van de
martelaren die God om vergelding roepen is een gebed dat geen christen vandaag
over zijn of haar lippen kan krijgen zonder een vermaning van de inwonende
Heilige Geest van God te ontvangen.
Openbaring 6:9 En toen Hij het
vijfde zegel opende, zag ik onder het altaar de zielen van hen, die geslacht
waren om het woord van God en om het getuigenis, dat zij hadden. 10 En zij
riepen met luider stem en zeiden: Tot hoelang, o heilige en waarachtige
Heerser, oordeelt en wreekt Gij ons bloed nietaan hen, die op de aarde wonen?
Wanneer het ganse
boek Openbaring nog toekomst is, is de consequentie dat er in Jeruzalem een
nieuwe eredienst te verwachten is. In het elfde hoofdstuk van het boek
Openbaring wordt de ark van het verbond in de hemel van God zichtbaar.
De tegenstander zal dit op aarde imiteren.
De eerste ark gaat
terug tot de woestijnperiode onder Mozes en wordt beschreven in het Bijbelboek
Exodus hoofdstuk 25. De ark heeft de Israëlieten op al haar tochten en verblijfplaatsen vanaf
haar ontstaan na de Exodus uit Egypte in 1483 voor Christus, vergezeld. In het
Oude Testament zijn er honderden verwijzingen naar gebeurtenissen betreffende
de ark van het verbond. Ten tijde van Salomo werd zij in de tempel in het
Heilige der heiligen neergezet. Een vertrek van de tempel waar met Jom Kippoer,
de grote verzoendag, de hogepriester binnenging voor de
verzoenings-handelingen. Hier is de ark met zekerheid tot aan haar vernietiging
gebleven. Deze vernietiging gebeurde ten tijde van Zedekia, de laatste koning
van Juda.
" Daarna, in de vijfde
maand, op de zevende van de maand dat was het negentiende jaar van koning
Nebukadnezar, de koning van Babel kwam Nebuzaradan, de bevelhebber van de
lijfwacht, de dienaar van de koning van Babel, te Jeruzalem, en verbrandde het huis des HEREN
en het koninklijk paleis; alle huizen in Jeruzalem, althans alle huizen der
aanzienlijken, verbrandde hij met vuur. En het leger der Chaldeeën, dat met de
bevelhebber van de lijfwacht was, haalde gezamenlijk de muren rondom Jeruzalem
neer.
2 Koningen 25:8-11 (NBG Vertaling
1951)
En ook Psalm 74 leert duidelijk
dat alles in het Heilige der heiligen vernield werd: 6 toen sloegen zij het
snijwerk daaraan altegader stuk met bijl en houweel; 7 uw heiligdom staken
zij in brand, zij
ontwijdden tot de grond toe de woning van uw naam; 8 zij zeiden bij
zichzelf: Laten wij hen altegader verdrukken. Zij verbrandden alle godshuizen
in den lande (NBG
Vertaling 1951)
Na de verwoesting van Jeruzalem en van de tempel door
Nebukadnezar, de koning van Babylon, in 586 voor Christus horen wij echter
nooit meer iets van de ark. In de herbouwde tempel van Zerubbabel en in die van
Herodes bevond zich in het Heilige der heiligen niet de ark, maar wel, volgens
de Joodse overlevering een steen, waarop de hogepriester op de grote Verzoendag
het vat met reukwerk zette. Er was dus ook geen verzoendeksel meer, waarop het
bloed van de zondoffers gesprenkeld kon worden. Dit is volledig in lijn en
verwachting volgens de profetie van Jeremia die optrad ten tijde van de val van
Jeruzalem door de Babyloniërs.
Jeremia 3:14-16 " Keert
weder, afkerige kinderen, luidt het woord des HEREN, want Ik ben heer over u;
Ik zal u nemen, één uit een stad en twee uit een geslacht, en u brengen te
Sion, en Ik zal u herders naar mijn hart geven, die u zullen weiden met kennis
en verstand. Als gij u dan vermeerdert en vruchtbaar wordt in het land in die
dagen, luidt het woord des HEREN, dan
zal men niet meer spreken over de ark van het verbond des HEREN; zij zal
niemand in de zin komen, men zal aan haar niet meer denken en haar niet zoeken,
en zij zal niet weder gemaakt worden "NBG
Vertaling 1951
Het is na de vernietiging van de
tempel van Zerubbabel, die volledig gerenoveerd en herbouwt door Herodes de
Grote werd, dat de legendes en het zoeken naar de ark een aanvang namen. Het is
mijn persoonlijke overtuiging dat naar de profetie van Jeremia, de
oorspronkelijke ark vernietigd is. Wel zijn er met zekerheid in de oudheid
replica's gemaakt die nu ergens op aarde verborgen zitten. Met voldoende
zekerheid kan men stellen dat in Ethiopië, op een geheime plaats te Axoem, zulk
een replica van de ark van het verbond vereerd wordt. Ethiopië betwist namelijk
Arabië de roem van de koningin van het Zuiden. De koningen van Ethiopië eisten
afstamming voor zich op van Menelik, een zoon van Salomo en de koningin van
Scheba, die, naar zij beweren, hun koningin was. Hoogstwaarschijnlijk bracht de
koningin van Scheba een replica van de ark naar haar land mee. Enkele jaren
geleden bracht de BBC een overtuigende documentaire over de verborgen ark te
Axoem. Volgens de documentaire wordt de ark op een geheime plaats bewaard in de
kerk van de Heilige
Maria van Sion door een monnik bekend als de 'bewaarder van
de ark'. Persoonlijk houd ik er rekening mee dat een replica van de ark in de
grote piramide te Gizeh in Egypte een rustplaats vond. Een rustplaats die nog
ontdekt moet worden. Daarnaast zijn er Joodse legenden die beweren dat de ark
bij de nadering van de Babyloniërs verborgen werd op de berg Nebo in Jordanië.
Het boek 2 Makkabeeën dat de Roomse Kerk eigenzinnig aan haar Bijbel heeft
toegevoegd, leert deze legende en zou in de toekomst een bron van misleiding
kunnen worden.
