
De
Amerikanen claimen dat op 10 september
1846 het patent van Elias Howe de era van de naaimachine inluidde.
Wie
de naaimachine uitgevonden heeft, is niet eenvoudig te zeggen. Er zijn in ieder
geval meer dan genoeg kanshebbers op de titel.
Het
verhaal begint in 1755 in Londen als een Duitse immigrant, Charles Weisenthal,
patent aanvraagt op een naald die gebruikt kan worden voor mechanisch naaien.
Hij heeft echter geen idee hoe de machine eromheen zou moeten werken. Nog 34
jaren verstrijken voordat de Engelsman Thomas Saint uitvindt wat de eerste
echte naaimachine genoemd zou kunnen worden. Deze uitvinding blijft echter
beperkt tot een patent op het ontwerp voor een machine om leer te stikken, want
als men later probeert naar aanleiding van Saints ontwerp een machine te
bouwen, lukt dat niet zonder ingrijpende aanpassingen.
Zo
rond 1810 maakt de Duitser Balthasar Krems een apparaat om petten mee te
naaien, maar hij vraagt er nooit patent op aan. In diezelfde tijd zit in
Oostenrijk Josef Madersperger ook niet stil. Deze man produceert een serie
machines in het begin van de negentiende eeuw en verkrijgt een patent in 1814.
Fabriekje
Iemand die zeker aanspraak maakt op de titel
uitvinder van de naaimachine is Barthélemy Thimonnier, een arme kleermaker
uit Frankrijk. In 1830 ontwerpt en fabriceert hij een redelijk praktische,
bijna geheel houten naaimachine. Hij borduurt daarbij voort op de uitvindingen
van Weisenthal en Saint. Thimonnier begint een klein fabriekje met tachtig
machines en krijgt in 1840 een grote order voor het maken van legerkleding. De
kleermaker probeert zijn machine te verbeteren en vraagt patenten aan in Engeland
en Amerika; hij wordt echter voorbijgestreefd door betere ontwerpen van
anderen. Een groep kleermakers die zich in hun bestaan bedreigd voelen door de
komst en het succes van de naaimachine, bestormt tot twee keer toe de fabriek
en vernielt de machines. Thimonnier overlijdt in 1857 in het armenhuis.
Wedstrijd
Ondanks de enorme vlaag van
naaimachine-uitvindingen in de eerste helft van de negentiende eeuw wijzen de
meeste Amerikanen hun landgenoot Elias Howe aan als de uitvinder van het alom
geprezen instrument. In 1844 heeft hij het prototype klaar en een jaar later
ontvangt hij patent op zijn ontwerp. Howe probeert meteen de
kleermakersindustrie warm te maken voor zijn uitvinding. Hij organiseert zelfs
een wedstrijd tussen de machine en enkele 'ouderwetse' handnaaiers. Ondanks de
glorierijke overwinning van de machine en maanden van demonstraties is de
wereld nog niet klaar voor mechanisch naaien: Howe verkoopt geen enkel
exemplaar.
Hij
probeert het vervolgens in Engeland, maar daar krijgt hij eveneens weinig voet
aan de grond. Wanneer hij uiteindelijk straatarm terugkeert naar Amerika,
blijkt dat daar de interesse voor het machinaal naaien gewekt is en dat tientallen
fabrieken, inclusief de beroemde Singer, druk bezig zijn naaimachines te
produceren. Die activiteiten zijn overigens in strijd met het patent van Howe.
Een lange serie rechtsgedingen volgt en een schikking wordt pas bereikt als de
grootste fabrieken hun patenten op één hoop gooien om zo hun monopolie te
verdedigen.

|