Nu Pasen dichterbij komt heb ik weer eens toegegeven aan mijn taalnieuwsgierigheid. Vijgen na Pasen lijkt me zo een gekke uitdrukking, dat ik het niet kon laten. xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" /> In de middeleeuwen waren de vastendagen zeer talrijk, niet alleen alle vrijdagen maar ook de quatertemperdagen, de vigiliedagen voor de grote feesten en natuurlijk de grote of veertigdaagse vasten. Na de wintertijd, de tijd van feesten en schrokpartijen, zorgde de Kerk voor afremming; dit was de grote vasten, tijd van soberheid en van versterving. Voor velen was het echter een onontkoombare noodzakelijkheid, de voorraden van vlees en dergelijke waren immers op en slechts een noodzakelijke en noodgedwongen vasten kon de burgers de lente doen bereiken. Op vastendagen mocht er geen vlees en geen vette spijzen gegeten worden. De reglementering verschilde wel eens van streek tot streek volgens het bisdom.De beenhouwers mochten het vlees niet etaleren op peine van zware straffen. Op het eten van vlees stonden lijfstraffen en zelfs de doodstraf kon men krijgen voor worteltjes met spek. Lodewijk IX, bijgenaamd de heilige, dreef de versterving wel zo ver dat hij zich ont hield van bij zijn vrouw te slapen, maar hij zal wel een uitzondering geweest zijn. Buiten de klassieke vastenspise, zoals vis, groenten en kaas werd er ook, maar dan door de rijken, de armen konden zich dit niet aanschaffen, zaken gegeten zoals rozijnen, dadels, noten en gedroogd fruit. Ook vijgen behoorden daarbij en als de vijgen te laat uit het verre Turkije arriveerden sprak men van vijgen na Pasen, vastenspijs na de vasten...
|