2 Makkabeeën 2:4 Verder staat er in hetzelfde geschrift dat
de profeet, gehoorzaam aan een goddelijke ingeving, de verbondstent en de ark
liet halen en achter hem aan liet dragen, terwijl hij de berg beklom die Mozes
bestegen had om het erfdeel van God te aanschouwen. 5 Daar aangekomen vond
Jeremia een rotsspelonk; daarin plaatste hij de tent, de ark en het
reukofferaltaar en hij sloot de toegang af. 6 Toen enkele van zijn metgezellen
er weer heen gingen om de weg te markeren, konden ze de plaats niet meer
vinden. 7 Jeremia hoorde van hun poging en maakte hun verwijten. Hij zei: Die
plaats moet onbekend blijven, totdat God zijn volk weer samenbrengt en het zijn
barmhartigheid toont. 8 Dan zal de Heer dat alles weer tevoorschijn brengen;
dan zal de glorie van de Heer in een wolk verschijnen, zoals dat gebeurd is in
de tijd van Mozes en ook in die van Salomo, toen hij bad dat de tempel op
grootse wijze geheiligd zou worden.
Een andere legende plaatst de ark
in een schuilplaats nabij de Dode Zee. Zij is dan verborgen in een van de vele
grotten waar ook de bekende Dode Zeerollen gevonden werden. Een hardnekkige
legende leert dat de ark verborgen werd 'in' de tempelberg en op Gods tijd bij
de herbouw van de tempel tevoorschijn zal komen. De Joodse legenden verhalen
niet over een replica maar scheppen de verwachting dat de oorspronkelijke ark
ergens verborgen zit. Deze legenden zijn echter in strijd met de Bijbel die
duidelijk door de mond van Jeremia leert dat "dan zal men niet meer
spreken over de ark van het verbond des HEREN; zij zal niemand in de zin komen,
men zal aan haar niet meer denken en
haar niet zoeken, en zij zal niet weder gemaakt worden "
De verborgen ark kreeg heel wat
belangstelling toen Hollywood de film THE RAIDERS OF THE LOST ARK uitbracht. De
filmmakers lieten de ark door farao Sisak, die de Egyptologie met de Libische
farao Sjosjenq I, identificeert, buitmaken en naar Egypte brengen. Hoewel het
een fictief verhaal was, begeesterde het de hele wereld.
Naar mijn aanvoelen is het
mogelijk dat één van deze replica's in de nabije toekomst te voorschijn komt en
door satan gebruikt wordt voor de grootste misleiding die de mensenwereld ooit ondergaan
heeft. De antichrist zal namelijk zijn eredienst te Jeruzalem vestigen en daar
aanbidding eisen. Satans grote moment. Het tevoorschijn komen van de ark zou in
Israël een grote beroering doen ontstaan en de roep voor de herbouw van de
tempel alleen maar sterker maken. Of is er een andere optie mogelijk? Ook de
Moslimwereld zou door de vondst in verwarring kunnen geraken en haar claimen.
De koran verwijst naar Mozes als profeet. De Ark komt in de positieve zin in de
koran voor. In Soera 2:248 staat geschreven: "En hun profeet (=Samuël)
zeide tot hen: Het teken van zijn Talut (= Saul) koningschap is, dat tot
u zal komen de Ark, waarin is een Godsrust van uw Heer en een nalatenschap,
welke nagelaten hebben het geslacht van Musa (Mozes) en het geslacht van
Harun (Aaron), en welke de engelen dragen. Daarin is waarlijk een teken
voor u, indien gij gelovigen zijt."(De Koran in de vertaling van
Prof. Dr. J.H. Kramers)
Het is momenteel alleen maar raden naar wat de reacties van de
verschillende religies op de mogelijke vondst van de ark zal zijn. Tenzij de
ark in de eindtijdperiode zoals in Openbaring beschreven, gevonden wordt. In
dat geval is te verwachten dat de nieuwe wereldreligie van Openbaring 17 haar
zal claimen en voor een rustplaats in Jeruzalem zal voorzien. Op en rond de ark
zullen weer offers mogelijk worden. Het zal echter een offerdienst zijn die de
HERE God van de Bijbel afwijst. Volgens Openbaring hoofdstuk 11 zullen twee
getuigen van de Heer gedurende 1260 dagen tegen de hele zaak profeteren. Zij
worden na 1260 dagen of 42 maanden (aan 30 dagen per maand) door 'het beest
uit de afgrond' gedood. Dit beest krijgt dan 42 maanden tijd om zijn zaak
te doen waarna het Godsrijk van bovenuit gevestigd wordt. De periode dat de
Apocalyps over deze planeet woedt, duurt aldus exact zeven jaar. Het begin
wordt ingeluid door het zegevierende oprukkende witte paard dat wereldwijd
vrede en valse gerustheid brengt.
Wanneer het boek
Openbaring nog toekomst is, zijn al de antichristen uit het verleden zoals
Nero, Napoleon, Hitler e.a. slechts voorlopers van het Beest, zoals beschreven
in de hoofdstukken 13 en 17 van het boek Openbaring, met een naam met de
getalswaarde 666. Het Bijbelgedeelte van Openbaring hoofdstuk 13 schildert een futuristische
wereld waar big brother heerst. Een
horrorverhaal dat al door menig sciencefiction schrijver beschreven werd. Er
komt een tijd dat de ganse wereldbevolking, door een supranationale overheid
opgelegd, een merkteken zal krijgen op het voorhoofd en/of op de rechterhand
aangebracht. Het vraagt anno 2009 weinig verbeelding om te zien dat de computer
en de daarmee samengaande technologie dit apocalyptische beeld mogelijk maken.
Tot slot wil ik opmerken dat het getal 666 in de eerste plaats de som van de naam van
de antichrist zal zijn. In het Grieks en het Hebreeuws heeft elke letter ook
een cijferwaarde. Het is dus mogelijk om de getalswaarde van iedere naam te
berekenen. Men moet alleen verstand van Grieks en Hebreeuws hebben.
Wanneer het boek
Openbaring nog toekomst is kunnen we inderdaad een wederkomst van Christus
verwachten. Dit is een verwachting die het traditionele christendom, ook wat er van
overblijft in de tweede generatie sinds de kerkverlating, niet meer kent. De
Bijbel leert nochtans heel duidelijk en niet mis te verstaan, een wederkomst
van Christus. Deze komst heeft Jezus voorzegd tijdens zijn leven en bediening
en werd door de evangelisten zo genoteerd. Onmiddellijk na Zijn hemelvaart
wordt dezelfde boodschap herhaald.
