Mijn nonkel, Karel Henderickx (1910-2005), schreef in zijn herinneringen over het begin van WO I :
Toen de oorlog 1914-1918 uitbrak, woonden wij in Borgerhout. Dit beeld zie ik nog voor mij: vader werd opgeroepen (1e grenadiers), moeder stond op de dorpel van het huis, Louisa op de arm, Maria en ik nevens haar, allemaal te wenen. Wij zijn aanstonds naar Halen getrokken . Wanneer de Slag van Halen begon was ik samen met mijn grootvader in de Boerendans. Over de steenweg lag een barricade van omgehakte beukenbomen. Na de aanvallen van de Duitsers op deze stelling bracht men de Duitse slachtoffers in de Boerendans: de doden op de mesthoop op de koer, de gekwetsten in de gang van het huis. Ik hoor ze nog altijd kermen en roepen: Wasser, wasser
Tegen de avond zagen we alleen nog de loslopende paarden van de Duitsers in de richting van Diest: de Duitsers waren verslagen.xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
Een achttal dagen na de Slag zijn de Duitsers weergekeerd. Wij verbleven nog in de Boerendans, grootvader was hier aangesteld als bewaker door de familie Decoster. Grootvader en ik werden als gijzelaars gepakt en tussen de paarden moesten wij mee om te zeggen of er verderop nog Belgische soldaten lagen.
Tijdens de oorlog verbleef ik afwisselend bij grootouders en bij moeder in de Capucienenstraat in Zelk, die ondertussen ziekelijk was geworden van miserie en verdriet om vader, waarvan wij niet wisten of hij nog leefde of dood was. Soms hoorden wij het zwaar geschut aan de IJzer wanneer de wind uit die richting kwam; dan weende moeder en dacht aan vader.
|