
Ottorino Respighi was een Italiaans componist uit de eerste helft van de twintigste eeuw. Hem
(en zijn symfonisch gedicht Fonteinen van
Rome) houden we in gedachten als wij één van de talloze fonteinen
bewonderen om hun gebeeldhouwde schoonheid of als we hopen op een spoedige
terugkeer naar de Eeuwige Stad door een muntje in de Trevifontein te gooien.
Wanneer men met de rug naar de fontein staat, de
ogen sluit, aan Rome denkt en met de rechterhand over de linkerschouder een
muntje in het water gooit, zal men ooit terugkeren naar Rome. (Vroeger dronken
de mensen ook het water uit de fontein als ze dorst hadden en ook om dezelfde
bijgelovige reden). Een andere zienswijze zegt dat het werpen van de twee
muntjes u in staat moet stellen 'uw geliefde' te ontmoeten in de Eeuwige stad.
Drie muntjes gooien leidt tot huwelijk of scheiding. Er worden veel munten in de
fontein gegooid die de gemeente Rome aan goede doelen besteedt. De Trevifontein
dankt zijn roem natuurlijk niet alleen aan zijn eigen indrukwekkende schoonheid
maar ook aan de film La Dolce Vita van Fellini, waarin Anita Eckberg een bad
neemt in de fontein.
Even mooi, maar nog indrukwekkender is de fontein
van de Piazza Navona andermaal van de hand van Bernini. Zij kreeg de naam
Fontein van de vier stromen. Maar het
meest liefelijk is de fontein van de Bark, die we zullen tegenkomen als we
flaneren in de buurt van de Spaanse Trappen.
Rome kan op zichzelf een synthese bieden van het thema Waterzó
dat Fonteinen van Rome een begrip is geworden dat ook in de beeldende
kunsten, de muziek, de film is binnengehaald. Met enige overdrijving zegt
Cesare d'Onofrio in zijn studie Fontane di Roma dat de fonteinen het meest
karakteristieke element van de stad vormen, méér dan de kerken, de paleizen, de
villa's, de ruïnes. Wel is geen stad zo rijk aan fonteinen. De archeoloog
Rodolfo Lanciani berekende dat het oude Rome 212 fonteinen had, gevoed door elf
aquaducten. Het puin van de machtige aquaducten die men tegen de einders van de
Romeinse campagna ontwaart en de overblijfselen van de thermen die tot in de
verste provincies van het Romeinse rijk worden gevonden, tonen hoe, bij dit
volk, het gebruik van lopend water in de vormen van de bouw- en beeldhouwkunst
tot een volmaakte techniek en de hoogste verfijning was geraakt. Hadden de
praktische Romeinen in de eerste plaats oog voor zijn nuttige functie, zij
kenden ook reeds het water als decoratief en vreugdescheppend fantasie-element
zoals de sierbekkens uit keizerlijke en andere villa's getuigen.

|