Handelingen 1:6 Zij dan, die daar bijeengekomen waren, vroegen Hem en zeiden: Here, herstelt
Gij in deze tijd het koningschap voor Israël? 7 Hij zeide tot hen: Het
is niet uw zaak de tijden of gelegenheden te weten, waarover de Vader de
beschikking aan Zich gehouden heeft, 8 maar gij zult kracht ontvangen,
wanneer de heilige Geest over u komt, en gij zult mijn getuigen zijn te Jeruzalem
en in geheel Judea en Samaria en tot het uiterste der aarde. 9 En nadat
Hij dit gesproken had, werd Hij opgenomen, terwijl zij het zagen, en een wolk
onttrok Hem aan hun ogen. 10 En toen zij naar de hemel staarden, terwijl
Hij henenvoer, zie, twee mannen in witte klederen stonden bij hen, 11 die
ook zeiden: Galileese mannen, wat staat gij daar en ziet op naar de hemel? Deze
Jezus, die van u opgenomen is naar de hemel, zal op dezelfde wijze wederkomen,
als gij Hem ten hemel hebt zien varen. (NBG Vertaling 1951)
In het hiervoor geciteerde
Schriftgedeelte worden enkele eenvoudige waarheden weergegeven. De verwachting
namelijk van het Koninkrijk Gods en de wederkomst van Jezus op dezelfde wijze
zoals Zijn hemelvaart. Boven Jeruzalem is er duidelijk een, voor onze ogen,
onzichtbare deur naar die andere dimensie van waar Jezus op Zijn tijd zal
terugkomen. Naar de komst van dit Rijk Gods hebben honderden miljoenen
christenen bijna tweeduizend jaar al sinds 30 AD (dikwijls onwetend) gebeden.
Het Onze Vader namelijk zoals het in het evangelie opgetekend staat.
Matteüs 6:6 Maar gij, wanneer gij
bidt, ga in uw binnenkamer, sluit uw deur en bid tot uw Vader in het
verborgene; en uw Vader, die in het verborgene ziet, zal het u vergelden.
7 En gebruikt bij uw bidden geen omhaal van woorden, zoals de heidenen;
want zij menen door hun veelheid van woorden verhoord te zullen worden.
8 Wordt hun dan niet gelijk, want [God] uw Vader weet, wat gij van node
hebt, eer gij Hem bidt. 9 Bidt gij dan aldus:Onze Vader die in de hemelen zijt, uw naam worde geheiligd; 10 uw
Koninkrijk kome; uw wil geschiede, gelijk in de hemel alzo ook op de aarde.
11 Geef ons heden ons dagelijks brood; 12 en vergeef ons onze
schulden, gelijk ook wij vergeven onze schuldenaren; 13 en leid ons niet in
verzoeking, maar verlos ons van de boze. [Want Uwer is het Koninkrijk en de
kracht en de heerlijkheid in der eeuwigheid. Amen.] 14 Want indien gij de
mensen hun overtredingen vergeeft, zal uw hemelse Vader ook u vergeven;
15 maar indien gij de mensen niet vergeeft, zal ook uw Vader uw
overtredingen niet vergeven. (NBG Vertaling 1951)
Dit beloofde Koninkrijk is
komende. Het zal niet tot stand komen door menselijke inzet, maar net zoals met
de wedergeboorte van een mens, zoals beschreven in het evangelie naar Johannes,
door God Zelf. Het traditionele christendom meent dat zij zelf dit Godsrijk
kunnen of moeten waarmaken door o.a. het werken aan sociale rechtvaardigheid.
Op zich een goede zaak, intussen gaat echter het lijden en het sterven verder.
De verwachting van het komende Godsrijk werd door het lange uitblijven van de
Messias opgegeven. Toen de Romeinse keizer Constantijn zich in de vierde eeuw
na Christus tot het christendom bekeerde en de kerk van Rome tot
staatsgodsdienst verhief, leerde en verwachte men dat het Godsrijk door
mensenhanden gebouwd kon worden. De profetische gedeelten van de Bijbel werden
als een allegorie uitgelegd en ontdaan van hun letterlijke boodschap. Alle
heilsbeloften in de Bijbel die betrekking op het volk Israël hadden werden op
de kerk van nu van toepassing. De duizend jaar dat satan gebonden zou worden
volgens het boek Openbaring werd niet meer letterlijk genomen maar gezien als
een zinnebeeld van de nieuwe tijd die sinds Constantijn baan brak. Dat het
sterven, de dood, bleef heersen, nam men erbij. Als surrogaat kwam in de plaats
een leer van een naar de hemel gaan bij het sterven, een hierna zijn. Deze
leer van een leven na de dood, heeft het christendom echter van de Grieken
overgenomen en is vreemd aan de Thora. Het is een gechristianiseerde Griekse
mythologische verwachting. De Bijbel daarentegen belooft een opstanding op de
dag van Christus in een nog te herstellen paradijs. De moordenaar aan het kruis
naast Jezus kreeg deze belofte van de Heiland. Het traditionele christendom
leert dat de man nog dezelfde dag naar het paradijs ging en plaatst kommas in
de vertaalde Bijbeltekst om een en ander volgens hun exegese duidelijk te
maken: Ik zeg u komma heden zult gij met
Mij in het paradijs zijn. In de Griekse grondtekst staan er nochtans geen
kommas. Een contradictie is dat de Heiland drie dagen in het graf was alvorens
na Zijn opstanding naar de Vader in de hemel te gaan. Ook in het Jodendom is
het Griekse denken over een hiernamaals na de dood binnengedrongen. De veldslag bij Issus in 333 v.
Chr. tussen de legers van Alexander de Grote en die van de Pers Darius III
bezegelde niet alleen het lot van de Perzen maar had ook gevolgen voor Juda en
zag de start van de hellenisering van de oude wereld. In de derde eeuw voor Christus
werd in Egypte onder het bewind van de Hellenistische koning Ptolemeüs II, de
Thora door Joodse Schriftgeleerden naar het Grieks vertaald. Later volgden de
overige boeken van het Oude Testament plus boeken die in wezen niet in de
Joodse Bijbel thuishoren (niet geïnspireerd) zoals de apocriefe boeken 1 en 2
Makkabeeën e.a. Het zijn deze laatste boeken die het Griekse geloof in een
hiernamaals en een hierna-zijn leren. De Grieken geloofden dat bij de dood een
mens naar Hades ging. In de Bijbel echter is de dood het einde en een vijand.
