Handel was bijna een maand ouder dan Bach en werd op 23 februari 1685 eveneens in Noord-Duitsland (Halle) geboren. Zijn vader was vorstelijk chirurg. Friedrich kende materieel gezien een onbezorgde jeugd. Voor en tijdens zijn muziekopleiding bij Zachow studeerde hij rechten, en als zeventienjarige genoot hij reeds een grote faam als organist, en kreeg een betrekking aan de gereformeerde domkerk van Halle. In 1703 trekt hij plots naar Hamburg, en werkt er als violist en clavecinist met Mattheson aan de opera.
Hij gaat zijn muziekopleiding voltooien in Italië, en heeft in Firenze, Rome, Napels en Venetië vruchtbaar contact met Scarlatti, Marcello en Corelli. In Venetië wordt hij een succesrijk operacomponist, en zijn faam gaat hem vooral naar Hannover, waar hij als hofkapelmeester wordt benoemd. Er was echter zo weinig werk, dat hij er zonder toestemming uittrekt, en naar Londen reist. In 1714 echter wordt keurvorst Georg van Hannover King George van Engeland: veiligheidshalve houdt Handel zich een tijdlang in de schaduw, en volgens de overlevering (waarom zou die het voor een keer niet eens bij het rechte eind kunnen hebben?) ensceneerde hij de verzoening door de "Water Music"-suite. Zo werd hij officieel hofcomponist en muzikaal alleenheerser. Hij richt de Royal Academy of Music op, waar de Italiaanse opera hoogtij vierde. De veertig opera's die hij hiervoor componeerde worden eerst de laatste jaren onder het stof van de archieven gehaald. De enige die in bredere muziekkringen bekende melodie is het Largo uit Xerxes. Stilaan worden er bressen geslagen in zijn alleenheerschappij: John Gay ridiculiseert met zijn Beggar's Opera de Italiaanse opera zozeer, dat het grote en zelfs hoge publiek wegblijft. Handel gaat op reis naar Duitsland om zijn zieke moeder te bezoeken en zelf van de emoties te bekomen, en hij heeft er een ontmoeting met Wilhelm Friedemann Bach.
Bij zijn terugkeer in Londen reorganiseert Handel de opera-onderneming, maar hij gaat zich geleidelijk meer interesseren voor het genre waaraan hij zijn tweede carrière te danken heeft, en dat hem ruimschoots vergoedde voor de mislukkingen: het oratorium.
In 1737 krijgt hij een beroerte, waarvan hij herstelt door een kuur in Aken. In drie weken tijd componeert hij "The Messiah" voor een liefdadig doel in Dublin, terwijl in Londen zelf de grote doorbraak komt na "Juda Maccabeus". Terwijl hij aan "Jephta" werkt krijgt hij last met de ogen en wordt geleidelijk blind.
Als hij ook deze morele klap te boven gekomen is, begint hij aan een late carrière als orgelvirtuoos en -improvisator. Hij sterft plots op Goede Vrijdag, 14 april 1759, en zijn lichaam wordt bijgezet in Westminster Abbey.xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
|