Rond 1850 kwam uit Duitsland iets nieuws overwaaien: het opzetten van een dennenboom in de huiskamer. Sinterklaas tekende protest aan. Op rijm, vanzelfsprekend.xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
In de negentiende eeuw kregen katholieke Nederlanders, die toen tweederangsburgers waren, steeds meer te zeggen. Dat botste wel eens met de protestanten. Beide kampen zochten naar manieren om elkaar dwars te zitten.
Zo schreef de protestantse meneer Huisman in 1850 bijvoorbeeld het boekje 'De kerstboom boven St. Nicolaas', waarin hij op rijm allerlei onaardigs over het Sinterklaasfeest zei. Zo benadrukte hij dat protestanten helemaal niet geloven in heiligen (zoals Sinterklaas was), en dat protestanten in plaats van bisschoppen predikanten hebben. 'Neen, weg met zo'n gevaarlijk feest. Geen bisschop tot patroon', schreef Huisman. In plaats van bisschoppen mocht men enkel Jezus eren, en hoe kon dat beter dan via het kerstfeest?
Dat feest was in Nederland net leuker gemaakt met een van Duitse protestanten overgenomen traditie: het versieren van een dennenboom in de huiskamer. Onderwijzer Jan Schenkman schreef uit naam van Sint Nicolaas een brief om Sinterklaas tegen de oprukkende kerstbomenrage te verdedigen. Op rijm schreef Sint: 'Door van Germanjes (Duitse) grond dien boom te laten halen, tracht gij, zo't moglijk is, mijn aanzien te doen dalen.' Maar Sint ging niet opzij voor een boom, hoe fraai die ook is versierd: 'Ik laat door geen sparrenboom mij van den zetel dringen.'
De wedstrijd eindigde onbeslist: Sint bleef populair bij katholieken en protestanten, maar in Nederlandse huiskamers was de protestantse kerstboom voortaan ook niet meer weg te denken.
|