Wanneer Paulus in Athene op de Areopagus voor de eerste maal daar het evangelie
verkondigde (Handelingen 17) was de belofte van een toekomstige Opstanding iets
waarvan de Grieken nog nooit gehoord hadden. Verwarrend was in de Septuagint
het gebruik van het Griekse woord Hades als vertaling voor het Hebreeuwse woord
dat graf voorstelt. Op korte tijd ontstond de traditie van een leven na de dood
met interactiemogelijkheid tussen levenden en zogenaamde doden. Vooral de
Rooms-katholieke kerk leert deze traditie dogmatisch.
Het Bijbelse koninkrijk van de
Bergrede zoals in het evangelie van Matteüs geciteerd is hetzelfde Koninkrijk
waar ook gelovige Joden naar uit zien. Want het is hun door de profeten
beloofde Messiaanse Vrederijk dat met de wederkomst van Christus werkelijkheid
zal worden. De Jezus die terugkomt, is de Jezus van de Bijbel en niet die van
het christendom die er een karikatuur van gemaakt heeft.
De komende Apocalyps brengt wel uiteindelijk het
beloofde Messiaanse Rijk, maar pas na een oordeelstijd. Het Utopia dat de
Pseudo-Messias, de eerste ruiter op het witte paard, brengt zal geen stand
houden. Er is een ding dat geen enkel menselijk Utopia de laatste zesduizend
jaar kon voortbrengen en dat is een wereld zonder de dood, hoe mooi en goed een
samenleving ook opgebouwd wordt. De meest volmaakte staatsvorm mag zich
voordoen. De oprichters en hun volgelingen ervan moeten uiteindelijk altijd de
weg van de gevallen Adam gaan; namelijk de weg van oud worden, aftakelen en
sterven. Alleen de HERE God van de Bijbel heeft een andere wereld beloofd die
de moeite waard is en waar geen dood en lijden meer zal zijn.
Wettelijk depot: D/2009/Robert De Telder/Auteur uitgever
Trefwoorden: Bijbel, Eschatologie.
ISBN: 978 16 1627 432 0
NUR: 702
Tenzij anders aangeduid werd de vertaling van het NBG 1951 gebruikt.
Openbaring 1:
1 Openbaring
van Jezus Christus, welke God Hem gegeven heeft om zijn dienstknechten te tonen hetgeen
weldra moet geschieden, en welke Hij door de zending van zijn engel aan zijn
dienstknecht Johannes heeft te kennen gegeven. 2 Deze heeft van het woord Gods getuigd en van het getuigenis van Jezus
Christus, alles wat hij gezien heeft. 3 Zalig
(Grieks: MAKARIOS = gelukkig)
hij, die voorleest, en zij, die horende woorden
der profetie, en bewaren, hetgeen daarin geschreven staat, want de tijd is nabij.
4 Johannes aan de zeven
gemeenten in Asia: genade zij u en vrede van Hem, die is en die was en die komt, en van de zeven geesten, die voor
zijn troon zijn, 5 en van Jezus Christus, de getrouwe getuige, de eerstgeborene
der doden en de overste van de koningen der aarde. Hem, die ons liefheeft en ons uit onze zonden verlost heeft door zijn bloed 6 en Hij heeft ons
tot een koninkrijk, tot priesters voor zijn God en Vader gemaakt Hem zij de
heerlijkheid en de kracht tot in alle eeuwigheden! Amen.
7 Zie, Hij komt met de wolken en elk oog zal Hem zien, ook zij, die Hem
hebben doorstoken (Zacharia 12:10);
en alle stammen der aarde zullen over Hem weeklagen. Ja, amen.
8 Ik ben de
alfa en de omega, zegt de Here God, die is en die was en die komt, de
Almachtige.
9 Ik,
Johannes, uw broeder en deelgenoot in de
verdrukking en in het Koninkrijk en de
volharding in Jezus, was op het eiland, genaamd Patmos, om het woord Gods en
het getuigenis van Jezus.
10 Ik kwam in vervoering des geestes op de dag des Heren, en ik hoorde
achter mij een luide stem, als van een bazuin, 11 zeggende: Hetgeen gij ziet,
schrijf dat in een boek en zend het aan de zeven gemeenten: naar Efeze, en naar Smyrna,
en naar Pergamum, en naar Tyatira, en naar Sardes, en naar
Filadelfia en naar Laodicea. 12 En ik keerde mij om, ten einde de
stem te zien, die met mij sprak. En toen ik mij omkeerde, zag ik zeven gouden
kandelaren, 13 en te midden van de kandelaren iemand als eens mensen zoon,
bekleed met een tot de voeten reikend gewaad, en aan de borsten omgord met een
gouden gordel; 14 en zijn hoofd en zijn haren waren wit als witte wol, als
sneeuw, en zijn ogen als een vuurvlam; 15 en zijn voeten waren gelijk
koperbrons, als in een oven gloeiend gemaakt, en zijn stem was als een geluid
van vele wateren.
16 En Hij
had zeven sterren in zijn rechterhand en uit zijn mond kwam een
tweesnijdend scherp zwaard; en zijn aanzien was gelijk de zon schijnt in haar
kracht.
17 En toen
ik Hem zag, viel ik als dood voor zijn voeten; en Hij legde zijn rechterhand op
mij en zeide: Wees niet bevreesd, Ik
ben de eerste en de laatste, 18 en de levende, en Ik ben dood geweest, en zie,
Ik ben levend tot in alle eeuwigheden, en Ik heb de sleutels van de dood en het
dodenrijk.
19 Schrijf
dan hetgeen gij gezien hebt en hetgeen is en hetgeen na dezen geschieden zal.
20 Het geheimenis der zeven sterren, die gij gezien
hebt in mijn rechterhand, en de zeven gouden kandelaren: de zeven sterren zijn
de engelen der zeven gemeenten, en de kandelaren zijn de zeven gemeenten.
Openbaring 2
1 Schrijf
aan de engel der gemeente te Efeze: (commentaar: Efeze=de
lieflijke. Begin historische periode van Israël vanaf de exodus uit Egypte.
