De heilige Antonius van Egypte (Antonius abt of Antonius de Grote) leefde van 254 tot 356.
Antonius werd geboren als kind van rijke ouders. Toen hij 20 jaar was, stierven zijn ouders. Hij gaf al zijn bezittingen weg aan de armen en trok zich terug in de eenzaamheid van de woestijn. Later voegden zich andere christenen bij hem en vormden één van de eerste gemeenschappen van monniken. Hij was de eerste monnik die zoveel volgelingen kreeg en staat daarom bekend als de vader van het kloosterleven. Hij stierf op 105-jarige leeftijd en werd volgens zijn eigen instructies in een geheim graf begraven, om te voorkomen dat zijn graf een plaats van verering zou worden. Al snel na zijn dood werd hij heilig verklaard.
Zijn bijnaam "Antonius met het varken" ontstond in de Middeleeuwen. De Antonieten, leden van de naar hem genoemde verpleegorde, mochten hun varkens vrij laten rondlopen als vergoeding voor de verpleging die zij verstrekten. Op 17 januari, naamdag van de heilige Antonius, werden deze varkens geslacht en het vlees verdeeld onder de armen.
Bekend is het verhaal van de bekoringen van Sint-Antonius. Aan Antonius zouden duivels en kwelgeesten zijn verschenen die poogden hem van het goede pad af te brengen. Dit verhaal werd later een rijke inspiratiebron voor vele schilders, gaande van Jeroen Bosch tot Salvator Dali.
Antonius is de patroonheilige van de wevers, slagers, suikerbakkers, mandenmakers, begrafenisondernemers, varkenshoeders, patroon ook van varkens zelf en huisdieren. Hij wordt ook aanroepen tegen de pest, ziekten, het Sint-Antoniusvuur en allerhande veeziekten. In oze streken gold hij als pestheilige. Hij is beschermheilige van Essene, Okegem, Brasschaat en een paar Noord-Brabantse dorpen. Zijn attribuut is een bel. Deze is soms bevestigd aan zijn staf. De varkens van zijn orde dragen ook een bel.


|