Merkwaardig verhaal over Engeland. Sinds vorige week is daar het druïdisme officieel erkend als godsdienst.

Ons beeld van de druïden is grotendeels verkeerd. Wij zien een druïde immers als een oude man met een baard die een lang wit gewaad draagt met aan z'n riem een sikkel. Dit terwijl Druïden zowel in het zwart als in het wit gekleed konden zijn, wit was echter wel de overheersende kleur. De reden waarom een druïde als een oude man werd gezien is heel simpel: vooraleer men druïde kan worden moet men de opleiding van bard en ovaat afronden, tegen die tijd echter is men al een man van hogere leeftijd.xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
De benaming "druïde" is afkomstig van het Latijnse woord "druida" en ook van het Keltische "druveid", wat betekent: "die de eik ziet". Gezien druïden een grote kennis bezaten en de veertaling van "druiden" eigenlijk te maken heeft met bomen, kunnen we besluiten dat een druïde een kenner van de bossen of een "boswijze" was. Dit geeft ons een idee van wie de druïden werkelijk waren, mannen en vrouwen die nauw verbonden waren met de natuur.
De heilige boom was de eik, een boom die voor hen meer dan welke andere boom vervuld leek met symboliek. Zo vormde de eikenboom het symbool van de wijze man die zijn kennis onder de leerlingen verspreidt, vergelijkbaar met de eik, die zijn vruchten zo wijd mogelijk om zich heen rondstrooit.

Druïden hadden zeer veel functies en voordelen tegenover anderen, zo moesten ze onder andere geen oorlog voeren en geen belastingen betalen. Door hun inzichten, voorspellingen en genezingen genoten deze wijze mannen groot aanzien bij het gewone volk. Zij waren onder andere al in staat om zons- en maansverduisteringen te 'voorspellen'. Ook waren zij zeer goed op de hoogte van de werking van geneeskrachtige kruiden. Ze werden als een soort wijze mannen of medicijnmannen beschouwd die zich bezighielden met het onderwijzen van de religieuze traditie en met de opvoeding. Ze werden ook nog gezien als magiërs, dichters en filosofen. Hun cultusplaatsen bevonden zich in eikenwouden.
In de eerste eeuw voor Christus brachten de druïden ook mensenoffers, niet in een tempel maar in het diepste van een "heilig" woud. Dit hield in dat de Kelten bepaalde groepen bomen net zo heilig beschouwden als wij tempels en kerken. Gewone mensen mochten niet te dicht bij zo'n heilig bos komen. Daar hielden de druïden toezicht op. De Romeinse dichter Lucanus beweerde dat de Kelten de heilige bomen lieten verwilderen: ze lieten de bomen naar elkaar toegroeien zodat de kruinen het zonlicht tegenhielden. In deze boomgroepen waren beelden van goden uitgehakt in de boomstammen. Op deze heilige plaats werden de offers gehouden. Voor alle vier de natuurelementen hadden de druïden een verschillende dood, namelijk ophanging voor lucht, verdrinking voor water, verbranding voor vuur en levend begraven voor aarde. De personen die geofferd werden waren gewoonlijk krijgsgevangenen, verstotene of misdadigers. Wanneer er zeer weinig misdadigers waren, durfde men ook wel eens gewone burgers te offeren. Uit hun stuiptrekkingen meenden de druïden de toekomst te kunnen voorspellen.

|