Vergelijk Hosea 11:1 Toen Israël nog een kind was, had ik het lief; uit Egypte
heb ik mijn zoon weggeroepen. Jeremia 2:1 Het woord des HEREN nu kwam tot mij:
2 Ga, predik ten aanhoren van Jeruzalem: Zo zegt de HERE: Ik gedenk de
genegenheid van uw jeugd, de liefde van uw bruidstijd, toen gij Mij gevolgd
waart in de woestijn, in onbezaaid land; 3 Israël was de HERE geheiligd, de
eersteling zijner opbrengst; allen die daarvan wilden eten, zouden schuld op
zich laden, onheil zou over hen komen, luidt het woord des HEREN.
De geadresseerde gemeente in Efeze is de synagoge en niet de
christengemeente van de Efezebrief, aan wie in de huidige bedeling genade
beloofd wordt)
Dit zegt Hij, die de zeven sterren in zijn rechterhand
houdt, die tussen de zeven gouden kandelaren wandelt: 2
Ik weet uw werken en
inspanning en uw volharding en dat gij de kwaden niet kunt verdragen en hen op
de proef gesteld hebt, die zeggen, dat zij apostelen zijn, maar het niet zijn,
en dat gij hen leugenaars hebt bevonden; 3 en
gij hebt volharding en hebt verdragen om mijns naams wil en gij zijt niet moede
geworden. 4 Maar Ik heb tegen u, dat
gij uw eerste liefde verzaakt hebt. 5 Gedenk dan, van welke hoogte gij gevallen zijt en
bekeer u en doe (weder) uw eerste werken. Maar zo niet, dan kom Ik tot u en Ik
zal uw kandelaar van zijn plaats wegnemen, indien gij u niet bekeert. 6 Doch dit hebt gij, dat gij de werken der
Nikolaïeten haat, welke ook Ik haat. 7 Wie
een oor heeft, die hore, wat de Geest tot de gemeenten zegt. Wie overwint,
hem zal Ik geven te eten van de boom des levens, die in het paradijs Gods
is.
8 En schrijf
aan de engel der gemeente te Smyrna: (commentaar: Smyrna=bitter. Historische periode van de
woestijnreis van Israël op weg naar het Beloofde Land)
Dit zegt de eerste en de
laatste, die dood geweest is en levend geworden: 9 Ik
weet uw verdrukking en armoede, hoewel gij rijk zijt, en de laster van hen, die
zeggen, dat zij Joden zijn, doch het niet zijn, maar een synagoge des
satans. 10 Wees niet bevreesd voor hetgeen gij
lijden zult. Zie, de duivel zal sommigen uwer in de gevangenis werpen, opdat
gij verzocht wordt, en gij zult een verdrukking hebben van tien dagen. Wees getrouw tot de dood en Ik zal u
geven de kroon des levens. 11 Wie een oor heeft, die hore, wat de Geest
tot de gemeenten zegt. Wie overwint, zal van de tweede dood (20:6)
geen schade lijden.
12 En
schrijf aan de engel der gemeente te Pergamum:
(commentaar: Pergamum=hoge burcht.
Historische periode van Israël in de woestijn het boek Numeri Bileam)
Dit zegt
Hij, die het tweesnijdende scherpe zwaard heeft: 13 Ik weet, waar gij woont, dáár
waar de troon des satans is; en gij houdt vast aan mijn
naam en hebt het geloof in Mij niet verloochend, ook niet in de dagen van
Antipas, mijn getuige, mijn getrouwe, die gedood werd bij u, waar de satan
woont. 14 Maar Ik heb enkele dingen tegen u: dat gij daar sommigen hebt, die
vasthouden aan de leer van Bileam, die Balak leerde de kinderen Israëls een
strik te spannen, dat zij afgodenoffers zouden eten en hoereren (Numeri 25:1-3). 15 Zo hebt ook gij
sommigen, die op gelijke wijze aan de leer der Nikolaïeten vasthouden. 16
Bekeer u dan; maar zo niet, dan kom Ik spoedig tot u en Ik zal strijd tegen hen
voeren met het zwaard mijns monds.
17 Wie een oor heeft, die hore,
wat de Geest tot de gemeenten zegt.Wie overwint, hem zal Ik geven
van het verborgen manna, en Ik zal hem een witte steen geven en op die steen
een nieuwe naam geschreven, welke niemand weet, dan die hem ontvangt.
18 En
schrijf aan de engel der gemeente te Tyatira:
(commentaar: Tyatira=de wierookofferende.
Historische periode van Israël - de tien stammen)
Dit zegt de
Zoon Gods, die ogen heeft als een vuurvlam en zijn voeten zijn als koperbrons:
19 Ik weet uw werken en liefde, en geloof en dienstbetoon, en uw volharding en
uw laatste werken, die meer zijn dan de eerste. 20 Maar Ik heb tegen u, dat gij
de vrouw Izebel laat begaan, die zegt, dat zij een profetes is, en zij leert en
verleidt mijn knechten om te hoereren en afgodenoffers te eten (1 Koningen 16:30-31). 21 En Ik heb haar
tijd gegeven om zich te bekeren, maar zij wil zich niet bekeren van haar
hoererij. 22 Zie, Ik werp haar op het ziekbed en hen, die met haar overspel
bedrijven, breng Ik in grote verdrukking, indien zij zich niet van haar werken
bekeren. 23 En haar kinderen zal Ik de dood doen sterven en alle gemeenten
zullen inzien, dat Ik het ben, die nieren en harten doorzoek; en Ik zal u
vergelden, een ieder naar uw werken. 24 Doch Ik zeg tot u allen, die voorts te
Tyatira zijt, en deze leer niet hebt en die niet, gelijk zij zeggen, de diepten
des satans hebt leren kennen: Ik leg u geen andere last op. 25 Maar wat gij
hebt, houdt dat vast, totdat Ik gekomen ben.
26 En wie
overwint en mijn werken tot het einde toe bewaart, hem zal Ik macht geven
over de heidenen; 27 en hij zal hen hoeden met een ijzeren staf, als aardewerk
worden zij verbrijzeld, gelijk ook Ik van mijn Vader ontvangen heb, 28 en Ik
zal hem de morgenster geven.
