Zowat alle culturen en religies kennen een vastenperiode. Onder vasten verstaat men boetedoening door zich te onthouden van bepaalde gewoonten. Minder of geen eten, geen gemeenschap hebben, geen eieren of vlees eten, geen alcohol drinken, niet snoepen enzomeer.
De christenen kennen een veertigdaagse vasten die aan Pasen voorafgaat. De gelovigen mochten maar één maaltijd per dag nemen uitgezonderd op zondag. De vasten duurde van Aswoensdag tot Pasen. Dat de vasten ook zijn invloed had op het seksuele leven van onze voorouders vinden we terug in de geboortecijfers, men merkt een merkelijk lager aantal concepties op tijdens deze periode. De Luikse catechismus uit 1605 drong erop aan dat men in het huwelijk geen liefde zou bedrijven wanneer de vrouw op haar tijd is, op zon- en heiligdagen en op vastendagen. Men geloofde dat wanneer men dit wel zou doen de nakomelingen door de duivel bezeten zouden zijn, melaatsheid hebben of vallende ziekte zouden krijgen. In sommige predikaties van de 18de eeuw vinden we dergelijke aanmaningen die vanop de preekstoel werden verkondigd: dat het betaemt zig met gemeene toestemminge ende raed te onthouden, te weten op feestdaegen en vastendaegen en namentlyk eenige daegen voor de H.Communie. Dr. K.C.Peeters schrijft in zijn boek Eigen Aard dat in de vastentijd een man slechts drie keer zijn bruid mocht bezoeken en dat heette dan: op vastenavond: zijn lief in t zout leggen; op Halfvasten: zijn lief eens omkeren; en met Pasen: zijn lief uit het zout halen.
|