Na de
verheffing van het christendom tot staatsgodsdienst kwam er ook een grondige
verandering in het soort kerkgebouwen.
Naast de centrale
cultushal werden ook aparte gebouwen en kamers voorzien voor andere functies
als het toedienen van het doopsel, het onderdak verlenen aan de voorgangers of
zelfs soms reizigers en ruimtes waar men armen kon opvangen en helpen. Het huis
van God, Domus Dei, was maar een deel van het groter huis, Domus Ecclesiae. De secundaire functies waren wonen en
slapen, eten en drinken, dansen, verkoop van goederen, bijeenkomsten,
rechtshandelingen, aankondigingen, opslagplaats, onderwijs en
bibliotheek. Net zoals gebruikelijk was in de Griekse en Romeinse tempels
werden kerken gebruikt voor incubatie. Gelovigen hoopten door te overnachten in
een kerkgebouw dat zij zouden genezen. Soms verbleef men verschillende dagen in
het gebouw en ging het verblijf gepaard met baden. Verschillende teksten over
wonderbaarlijke genezingen zijn tot op vandaag overgeleverd. Men kende ook
reeds een soort van kerkasiel. Dit gebruik werd eveneens overgenomen uit het
heidendom. Het woord asiel gaat overigens terug op het Griekse woord άσυλον
of asylon, dat verwees naar de
onschendbare heilige plaats. Oorspronkelijk werd voornamelijk de altaarruimte,
en in tweede instantie de gehele kerkruimte door het ius sanctuarii van de
Romeinse overheid erkend als heiligdom.
De
agapè-maaltijd, die in de apostolische tijd een vast onderdeel van het
christelijk vieren was, wordt een punt van betwisting in de tijd van de
kerkvaders. Ambrosius van Milaan zou een van de belangrijkste tegenstanders
worden, mede doordat ook Augustinus zijn visie door hem liet beïnvloeden. Canon
XXVIII van de synode van Laodicea (ergens tussen 343-381) is overduidelijk:
Het is niet toegestaan feesten van
liefde, zoals ze worden genoemd, te houden in een huis van de Heer, of een kerk,
noch is het toegestaan te eten of banken te plaatsen in het huis van de Heer.
Ondanks het
feit dat vele agapè-maaltijden een nobel doel hadden, zoals het verstrekken van
eten aan de armen, moeten zij vaak zijn uitgelopen op braspartijen.
Niettegenstaande bleef op vele plaatsen de agapè-maaltijd of gelijkaardige
feesten in gebruik. Met het dansen in kerken was het anders gesteld. Het
gebruik om op belangrijke feesten te dansen in kerken werd door verschillende
bisschoppen en synodes verboden. De verkoop van dranken en allerlei andere
goederen onderging hetzelfde lot.
Het gebeurde
dat kerken als opslagplaatsen gingen dienen voor waardevolle goederen, graan en
dieren. Dit werd enkel bij uiterste noodzaak toegelaten, bijvoorbeeld ten
tijden van oorlog of belegering. De kerkgebouwen waren immers meestal centraal
gelegen en betrekkelijk stevige constructies. Uitzonderlijk werden ook dieren
van reizigers in de kerk toegelaten. Maar ook hier gold dat het uit noodzaak
moest zijn.
Doordat de
bisschop jurisdictie bezat werd er ook recht gesproken in kerken, of toch zeker
in het secretarium of de sacristie. Zoals we vandaag nog het gebruik van zweren
op de Bijbel kennen, zo bestonden er ook gelijkaardige rituelen met de altaren
of graven van heiligen. Het gebeurde ook dat documenten met een juridische
waarde werden opgesteld en ondertekend op deze plaatsen. Kerken werden eveneens
gebruikt om wetten en beslissingen van de Staat af te kondigen.

|