29 Wie een oor heeft, die hore, wat de Geest tot
de gemeenten zegt.
Openbaring 3
1 En schrijf
aan de engel der gemeente te Sardes: (commentaar:
Sardes=ontvluchten. Historische periode van Israëls (tien stammen)
ballingschap)
Dit zegt
Hij, die de zeven Geesten Gods en de zeven sterren heeft: Ik weet uw werken,
dat gij de naam hebt, dat gij leeft, maar gij zijt dood. 2 Wees wakker en
versterk het overige, dat dreigde te sterven, want Ik heb geen van uw werken
vol bevonden voor mijn God. 3 Bedenk dan, hoe gij het ontvangen en gehoord
hebt, en bewaar het en bekeer u. Indien gij dan niet wakker wordt, zal Ik komen
als een dief, en gij zult niet weten, op welk uur Ik u zal overvallen. 4 Doch
gij hebt enkele personen te Sardes, die hun klederen niet hebben bezoedeld, en
zij zullen met Mij in witte klederen wandelen, omdat zij het waardig zijn. 5 Wie
overwint, zal aldus bekleed worden met witte klederen; en Ik zal zijn naam
geenszins uitwissen uit het boek des levens, maar Ik zal zijn naam belijden
voor mijn Vader en voor zijn engelen. 6 Wie een oor heeft, die hore, wat de Geest tot
de gemeenten zegt.
7 En schrijf
aan de engel der gemeente te Filadelfia:
(commentaar: Filadelfia=broederliefde.
Historische periode van de koningen van Juda (twee stammen)
Dit zegt de
Heilige, de Waarachtige, die de sleutel Davids heeft, die opent en niemand zal
sluiten, en Hij sluit en niemand opent. 8 Ik weet uw werken: zie, Ik heb een
geopende deur voor uw aangezicht gegeven, die niemand kan sluiten; want gij
hebt kleine kracht, maar gij hebt mijn woord bewaard en mijn naam niet
verloochend. 9 Zie, Ik geef sommigen uit de
synagoge des satans, van hen, die zeggen, dat zij Joden zijn en het niet
zijn, maar liegen; zie, Ik zal maken, dat zij zullen komen en zich nederwerpen
voor uw voeten, en erkennen, dat Ik u heb liefgehad. 10 Omdat gij het bevel
bewaard hebt om Mij te blijven verwachten, zal ook Ik u bewaren (Hosea
2:13-19)voor de ure der
verzoeking, die over de gehele wereld komen zal, om te verzoeken
hen, die op de aarde wonen. 11 Ik kom spoedig; houd vast wat gij hebt, opdat
niemand uw kroon neme. 12 Wie overwint, hem zal Ik maken
tot een zuil in de tempel mijns Gods en hij zal niet meer daaruit gaan; en Ik
zal op hem schrijven de naam mijns Gods en de naam van de stad mijns Gods, het
nieuwe Jeruzalem, dat uit de hemel nederdaalt van mijn God, en mijn nieuwe
naam. 13 Wie
een oor heeft, die hore, wat de Geest tot de gemeenten zegt.
14 En
schrijf aan de engel der gemeente te Laodicea:
(commentaar: Laodicea=volksregering.
Historische periode van de ballingschap van Juda (twee stammen) tot het
nationale herstel in de twintigste eeuw)
Dit zegt de
Amen, de getrouwe en waarachtige getuige, het begin der schepping Gods: 15 Ik
weet uw werken, dat gij noch koud zijt, noch heet. Waart gij maar koud of heet!
16 Zo dan, omdat gij lauw zijt en noch heet, noch koud, zal Ik u uit mijn mond
spuwen (Leviticus 18:24-28).
17 Omdat gij
zegt: Ik ben rijk en ik heb mij verrijkt en heb aan niets gebrek, en gij weet
niet, dat gij zijt de ellendige en jammerlijke en arme en blinde en naakte, 18 raad Ik u aan van Mij te kopen goud,
dat in het vuur gelouterd is, opdat gij rijk moogt worden, en witte klederen,
opdat gij die aandoet en de schande uwer naaktheid niet zichtbaar worde; en
ogenzalf om uw oogleden te bestrijken, opdat gij zien moogt. 19 Allen, die Ik
liefheb, bestraf Ik en tuchtig Ik; wees dan ijverig en bekeer u. 20 Zie, Ik sta
aan de deur en Ik klop. Indien
iemand naar mijn stem hoort en de deur opent, Ik zal bij hem binnenkomen en
maaltijd met hem houden en hij met Mij. 21 Wie overwint, hem zal Ik geven met Mij te zitten op
mijn troon, gelijk ook Ik heb overwonnen en gezeten ben met mijn Vader op zijn
troon.
22 Wie een oor heeft, die hore, wat de Geest tot de
gemeenten zegt.
Openbaring 4
1 Na
deze dingen zag ik, en zie, er was een deur
geopend in de hemel; en de eerste stem, die ik gehoord had, alsof een bazuin
met mij sprak, zeide: Klim hierheen op
en ik zal u tonen, wat na dezen geschieden moet.
2 Terstond
kwam ik in vervoering des geestes en zie, er stond een troon in de hemel
en iemand was op die troon gezeten. 3 En die erop gezeten was, was van aanzien de diamant en
sardius gelijk; en een regenboog was rondom de troon, van aanzien de
smaragd gelijk. 4 En
rondom de troon waren vierentwintig tronen, en op die tronen waren
vierentwintig oudsten gezeten, in witte klederen gekleed en met gouden kronen
op hun hoofden.
5 En van de
troon gingen bliksemstralen, stemmen en donderslagen uit; en zeven vurige
fakkels brandden voor de troon; dit zijn de zeven Geesten Gods. 6 En voor de
troon was als een glazen zee, kristal gelijk. En midden in de troon en rondom
de troon waren vier dieren (wezens), vol ogen van voren en van achteren. 7 En
het eerste dier (wezen) was een leeuw gelijk, en het tweede (wezen) dier een
rund gelijk, en het derde dier (wezen) had een gelaat als van een mens, en het
vierde dier (wezen) was een vliegende arend gelijk.8 En de vier dieren (wezens)
hadden elk voor zich zes vleugels en waren rondom en van binnen vol ogen en zij
hadden dag noch nacht rust, zeggende:
Heilig, heilig,
heilig is de Here God, de Almachtige, die was en die is en die komt.
9 En wanneer
de dieren (wezens) heerlijkheid, eer en dankzegging zullen brengen aan Hem, die
op de troon gezeten is en tot in alle eeuwigheden leeft, 10 zullen de
vierentwintig oudsten zich nederwerpen voor Hem, die op de troon gezeten is en
Hem aanbidden, die tot in alle eeuwigheden leeft, en zij zullen hun kronen voor
de troon werpen, zeggende:
11 Gij,
onze Here en God, zijt waardig te ontvangen de heerlijkheid, de eer en de
macht; want Gij hebt alles geschapen, en om uw wil was het en werd het
geschapen.
Wettelijk depot: D/2009/Robert De Telder/Auteur uitgever
Trefwoorden: Bijbel, Eschatologie.
ISBN: 978 16 1627 432 0
NUR: 702
Tenzij anders aangeduid werd de vertaling van het NBG 1951 gebruikt.
Openbaring 5
1 En ik zag
in de rechterhand van Hem, die op de troon zat, een boekrol, beschreven van
binnen en van buiten, welverzegeld met zeven zegels. 2 En ik zag een sterke
engel, die met luider stem uitriep: Wie
is waardig de boekrol te openen en haar zegels te verbreken? 3 En niemand
in de hemel, noch op de aarde, noch onder de aarde kon de boekrol openen of
haar inzien. 4 En ik
weende zeer, omdat niemand waardig was gebleken
de boekrol te openen of die in te zien. 5 En een uit de oudsten zeide tot mij:
Ween niet; zie, de leeuw uit de stam Juda, de wortel Davids (Jesaja
11:1-5), heeft overwonnen om de boekrol en haar zeven zegels te openen. 6 En ik
zag in het midden van de troon en van de vier dieren (wezens) en te midden der
oudsten een lam staan, als geslacht (Jesaja
53:5-7), met zeven horens en zeven ogen;
dit zijn de zeven Geesten Gods, uitgezonden over de gehele aarde.
7 En het
kwam en heeft (de rol) aangenomen uit de rechterhand van Hem, die op de troon
gezeten was. 8 En toen het de boekrol nam, wierpen de vier dieren en de
vierentwintig oudsten zich voor het Lam neder, hebbende elk een citer en gouden
schalen, vol reukwerk; dit zijn de gebeden der heiligen (Psalm 141:2 Laat mijn gebed als reukoffer voor uw aangezicht staan,
het opheffen van mijn handen als avondoffer). 9 En zij zongen een nieuw
gezang, zeggende:
Gij zijt waardig de boekrol te nemen en haar zegels te openen; want Gij
zijt geslacht en Gij hebt hen voor God gekocht met uw bloed, uit elke stam en
taal en volk en natie; 10 en Gij hebt hen voor onze God gemaakt tot een
koninkrijk en tot priesters, en zij zullen als koningen heersen op de aarde.
11 En ik
zag, en ik hoorde een stem van vele engelen rondom de troon, en van de dieren
en de oudsten; en hun getal was tienduizenden tienduizendtallen en duizenden
duizendtallen, 12 zeggende met luider stem:
Het Lam, dat geslacht is, is waardig te ontvangen de macht en de
rijkdom, en de wijsheid en de sterkte, en de eer en de heerlijkheid en de lof.
13 En alle
schepsel in de hemel en op de aarde en onder de aarde en op de zee en alles wat
daarin is, hoorde ik zeggen:
Hem, die op de troon gezeten is, en het Lam zij de lof en de eer en de
heerlijkheid en de kracht tot in alle eeuwigheden.
14 En de
vier dieren zeiden: Amen. En de oudsten wierpen zich neder en aanbaden.
Openbaring 6
1 En ik zag,
toen het Lam een van de zeven zegels opende, en ik hoorde een van de vier
dieren zeggen met een stem als van een donderslag: Kom! 2 En ik zag, en zie,
een wit paard, en die erop zat, had een boog en hem werd een kroon gegeven, en
hij trok uit, overwinnende en om te overwinnen.
3 En toen
Hij het tweede zegel opende, hoorde ik het tweede dier zeggen: Kom! 4 En een
tweede, een rossig paard, kwam, en hem, die erop zat, werd gegeven de vrede
van de aarde weg te nemen, en dat zij elkander zouden slachten, en hem werd
een groot zwaard gegeven.
5 En toen
Hij het derde zegel opende, hoorde ik het derde dier zeggen: Kom! En ik zag, en
zie, een zwart paard, en die erop zat had een weegschaal in zijn hand. 6 En ik
hoorde als een stem te midden van de vier dieren zeggen: Een maat tarwe voor
een schelling en drie maten gerst voor een schelling; en breng geen schade toe
aan de olie en de wijn.
7 En
toen Hij het vierde zegel opende, hoorde ik de stem van het vierde dier zeggen:
Kom! 8 En ik zag, en zie, een vaal paard, en
die daarop zat, zijn naam was [de] dood, en het dodenrijk volgde achter hem. En
hun werd macht gegeven over het vierde deel der aarde om te doden, met het
zwaard, met de honger, met de zwarte dood en door de wilde dieren der aarde. 9 En toen Hij het vijfde zegel opende, zag ik onder
het altaar de zielen van hen, die geslacht waren om het woord van God en om het
getuigenis, dat zij hadden. 10 En zij riepen met
luider stem en zeiden: Tot hoelang, o heilige en waarachtige Heerser, oordeelt
en wreekt Gij ons bloed niet aan hen, die op de aarde wonen? 11 En aan elk
hunner werd een wit gewaad gegeven, en hun werd gezegd, dat zij nog een korte
tijd moesten rusten, totdat ook het getal vol zou zijn van hun
mededienstknechten en hun broeders, die gedood zouden worden evenals zij.
12 En ik
zag, toen Hij het zesde zegel opende, en daar geschiedde een grote aardbeving
en de zon werd zwart als een haren zak en de maan werd geheel als bloed (Joël 2:28-32). 13 En de sterren des
hemels vielen op de aarde, gelijk een vijgenboom zijn wintervijgen laat vallen,
wanneer hij door een harde wind geschud wordt. 14 En de hemel week terug als
een boekrol, die wordt opgerold, en alle
berg en eiland werd van zijn plaats gerukt. 15 En de koningen der aarde en
de groten en de oversten over duizend en de rijken en de machtigen en iedere
slaaf en vrije verborgen zich in de holen en de rotsen der bergen; 16 en zij
zeiden tot de bergen en tot de rotsen:
Valt op ons
en verbergt ons voor het aangezicht van Hem, die gezeten is op de troon, en
voor de toorn van het Lam; 17 want de grote dag van hun toorn is gekomen en wie
kan bestaan (Maleachi 3:2 Doch wie kan de
dag van zijn komst verdragen, en wie zal bestaan, als Hij verschijnt? Want Hij
zal zijn als het vuur van de smelter en als het loog van de blekers)?
Openbaring 7
1 Daarna zag
ik vier engelen staan aan de vier hoeken der aarde, die de vier winden der
aarde vasthielden, opdat er geen wind zou waaien over de aarde, of over de zee,
of over enige boom. 2 En ik zag een andere engel opkomen van de opgang der zon,
hebbende het zegel van de levende God; en hij riep met luider stem tot
de vier engelen, aan wie gegeven was aan de aarde en de zee schade toe te
brengen, 3 en hij zeide: Brengt geen schade toe aan de aarde, noch aan de zee,
noch aan de bomen, voordat wij de knechten van onze God aan hun voorhoofd
verzegeld hebben.
4 En ik
hoorde het getal van hen, die verzegeld waren: honderdvierenveertigduizend
waren verzegeld uit alle stammen (De
stammen Dan en Efraïm zijn weggelaten en vervangen door Jozef en Levi. Zie
Leviticus 24:10-16 en Deuteronomium 29:18-21) der kinderen Israëls. 5 Uit
de stam Juda twaalfduizend verzegelden, uit de stam Ruben
twaalfduizend, uit de stam Gad twaalfduizend, 6 uit de stam Aser twaalfduizend,
uit de stam Naftali twaalfduizend, uit de stam Manasse
twaalfduizend, 7 uit de stam Simeon twaalfduizend, uit de stam Levi twaalfduizend,
uit de stam Issakar twaalfduizend, 8 uit de stam Zebulon
twaalfduizend, uit de stam Jozef twaalfduizend, uit de stam Benjamin
twaalfduizend verzegelden.
9 Daarna zag
ik, en zie, een grote schare, die niemand tellen kon, uit alle volk en stammen
en natiën en talen stonden voor de troon en voor het Lam, bekleed met witte
gewaden en met palmtakken in hun handen.
10 En zij
riepen met luider stem en zeiden:
De zaligheid is van onze God, die op de troon gezeten is, en van het
Lam!
11 En al de
engelen stonden rondom de troon en de oudsten en de vier dieren, en zij wierpen
zich op hun aangezicht voor de troon en aanbaden God, 12 zeggende:
Amen, de lof en de heerlijkheid, en de wijsheid en de dankzegging, en
de eer en de macht en de sterkte zij onze God tot in alle eeuwigheden! Amen.
13 En een
van de oudsten antwoordde en zeide tot mij: Wie zijn dezen, die bekleed zijn
met de witte gewaden, en vanwaar zijn zij gekomen? 14 En ik sprak tot hem: Mijn
heer, gíj weet het. En hij zeide tot mij: Dezen zijn het, die komen uit de
grote verdrukking (Daniël 12:1 en Matteüs 24:21-22);
en zij hebben hun gewaden gewassen en die wit gemaakt in het bloed des Lams.
15 Daarom
zijn zij voor de troon van God en zij vereren Hem dag en nacht in zijn tempel;
en Hij, die op de troon gezeten is, zal zijn tent over hen uitspreiden. 16 Zij
zullen niet meer hongeren en niet meer dorsten, ook zal de zon niet op hen vallen,
noch enige hitte, 17 want het Lam, dat in het midden van de troon is, zal hen
weiden en hen voeren naar waterbronnen des levens; en God zal alle tranen van
hun ogen afwissen (Jesaja 25:8).
Openbaring 8
1 En toen
Hij het zevende zegel opende, kwam er een stilte in de hemel, ongeveer een half
uur lang. 2 En ik zag de zeven engelen, die voor God staan, en hun werden zeven
bazuinen gegeven. 3 En er kwam een andere engel, die met een gouden
wierookvat bij het altaar ging staan, en hem werd veel reukwerk geschonken om
het te geven, met de gebeden van alle heiligen, op het gouden altaar voor de
troon. 4 En de rook van het reukwerk, mèt de gebeden der heiligen, steeg uit de
hand van de engel voor Gods aangezicht op. 5 En de engel nam het wierookvat en
vulde dat met het vuur van het altaar, en wierp (het vuur) op de aarde; en er
kwamen donderslagen en stemmen en bliksemstralen en aardbeving. 6 En de zeven
engelen, die de zeven bazuinen hadden, maakten zich gereed om te bazuinen.
7 En de
eerste blies de bazuin, en er kwam hagel en vuur, vermengd met bloed, en
het werd op de aarde geworpen; en het derde deel van de aarde verbrandde en het
derde deel van de bomen verbrandde en al het groene gras verbrandde.
8 En de tweede
engel blies de bazuin, en er werd iets als een grote berg, brandend van
vuur, in de zee geworpen, en het derde deel van de zee werd bloed, 9 en het
derde deel van de schepselen in de zee, die leven hadden, stierf, en het derde
deel van de schepen verging.
10 En de
derde engel blies de bazuin, en er viel een grote ster, brandend als een
fakkel,
uit de
hemel, en zij viel op het derde deel der rivieren en op de bronnen der wateren.
11 En de naam der ster wordt genoemd Alsem. En het derde deel der wateren werd
alsem en vele van de mensen stierven van het water, omdat het bitter geworden
was.
12 En de
vierde engel blies de bazuin, en het derde deel van de zon werd getroffen
en het derde deel van de maan en het derde deel van de sterren, zodat het derde
deel daarvan verduisterd werd, en de dag voor het derde deel geen licht had en
de nacht desgelijks.
13 En ik zag
en hoorde een arend vliegen in het midden des hemels, die met luider stem
zeide: Wee, wee, wee hun, die op de aarde wonen, vanwege de overige stemmen
van de bazuin der drie engelen, die nog bazuinen zullen!